33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

FO1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2023

1. Aanleiding

Zoals toegezegd neem ik u mee in de stand van zaken van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Nadat ik samen met de bestuurlijke partners had geconcludeerd dat er geen belemmerende factoren waren heb ik het Koninklijk Besluit met de datum van inwerkingtreding van 1 januari 2024 bij u voorgehangen. Dit zoals gemotiveerd in mijn brief 26 januari 2023.2 Op basis van de uitkomst van de parlementaire behandeling van maart jl. is het Koninklijk Besluit met de datum van 1 januari 2024 geslagen en gepubliceerd.

Aan deze duidelijkheid was in de uitvoeringspraktijk grote behoefte: op deze manier is zes maanden voor inwerkingtreding de gevraagde en noodzakelijke helderheid geboden. Zo kunnen processen voor planvorming goed worden voorbereid en kan worden gezorgd voor een voldoende robuust DSO voor inwerkingtreding. De bevoegd gezagen hebben hiermee de tijd gekregen die zij aangaven nodig te hebben voor het oefenen en inregelen van hun processen. Het betekent ook dat de bevoegd gezagen in hun organisaties gaan werken in de keten volgens de nieuwe principes en procedures van de Omgevingswet.

Dat betekent niet dat we er al zijn. Hieronder ga ik in op de voortgang van de hoofdpunten, signalen, zorgen en lopende acties, maar ook over de zorgen die bij sommige bevoegd gezagen en anderen leven. In bijlage 1 vindt u – net als bij de vorige voortgangsbrieven – de uitgebreide stand van zaken met betrekking tot implementatie, het DSO, wetgeving en monitoring en evaluatie van het wetgevingsstelsel. Daarbij ga ik specifiek in op het voldoen aan de WCAG en motie Janssen c.s3, de uitvoering van de motie Moonen, de stand van zaken en het monitoren van beïnvloeding en ondermijning.4

2. Huidige fase en voortgang

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen twee problemen in het domein van de fysieke leefomgeving aangepakt worden:

  • 1. De historisch gegroeide omvangrijke, complexe en versnipperde regelgeving met als gevolg onoverzichtelijkheid, onvoorspelbaarheid en onvoldoende samenhang in het omgevingsrecht;

  • 2. De onbalans tussen zekerheid en dynamiek met als gevolg: slepende besluitvormingsprocessen, hoge onderzoekslasten, (te) gedetailleerde plannen, normen en voorschriften en weinig ruimte voor politieke sturing, eigen verantwoordelijkheid, participatie en innovatie.

Bij aanvang van de stelselherziening omgevingsrecht is geïdentificeerd dat het een langdurig verandertraject vraagt bij alle overheden om beide problemen aan te pakken. Dit geldt nog steeds. De Crisis- en herstelwet (Chw) en de honderden projecten die op basis daarvan in het land zijn uitgevoerd, zijn daarin een belangrijke eerste stap gebleken. De Omgevingswet codificeert en maakt gebruik van deze opgedane ervaringen die behulpzaam zijn bij inwerkingtreding. Alle overheden en aanverwante partijen hebben op basis van de vastgestelde datum de gevraagde zekerheid over de inwerkingtreding gekregen en daar hun transitiepad op in te kunnen richten. Daarmee wordt zeker geen punt gezet; met de inwerkingtreding op 1 januari wordt het spreekwoordelijke startschot gegeven voor de verdere ontwikkeling van het stelsel, waarbij ik mijzelf committeer om bevoegde gezagen en andere betrokkenen te blijven ondersteunen bij deze veranderingen.

Het gaat nu om het gezamenlijk in de praktijk brengen van de wet. Dit om bij te dragen aan een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, regelgeving en besluitvorming. Provincies, waterschappen en gemeenten hebben hierbij meer ruimte voor gebiedsgericht (lokaal) maatwerk en het maken van eigen doelgerichte afwegingen. Het nieuwe stelsel beoogt te komen tot een snellere, verbeterde en meer integrale besluitvorming bij projecten in de fysieke leefomgeving. Ook bevat het stelsel waarborgen voor het beschermen van de leefomgeving, met inbegrip van de veiligheid en de gezondheid van mensen.

Aanvullend onderkent de wet ook het belang van het betrekken van de lokale en regionale belangen als het gaat om het afwegen hoe de ruimte benut en beschermd kan worden. Participatie krijgt extra aandacht onder de Omgevingswet bij de voorbereiding van plannen, vergunningen en andere besluiten. Op deze wijze wordt de afstand tussen burger, bedrijfsleven en overheid verkleind.

