Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 33118 nr. GB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 33118 nr. GB |
Vastgesteld 25 juni 2024
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 hadden kennisgenomen van de eerste voortgangsbrief implementatie Omgevingswet van 17 april 20243, waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Kamer informeerde over de ontwikkelingen in de implementatie van de Omgevingswet na haar inwerkingtreding.
Naar aanleiding hiervan is op 21 mei 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister heeft op 25 juni 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving,Dragstra
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING
Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 21 mei 2024
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van de eerste voortgangsbrief implementatie Omgevingswet van 17 april 20244 waarbij u de Kamer informeert over de ontwikkelingen in de implementatie van de Omgevingswet na haar inwerkingtreding. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD wensen de regering naar aanleiding hiervan gezamenlijk enkele vragen voor te leggen, mede namens de leden van de fractie van Volt. Ook de leden van de fractie van de BBB wensen de regering een aantal vragen te stellen naar aanleiding van de voortgangsbrief.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD gezamenlijk, mede namens de leden van de fractie van Volt
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD hebben gezamenlijk de volgende vragen aan de regering te stellen, mede namens de leden van de fractie van Volt.
1. Is de regering bereid om de Kamer voor het komend zomerreces helderheid te verschaffen over het wel of niet doorzetten van de TAM-IMRO na 1 januari 2025? Deze leden begrijpen dat veel gemeenten hier nog mee werken en dat de planontwikkeling stokt vanwege de onduidelijkheid over een mogelijke voortzetting van de TAM-IMRO.
2. Heeft de regering signalen ontvangen dat het publiceren van omgevingsdocumenten, waaronder omgevingsplannen, onder de Standaard officiële publicaties (STOP) en de Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten (TPOD) problemen oplevert? Zo ja, welke signalen zijn dat?
3. Heeft de regering signalen ontvangen dat het «handmatig» moeten bijhouden van verschillende lopende wijzigingen in een omgevingsplan tot problemen leidt? Zo ja, welke signalen zijn dat en op welke wijze wordt gewerkt aan het oplossen hiervan?
4. Is de regering bekend met het position paper van de gemeente Amsterdam over dit onderwerp? Zo ja, wat is de kern van dit stuk? Kan de regering de Kamer dit position paper ook doen toekomen? Op welke wijze heeft de regering op deze stellingname gereageerd?
5. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben meerdere signalen ontvangen dat de vragenlijsten in de vergunningcheck in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) onduidelijk, tegenstrijdig dan wel ronduit incorrect zijn. Deze leden merken op dat dit met name tot problemen leidt wanneer een initiatiefnemer alleen een melding hoeft te doen. Immers, de controle daarop is minder streng en wanneer een initiatiefnemer naar eer en geweten zijn aanvraag heeft ingediend, kan later blijken dat de initiatiefnemer onterecht alleen een melding heeft gedaan. Het omgekeerde geldt voor de derde-belanghebbende: die kan geconfronteerd worden met onrechtmatige meldingen. En dat terwijl zowel initiatiefnemer als derde-belanghebbende wel naar eer en geweten hebben gehandeld. Kan de regering aangeven op welke wijze zij de rechtszekerheid voor betrokkenen in de huidige staat van het systeem beoordeelt en hoe zij voornemens is om te gaan met het aspect rechtszekerheid in situaties waarbij initiatiefnemers onbewust maar onterecht een verkeerde categorie goedkeuringsprocedure hebben doorlopen? Deze leden verzoeken de regering daarbij in te gaan op zowel de financiële als de immateriële aspecten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de fractie van de BBB constateren dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet vooralsnog zonder grote ongelukken lijkt te zijn verlopen. Desondanks ontvangen deze leden signalen van gemeenten dat er nog veel zaken niet duidelijk zijn. De leden van de fractie van de BBB hebben de volgende vragen over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet aan de regering te stellen.
1. Welk percentage van de gemeenten werkt met buitenplanse omgevingsactiviteiten (BOPA’s) en tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM’s)? Is het mogelijk iets te doen aan de terminologie/afkortingen die gepaard gaan met de nieuwe Omgevingswet? De leden van de fractie van de BBB vragen dit omdat deze leden zich kunnen voorstellen dat voormelde vraag voor de gemiddelde burger niet te volgen is en dat ook raadsleden er moeite mee hebben.
