33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

FN1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2023

Tijdens het interpellatiedebat van 11 juli 2023 heeft uw Kamer de motie Kluit c.s. over de financiën rondom de inwerkingtreding van de Omgevingswet2 aangenomen. In deze brief geef ik u aan hoe aan deze motie uitvoering is gegeven.

De motie bevat twee verzoeken aan de regering:

  • 1. om in de begroting Binnenlandse Zaken voor 2024 en verder de meerjarige dekking voor kosten voor invoering, beheer en onderhoud en de doorontwikkeling van het DSO naar ambitieniveau 3 langjarig op te nemen;

  • 2. om extra middelen voor gemeenten uit het Coalitie Akkoord (de zogenaamde CA-gelden) nog in 2023 aan de decentrale overheden ter beschikking te stellen, en de Kamer daarover uiterlijk 9 september 2023 te informeren, zodat gemeenten zich komende maanden zonder financiële zorgen vol kunnen richten op de invoering van de Omgevingswet.

• Meerjarige dekking van de kosten

In het debat heb ik met u besproken welke financiële afspraken er over de financiering van de invoering van de Omgevingswet met de verschillende bestuurlijke partners zijn gemaakt. De bestuurlijke inrichting bij de verschillende bevoegde gezagen maakt dat niet alle middelen zichtbaar zijn op de begroting van BZK. Door de verschillende soorten systematiek van begroten en verantwoorden zijn de bedragen niet eenduidig op één plek terug te vinden.

Voor uw overzicht ga ik hieronder – op hoofdlijnen – in op waar de financiële middelen op basis van de gemaakte afspraken terecht komen. Op basis van de gemaakte afspraken maak ik daarbij onderscheid in drie categorieën:

  • 1. De transitiekosten en bijbehorende terugverdientermijnen;

  • 2. Investeringskosten en beheerkosten;

  • 3. En de bijdragen van BZK aan de kosten voor invoeringsondersteuning.

Ad. 1. Transitiekosten en bijbehorende terugverdientermijnen

De bestuurlijke partijen hebben afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord van 2015 en het Financieel akkoord 2016 dat de transitiekosten door de bevoegd gezagen zelf worden gedragen en dat zij de baten die de Omgevingswet hen oplevert ook kunnen behouden. Deze transitiekosten zijn modelmatig zichtbaar gemaakt in het Integraal Financieel Beeld 2021 (IFB) en in het onlangs vastgestelde IFB van 2023 geactualiseerd.3 Deze transitiekosten zijn verwerkt in de begrotingen van ieder betrokken bevoegd gezag zelf. De door bevoegd gezagen gerealiseerde baten worden na inwerkingtreding van de wet tevens verwerkt in de begrotingen van de betreffende bevoegd gezagen zelf. Hoe eerder bevoegd gezagen gaan werken met de instrumenten en mogelijkheden die de Omgevingswet biedt en de planning wordt gerealiseerd van scenario 3 van het DSO, hoe eerder de baten van het stelsel voor en door hen gerealiseerd kunnen worden.

Ter dekking van een deel van de transitiekosten van gemeenten en provincies zijn bedragen gereserveerd in het coalitieakkoord. Dit zorgt voor het verkorten van de terugverdientermijnen. In totaal betreft dit een bedrag van € 415 miljoen. Inmiddels is 150 miljoen hiervan in 2022 toegevoegd aan het Gemeentefonds. Met de goedkeuring van het Bestedingsvoorstel ten behoeve van beheerbegroting DSO-LV (en IPLO) 2023 is ook € 12 miljoen onttrokken uit de CA middelen in 2023. Te weten € 8 miljoen voor de gemeenten en € 4 miljoen voor de provincies (waaruit ook de bijdrage van de waterschappen wordt gedekt). Deze extra beheerbijdrage is éénmalig, voor 2024 en verder blijven de bestaande afspraken (beheerovereenkomst) gelden. De resterende reeks van € 253 miljoen is te vinden de zogenaamde «Aanvullende Post» van het Ministerie van Financiën.4

Ad. 2. Investeringskosten en beheerkosten

Investeringskosten

De investeringskosten voor het realiseren van de landelijke voorziening DSO en de aanpassingen die nodig waren bij Rijkswaterstaat voor het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) komen voor rekening van het Ministerie van BZK.

Voor de investeringen in DSO-LV heb ik eerder toezeggingen gedaan, laatst nog in het debat van 11 juli 2023 en die herhaal ik nu weer: mijn investeringen in het DSO-LV lopen tot het eindbeeld – zoals opgenomen in de bestuurlijke afspraken, in technische termen tot uitbouw/scenario 3 – door. Deze investeringen zijn opgenomen in de begroting van BZK.

