33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

FJ1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 juni 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving had kennisgenomen van de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 10 maart 20232 waarin deze inging op de punten uit het position paper over de inwerkingtreding van de Omgevingswet dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op eigen initiatief aan de Kamer had toegestuurd. De leden van de fracties van GroenLinks en de PVV wensten de regering naar aanleiding hiervan een aantal aanvullende vragen te stellen. In de vragen kwam ook een aantal andere onderwerpen aan de orde.

Naar aanleiding hiervan is op 13 april 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

De Minister heeft op 23 juni 2023 gereageerd.

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving3 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Den Haag, 13 april 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 10 maart 20234 waarin u, conform uw toezegging tijdens het plenaire debat in de Kamer over het ontwerpKB tot inwerkingtreding van de Omgevingswet op 7 maart jl., ingaat op de punten uit het position paper over de inwerkingtreding van de Omgevingswet dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) op eigen initiatief ten behoeve van voormeld debat heeft ingediend. De leden van de fracties van GroenLinks en de PVV wensen de regering naar aanleiding hiervan enkele aanvullende vragen te stellen. In de vragen komen ook enkele andere onderwerpen aan de orde.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

Ruimtelijke regie

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening eind maart 2023 bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Ruimtelijke Verkenning 2023 in ontvangst heeft genomen waarbij het PBL vier scenario’s voor de toekomstige inrichting van Nederland heeft gepresenteerd.5 Bij deze gelegenheid heeft de Minister een stevige visie neergezet op de rol van het Rijk in het ruimtelijk domein, het werken vanuit waarden en de waarde van normeren binnen het ruimtelijk Rijksbeleid. De Minister sprak van de wederopbouw in een ruimte die niet leeg is maar een tabula scripta. Daarbij vroeg de Minister aandacht voor aspecten als rechtvaardigheid en ruimtelijke verdeling van voorzieningen.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat van de vier scenario’s er slechts één is waarin voorkomen wordt dat er in overstromingsgevoelige gebieden gebouwd gaat worden. In de andere drie scenario’s wordt 10 tot 15% van de nieuwbouwopgave gezien in gebieden die niet in lijn zijn met het principe «bodem en water sturend». Dit bleek eerder ook al uit de Pilot Planmonitor NOVI 2021.6 Deze leden merken op dat de regering uitdraagt dat «bodem en water» sturend moeten zijn. Gelet op het vorenstaande wensen de leden van de fractie van GroenLinks de regering de volgende vragen te stellen:

  • 1. Welke consequenties verbindt de regering daaraan? Kan de regering aangeven of zij het bouwen in overstromingsgebieden onmogelijk gaat maken? En zo niet, hoe gaat de regering de veiligheid van de nieuwe bewoners garanderen?

  • 2. Hoe gaat de regering om met de aansprakelijkheid voor de kosten van burgers bij overstromingen? Na de overstromingen in Limburg wachten veel burgers nog steeds op schadeloosstelling. Ook hebben verzekeraars aan de bel getrokken omdat het overstromingsrisico en de kosten om dit risico af te dekken te hoog zijn om onder een normale verzekeringsaansprakelijkheid te laten vallen. Welke rol ziet de regering hierbij voor zichzelf? Welke rol ziet de regering hierin voor de provincies, die immers risicovolle bebouwing uiteindelijk toestaan?

Position Paper over de inwerkingtreding van de Omgevingswet van de ABRvS

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of zij bereid is om de ABRvS vóór 1 juli 2023, zes maanden voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, te vragen of zij inmiddels beschikt over de functies die voor de bestuursrechtspraak voorwaarde zijn om te kunnen oordelen over (hoger) beroepen, zodat voldoende tijd resteert om het systeem gedegen te testen. En zo ja, is de regering bereid om de Kamer hierover te informeren vóór het zomerreces?

Opslagtanks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben in het debat over het ontwerpKB tot inwerkingtreding van de Omgevingswet op 7 maart jl. de regering een aantal vragen gesteld over de bovengrondse tankinstallaties.7 De tijd om die vragen voor te bereiden was, zoals in het debat aangegeven, beperkt. Inmiddels hebben deze leden begrepen dat het werkveld toch een andere visie heeft op het besprokene dan de regering. Gelet hierop wensen de leden van de fractie van GroenLinks de regering nog de volgende vervolgvragen te stellen, in de hoop dat er meer helderheid voor het werkveld komt.