2. Hoeveel BOPA’s en TAM’s zijn of worden inmiddels al omgezet naar een omgevingsplan en aangeleverd in het vaststaande format; de Standaard voor officiële publicaties (STOP) en de bijbehorende toepassingsprofielen (TPOD)? In hoeverre wordt het overgangsrecht meegenomen in de nu reeds vastgestelde omgevingsplannen?
3. Wanneer komt er duidelijkheid over de verlenging van TAM-IMRO?
4. Hoeveel gemeenten hebben inmiddels de toepasbare regels uitgewerkt in voorbeeldvragen? Worden de «best practices» gedeeld? Zo nee, is het mogelijk om dit alsnog te doen?
5. Is het mogelijk een aanpassing in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) te doen waarbij aanvragers verplicht worden een telefoonnummer of e-mailadres door te geven? Wordt er inmiddels gewerkt aan deze en andere veel voorkomende vragen van gemeenten? Wordt er ook gewerkt aan deregulering/vereenvoudiging van terminologie/regels/kaartmateriaal c.q. verbeterde toegankelijkheid? Zo nee, waarom niet? De leden van de fractie van de BBB wijzen er in dit kader op dat bedoelde vereenvoudiging het oorspronkelijke doel was van de Omgevingswet.
6. Veel gemeenten zullen extra capaciteit moeten inhuren om plannen om te zetten en de aanvraag van vergunningen en de productie van omgevingsplannen voor de zo noodzakelijke woningbouw geen vertraging op te laten lopen. Worden hiervoor door de regering extra middelen beschikbaar gesteld?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en zij verzoeken u deze uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze brief te mogen ontvangen.
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Drs. E. Kemperman MBA
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2024
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van de Eerste Kamer hebben mij per brief van 21 mei jl. vragen gesteld over de ontwikkelingen in de implementatie van de Omgevingswet na haar inwerkingtreding. Hierbij stuur ik u de beantwoording van de gestelde vragen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Schriftelijke vragen van de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van de Eerste Kamer
Schriftelijke vragen over de ontwikkelingen in de implementatie van de Omgevingswet
Ingezonden: 21 mei 2024
Kenmerk: 175193U
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van de eerste voortgangsbrief implementatie Omgevingswet van 17 april 20245 waarbij u de Kamer informeert over de ontwikkelingen in de implementatie van de Omgevingswet na haar inwerkingtreding. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD wensen de regering naar aanleiding hiervan gezamenlijk enkele vragen voor te leggen, mede namens de leden van de fractie van Volt. Ook de leden van de fractie van de BBB wensen de regering een aantal vragen te stellen naar aanleiding van de voortgangsbrief.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD gezamenlijk, mede namens de leden van de fractie van Volt.
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD hebben gezamenlijk de volgende vragen aan de regering te stellen, mede namens de leden van de fractie van Volt.
1. Is de regering bereid om de Kamer voor het komend zomerreces helderheid te verschaffen over het wel of niet doorzetten van de TAM-IMRO na 1 januari 2025? Deze leden begrijpen dat veel gemeenten hier nog mee werken en dat de planontwikkeling stokt vanwege de onduidelijkheid over een mogelijke voortzetting van de TAM-IMRO.
Met de bestuurlijke partners is afgesproken om een half jaar voor het einde van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (hierna: TAM) duidelijkheid te geven. Dit is in lijn met de eerder gemaakte afspraken en de wens om bevoegd gezagen minimaal zes maanden van tevoren duidelijkheid te verschaffen, zodat hier tijdig rekening mee kan worden gehouden en vertraging in de planvorming wordt voorkomen.6 Deze gesprekken bevinden zich op dit moment in de afrondende fase. De bestuurlijke partners en ik delen het standpunt dat daar waar een verlenging van de TAM noodzakelijk is, deze ook verlengd worden. Daarbij hoort ook het inzichtelijk maken van de financiële gevolgen van het verlengen van de TAM en het benoemen van de acties die bij bevoegd gezagen en (software)leveranciers (nog) nodig zijn om te kunnen werken via het hoofdspoor. De intentie van alle partijen is om in het bestuurlijk overleg van begin juli 2024 de afspraken en de uitwerking te bekrachtigen. Daarmee ontstaat tijdig de gevraagde duidelijkheid. In de voortgangsbrief over het tweede kwartaal 2024 informeer ik uw Kamer over de besluitvorming en de stand van zaken.