De regels op grond van de 26 wetten die opgaan in de Omgevingswet worden hierbij samengebracht en ontsloten op één plaats, het Omgevingsloket. Het samenbrengen en ontsluiten van de regelgeving maakt het enerzijds gemakkelijker voor initiatiefnemers en biedt anderzijds andere actoren één plaats waar de belangrijkste regelgeving over de leefomgeving wordt ontsloten. Dat alle regelgeving op één plaatst te vinden in maakt het geldend recht zelf niet anders of meteen begrijpelijk voor een ieder. Waar het voor burgers en bedrijven nu vaak onduidelijk is of alle relevante loketten zijn afgelopen en de benodigde informatie over geldende regels of vereiste besluiten is verkregen, is vanaf 1 januari 2024 er één loket waar burgers en bedrijven die informatie over de fysieke leefomgeving kunnen raadplegen. Nu dit een nieuw loket is zal dit naar verwachting vragen opleveren en niet alles in één keer goed gaan. Door het gebruik van het loket kan er op basis van praktijkervaringen steeds een (pro actieve) verbeterslag worden gemaakt na inwerkingtreding.

Uitkomst bestuurlijk overleg

De focus is om allereerst de noodzakelijk basis op orde te hebben voor inwerkingtreding per 1 januari 2024. In het bestuurlijk overleg van 22 september 2023 heb ik met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de rijkspartijen gekeken naar de stand van zaken richting de inwerkingtreding en de wijze waarop door alle partijen hieraan invulling wordt gegeven. Als samenwerkende overheden was daarbij de conclusie dat we de gevraagde en benodigde stappen gezet zien worden. Wel zijn er punten die vertraagd zijn en daarmee extra aandacht vragen om de invoering goed te laten verlopen. Waar nodig zetten we er een tandje bij. Hiertoe houd ik samen met de bestuurlijke partners de stand van de implementatie in opmaat naar 1 januari 2024 scherp in de gaten, zodat kan worden bijgestuurd of extra ondersteuning of maatwerk kan worden geboden waar nodig.

Ik realiseer me dat ons allen nog veel te doen staat, voor en na de inwerkingtredingsdatum. Er is vertrouwen dat inwerkingtreding verantwoord kan wetend dat zeker niet alles vlekkeloos zal werken. Hoewel niet alles in één keer vlekkeloos zal verlopen, is er vertrouwen dat inwerkingtreding verantwoord kan. Dit vertrouwen baseren de bestuurlijk partners en ik op de voortgang die geboekt wordt en de maatregelen die genomen worden om eventuele problemen snel en effectief op te pakken. Voorbeelden zijn het laden van verordeningen in de DSO-LV en het succesvol testen van de TAM’s. Hiertoe houd ik goed de vinger aan de pols op basis van risico-inschattingen en bijbehorende beheersmaatregelen zoals Tijdelijk Alternatieve Maatregelen5. De aandachtspunten die we recentelijk hebben benoemd zijn:

  • Met elkaar goed zicht houden op voortgang bij bevoegde gezagen ten aanzien van decentrale software.

  • Het continu verbeteren van DSO-LV, met name als het gaat om gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid voor eenieder, met name als het gaat om de ervaren stabiliteit en performances van gebruikers.

  • Aandacht voor de personele krapte in het algemeen.

  • Het blijven werken aan het perspectief van het DSO na inwerkingtreding, waaronder het zorgen voor een leverancierstestomgeving, afbouw en uitbouw naar scenario 3.

Nieuwe fase en voortgang

Ik constateer dat met de datum van inwerkingtreding op 1 januari 2024 het gezamenlijke programma in een nieuwe – overgangsrechtelijke – fase is beland. Met het verdwijnen van de onzekerheid over de datum gaan bij veel overheden nieuwe mensen aan de slag met de wet en dat brengt nieuwe en verschillende belevingen en soms ook zorgen met zich mee. Deels komt dit omdat de Omgevingswet met de zes kerninstrumenten en het bijbehorende stelsel herontdekt wordt na een lange periode van wachten. Dit betekent dat er volop kennisoverdracht moet plaatsvinden aan de mensen die in de praktijk dagelijks met het nieuwe stelsel gaan werken. Bovendien omvat dit het goed inregelen van alle procedures en processen, zoals het inrichten van de aanspreekpunten bij bevoegde gezagen om de vragen van initiatiefnemers te beantwoorden. Tevens omvat dit het door experts opstellen en in procedure brengen van planvorming op grond van de Omgevingswet.