  • 1. Is de regering bekend met het position paper «Veilige bovengrondse tankinstallaties in de Omgevingswet» van de Stichting Infrastructuur kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) van 11 januari 2022?8

  • 2. Zijn de regels rondom bovengrondse tankinstallaties beleidsneutraal overgeheveld vanuit de huidige wetgeving naar het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)? Zo nee, waarom niet?

  • 3. Blijft het beschermingsniveau bij bovengrondse tankinstallaties hetzelfde als het Bal ingaat? Zo nee, waarom niet?

  • 4. Waarom is er door de regering voor gekozen om in het Bal geen eisen te stellen aan de kennis en kunde van de installateur, de afstand tussen de tanks en de plaatsing bij inpandige opslagtanks? Kan de regering reflecteren op de constatering van de sector dat hierdoor het brandgevaar toeneemt?

  • 5. Is de regering bekend met de vrij recent uitgevoerde «Actie Tankslag»? Is de regering van mening dat dit soort acties te allen tijde moet worden voorkomen?

  • 6. Kan de regering reflecteren op de constatering dat het in het Bal mogelijk is om tankinstallaties enkel te controleren op uiterlijke kenmerken zonder de technische integriteit in ogenschouw te nemen en dat dit in strijd is met de wettelijk vastgestelde best beschikbare technieken documenten (BBT-documenten), namelijk de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS):

    • PGS 30: Vloeibare brandstoffen – bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties, en

    • PGS 31: Overige gevaarlijke vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties.9

  • 7. Kan de regering bevestigen dat de conclusie uit de technische tussenrapportage van het RIVM-onderzoek «Verkenning afstanden Besluit activiteiten Leefomgeving (Bal)»10 van 15 juli 2016 niet is dat er geen externe veiligheidsrisico’s zijn, maar dat deze er wel degelijk zijn zoals te lezen staat in hoofdstuk 10 en dat er afstandseisen zijn opgenomen, zoals vermeld staat in tabel 1 en 46?

  • 8. Kan de regering reflecteren op de constatering dat het schrappen van de certificeringsplicht voor de tankinstallaties zodoende op verkeerde en onterechte gronden heeft plaatsgevonden? De reden was immers dat er geen externe veiligheidsrisico’s zouden zijn.

  • 9. Kan de regering nader toelichten om welke reden ervoor is gekozen om een goedwerkend systeem gebaseerd op preventie door certificering, met lage kosten voor het bedrijfsleven en vrijwel geen kosten voor de overheid, te vervangen voor een systeem met controle achteraf, met een verhoogd risico op incidenten en een kans op hoge kosten voor de overheid en eigenaren? Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat dit geen beleids-neutrale omzetting is?

  • 10. Kan de regering aangeven hoe bovenstaande gezien moet worden in het licht van de zorgplicht die onder de Omgevingswet geldt? Tot hoever reikt de verantwoordelijkheid van ondernemers in dit geval voor het oplossen van schade als gevolg van mogelijke lekkages of branden?

  • 11. Is de regering bereid toe te zeggen om, in het licht van de door de indieners van het position paper van het SIKB aangediende zorgen, het vervallen van de certificeringsplicht onder het Bal te herzien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende twee passages uit de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 10 maart 2023:

«De hoofdregel is, net als nu het geval bij verordeningen, dat elk bestuursorgaan dat bij besluit het omgevingsplan wijzigt, zelf zorgdraagt voor de verwerking van dit besluit in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. Genoemde uitspraken van de Afdeling worden dus zo snel mogelijk in de geconsolideerde regeling verwerkt door de gemeente.»11

«Het goed en correct kunnen verwerken van gerechtelijke uitspraken is onderdeel van de lopende voorbereidingen en ontwikkelingen binnen gemeenten en softwareleveranciers, met ondersteuning vanuit het programma AdS en de VNG.»

De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van bovenstaande passages de volgende vragen te stellen:

  • 1. Welke invulling wordt gegeven aan «zo snel mogelijk in de geconsolideerde regeling verwerkt»? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

  • 2. Kan de regering aangeven welk percentage van gemeenten op dit moment onvoldoende toegerust is om goed en correct gerechtelijke uitspraken te kunnen verwerken? En kan de regering aangeven of de ondersteuning vanuit het programma AdS en de VNG op dit moment en voor de nabije toekomst voldoende is en hoe lang deze ondersteuning uiteindelijk blijft? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

De leden van de fractie van de PVV verwijzen vervolgens naar de volgende passage uit voormelde brief:

«In deze testen zal ik er ook voor zorgen dat burgers expliciet worden meegenomen in het oefenen met de viewer «Documenten op de Kaart», zodat burgers deze viewer goed kunnen gebruiken in het kader van inspraak, bezwaar en eventueel beroep.»12

De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van deze passage de volgende vraag te stellen:

  • 3. Op welke wijze worden burgers geselecteerd om te kunnen oefenen met de viewer? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

Tot slot wijzen de leden van de fractie van de PVV naar navolgende passage uit bedoelde brief:

«Ik deel het pleidooi van de Afdeling dat partijen op een laagdrempelige en gebruiksvriendelijke manier hun rechten moeten kunnen afleiden uit het DSO en dat dit pleit voor een gebruiksvriendelijk, laagdrempelig en toegankelijk systeem. Dit is ook exact de reden dat we regelmatig met gebruiksgroepen, die bestaan uit onder andere burgers uit alle geledingen van de samenleving, het bedrijfsleven, bevoegd gezagen en andere (markt)partijen onderdelen van het DSO-LV toetsen. Dit alles met het oog op het bieden van een voor de gebruikers gebruiksvriendelijke voorziening. Dit heb ik u gemeld tijdens het debat afgelopen dinsdag en in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen van uw Kamer. Uiteraard blijven we deze testen ook in de toekomst doen.»13

Deze leden wensen de regering naar aanleiding van deze passage de volgende vraag te stellen:

  • 4. Kan de regering (op hoofdlijnen) aangeven op welke wijze rekening wordt gehouden met scenario’s waarin de werking van het Digitaal Stelsel Omgevingswet ernstig wordt belemmerd door bijvoorbeeld omvangrijke technische problemen of internetcriminaliteit? Graag ontvangen de leden van de fractie van de PVV van de regering een gemotiveerd antwoord.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2023

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en voor Economische Zaken hebben mij per brief van 13 april jl. vragen gesteld over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de beantwoording van de gestelde schriftelijke vragen.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Schriftelijke vragen van de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving

Schriftelijke vragen inzake de inwerkingtreding van de Omgevingswet

Ingezonden: 13 april 2023

Kenmerk: 172827.03U

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

Ruimtelijke regie

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening eind maart 2023 bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de Ruimtelijke Verkenning 2023 in ontvangst heeft genomen waarbij het PBL vier scenario’s voor de toekomstige inrichting van Nederland heeft gepresenteerd. Bij deze gelegenheid heeft de Minister een stevige visie neergezet op de rol van het Rijk in het ruimtelijk domein, het werken vanuit waarden en de waarde van normeren binnen het ruimtelijk Rijksbeleid. De Minister sprak van de wederopbouw in een ruimte die niet leeg is maar een tabula scripta. Daarbij vroeg de Minister aandacht voor aspecten als rechtvaardigheid en ruimtelijke verdeling van voorzieningen.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat van de vier scenario’s er slechts één is waarin voorkomen wordt dat er in overstromingsgevoelige gebieden gebouwd gaat worden. In de andere drie scenario’s wordt 10 tot 15% van de nieuwbouwopgave gezien in gebieden die niet in lijn zijn met het principe «bodem en water sturend». Dit bleek eerder ook al uit de Pilot Planmonitor NOVI 2021. Deze leden merken op dat de regering uitdraagt dat «bodem en water» sturend moeten zijn. Gelet op het vorenstaande wensen de leden van de fractie van GroenLinks de regering de volgende vragen te stellen:

1. Welke consequenties verbindt de regering daaraan? Kan de regering aangeven of zij het bouwen in overstromingsgebieden onmogelijk gaat maken? En zo niet, hoe gaat de regering de veiligheid van de nieuwe bewoners garanderen?

Als uitwerking van de «water en bodem sturend» brief14, wordt momenteel door het Ministerie van IenW in samenwerking met het Ministerie van BZK het ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving ontwikkeld. Dit is een verdere uitwerking van de structurerende keuzes uit de brief, en het kabinetsbeleid dat water en bodem sturend moet zijn bij ruimtelijke keuzes, zoals voor nieuwbouwlocaties. Het ruimtelijk afwegingskader geeft de kaders mee waarbinnen op regionaal en lokaal niveau een afweging gemaakt moet worden, gegeven de aanwezige risico’s vanuit het water en bodem systeem. Het overstromingsrisico is hier één van de risico’s van, echter dit is niet per definitie doorslaggevend of het ergens niet verstandig is om te bouwen. Primaire keringen beschermen circa 60% van Nederland tegen overstroming vanuit de zee, de grote meren en rivieren. De normen voor deze keringen zijn gebaseerd op de overstromingsrisicobenadering. Hoe groter het potentiële gevolg (schade, mogelijke slachtoffers), hoe hoger de norm voor de waterkering. De invloed van klimaatverandering (en zeespiegelstijging) is opgenomen in de risicobenadering. Door het op orde houden en versterken van de primaire keringen zodat deze aan de waterveiligheidsnorm voldoen, die in de Waterwet is vastgelegd, kan bijna overal in het gebied achter deze keringen gebouwd worden.