2. Heeft de regering signalen ontvangen dat het publiceren van omgevingsdocumenten, waaronder omgevingsplannen, onder de Standaard officiële publicaties (STOP) en de Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten (TPOD) problemen oplevert? Zo ja, welke signalen zijn dat?
Ja, ik krijg signalen van bevoegd gezagen dat het publiceren van omgevingsdocumenten soms ingewikkeld is. De eerste maanden na inwerkingtreding laten zien dat bevoegd gezagen die via hun lokale software beschikken over de benodigde functionaliteiten in het DSO inmiddels omgevingsdocumenten kunnen publiceren via het hoofdspoor, dus via de standaard STOP/TPOD. Diezelfde maanden laten gelijktijdig zien dat er – in lijn met de verwachting voor inwerkingtreding7 – gezagen zijn die nog niet over de benodigde functionaliteiten beschikken, omdat de lokale software hierin nog niet voorziet. De bevoegd gezagen die nog niet via het hoofdspoor kunnen publiceren hebben de mogelijkheid om de omgevingsdocumenten via de TAM te ontsluiten in het DSO. Ook deze wijze van publiceren werkt. Het publiceren van omgevingsdocumenten werkt, zowel via STOP/TPOD als via de TAM.
3. Heeft de regering signalen ontvangen dat het «handmatig» moeten bijhouden van verschillende lopende wijzigingen in een omgevingsplan tot problemen leidt? Zo ja, welke signalen zijn dat en op welke wijze wordt gewerkt aan het oplossen hiervan?
Ik herken dit signaal. Een aantal gemeenten moeten nu nog handmatige handelingen uitoefenen, omdat zij nog niet over alle benodigde functionaliteiten in hun lokale software beschikken. Hier wordt op dit moment door de verschillende lokale softwareleveranciers in opdracht van de bevoegde gezagen hard aan gewerkt. De benodigde functies staan voor de komende maanden gepland.
Onder de Omgevingswet hebben gemeenten te maken met één omgevingsplan, dit in tegenstelling tot de vele losse bestemmingsplannen die zij onder de Wet ruimtelijke ordening hadden. Vanuit het principe van één omgevingsplan geldt ook dat gemeenten telkens het omgevingsplan dienen te wijzigen als het aan ontwikkelingen, welke niet passen binnen de vigerende regels, wil meewerken. Omdat gemeenten vaak aan meerdere ontwikkelingen tegelijk werken is het noodzakelijk dat zij de hiervoor benodigde wijzigingen in het omgevingsplan gelijktijdig kunnen voorbereiden en in besluitvorming kunnen brengen. Dit wordt ook wel kort aangeduid met «parallel wijzigen». Voorafgaand aan inwerkingtreding was bekend dat het parallel kunnen wijzingen van het omgevingsplan nog niet geheel mogelijk was.8 Onder de huidige versie van de STOP is het mogelijk om meerdere wijzigingen van het omgevingsplan parallel voor te bereiden. Daarbij is het noodzakelijk dat het bevoegd gezag over de juiste functionaliteiten beschikt voor het voorbereiden van de parallelle wijzigingen in de lokale plansoftware, die zoals voorzien in ontwikkeling zijn.
4. Is de regering bekend met het position paper van de gemeente Amsterdam over dit onderwerp? Zo ja, wat is de kern van dit stuk? Kan de regering de Kamer dit position paper ook doen toekomen? Op welke wijze heeft de regering op deze stellingname gereageerd?
Ik ga ervan uit dat u doelt op een interne notitie die is opgesteld door een medewerker van de gemeente Amsterdam. Amsterdam heeft in een algemeen directeurenoverleg op bovenstaande notitie gewezen. Deze is vervolgens gedeeld met ambtenaren van BZK. Naar aanleiding hiervan is er contact opgenomen. In de uitvoeringsketen – waar de bestuurlijke partners en ik een vinger aan de pols houden op de techniek, werkwijze en de processen – wordt informatie met elkaar gedeeld tussen medewerkers onderling. Zij werken samen aan oplossingen. Dit kan gaan om algemene vragen of specifieke vragen vanuit een bevoegd gezag. Dit doen we op basis van de gemaakte afspraken met de interbestuurlijke partners als geheel, en rekening houdend met eigen keuzes en bevoegdheden van bevoegd gezagen als het om werkwijze en leveranciersmanagement gaat.
