33 240 XIII Rapport Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2011

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 mei 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft over het Rapport Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2011 van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Kamerstuk 33 240 XIII nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van [datum] gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt. De vragen en opmerkingen zijn op 30 mei 2011 aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voorgelegd met het verzoek deze te beantwoorden uiterlijk 6 juni 2012 om 12.00 uur.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Peen

Lijst van vragen – totaal

1

Wat gaat u eraan doen om de meetmethoden te verbeteren?

De AR is van mening dat de wijze waarop en de mate waarin gemeten wordt of slachterijen voldoen aan de veiligheidseisen niet geschikt is om generieke uitspraken ten aanzien van voedselveiligheid te doen. Ik deel de conclusie van de AR niet dat de meting van de realisatiewaarde van de prestatie-indicator «naleving Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-verplichting» niet is gebaseerd op een toetsing van het gehele HACCP-systeem, maar slechts van een deel daarvan. In de gekozen systematiek worden binnen een bepaalde tijdsperiode alle bedrijven en alle aspecten van het HACCP-systeem onderzocht. Op basis van een risicogebaseerde aanpak wordt in elk begrotingsjaar een deel van de bedrijven en aspecten geselecteerd. Aan de hand van die uitkomsten wordt door experts een schatting gemaakt van de gemiddelde naleving van alle aspecten van het HACCP-systeem. Op deze wijze komt de realisatiewaarde op een kosteneffectieve wijze tot stand. Ik ben daarom niet voornemens om de meetmethodiek te veranderen.

2

Waarom is de recente informatie over voedselveiligheid niet openbaar, waarom is deze informatie niet opgenomen in het jaarverslag terwijl u wel van mening bent dat hier een belangrijke taak voor de overheid is weggelegd?

De cijfers over het aantal voedselinfecties en -vergiftigingen worden jaarlijks door het RIVM gepubliceerd op basis van meldingen van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en de GGD’en. Op het moment van onderzoek van de AR waren meer recente gegevens hierover nog niet door het RIVM gepubliceerd. Eind juli zal deze publicatie van het RIVM verschijnen.

3

Deelt u de conclusies van de Algemene Rekenkamer dat het jaarverslag weinig relevante informatie bevat over de bereikte effecten en de daarvoor verrichte prestaties over natuur, kunt u hierover alsnog een overzicht geven en op basis van welke informatie laat u de verantwoording plaatsvinden?

Zoals in de reactie van de minister op het rapport reeds is benadrukt, is deze informatie in andere parlementaire stukken en projectrapportages opgenomen. De belangrijkste daarvan is de jaarlijkse voortgangsrapportage van het groot project Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Conform afspraken hierover met uw Kamer (TK 30 825, nrs. 12 en 18 (bijlage) ) wordt deze voortgangsrapportage jaarlijks rond Prinsjesdag aan uw Kamer toegestuurd. Ik deel de mening van de Algemene Rekenkamer dat in dit geval in het jaarverslag een duidelijke verwijzing naar de betreffende documenten moet worden opgenomen. Daarom is in het jaarverslag (p.116) verwezen naar zowel de nog te verschijnen voortgangsrapportage groot project EHS (rapportagejaar 2011) als de voortgangsrapportage Natuurmeting op kaart (peildatum 1-1-2012).

4

Voelt u zich verantwoordelijk voor een betere voedselveiligheid in Nederland? Zo nee, waarom niet en waarom staat die doelstelling er dan? Zo ja, waarom dan deze reactie, komt deze informatie er wel in een volgend verslag en kunt u zeggen hoe de cijfers er nu voor staan?

De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van voedingsmiddelen ligt primair bij het bedrijfsleven. De verantwoordelijkheid van de overheid inzake voedselveiligheid komt naar voren in haar taak voor de kaderstelling, de normstelling en het toezicht hierop. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) moet de regels voor de veiligheid van voedsel controleren en daarop handhaven. Ten aanzien hiervan merk ik op dat het ministerie van VWS verantwoordelijk is voor de gehele Europese wetgeving voor voedselveiligheid met uitzondering van de het slacht van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waarvoor het ministerie van EL&I verantwoordelijk is.

Ik zal in overleg met het ministerie van VWS de mogelijkheid onderzoeken of, aanvullend op de indicator over de HACCP-verplichting, andere objectieve informatie over voedselveiligheid in een volgend jaarverslag kan worden opgenomen.