Beheerkosten en doorontwikkeling

De kosten van beheer en doorontwikkeling zijn in de financiële afspraken samengenomen als beheerkosten. De bevoegde gezagen (gemeenten, provincies, waterschappen en rijkspartijen) dragen de beheerkosten van het DSO-LV, volgens een vastgestelde verdeelsleutel, zoals vastgelegd in de Beheerovereenkomst 2018.

Het Ministerie van BZK draagt zorg voor het ten laste brengen aan het Gemeentefonds van de financiële bijdragen van gemeenten, voor de bijdrage van de verschillende Rijkspartijen en voor jaarlijkse facturering van de bijdrage aan de waterschappen. Het IPO draagt zorg voor de inning van de jaarlijkse bijdrage van provincies en voor de afdracht daarvan aan de Minister van BZK.

De middelen die bij partijen voor het beheer zijn opgehaald worden verstrekt aan het Kadaster als tactische beheerorganisatie Operationeel beheerorganisaties (Kadaster, Rijkswaterstaat, Logius en Geonovum) en eveneens aan Rijkswaterstaat voor het informatiepunt Leefomgeving. De Strategisch Beheer Organisatie heeft een beperkt budget beschikbaar voor opdrachten als onderzoeken en evaluatie. Dit is onderdeel van de begroting van BZK.

Ad. 3. Bijdragen van BZK aan de implementatiekosten

De afgelopen jaren heeft het Rijk diverse bijdragen verstrekt aan de koepels en de bevoegd gezagen voor de ondersteuning van de implementatie van de Omgevingswet. Deze zijn terug te vinden in de respectievelijke begrotingen als respectievelijke uitgaven en inkomsten. Tevens verstrek ik een extra bijdrage van geaggregeerd € 4.5 miljoen aan de VNG, IPO en UvW om hun leden te ondersteunen bij de implementatie van de Omgevingswet.

• Middelen uit het coalitieakkoord

Uit het geactualiseerde IFB blijkt dat de beheerkosten voor het DSO-LV en IPLO op het niveau inwerkingtreding hoger waren dan verwacht op het moment dat de financiële afspraken werden gemaakt. Op grond van artikel 7.3 van het beheerarrangement zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan over de verdeling van deze hogere beheerkosten. Artikel 7.3. luidt: «In het Bestuurlijk Overleg wordt beslist over de noodzakelijke verhoging van het budget van € 25,9 miljoen om de stijgende kosten van beheer ten gevolge van realisatie van delen van uitbouw naar het niveau van scenario 3 volgens het Bestuursakkoord, op te vangen».

In het bestuurlijk overleg van 13 juli 2023 is met de bestuurlijke partners een meerjarig principeakkoord bereikt over de dekking van de beheerkosten. Deze afspraken passen binnen de afspraken van de huidige beheerovereenkomst en het bijbehorende beheerarrangement.

Tot slot

Met het bereiken van de overeenstemming in het bestuurlijke overleg over de dekking van de beheerkosten is er met deze afspraken meerjarig financiële stabiliteit gecreëerd voor alle betrokken partijen. Daarbij wordt ook een gezamenlijk inspanning gedaan om de governance van de beheerorganisatie van het DSO-LV nog te verbeteren om zo te zorgen voor kostenbeheersing en voorspelbaarheid.

Het IPO en de Unie van Waterschappen leggen deze onderschreven lijn voor aan hun leden. Daarmee is er vertrouwen in de positieve afronding. Dat betekent dat er geen belemmering meer is om over te gaan tot het uitkeren van de gereserveerde middelen op de zogenaamde «Aanvullende Post» van het Ministerie van Financiën op de geëigende begrotingsmomenten. De middelen voor 2023 worden in de decembercirculaire verwerkt en de middelen 2024 en 2025 in de meicirculaire van de betreffende jaren. Daarmee voldoe ik naar mijn oordeel aan de motie Kluit c.s.5

Concluderend is de uitkomst van het bestuurlijk overleg van 13 juli 2023 dat er voor de gemeenten en provincies de gevraagde duidelijkheid is over het moment waarop de middelen in 2023, 2024 en 2025 voor hen beschikbaar komen. Op basis van de huidige inzichten, de gemaakte afspraken en de wijze van verwerking in de verschillende begrotingen is er geen aanleiding om nog apart een claim in te dienen voor extra investeringsmiddelen voor de begroting BZK voor 2024.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letters FN hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 33 118, FM.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 33 118, FK.

X Noot
4

Kamerstukken II 2021/22, 35 925 VII, nr. 105.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, 33 118, FM.

Naar boven