De notitie gaat specifiek in op de werkwijze die Amsterdam hanteert bij het aanbrengen van wijzigingen in het omgevingsplan en het chronologisch kunnen verwerken daarvan, zodat het omgevingsplan goed in het DSO-LV kan worden ontsloten. Over de werkwijze is voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet contact geweest en momenteel is er ook contact om Amsterdam verder te helpen bij keuzes in werkwijze. Onderdeel van de afbouw van het DSO is het beter ondersteunen van complexe mutatiescenario’s en het parallel publiceren. Daarvoor is de implementatie van de nieuwe standaard STOP 1.4 voorzien.9 Een standaard aanpassen heeft veel gevolgen, daarom wordt er tussen DSO-LV, de lokale softwareleveranciers, bevoegd gezagen en de betrokken organisaties overlegd over de precieze implementatie en timing hiervan. De oplossing zit voor het grootste deel in de functionaliteiten van de software die een goed versiebeheer voor parallelle wijzigingssporen mogelijk maken. Op het realiseren van de benodigde functionaliteiten in de lokale software wordt gestuurd via het interbestuurlijke leveranciersmanagement. Op dit moment wordt met Amsterdam verder gekeken of er ook andere aanpassingen in de werkwijze mogelijk kunnen bijdragen aan verbeteringen, waarbij ervaringen van andere gemeenten die hier oplossingen voor hebben gevonden, gebruikt worden.
Omdat het een interne notitie betreft, en geen «position paper» van een externe deskundige, een notitie met een bestuurlijke stellingname of officiële documenten, kan ik deze niet met u delen.
5. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben meerdere signalen ontvangen dat de vragenlijsten in de vergunningcheck in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) onduidelijk, tegenstrijdig dan wel ronduit incorrect zijn. Deze leden merken op dat dit met name tot problemen leidt wanneer een initiatiefnemer alleen een melding hoeft te doen. Immers, de controle daarop is minder streng en wanneer een initiatiefnemer naar eer en geweten zijn aanvraag heeft ingediend, kan later blijken dat de initiatiefnemer onterecht alleen een melding heeft gedaan. Het omgekeerde geldt voor de derde-belanghebbende: die kan geconfronteerd worden met onrechtmatige meldingen. En dat terwijl zowel initiatiefnemer als derde-belanghebbende wel naar eer en geweten hebben gehandeld. Kan de regering aangeven op welke wijze zij de rechtszekerheid voor betrokkenen in de huidige staat van het systeem beoordeelt en hoe zij voornemens is om te gaan met het aspect rechtszekerheid in situaties waarbij initiatiefnemers onbewust maar onterecht een verkeerde categorie goedkeuringsprocedure hebben doorlopen? Deze leden verzoeken de regering daarbij in te gaan op zowel de financiële als de immateriële aspecten.
De vergunningcheck van het vernieuwde loket is voorzien van het voorbehoud dat er geen rechten aan de check kunnen worden ontleend. De vergunningcheck van het vernieuwde Omgevingsloket is net als bij de voorganger Omgevingsloket Online (OLO) een serviceproduct. Dit betekent dat het DSO informatie uit andere bronnen ontsluit. Voor de inhoud van bindende regelgeving en besluiten is de officiële bekendmaking in de voorgeschreven elektronische publicatiebladen op www.officielebekendmakingen.nl bepalend. De inhoud van de bindende regelgeving en besluiten die vindbaar zijn in het DSO worden één op één van de landelijke voorziening «bekend maken en beschikbaar stellen» (LVBB) overgenomen. Initiatiefnemers kunnen alleen rechten ontlenen aan de officiële bron, daar wordt expliciet op gewezen en zo nodig doorverwezen naar die officiële bekendmaking, onder andere bij het presenteren van informatie uit besluiten en andere rechtsfiguren in de vorm van regels op de kaart. Zo wordt geborgd dat de gebruiker weet waar de rechten of beperkingen uit zijn ontleend. Alle overige informatie in het DSO is servicegerichte informatie. Deze werkwijze en mate van rechtszekerheid is hetzelfde als bij het OLO. Net als bij het OLO treedt het Omgevingsloket niet in de plaats van het bevoegd gezag, zoals onder het oude recht is bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.10 Tevens is net als bij het OLO het resultaat van een vergunning- of meldingscheck in hoge mate afhankelijk van wat de initiatiefnemer zelf invult. Bij het onjuist of onvolledig invullen kan dit leiden tot een niet juiste uitkomst. De financiële en immateriële gevolgen hiervan zijn niet anders dan onder de oude wetgeving. In de beantwoording van vraag 5 van de BBB ga ik nader in op de lopende acties op de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de fractie van de BBB constateren dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet vooralsnog zonder grote ongelukken lijkt te zijn verlopen. Desondanks ontvangen deze leden signalen van gemeenten dat er nog veel zaken niet duidelijk zijn. De leden van de fractie van de BBB hebben de volgende vragen over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet aan de regering te stellen.