5

Bent u het ermee eens dat u ook moeten sturen op de gewenste uitkomst, namelijk een verhoogde voedselveiligheid en dat alleen verantwoordelijkheid nemen voor de regels niet past, indien deze niet zouden bijdragen aan het doel voedselveiligheid?

Samen met de minister van VWS is de inzet van de overheid erop gericht de veiligheid van het voedsel in Nederland te borgen en waar nodig te verhogen. Tevens verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.

6

Hoe verklaart u de forse toename in het aantal onvolkomenheden en heeft dit met de reorganisatie te maken?

De forse toename in het aantal onvolkomenheden heeft enerzijds te maken met de reorganisatie en samenvoeging van beide departementen. En anderzijds heeft het te maken met andere manier van beoordelen/normering van de Algemene Rekenkamer op ten opzichte van vorig jaar in rijksbreed perspectief.

7

Welke maatregelen gaat u nemen om de geconstateerde onvolkomenheden door de Rekenkamer aan te pakken, wat is de oorzaak dat er 5 onvolkomen meer zijn geconstateerd in vergelijking met vorig jaar en wat gaat u eraan doen dat de twee onderwerpen waar de Rekenkamer aandacht voor vraagt, afwikkeling van het FES en tussentijdse afrekening van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), niet als onvolkomenheden worden geconstateerd volgend jaar?

Er zijn intern reeds maatregelen getroffen om de geconstateerde onvolkomenheden voor volgend jaar te voorkomen. Ik verwijs u hiervoor naar mijn bestuurlijke reactie aan de Algemene Rekenkamer. De desbetreffende dienstonderdelen rapporteren over de voortgang om de onvolkomenheden tijdig op te lossen. Daarnaast is er een strakkere sturing op de uitvoering hiervan.

De oorzaak van 5 onvolkomenheden meer heeft grotendeels te maken met de strengere oordeel van de Algemene Rekenkamer. Daarnaast heeft het ook te maken met de samenvoeging van beide departementen.

Het FES is per 1 januari 2011 afgewikkeld. Bij het jaarverslag over 2010 heb ik aangegeven welke stappen ik heb ondernomen met het ministerie van Financiën om de afwikkeling van het FES op een zorgvuldige wijze te laten plaatsvinden. Omdat voor het FES vanaf 2011 geen begrotingswet meer wordt ingediend, wordt er ook geen FES-jaarverslag 2011 opgesteld en heb ik met de minister van Financiën geconcludeerd dat er geen aanvullende financiële verantwoordingen over de afzonderlijke, voormalige FES projecten meer hoeven te worden opgesteld.. Ik heb de Tweede Kamer hierover eind 2010 reeds geïnformeerd.

De aandachtspunten van de Rekenkamer betrek ik bij de verdere afwikkeling van het ILG.

8

Kunt u onderschrijven dat de laatste fusie nog steeds negatieve gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering, kunt u aantonen hoe en of met de ingekrompen bezetting, de kwaliteit van de uitvoering gewaarborgd kan blijven, waar de ambitie ten gevolge van de fusie naar beneden is bijgesteld, waar qua personele invulling nu de grootste klappen vallen en wat het meest recente personeelstevredenheidsonderzoek Nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan ten opzichte van oudere personeelstevredenheidsonderzoeken geeft?

Het uitgangspunt bij de fusie is steeds geweest om de kwaliteit van het toezicht zoveel mogelijk te blijven waarborgen. Daarom heeft de krimp zich ook vooral op het gebied van management en bedrijfsvoering voorgedaan.

De fusie heeft tijdelijk gevolgen voor de bedrijfsvoering. Zo is de aandacht voor het beheer van de opbrengsten tijdelijk onvoldoende geweest.

Wat betreft de uitkomsten van het medewerkertevredenheidsonderzoek in 2011, die zijn vergelijkbaar met de uitkomsten van de onderzoeken die in 2006 bij de AID, PD en oude VWA zijn gehouden.

9

Hoe staan de verschillende categorieën ruilgronden in de boeken en tegen welke waarde en welke financiële risico's loopt het Rijk als gronden niet worden overgedragen?

Er zijn geen verschillende categorieën ruilgronden. De ruilgronden betreffen 14 000 ha. van alle door EL&I gefinancierde gronden. Alle gronden van Bureau Beheer Landbouwgronden zijn gewaardeerd tegen de historische kostprijs. Als de gronden niet worden overgedragen loopt het Rijk geen financiële risico’s.