Voor enkele gebieden waar een zeer groot risico is zoals de uiterwaarden of in gebieden in diepe polders die nodig zijn voor waterberging is in de «water en bodem sturend» brief een structurerende keuze geformuleerd. Voor de andere gebieden zal een regionale afweging nodig zijn om te kijken hoe het beste om te gaan met de verschillende risico’s van overstromingen, wateroverlast en bodemdaling, om een toekomstbestendige, veilige ontwikkeling te realiseren. Hierbij zijn keuzes nodig in niet alleen de specifieke locatiekeuze, maar ook de inrichting en bouwwijze van nieuwe ontwikkelingen.

2. Hoe gaat de regering om met de aansprakelijkheid voor de kosten van burgers bij overstromingen? Na de overstromingen in Limburg wachten veel burgers nog steeds op schadeloosstelling. Ook hebben verzekeraars aan de bel getrokken omdat het overstromingsrisico en de kosten om dit risico af te dekken te hoog zijn om onder een normale verzekeringsaansprakelijkheid te laten vallen. Welke rol ziet de regering hierbij voor zichzelf? Welke rol ziet de regering hierin voor de provincies, die immers risicovolle bebouwing uiteindelijk toestaan?

Het is belangrijk dat een ieder zich bewust is van de risico’s van klimaatverandering. Uitgangspunt is dat iedereen zijn eigen schade draagt. Door het afsluiten van een verzekering kan ervoor gekozen worden om een schaderisico over te dragen aan een verzekeraar. Bij schade, als gevolg van extreem weer, dient in dat geval primair de verzekeraar te worden aangesproken. Voor schade die niet redelijkerwijs verzekerbaar is, niet verhaalbaar en niet vermijdbaar is, kan de Wet tegemoetkoming schade (Wts) ingezet worden wanneer er sprake is van een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet Veiligheidsregio’s. Het is aan het Kabinet om te bepalen of en hoe de Wts zal worden toegepast. De Wts biedt een tegemoetkoming, daarmee gaat het niet om volledige compensatie van alle schade.

Op 30 januari 2023 en 16 maart 202315 bent u geïnformeerd over de voortgang van de afhandeling van schade in Limburg. Van de 2.423 meldingen op grond van de Wts en de Beleidsregel coulance zijn nu nog ongeveer 26 gedupeerden in afwachting van een definitieve beslissing op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen. Daarmee is meer dan 98% van de zaken afgehandeld.

Er vindt momenteel onder regie van de Minister van Financiën een verkenning plaats naar de beleidsopties om de verzekerbaarheid van klimaatgerelateerde schade te waarborgen, zoals aangekondigd in de beleidsagenda duurzame financiering. Deze verkenning vindt plaats in samenwerking met onder andere de Ministeries van IenW, JenV, LNV en BZK, en het Verbond van Verzekeraars. Met betrekking tot schade ten gevolge van overstromingen van primaire keringen, wat momenteel niet redelijkerwijs verzekerbaar is, vinden gesprekken plaats tussen de genoemde ministeries en het Verbond van Verzekeraars. Daarbij worden verschillende scenario’s besproken om te komen tot de meest geschikte vorm van risicodekking. Vooralsnog is de toepassing van de Wts als vangnetregeling als er sprake is van een ramp door een overstroming van een primaire kering het uitgangspunt.

Provincies hebben een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening, waaronder de locatiekeuzes voor woningbouw en bedrijventerreinen. Het Rijk verwacht van de provincies dat zij in de afwegingen rondom de locaties van toekomstige woningbouw bij de ruimtelijke puzzel het principe «water en bodem sturend» mee te nemen bij de ruimtelijke puzzel die nu wordt gelegd en bij alle ruimtelijke keuzes die gemaakt moeten worden. Hiervoor ontwikkelt IenW samen met BZK het «ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving», waarin de kaders worden geformuleerd. Het overstromingsrisico op een bepaalde plek zal een belangrijke indicator zijn in dit ruimtelijk afwegingskader.