1. Welk percentage van de gemeenten werkt met buitenplanse omgevingsactiviteiten (BOPA’s) en tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM’s)? Is het mogelijk iets te doen aan de terminologie/afkortingen die gepaard gaan met de nieuwe Omgevingswet? De leden van de fractie van de BBB vragen dit omdat deze leden zich kunnen voorstellen dat voormelde vraag voor de gemiddelde burger niet te volgen is en dat ook raadsleden er moeite mee hebben.
De omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is één van de instrumenten die gemeenten op grond van de Omgevingswet tot hun beschikking hebben. Als een activiteit in strijd is met het huidige omgevingsplan, kunnen gemeenten zelf kiezen of zij de activiteit mogelijk willen maken met een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of door middel van een wijziging van dat omgevingsplan. Hierbij wordt in de eerste maanden geconstateerd dat gemeenten, zeker voor «kleinschalige» ontwikkelingen, de voorkeur geven aan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
De TAM’s zijn volgens afspraak en in samenspraak ingericht om ervoor te zorgen dat een bevoegd gezag een tijdelijke uitwijkmogelijkheid heeft als het hoofdspoor en/of bedoelde werkwijze niet direct vanaf 1 januari 2024 volgens de nieuwe standaarden en werkwijzes kan. Zo wordt de dienstverlening gewaarborgd en kan urgente gebiedsontwikkeling doorgaan. Als tijdelijk alternatief voor het gebruik van de Omgevingswetstandaarden STOP/TPOD in het DSO zijn er zes TAM’s ontwikkeld, die uitgaan van softwareapplicaties en standaarden die gebruikt werden onder de Wet ruimtelijke ordening (de zogenaamde TAM-IMRO11). Van die zes TAM’s wordt een tweetal gebruikt door gemeenten. Het gaat dan om het TAM-Omgevingsplan en de TAM-Voorbereidingsbesluit.
De TAM-Omgevingsplan wordt door een aantal gemeenten nu nog gebruikt. In de eerste vijf maanden na inwerkingtreding zijn 13 ontwerp omgevingsplannen, door 12 verschillende gemeenten met behulp van de TAM-Omgevingsplan opgesteld. Dit beperkte gebruik lag in lijn der verwachting, mogelijk is er en in de loop van het jaar nog wel een toename. De belangrijkste reden voor het beperkte gebruik is het feit dat het aantal opgestarte procedures onder de Omgevingswet nog klein in aantal is. Momenteel zijn steeds meer gemeenten «oefen» TAM-Omgevingsplannen aan het maken, waaruit blijkt dat inmiddels meerdere gemeenten de mogelijkheden voor het gebruik van TAM-IMRO aan het onderzoeken en beproeven zijn. Hierbij is het belangrijk dat de gemeenten in overweging nemen dat het in deze fase toepassen van TAM-IMRO uiteindelijk tot extra werkzaamheden zal leiden, omdat op een later moment alsnog de overstap naar de nieuwe STOP/TPOD standaard gemaakt moet worden. Ook is het gebruik van TAM-IMRO minder gewenst omdat het de gebruikersvriendelijkheid voor inwoners en bedrijven in die gemeenten verminderd. De TAM-Voorbereidingsbesluit is zowel voor als na inwerkingtreding meermaals gebruikt door verschillende gemeenten. In totaal hebben 18 verschillende gemeenten de TAM 27 keer toegepast (waarvan 15 in 2023).