10

Is de historische aanschafprijs van 660 miljoen wel een herschikte inschattingsmethode van de actuele waarde van de betreffende ruigronden, de aankoopprijs is toch meest hoger dan de verkoopprijs en gronden die vele jaren geleden gekocht zijn kunnen nu meer waard zijn?

Het bedrag van € 660 mln is niet de historische aanschafprijs maar de actuele agrarische waarde van de actuele waarde van de 14 000 ha ruilgrond per 1/1/2011. Doorlevering/verkopen vonden tot voor kort plaats tegen de historische aanschafprijs. In de grondnota die ik binnenkort naar uw Kamer zal sturen zal ik u hier nader over informeren

11

Is het afrekenen op basis van gerealiseerde prestaties het enige middel om de beginpositie van de provincies wat de verwervings- en inrichtingstaakstelling betreft voor de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het nieuwe stelsel helder te krijgen? Zo nee, welke andere middelen en methoden worden er door u gebruikt om duidelijkheid te krijgen over de beginpositie?

De Natuurmeting op kaart 2011 geeft inzicht in de stand van zaken met betrekking tot de realisatie van verwerving, inrichting en beheer van de (nog niet herijkte) EHS. De natuurmeting 2011 brengt de situatie per provincie (peildatum 1 januari 2011) in beeld voor de restanttaakstelling op grond van de nulmeting op kaart 2007, waarin de uitgangssituatie voor verwerving, functieverandering en inrichting van de EHS bij de inwerkingtreding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) is vastgesteld. De rapportage is opgesteld door de Dienst Landelijk Gebied (DLG). De realisatie van de restanttaakstelling EHS is gebaseerd op eenduidige definities en bronnen, en is op provinciale GIS-kaarten weergegeven. Hierdoor is de betrouwbaarheid van de gegevens hoog. De realisatiecijfers zijn opgeleverd door de DLG, Dienst Regelingen (DR), Staatsbosbeheer, particuliere terreinbeherende organisaties en provincies.

12

Deelt u de conclusies van de Rekenkamer dat bij de afrekening niet kan worden vastgesteld dat middelen die de Kamer de afgelopen jaren heeft uitgetrokken voor de verschillende begrotingsartikelen, ook aan de doelen van deze artikelen zijn besteed en waarom is de controle hier niet op toegesneden?

Nee, ik deel deze conclusie niet. Het Investeringsbudget Landelijk Gebied is een afspraak over het realiseren van prestaties, zodanig opgezet dat provincies de regierol konden nemen met betrekking tot een slagvaardige sturing in het landelijk gebied. Het budget konden de provincies gedurende de zevenjarige ILG-periode flexibel inzetten zonder schotten tussen doelen, beleidsthema’s of begrotingsjaren. De provincie had daarmee binnen de ILG-afspraken ruimte om de uitvoering te organiseren, toegesneden op de gebieden. Kortom, een integrale gebiedsgerichte benadering. Het past daarmee niet een controle in te richten op het niveau van bestedingen per doel/artikel.

In de Bestuursovereenkomsten 2007–2013 Investeringsbudget Landelijk Gebied is derhalve vastgelegd, dat de vaststelling van het ILG-budget (2014) zou plaatsvinden op grond van de geleverde prestaties.

In dit kader heeft de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2010 de aanbeveling gedaan om één begrotingsartikel voor het ILG op te stellen, ten behoeve van een verbetering van de controle van de financiële gegevens en passend bij de ILG afspraken. Dit advies is opgevolgd en bij de begroting 2012 geïmplementeerd.

Het Rijk heeft jaarlijks de voortgang in de prestaties en uitgaven gevolgd. Zie ILG voortgangsrapportages 2007 (TK, 29 717, nr. 12), 2008 (TK, 14 september 2009), 2010 (TK, 30 825, nr. 111) en de Midterm Review 2009 (TK, 29 717, nr. 17).

In het decentralisatieakkoord natuur is een tussentijdse beëindiging van het ILG afgesproken, en afrekening over de periode 2007–2010. Het Rijk is voornemens het investeringsbudget over deze periode vast te stellen op basis van een oordeel over de prestaties (hierbij heeft het Comité van Toezicht een belangrijke rol) en een oordeel over de bestedingen op basis van de ILG accountantsverklaringen.