We zien dat in deze overstap – zoals verwacht – soms ook misverstanden en/of onduidelijkheden ontstaan. Bijvoorbeeld via de berichtgeving over de gemeente Zaltbommel.6 Dit soort situaties wordt met de betrokken partijen gezamenlijk zo snel mogelijk opgepakt, zodat de feiten inzichtelijk worden gemaakt en gedeeld met bevoegd gezagen en onduidelijkheden snel recht worden gezet. We constateren een toename van het aantal vragen over de werking van de wet en haar instrumenten maar ook over de technische werking van het stelsel en het DSO en de vertaling daarvan naar de praktijk van alle dag. Dit vraagt momenteel onze volle aandacht en hier wordt met de bestuurlijke partners veel inzet op geleverd.

Tegelijkertijd neem ik ook waar dat door heel Nederland bevoegd gezagen aan het oefenen zijn, deelnemen aan ketentesten en congressen, leergangen en inloopuurtje bijwonen. Ik neem daarbij ook waar dat het de actieve betrokkenheid en deelname toeneemt, de eerste ervaringen worden proactief gedeeld, vakpublicaties volgen er elkaar op en de dialoog tussen bevoegd gezagen als ketenpartners komt van de grond.

Ik heb er met VNG, IPO, UvW en Rijkspartners vertrouwen in dat opkomende vraagstukken adequaat opgepakt kunnen worden. We weten elkaar steeds beter te vinden; de contacten tussen de bestuurlijke partners zijn frequent en intensief, de onderlinge communicatie wordt steeds beter op elkaar afgestemd.

Meerjarige financiële afspraken

De meerjarige financiële afspraken heb ik rond de afgelopen zomer met de medeoverheden en Rijkspartijen herijkt. Een goede financiële basis is belangrijk om goed van wal te kunnen steken op 1 januari 2024. In opvolging van de motie Kluit c.s.7 heb ik u bericht en kan ik melden dat er verdere stappen zijn gezet. In mijn brief van 14 juli jl.8 heb ik aangegeven dat er een principeakkoord is bereikt over de dekkingsvraagstukken van de beheerkosten van de landelijke voorziening van het digitale stelsel (DSO). Dit zorgt voor meerjarig financiële stabiliteit voor alle betrokken partijen. Aanvullend is afgesproken een gezamenlijke inspanning te doen om de governance van het beheer van het DSO-LV te verbeteren om zo te zorgen voor een strakke kostenbeheersing. In de gevoerde financiële gesprekken gaven de VNG en de Rijkspartijen aan in te kunnen stemmen met de afspraken. Het IPO en de UvW gaven destijds aan eerst hun achterban te moeten raadplegen. Inmiddels hebben de leden van het IPO ingestemd met bovengenoemde afspraken. Medio oktober 2023 spreken ook de leden van de UvW zich tijdens de ledenvergadering uit over de hierboven genoemde afspraken.

Verder informeer ik u dat volgens de afspraken de middelen uit het coalitieakkoord (de zgn. CA-Reeks) voor gemeenten in de decembercirculaire worden verwerkt. De middelen voor gemeenten en provincies worden in 2024 en 2025 verwerkt met inachtneming van het daarvoor geldende begrotingsproces. De financiële monitoring van de stelselwijziging start direct na inwerkingtreding van de Omgevingswet. In het jaar na inwerkingtreding (2024) wordt onderzoek gedaan naar de transitiekosten bij medeoverheden. Na het eerste en vijfde volle jaar na inwerkingtreding (2025 en 2029) zal een financiële evaluatie plaatsvinden. Met het sluiten van het principeakkoord is de voor nu benodigde duidelijkheid ontstaan bij de bestuurlijke partners met betrekking tot de financiële middelen die nodig zijn voor de verdere ontwikkeling en beheer van het digitale stelsel.

3. Vervolg richting inwerkingtreding

In het bestuurlijk overleg van 23 januari 2023 is, mede op basis van de uitkomsten van IKT 3 en de uitwerking van de genomen en voorziene maatregelen, geconcludeerd dat het DSO technisch voldoende gereed is om een besluit over inwerkingtreding te nemen. Daarbij is afgesproken dat de afgesproken functionaliteiten voor inwerkingtreding beschikbaar en werkzaam zijn, of er alternatieven zijn. Ik heb gemerkt dat de term voldoende gereed soms het beeld oproept dat de DSO keten geen onvolkomenheden zou kennen. Voldoende gereed houdt echter in dat, zoals bij ieder ict project, het DSO in de basis goed functioneert, maar er soms ook momenten zullen zijn van verstoring of uitval. Aan de voorkant wordt dit zoveel mogelijk te voorkomen, door met elkaar in de keten uitvoerig te testen, aan de achterkant doen we dat door er voor te zorgen dat we problemen snel en effectief signaleren en oppakken.