Voor begrippen en definities die binnen de Omgevingswet worden gebruikt is de Stelselcatalogus Omgevingswet ontwikkeld. Hierin staan alle begrippen met bijbehorende definities en toelichtingen op een rij. De Stelselcatalogus Omgevingswet maakt onderdeel uit van het DSO. Zo kunnen bevoegd gezagen dezelfde begrippen gebruiken. Dit draagt bij aan de voorspelbaarheid, gebruiksgemak en toegankelijkheid van het omgevingsrecht. Voor sommige begrippen is bewust gekozen voor een aanduiding met een nieuwe woordenreeks, waaronder de «buitenplanse omgevingsplanactiviteit», om te voorkomen dat naar een bepaalde vergunning slechts met artikelnummers verwezen kan worden. Onder het oude recht heette een vergelijkbare vergunning formeel een «omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht». De uitvoeringspraktijk went snel aan de nieuwe benaming. Richting initiatiefnemers en raadsleden is het voor de begrijpelijkheid belangrijk om zo weinig mogelijk gebruik te maken van het juridische en technische jargon. Die mogelijkheid biedt de aangegeven omschrijving. De VNG heeft een handreiking uitgebracht om het ontwerpen van gemeentelijke regelgeving te ondersteunen.12 Daarin wordt specifiek aandacht geschonken aan de begrijpelijkheid van het taalgebruik. De handreiking besteedt ook aandacht aan enkele omgevingsrechtelijke onderwerpen. De handreiking is formeel niet bindend voor gemeenten en is met name geschreven voor de gemeentelijke praktijk. Het is uiteindelijk aan bevoegd gezagen zelf om bij bepaalde terminologie of afkortingen uitleg te geven richting burgers. Veel bevoegd gezagen doen dit ook, bijvoorbeeld op de eigen website.
2. Hoeveel BOPA’s en TAM’s zijn of worden inmiddels al omgezet naar een omgevingsplan en aangeleverd in het vaststaande format; de Standaard voor officiële publicaties (STOP) en de bijbehorende toepassingsprofielen (TPOD)? In hoeverre wordt het overgangsrecht meegenomen in de nu reeds vastgestelde omgevingsplannen?
Tot op heden zijn er nog geen omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten en omgevingsplanwijzigingen met toepassing van de TAM-omgevingsplan, omgezet naar het omgevingsplan in STOP/TPOD. Het feit dat dit tot op heden nog niet plaatsvindt, ligt ook in de lijn der verwachting, kijkend naar het overgangsrecht.
Voor onherroepelijke omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten geldt dat deze voor 2032 in het omgevingsplan moeten zijn verwerkt, tenzij er na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning minder dan 5 jaar resteert.13 Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die in 2028 onherroepelijk is geworden moet uiterlijk in 2033 in het omgevingsplan zijn verwerkt. Op basis van eerder gemaakte interbestuurlijke afspraken rondom de TAM is afgesproken om de datum van 1 januari 2032 aan te wijzen als uiterste datum waarop omgevingsplanwijzigingen met toepassing van TAM-IMRO moeten zijn omgezet in STOP/TPOD. Gemeenten hebben hiervoor dus nog ruim de tijd en zullen dit naar verwachting stapsgewijs doen, wanneer deze besluiten een onherroepelijke status hebben, iets wat nu nog niet het geval is.
3. Wanneer komt er duidelijkheid over de verlenging van TAM-IMRO?
In het antwoord op vraag 1 van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD, mede namens Volt heb ik de stand van zaken uiteengezet.
4. Hoeveel gemeenten hebben inmiddels de toepasbare regels uitgewerkt in voorbeeldvragen?
Worden de «best practices» gedeeld? Zo nee, is het mogelijk om dit alsnog te doen?
Toepasbare regels zijn eenvoudiger te begrijpen vertalingen van juridische regels. Alle gemeenten maken hier gebruik van. Bevoegd gezagen hebben de beschikking over voorbeelden van hoe je eigen regelgeving omzet in toepasbare regels en ze wisselen kennis hierover met elkaar uit, onder andere via de zogenaamde regelanalisten en de voor het DSO opgezette «community» en in werkplaatsen en bijeenkomsten die gericht zijn op het delen van ervaringen en kennis. Daar worden best practices gedeeld. Verder heeft de VNG op een aantal modelverordeningen toepasbare regels gemaakt die gemeenten kunnen gebruiken, wanneer zij voor die gemeente van toepassing zijn. Het is aan elk bevoegd gezag om de eigen regels om te zetten naar toepasbare regels aangezien de decentrale regelgeving door elk bevoegd gezag op basis van de eigen bevoegdheden en wensen wordt vastgesteld en daarmee per bevoegd gezag van elkaar verschilt. Gemeenten die hier vragen over hebben kunnen met de zogenaamde «RIO» of de VNG contact opnemen.