Position Paper over de inwerkingtreding van de Omgevingswet van de ABRvS

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of zij bereid is om de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) vóór 1 juli 2023, zes maanden voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, te vragen of zij inmiddels beschikt over de functies die voor de bestuursrechtspraak voorwaarde zijn om te kunnen oordelen over (hoger) beroepen, zodat voldoende tijd resteert om het systeem gedegen te testen. En zo ja, is de regering bereid om de Kamer hierover te informeren vóór het zomerreces?

Met de Raad van State zijn er in de afgelopen periode diverse overleggen geweest in voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de overleggen worden de aangegeven punten doorgesproken, naast eerdere afspraken gelegd en naar de verder benodigde, al dan niet gezamenlijke, acties gekeken. De afgelopen maanden is er – naar aanleiding van het position paper van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan de Eerste Kamer16 en mijn schriftelijke reactie hierop17 – onder andere contact geweest over de beide «viewers» en het tijdrijzen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV). Deze functionaliteiten zorgen dat de juridische regels goed zichtbaar zijn en zijn daarmee ook voor de rechtspraak van belang om tot een goede beoordeling te kunnen komen van plannen en de vragen die hierover gesteld worden. Afgesproken is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog meer mee te nemen in de werking van beide viewers van het DSO-LV en het tijdreizen, onder andere door daarmee verdere ervaring op te doen.

De laatste stand van zaken heeft u ontvangen in de brief van 9 mei 202318. In de voorziene algemene voortgangsbrieven van eind juni en oktober 2023 over de implementatie van de Omgevingswet informeer ik u hier ook over. In de brieven ga ik dan onder andere in op de stand van zaken van de viewers en het testen ervan, het opdoen van ervaring met de viewers door de Raad van State en het vervolg hiervan.

Opslagtanks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben in het debat over het ontwerpKB tot inwerkingtreding van de Omgevingswet op 7 maart jl. de regering een aantal vragen gesteld over de bovengrondse tankinstallaties. De tijd om die vragen voor te bereiden was, zoals in het debat aangegeven, beperkt. Inmiddels hebben deze leden begrepen dat het werkveld toch een andere visie heeft op het besprokene dan de regering. Gelet hierop wensen de leden van de fractie van GroenLinks de regering nog de volgende vervolgvragen te stellen, in de hoop dat er meer helderheid voor het werkveld komt.

1. Is de regering bekend met het position paper «Veilige bovengrondse tankinstallaties in de Omgevingswet» van de Stichting Infrastructuur kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) van 11 januari 2022?

Ja

2. Zijn de regels rondom bovengrondse tankinstallaties beleidsneutraal overgeheveld vanuit de huidige wetgeving naar het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)? Zo nee, waarom niet?

Voor bovengrondse opslagtanks tot 150 kubieke meter met diesel, oxiderende of bijtende stoffen schrijft de huidige regelgeving bodembeschermende voorzieningen voor en wordt voor externe veiligheid naar PGS (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen)-richtlijnen verwezen. Het Besluit activiteiten leefomgeving schrijft dezelfde bodembeschermende voorzieningen voor, maar verwijst voor deze opslagtanks niet naar de PGS-richtlijnen. Deze verwijzing is vervallen omdat deze opslagtanks en de opslag van deze specifieke stoffen geen risico voor externe veiligheid (omgevingsveiligheid) veroorzaken.

De volgende antwoorden noemen de oxiderende en bijtende stoffen niet apart, maar voor deze stoffen geldt bij de antwoorden op vraag 3, 6 en 9–11 over opslagtanks hetzelfde als voor diesel. De vragen 4, 5, 7 en 8 over opslagtanks zijn alleen relevant voor diesel en niet voor oxiderende of bijtende stoffen.

3. Blijft het beschermingsniveau bij bovengrondse tankinstallaties hetzelfde als het Bal ingaat?

Zo nee, waarom niet?

Het beschermingsniveau voor het milieu blijft hetzelfde. Voor bodembescherming blijven dezelfde eisen gelden. Het vervallen van de verwijzing naar de PGS-richtlijnen verlaagt het beschermingsniveau niet, omdat deze opslagtanks geen risico voor externe veiligheid veroorzaken.