13

Onderschrijft u de stelling van de Rekenkamer dat u niet met zekerheid kunt vaststellen dat middelen Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) ook aan de doelen van deze artikelen zijn besteed, zo ja wat gaat hij hieraan doen. Zo nee, waarom niet en klopt het dat het decentralisatieakkoord het zicht op de financiën alleen maar vermindert?

Zie de beantwoording van vraag 12.

Met de decentralisatie van natuur wordt de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid overgedragen naar de provincies. Hiermee komt het natuurbeleid dichter bij de burger te liggen. Bij deze afspraken past een andere financieringsvorm dan de afgelopen jaren het geval is geweest. Afgesproken is om de resterende ILG budgetten als decentralisatie-uitkering aan het Provinciefonds worden toegekend.

Er worden geen aparte verticale toezichtsrelaties ingericht. Provincies zijn verantwoordelijk voor hun eigen financieel beleid. Het provinciebestuur legt jaarlijks verantwoording af over de besteding van de Provinciefondsmiddelen aan Provinciale Staten. Uit deze verantwoording kan het Rijk aflezen hoe de herijkte EHS ruimtelijk vordert.

De ontwikkeling van de stand van soorten en de kwaliteit van habitats wordt gevolgd via de gezamenlijk door Rijk en provincies uit te werken monitoringssystematiek.

14

In hoeverre en hoe is de vorige onvolkomenheid, namelijk gebrek aan controle, informatie en sanctiemogelijkheden richting provincies betreffende het natuurbeleid opgelost, heeft het decentralisatieakkoord een oplossing voor het gebrek aan controle, informatie en sanctiemechanisme of verergert dit akkoord deze gebreken en hoe worden deze gebreken van controle, informatie en sanctie aangepakt?

Er is geen sprake geweest van een onvolkomenheid. De aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer hadden betrekking op het formuleren van sanctiebeleid, de aanbeveling om te komen tot één begrotingsartikel en het instellen van een gegevensautoriteit. In 2011 is invulling gegeven aan de aanbevelingen.

In het kader van het sanctiebeleid is conform de wettelijke ILG bepalingen een waarschuwingsbrief naar de provincies verstuurd. Hierin is aangegeven, dat de aangegane ILG verplichtingen uiterlijk 31-12-2013 tot ILG -prestaties moeten hebben geleid. De begroting is aangepast, waarbij alle ILG onderdelen zijn ondergebracht in één begrotingsartikel.

Met het decentralisatieakkoord is er echter sprake van een nieuwe set van afspraken met gevolgen voor de controle, informatie en het sanctieregime. Het ILG wordt afgerond en afgerekend per 1-1-2011 op gerealiseerde ILG bestedingen en prestaties. Over de periode 2011–2013 worden de juridisch harde verplichten en het beheer afgerond middels een decentralisatie-uitkering via het provinciefonds, met bijbehorende wettelijke verantwoording. Deze gewijzigde verantwoordelijkheid is ook van toepassing vanaf 2014 waarbij sprake is van een structureel beheer en waartoe het Rijk 105 mln /jr toevoegt aan de algemene uitkering van het Provinciefonds.

In het decentralisatieakkoord natuur is afgesproken dat er geen aparte verticale toezichtrelaties worden ingericht. Uit de verantwoording van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten kan het Rijk aflezen hoe de herijkte EHS ruimtelijk vordert. Tevens is afgesproken dat de ontwikkeling van de stand van soorten en de kwaliteit van habitats wordt gevolgd via de gezamenlijk door Rijk en provincies uit te werken monitoringssystematiek.

15

Hoeveel grond heeft Staatsbosbeheer in gebruik waarvan het economisch eigendom nog bij het Rijk ligt?

Geen. Staatsbosbeheer is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft vanuit die hoedanigheid zelf het economisch eigendom.

16

Hoe gaat het beheer van de opbrengsten van de NVWA en de inzichtelijkheid hiervan, verbeterd worden?

Het beheer van de opbrengsten heeft de hoogste prioriteit binnen de NVWA. Hiertoe heeft de NVWA de aanbevelingen van de auditdienst EL&I, om de controle op de urenverantwoording te versterken, overgenomen.