5. Is het mogelijk een aanpassing in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) te doen waarbij aanvragers verplicht worden een telefoonnummer of e-mailadres door te geven? Wordt er inmiddels gewerkt aan deze en andere veel voorkomende vragen van gemeenten? Wordt er ook gewerkt aan deregulering/vereenvoudiging van terminologie/regels/kaartmateriaal c.q. verbeterde toegankelijkheid? Zo nee, waarom niet? De leden van de fractie van de BBB wijzen er in dit kader op dat bedoelde vereenvoudiging het oorspronkelijke doel was van de Omgevingswet.
Met de in 2023 aangenomen Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer mag een burger niet verplicht worden zijn of haar e-mailadres of telefoonnummer op te geven. Dit wordt geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit is regelgeving die buiten de Omgevingswet ligt, maar waaraan de bijzondere wet- en regelgeving en de uitvoeringspraktijk wel moet voldoen. De Awb gaat ervan uit dat de burger zelf bepaalt op welke manier de overheid met hem of haar contact opneemt. De burger heeft het recht vrij te kiezen om een emailadres of telefoonnummer in te vullen (en daarmee niet alleen per briefpost contact te hebben met de overheid). Dit betekent dat ook als iemand elektronisch een aanvraag doet, de verdere afhandeling naar keuze ook analoog (via briefpost) moet kunnen. Daarnaast gelden er privacyregels op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Het mailen met een initiatiefnemer kan alleen als daar expliciet toestemming voor is gegeven. Een verplichting tot het achterlaten van een e-mail of telefoonnummer in het DSO is daarmee wettelijk niet toegestaan. Het is duidelijk dat dit voor bevoegd gezagen niet altijd praktisch is. Daarom worden initiatiefnemers in het Omgevingsloket er op geattendeerd dat als zij willen dat het bevoegd gezag per e-mail of telefonisch contact opneemt, zij deze gegevens in moeten vullen. Dit invulveld is recent nog verduidelijkt. Zo wordt er voor gezorgd dat deze velden niet onbedoeld worden «leeg gelaten».
Naast de samenvoeging van het aantal wetten in de fysieke leefomgeving en het werken met een stelsel van wetgeving in plaats van individuele wetgeving per thema is en wordt er ingezet op het werken als één overheid. De initiatiefnemer kan met het Omgevingsloket op één plaats de informatie over de fysieke leefomgeving vinden en vergunningchecks, meldingen en aanvragen doen. Het anders gaan werken achter het Omgevingsloket tussen de verschillende overheden krijgt nu ook verder vorm. Hierover informeer ik u via de afgesproken voortgangsbrieven. Daarbij houden we een vinger aan de pols en wordt er steeds gewerkt aan verbetering. De implementatie is niet in één keer klaar. Signalen uit de uitvoeringspraktijk zijn hierbij belangrijk.
De gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket en de continue ervaringsgegevens die daar op binnen komen vind ik belangrijk. Op basis van deze gebruikerservaringen kijk ik met de samenwerkende overheden naar mogelijkheden om het loket te verbeteren. Nu alle informatie over wet- en regelgeving over de fysieke leefomgeving op één plek zichtbaar is, is er een belangrijke stap gezet in weten wat er op een locatie geldt. Aan de andere kant kunnen initiatiefnemers de hoeveelheid toepasselijke regels, omdat ze niet op zoek zijn naar overzicht maar bijvoorbeeld een specifieke vraag hebben, als veel en onoverzichtelijk ervaren. Een goede toegankelijkheid is hier ook onderdeel van.14
In een gezamenlijke aanpak met bevoegde gezagen wordt zoals afgesproken op basis van deze signalen gewerkt aan het realiseren van vervolgstappen en verbeteringen in het Omgevingsloket.