Testen en Tijdelijke Alternatieve maatregelen

IKT-fase 5 is afgerond (zie bijlage 2). De testen zijn uitgevoerd van medio april 2023 tot medio juli 2023.9 Tijdens de testen is vooruitgang geconstateerd in de functionaliteiten van het DSO-LV en die van de lokale softwareleveranciers. IKT-5 laat zien dat er ook in de lokale software belangrijke stappen zijn gezet. De DSO-keten – met inzet van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM) – werkte daarbij voldoende tijdens de uitgevoerde testen. Binnen de toepasbareregel- en vergunningenketen werden binnen IKT-5 geen technische beperkingen voor inwerkingtreding gevonden. Wel werd geconstateerd dat issues optreden als gevolg van niet correct ingerichte lokale software bij diverse bevoegde gezagen en het soms ontbreken van kennis over de inrichting en werking van de lokale software. Dit heeft nadrukkelijk de aandacht bij het implementatiespoor.

Daar waar het DSO als geheel nog niet gereed is zoals was bedoeld, is zoals aan u gemeld met TAM’s de werkbaarheid geborgd. Deze zijn en worden uitvoerig getest. Bij deze alternatieven gaat het om de punten waar de bevoegd gezagen in hun decentrale software nog niet kunnen beschikken over bepaalde functionaliteit(en), De TAM’s zorgen dat de relevante processen voor bevoegd gezagen – waar nodig – werkbaar zijn en garanderen daarmee de dienstverlening. Ten opzichte van de laatste informatie richting uw Kamer kan ik u melden dat tijdens IKT-5 de «TAM Reactieve Interventie» en de «TAM Instructie» succesvol zijn getest. Tijdens de testen zijn geen noemenswaardige bevindingen naar voren gekomen. De «TAM Projectbesluit» kon niet bij IKT-5 meegenomen worden. In overleg met IPO en de UvW kijk ik wanneer én hoe de «TAM-Projectbesluit» in IKT-6 en/of 7 samen met hen getest kan worden. Alle TAM’s zijn daarmee voor inwerkingtreding getest.

Het mastertestplan is met de bestuurlijke partners gedeeld. De leverancierstestomgeving wordt – zoals aangekondigd – na inwerkingtreding ingericht. Dit zijn grotere projecten die in stappen gaan en waarbij afstemming en besluitvorming met de betrokken partners nodig is. Waarbij zorgvuldigheid en gezamenlijkheid voorop staan.

Bedrijfsleven

Het bedrijfsleven zal een grootgebruiker zijn van de Omgevingswet en van het DSO. Het is belangrijk dat het bedrijfsleven kan starten met het werken met het DSO. De koepels en brancheverenigingen van het bedrijfsleven staan achter de wet en het bereiken van de doelen. Op 24 januari jl. heb ik met de koepels van het bedrijfsleven en de brancheverenigingen afspraken gemaakt en is verder gewerkt met elkaar aan de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket (de opvolging van de MKB-toets). Het overleg van begin oktober met het bedrijfsleven laat zien dat dit volgens planning verloopt. Eind november worden de verbeteringen met in het Omgevingsloket nog een keer met hen doorgelopen. Daarnaast kan ik aangeven dat ik met het bedrijfsleven nieuwe afspraken wil maken over het doorzetten van deze succesvolle manier van samenwerken na inwerkingtreding. Dit zodat bij nieuwe issues er snel contact mogelijk is en er een stap gezet kan worden met de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket.

Stabiliteit en performance DSO

De stabiliteit en performance van het DSO wordt – zoals bij u bekend – continu gemonitord.10 Uit deze informatie blijkt dat het gevraagde serviceniveau (opgenomen in de Servicelevel agreement) over het algemeen wordt gehaald. Wel zijn er verstoringen – zoals bij de ICT niet ongebruikelijk. Die worden op basis van de afspraken opgepakt. Het is belangrijk om steeds de precieze context te weten en daarmee exact te kunnen zijn over wat er in de techniek aan de hand is en wat dit voor de gebruiker inhoudt. Tussen de techniek, gemaakte afspraken en hoe de gebruikers het DSO beleven merken we dat verschil in begrip en verwachting zit. Verstoringen – of die nu in het DSO zijn of in achterliggen basisnetwerken – zijn vervelend voor de gebruikers. Met snel optreden en goede communicatie wordt dit opgepakt, waarbij we continu evalueren om te leren hoe we dit nog beter kunnen doen.