17

Hoe worden de problemen inkoopbeheer dienst ICT opgelost en welk bedrag is er gemoeid met deze onvolkomenheid en loopt het inkoopbeheer ICT bij de VWA wel op rolletjes of zijn hier ook problemen, en zo ja, hoe groot?

Ik heb eind 2011 een verbeterplan inkoopbeheer dienst ICT (DICTU) opgesteld. De maatregelen hieruit zijn nu grotendeels geimplementeerd en omvatten onder andere, het versterken van de rol en positie van het contractmanagement, verbeteren van de dossiervorming, meer aandacht voor opleiding en de aanstelling van een CFO bij DICTU. Om te borgen dat deze verbeteracties ook tot de benodigde verbetering van het inkoopbeheer leiden, voert de ADR in het tweede kwartaal 2012 een audit uit naar de effecten van de verbeteracties.

Met de onvolkomenheid is een bedrag van € 527 000 gemoeid. Dit blijft ruim binnen de tolerantiegrens van 1% (€ 1,2 mln).

De NVWA neemt ICT af van DICTU. De maatregelen die DICTU neemt werken daarom ook direct door op het inkoopbeheer ICT bij de NVWA.

18

Betekent een hoger indexcijfer een slechtere of een betere biodiversiteit en wat zijn de indexcijfers van voorgaande jaren?

Het indexcijfer geeft het verloop aan van het aantal bedreigde soorten in ons land. Hoe hoger het indexcijfer, hoe meer soorten zijn bedreigd. De indicator (referentiewaarde) is gebaseerd op een voorlopige selectie van rodelijstsoortgroepen. Actuele waarden uit voorgaande jaren ontbreken. In de begroting 2012 is aangekondigd dat de meetgegevens dit jaar worden bijgewerkt om de actuele waarde te bepalen.

19

Kunt u bij deze alsnog gegevens over concrete prestaties aanleveren betreffende biodiversiteit, natuurherstel, stikstof, Natura 2000, cijfers over inrichting, kwaliteit van beheer en recreatie? Zo nee waarom niet?

Ten aanzien biodiversiteit, natuurherstel, inrichting en kwaliteit van beheer verwijs ik u naar de voortgangsrapportage 2011 van het groot project Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die ik rond Prinsjesdag 2012 aan de Tweede Kamer zal aanbieden. Zie ook het antwoord op vraag 3. Ten aanzien van recreatie verwijs ik u naar de voortgangsrapportage 2011 van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), die ik eveneens rond Prinsjesdag 2012 aan de Tweede Kamer zal aanbieden.

Uw Kamer ontvangt op korte termijn een brief over de verdere voortgang van Natura 2000 en PAS, waarin ingegaan wordt op de nog te nemen stappen en het verdere proces.

20

Waarom waren de kosten per hectare verwerving en inrichting hoger dan afgesproken en de kosten voor beheer juist lager en waarom zijn er weinig vorderingen gemaakt met het inrichten van EHS-gronden?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de ILG voortgangsrapportage 2010 (bijlage bij kamerstuk 30 825 nr. 111).

21

De Rekenkamer concludeert dat er weinig vorderingen zijn gemaakt met inrichting EHS gronden, erkent u dit en wat wordt er gedaan om dit de komende periode beter te doen?

De oorzaak van de achterblijvende prestatie voor inrichting EHS wordt toegeschreven aan het feit dat pas tot inrichting kan worden overgegaan als in een gebied de laatste hectares zijn aangekocht.

In het Decentralisatieakkoord Natuur zijn afspraken met de provincies gemaakt de EHS te herijken en op basis hiervan de resterende inrichtingsopgave van de (herijkte) EHS (circa 40 000 ha) te realiseren.

22

Waarom heeft u gekozen voor een ander tempo van financiering aangezien er geen aanwijzingen zijn dat het aantal te beheren hectares in 2011 drastisch is toegenomen?

Om de totstandkoming van het decentralisatieakkoord mogelijk te maken is in de periode 2011–2013 € 84 mln meer nodig en in de periode 2014–2017 is dit bedrag minder nodig. Binnen het financieel kader van het regeerakkoord is bij najaarsnota 2011 derhalve een verschuiving van middelen doorgevoerd van de jaren 2014–2017 naar 2011. Zie ook de 2e suppletore wet 2011.

23

Waarom zijn er sinds 2008 flinke overschrijdingen in de uitvoeringskosten terwijl de herziening van subsidieregelingen juist moest leiden tot een eenvoudiger bestel met minder administratieve lasten?