Op basis van vragenbomen worden gebruikers door een vergunningcheck heen geholpen. Hoe meer regels toepasbaar zijn gemaakt door het bevoegd gezag, hoe beter de gebruikerservaring van de vergunningcheck zal worden. Het verbeteren van de gebruikerservaring hangt nauw samen met de keuzes die bevoegd gezagen maken ten aanzien van het toepasbaar maken van juridische regels en het via de nieuwe standaard ontsluiten van plannen. Toch kan het zijn dat initiatiefnemers zaken tegenkomen die voor hen tegenstrijdig of onduidelijk lijken. Het is belangrijk dat ook die ervaringen en signalen terecht komen bij het bevoegd gezag waarmee de initiatiefnemer contact heeft. Het bevoegd gezag schakelt hier indien nodig over met het hiervoor ingestelde meldpunt Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Zo kan eenieder bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het stelsel.
6. Veel gemeenten zullen extra capaciteit moeten inhuren om plannen om te zetten en de aanvraag van vergunningen en de productie van omgevingsplannen voor de zo noodzakelijke woningbouw geen vertraging op te laten lopen. Worden hiervoor door de regering extra middelen beschikbaar gesteld?
Ik herken uw zorgen over de planvorming in de woningbouw. En daarom zijn door het demissionair kabinet in de afgelopen jaren (extra) middelen beschikbaar gesteld. Enerzijds via de financiering van de flexpoolmiddelen en anderzijds via de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Voor extra capaciteitsondersteuning ter bevordering van woningbouw (zoals de planvorming en vergunningverlening), verstrekt het kabinet de zogenoemde flexpoolmiddelen aan medeoverheden. In de afgelopen kabinetsperiode is daar via meerdere tranches in totaal € 90 miljoen beschikbaar voor gesteld (het laatste deel wordt dit najaar uitgekeerd). Deze middelen worden naar rato van de woningbouwopgave verdeeld over de provincies, zij kunnen deze vervolgens via een eigen regeling doorzetten naar gemeenten.
Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn middelen ter beschikking gesteld. Door bevoegd gezagen wordt er al geruime tijd aan de implementatie en invoering van de wet gewerkt. Door het uitstel van de inwerkingtreding is dit langer dan eerder was voorzien, waarbij er – beperkt – sprake is van extra werk door een langere aanloopperiode. In verband met het uitstel heeft het demissionair kabinet in dit kader jaarlijks aanzienlijke extra middelen ter beschikking gesteld. Totaal is er over de periode van 2022 tot en met 2025 meer dan 400 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de bevoegd gezagen, met name voor gemeenten. In 2024 (meicirculaire) is 71,5 miljoen euro uitgekeerd aan gemeenten en er is nog 80 miljoen euro gereserveerd om uit te keren in 2025.
Met de bestuurlijke partners is afgesproken de vinger aan de pols te houden op de financiële effecten via monitoring. Voor inwerkingtreding medio 2023 is het geactualiseerde integraal financieel beeld beschikbaar gekomen, die is gebaseerd op ramingen. De feitelijke financiële monitoring van de stelselwijziging is op 1 januari 2024 gestart. In 2024 wordt onderzoek gedaan naar de daadwerkelijk gemaakte transitiekosten bij medeoverheden. Na het eerste en vijfde volle jaar na inwerkingtreding (2025 en 2029) vindt een integrale financiële evaluatie plaats. Zoals met u afgesproken neem ik de uitkomsten hiervan mee ik in mijn voortgangsrapportages aan uw kamer.
Samenstelling:
Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Informatiemodel Ruimtelijke Ordening: een standaard voor de ruimtelijke ordening waarin de plannen, visies, besluiten e.d. met hun objecten zijn gedefinieerd.
100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever, blz.40–43. Link: https://vng.nl/publicaties/100-ideeen-voor-de-gemeentelijke-regelgever.
Vgl. art. 4.17 en 22.5, eerste en tweede lid, Omgevingswet, in verbinding met het Besluit van 10 juli 2023 tot vaststelling van een aantal tijdstippen waarvan in de Omgevingswet en daarmee verband houdende wet- en regelgeving is aangegeven dat deze bij koninklijk besluit worden bepaald en tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.8, onderdeel B, van de Invoeringswet Omgevingswet (Stb. 2023, 267).
Meer informatie over hoe aan de toegankelijkheid van het Omgevingsloket wordt gewerkt is te vinden in: Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FT.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33118-GB.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.