4. Lopende beheersmaatregelen

De komende maanden zijn voor alle betrokkenen spannend: het gaat om een grote stelselwijziging die alle overheden en hun manier van werken raakt in werkwijze en proces. Hoe groot deze verandering ook is en hoeveel voorbereiding en risicomaatregelen we ook nemen het brengt onzekerheden en onduidelijkheden met zich mee. De zorgen die er nu in de uitvoering leven zijn reëel en krijgen aandacht. De signalen en vragen zijn bij de koepels en mij bekend. Het stevig vormgeven van implementatie ondersteuning is daarom belangrijk. Acties, zoals het versterken van de serviceketen, helpen hierbij.

Versterken serviceketen en verhoogde dijkbewaking

Het versterken van de serviceketen en het inrichten van de calamiteiten organisatie is belangrijk. Zo kan tussen de overheden snel geschakeld worden. Het hoofddoel van de serviceketen is om bevoegde gezagen (onderling) betrouwbare en snelle ondersteuning te bieden wanneer zij zelf geen antwoord kunnen vinden op vragen of problemen. Voor de komende maanden gaat het om het voorbereid zijn op de eerste fase van inwerkingtreding. Met de koepels is afgesproken – zoals ook met u besproken11 – dat er in deze fase sprake zal zijn van een tijdelijk versterkte serviceketen en verhoogde dijkbewaking. Hier wordt nu aan gewerkt. Bij het versterken van de serviceketen ligt het zwaartepunt momenteel bij het ondersteunen van de front- en backoffice van de bevoegde gezagen. De frontoffice is de plek waar vragen van initiatiefnemers als eerste binnenkomen. Het is ook de plek die burgers en bedrijven kennen. Naast de voorbereiding met onder andere diverse handreikingen, trainingen voor medewerkers en wegwijzers voor het delen van best practices12 wordt nagegaan of de komende periode nog andere ondersteuning nodig is voor de verdere versterking van de serviceketen.

Bij de beheerorganisaties is sprake van verhoogde dijkbewaking. Dit betekent dat er extra aandacht is voor mogelijk technische storingen en nieuwe of onverwachte situaties. Voor onvoorziene situaties die buiten de versterkte serviceketen en verhoogde dijkbewaking vallen is er een calamiteitenorganisatie ingericht.13 Het oefenen van de calamiteitenorganisatie is een doorlopend proces en gaat onverminderd door; op 22 november 2023 vindt een grote calamiteitenoefening plaats. Daarnaast worden betrokkenen bij de calamiteitenopganisatie opgeleid en getraind en worden standaard draaiboeken ontwikkeld en getest.

Zicht op operationele voortgang

Het is juist de komende periode belangrijk dat er continue aandacht blijft voor afhankelijkheden in de operationele uitvoering en voortgang van de implementatie van de nieuwe werkwijzen, processen en de (gezamenlijke) digitalisering en het DSO als geheel. Daarom heb ik met de VNG, het IPO, de UvW en de rijkspartijen voor deze fase nieuwe afspraken gemaakt voor het zicht houden op de operationele voortgang en aanpak. Deze aanpak houdt onder meer in dat we zorgen voor continu contact om goed in te kunnen spelen op wat de vragen zijn, waar behoefte is aan ondersteuning en waar extra inzet vanuit ieders eigen rol nodig is.

Ik benadruk nogmaals dat voor en na inwerkingtreding van de Omgevingswet sommige zaken en processen niet zullen lopen zoals vooraf bedacht. Dat is onvermijdelijk in een dergelijk grote stelselwijziging in het brede domein van de fysieke leefomgeving. Het blijft mensenwerk met een veelheid aan belangen, kennis, kunde en cultuur. Er zullen bij overheden en partijen misverstanden ontstaan en er gaan zich haperingen in de serviceverlening en (verwachtingen over) het DSO voordoen. Met het inregelen, vullen, oefenen en testen wordt steeds een verbeterslag gemaakt in de samenwerking en het DSO als geheel. De praktijk zal tevens ook uitwijzen of zaken als handleidingen de juiste interpretatie en opvolging krijgen. De Regionale Implementatie Ondersteuners (RIO’s) hebben hierin een belangrijke rol als schakel tussen bevoegd gezagen onderling en als schakel tussen bevoegd gezagen en het interbestuurlijke programma Aan de Slag.