Voor de ontwikkeling van het Subsidiestelsel natuur en landschap heeft de voormalige Minister van LNV drie randvoorwaarden meegegeven. Het stelsel moest leiden tot een verbetering van de ecologische effectiviteit, vermindering van uitvoeringskosten en  vermindering van administratieve lasten. Vooral de invoering van collectief weidevogelbeheer heeft geleid tot een verbetering van de ecologische effectiviteit, terwijl de vermindering van administratieve lasten en vermindering van uitvoeringskosten behoorden te worden gerealiseerd door een versterking van aanvragerbegeleiding, bijvoorbeeld door de invoering van gebiedscoördinatoren, certificering van natuurbeheerders en het ICT-project Omvorming programmabeheer. Het versterken van aanvragerbegeleiden en het investeringsprogramma zijn nog niet afgerond, waardoor het beoogde resultaat nog niet zijn gerealiseerd.

24

Wat gaat u doen om de verhouding programma uitgaven en uitvoeringskosten te verbeteren en wat is de verhouding nu en wat is het streefcijfer voor de toekomst?

Ik heb uw kamer in de brief inzake implementatie van het rapport «DR tot uw dienst» (TK 29 246. nr. 30), van 08 mei 2012 geïnformeerd over mijn voorstellen tot verbering van de uitvoering.

Bij de ontwikkeling van het Agrarisch natuurbeheer buiten de Ecologische Hoofdstructuur (waar het Rijk na 2014 verantwoordelijk voor is) streef ik ernaar dat de uitvoeringskosten maximaal 10% van de programmagelden mogen bedragen, conform de motie Jacobi/Koopmans (30 825 nr. 106). De uitvoeringskosten zijn momenteel ca 25% van de totale kosten.

25

Hoe worden antiverdrogingsmaatregelen gefinancierd?

In het begrotingsakkoord decentralisatie natuur waren geen afspraken gemaakt over de financiering van hydrologische maatregelen. In het Lenteakkoord is geregeld dat er jaarlijks € 20 mln euro extra middelen voor hydrologische maatregelen beschikbaar komen en dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu aanvullend € 10 mln structureel bijdraagt in verband met de Kaderrichtlijn Water verantwoordelijkheid.

26 en 27

Welke mogelijkheden heeft het Rijk om bij te sturen, indien met de inspanningen van de provincies de (internationale) natuurdoelen niet gehaald worden nu de Rekenkamer constateert dat de informatiepositie van de Kamer niet afdoende is. Hoe gaat u dit verbeteren en hoe wordt uniformiteit in de rapportage van de provincies bewerkstelligd?

Op welke manier gaat u sturen op het voldoen aan de internationale verplichtingen gelet op de kritiek van de Algemene Rekenkamer, wat is de status van de ontwikkeling van de monitoringsystematiek en zijn er al afspraken gemaakt over te gebruiken definities aangezien het Rijk verantwoordelijk blijft voor de internationale doelstellingen?

In het wetsvoorstel natuurbescherming zullen de verantwoordelijkheden van Rijk en provincies ten aanzien van de internationale verplichtingen en gegevensverstrekking helder worden verankerd. De provincies zijn in het kader van het interbestuurlijk toezicht daarop ook aanspreekbaar. De in het bestuursakkoord natuur afgesproken evaluatie in 2016 is het eerste moment om de balans op te maken.

Met de provincies worden nu afspraken gemaakt, zodat de gegevensinwinning voorziet in de behoefte van Natura 2000, Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Het gaat hierbij om een monitoringssystematiek waarin de landelijke gegevens die in het Netwerk Ecologische Monitoring worden verzameld en de gebiedsgerichte informatie van de provincies, worden gecombineerd. De kaders die de EU hiervoor geeft, zijn leidend bij deze afspraken.

28

Waarom zijn er nog geen afspraken gemaakt met de Terreinbeherende Organisaties (TBO’s), zijn er al gesprekken gaande en wat is de status van deze gesprekken?

De provincies zijn bezig met de herijking van de EHS. Daarna is aan de provincies om in het kader van het bestuursakkoord natuur nadere afspraken met de TBO’s te maken over de verkoop van gronden. In dat proces moet duidelijk worden welke gronden van TBO’s in aanmerking komen voor verkoop in het kader van de grond-voor-grond-financiering.

Naar boven