33 192 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling

L BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2017

Hierbij stuur ik u het rapport «Evaluatie van de wet biometrie in de vreemdelingenketen»1 voorzien van een reactie op de bevindingen. De Rijksuniversiteit Groningen heeft dit onderzoek uitgevoerd op verzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

1. Aanleiding en doel van het onderzoek

De Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (hierna Wet biometrie vreemdelingenketen, WBVK) is sinds 1 maart 2014 van toepassing. In deze wet is vastgelegd dat in beginsel van alle vreemdelingen een gezichtsopname en tien vingerafdrukken worden afgenomen en verwerkt. Tevens is bepaald dat deze biometrische gegevens in een centraal gegevensbestand worden opgeslagen. De ketenpartners in de vreemdelingenketen kunnen de biometrische gegevens raadplegen om de identiteit van vreemdelingen te controleren.

In artikel II van de WBVK staat een verplichting tot evaluatie van de wet opgenomen. In dit artikel is bepaald dat de Minister van Veiligheid en Justitie binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet aan de Staten-Generaal een verslag moet sturen over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Tevens dient hij te vermelden of een gehele of gedeeltelijke voortdurende werking van de wet wenselijk is. Op verzoek van de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie toegezegd deze evaluatie al na drie jaar uit te voeren.2

Artikel 115 van de WBVK bevat een horizonbepaling waarin is bepaald dat de wet ten aanzien van het opnemen van biometrische kenmerken ten behoeve van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling na zeven jaar (maart 2021) van rechtswege vervalt. Mede op basis van de resultaten van de evaluatie kan de Minister voorstellen om middels een nieuw wetsvoorstel de WBVK na 2021 voort te zetten.

De voorliggende evaluatie van de WBVK is in belangrijke mate gebaseerd op de onderzoeksthema’s die genoemd staan in de motie Strik c.s.3 Hierin wordt verzocht om in de evaluatie in elk geval te onderzoeken in hoeverre de wetswijziging noodzakelijk is gebleken voor en daadwerkelijk heeft geleid tot de bestrijding van identiteitsfraude, in hoeverre de wetswijziging heeft geleid tot gebruik van biometrische gegevens voor strafrechtelijke doeleinden en in hoeverre de gegevens in de centrale databank betrouwbaar en van voldoende kwaliteit blijken.

2. Conclusie en aanbevelingen

Allereerst dient opgemerkt te worden dat, gelet op onder meer de relatief korte termijn van evalueren na inwerkingtreding van de WBVK, het voor de onderzoekers lastig is gebleken een volledige evaluatie uit te voeren. Hierdoor konden niet alle onderzoeksvragen in de motie Strik c.s. worden beantwoord. Zo is het op basis van de verkregen data nog onduidelijk welk effect de wet vooralsnog heeft op de betrouwbaarheid van identiteitsvaststelling en identiteitsverificatie en de bestrijding van onregelmatigheden. Wel heeft dit onderzoek alvast inzicht kunnen bieden in de registratie van gegevens over het gebruik van biometrie voor strafrechtelijke doeleinden. De onderzoekers constateren dat in de periode januari 2015 – maart 2016 twaalf keer vingerafdrukken van vreemdelingen zijn gebruikt in de strafrechtketen, in één geval heeft dat geleid tot een positieve identificatie.

De onderzoekers geven aan dat dit onderzoek kan dienen als een «nulmeting» voor een vervolgevaluatie die meer inzicht kan geven in de doelmatigheid en

doeltreffendheid van de wet en antwoord geeft op de vragen in de motie Strik c.s. Om dat te bereiken bevelen zij aan:

  • onregelmatigheden/ fraudegevallen op uniforme wijze te registeren;

  • te bezien of een verbetering van de kwaliteit van vingerafdrukken nodig is en welke opties daar effectief en efficiënt aan bijdragen en daarna de kwaliteit van biometrische gegevens blijvend te monitoren;

  • te onderzoeken in hoeverre de eventueel in te zetten kwaliteitsverbeteringen leiden tot het gewenste resultaat alsmede in hoeverre de wet daadwerkelijk bijdraagt aan de beoogde doelen.

3. Reactie

De evaluatie van de WBVK heeft vooralsnog geen inzicht kunnen geven in de effecten die met de wet worden beoogd. Dat komt door de relatief korte duur dat de wet van toepassing is (sinds maart 2014) en het ontbreken van een uniforme gegevensregistratie. Wel is duidelijk, in lijn met het oogmerk van de wet, dat van meer vreemdelingen biometrische gegevens opgeslagen worden in het centrale gegevensbestand. Dit zou erin moeten resulteren dat meer onregelmatigheden ten aanzien van de identiteit aan het licht kunnen komen. Daarbij wil ik u ook wijzen op de preventieve werking die uit kan gaan van het inzetten van biometrische kenmerken ten behoeve van de identiteitsvaststelling van vreemdelingen, bijvoorbeeld bij het achterhouden van identiteitsdocumenten of het gebruik maken van een alias. Gelet op het belang dat ik hecht aan het kunnen bestrijden van onregelmatigheden ten aanzien van identiteitsregistratie en-verificatie met inzet van biometrische kenmerken, zal ik daarom binnen de termijn van het van rechtswege vervallen van de WBVK een vervolgevaluatie laten uitvoeren. Ik streef ernaar op de kortst mogelijke termijn de noodzakelijke gegevens binnen de Vreemdelingenketen op uniforme wijze te registreren zodat bij een vervolgevaluatie beter inzicht kan worden verkregen in de effecten van de WBVK. De aanbevelingen in het onderzoeksrapport bieden alvast nuttige aanknopingspunten voor deze gegevensregistratie.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 161038.

X Noot
2

Handelingen EK 2013/2014, nr. 11, item 3, blz. 17–26

X Noot
3

EK 2013/14, 33.192, G.

Naar boven