Stap voor stap verder: met doelen en gebruiksvriendelijkheid

De inwerkingtreding markeert de start. Tegelijkertijd vergt de verdere afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO nog tijd. Daarnaast vergt het werken volgens de principes van de wet en daaraan gekoppelde cultuuromslag van het denken in nee, tenzij, naar ja, mits, tijd. Ik laat na inwerkingtreding daarom ook niet los. Ik ga door met het vervolmaken van het DSO en het verder werken aan het gaan behalen van de doelen van de wet. Bij het DSO spelen de ervaringen van de gebruikers van de digitale faciliteiten een belangrijke rol; de initiatiefnemers en bevoegd gezagen staan daarbij centraal bij het verder werken aan de gebruiksvriendelijkheid. Dit betekent dat het onderwerp van gebruikersvriendelijkheid nog veel aandacht nodig heeft, verdient en krijgt.

5. Tot slot

U ontvangt van mij separaat de beantwoording op de vragen van uw vaste commissie Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van 18 september 2023 en de door de Eerste Kamerleden Kluit en Van Langen-Visbeek en Kluit van 21 en 25 september 2023 separaat gestelde vragen in de week van 11 oktober 2023. Zoals aangegeven in mijn uitstelbericht is er afstemming met de uitvoering nodig bij de beantwoording in verband met het feit dat de beantwoording over de uitvoering gaat en er zorgvuldigheid nodig is.

In deze fase van de implementatie kan ik me voorstellen dat u nadere vragen heeft over de in deze brief met bijlagen gemelde voortgang, maar ook over de werking van het stelsel als geheel met het ondersteunde DSO. Zoals hoe het (technisch) werkt, de preciezere stand van de uitvoering en de samenwerking tussen overheden in de keten. Iik bied u graag een technisch overleg en/of werkbezoek aan, bijvoorbeeld bij de Tactische Beheer Organisatie. Naar mijn mening kan u op die manier meer duidelijkheid worden geboden over de techniek en werking dan in een schriftelijk overleg. Graag deel ik de stand van zaken transparant met u.

Na de inwerkingtreding wordt de algemene ontwikkeling en de door u aangeven aandachtspunten meegenomen in de cyclus van monitoring en evaluatie (zie ook bijlage 1) van onder andere de maatschappelijke en financiële effecten. Dat betekent dat u op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen en zicht kan houden op de verbeteringen die mogelijk en nodig zijn om te zorgen voor een goede besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Ik benadruk dat we met alle mensen bij de bevoegde gezagen, het bedrijfsleven, de koepelorganisaties en de ondersteunende teams van het interbestuurlijk programma en het IPLO nog veel werk te verzetten hebben. Gezien de voortang en de realisatie is het vertrouwen er nog steeds om op 1 januari 2024 in werking te treden. Daarna wordt met elkaar doorgewerkt aan de implementatie, de afbouw, uitbouw en doorontwikkeling van het DSO en het vervolg op de wet en haar instrumentarium. De Omgevingswet en het instrumentarium spelen een cruciale rol bij alle gebiedsgerichte opgaven die vragen om een integrale afweging in de fysieke leefomgeving.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letters FO hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

EK brief 26 januari.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FA.

X Noot
4

T02857.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FK, bijlage 1., Kamerstukken II 2022/23, 33 118/34 986, nr. 259, bijlage 1., Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, EU, bijlage 1., Kamerstukken II 2022/23, 33 118, nr. 246.

X Noot
6

Beantwoording TK vragen Minhas en De Groot september 2023.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, EZ.

X Noot
8

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FN.

X Noot
9

T03422.

X Noot
10

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FK en Kamerstukken II 2022/23, 33 118, nr. 259.

X Noot
11

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FK, bijlage 1., Kamerstukken II 2022/23, 33 118/34 986, nr. 259, bijlage 1., Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FH, Kamerstukken II 2022/23, 33 118/34 986, nr. 255.

X Noot
13

Kamerstukken I 2022/23, 33 118/34 986, FJ, vraag 14., Kamerstukken I 33 118/34 986, EU, bijlage 1 en Kamerstukken II 2022/23, 33 118/34 986, nr. 246, bijlage 1.

Naar boven