4. Waarom is er door de regering voor gekozen om in het Bal geen eisen te stellen aan de kennis en kunde van de installateur, de afstand tussen de tanks en de plaatsing bij inpandige opslagtanks? Kan de regering reflecteren op de constatering van de sector dat hierdoor het brandgevaar toeneemt?

De genoemde eisen volgen uit de PGS-richtlijnen. Voldoen aan de PGS richtlijnen wordt in het Bal alleen voorgeschreven als er een externe veiligheidsrisico bestaat van de activiteit. De PGS-richtlijnen nemen daarnaast ook maatregelen van risico’s van activiteiten voor veiligheid en gezondheid van werknemers en brandveiligheid mee. Als er regels gesteld moeten worden voor bescherming van werknemers of voor brandveiligheid gebeurt dat niet in het Bal maar in daarvoor bestemde regelgeving.

Wel is het goed om erop te wijzen dat het Bal regelt dat opslagtanks met brandbare gassen of brandbare vloeistoffen anders dan diesel vanwege hun externe veiligheidsrisico’s wel aan de PGS-richtlijnen moeten voldoen en dat daarvoor wel de volgens de PGS-richtlijnen aan te houden afstanden tot andere opslagtanks gelden. Uit de regels van het Bal voor een opslagtank met bijvoorbeeld propaan of benzine volgt dus dat er een bepaalde afstand aangehouden moet worden tussen die opslagtanks en een opslagtank met diesel.

5. Is de regering bekend met de vrij recent uitgevoerde «Actie Tankslag»? Is de regering van mening dat dit soort acties te allen tijde moet worden voorkomen?

Ja. Als alle ondergrondse en bovengrondse opslagtanks voldoen aan de eisen die het Bal stelt ter bescherming van de bodem is niet aannemelijk dat een dergelijke operatie nodig is.

6. Kan de regering reflecteren op de constatering dat het in het Bal mogelijk is om tankinstallaties enkel te controleren op uiterlijke kenmerken zonder de technische integriteit in ogenschouw te nemen en dat dit in strijd is met de wettelijk vastgestelde best beschikbare technieken documenten (BBT-documenten), namelijk de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS):

  • PGS 30: Vloeibare brandstoffen – bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties, en

  • PGS 31: Overige gevaarlijke vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties.

In bijlage XVIII, onder B, van het Bkl worden PGS 30 en 31 aangewezen als informatiedocumenten waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om bovengrondse opslagtanks met benzine of met giftige vloeistoffen. Voor bovengrondse opslagtanks tot 150 kubieke meter met diesel geldt geen vergunningplicht. De eisen die daarvoor gelden worden gesteld in het Bal. Bij het opstellen van het Bal is rekening gehouden met de relevante PGS-richtlijnen. Er is bewust geen verwijzing naar de PGS-richtlijnen opgenomen voor bovengrondse dieseltanks, omdat deze geen externe veiligheidsrisico veroorzaken. Dat desondanks wel een PGS richtlijn op deze opslagtanks van toepassing is, komt door het feit dat de PGS-richtlijnen een bredere focus hebben dan externe veiligheid dat geregeld is in het Bal en het Bkl.

Overigens betekent het controleren van de voorschriften die het Bal stelt voor bovengrondse dieseltanks tot 150 kubieke meter meer dan het enkel controleren van de uiterlijke kenmerken van de opslagtank.

7. Kan de regering bevestigen dat de conclusie uit de technische tussenrapportage van het RIVM-onderzoek «Verkenning afstanden Besluit activiteiten Leefomgeving (Bal)» van 15 juli 2016 niet is dat er geen externe veiligheidsrisico’s zijn, maar dat deze er wel degelijk zijn zoals te lezen staat in hoofdstuk 10 en dat er afstandseisen zijn opgenomen, zoals vermeld staat in tabel 1 en 46?

Nee, dat volgt niet uit het rapport. In het rapport is een berekening gedaan van risicoafstanden voor stoffen uit verschillende stofklassen van de internationale overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR). Per groep is steeds een berekening gedaan aan de hand van één voorbeeldstof die in die categorie valt. Diesel valt in die classificatie in ADR klasse 3, verpakkingsgroep III. Voor die groep is de berekening gedaan met n-nonaan en daar is de genoemde afstand voor berekend. Belangrijke parameter voor de risicocontour is het vlampunt van een stof. Het vlampunt van n-nonaan is 31 °C, diesel heeft een vlampunt tussen 55–75 °C. Het resultaat van de berekening is daardoor niet representatief voor diesel.

8. Kan de regering reflecteren op de constatering dat het schrappen van de certificeringsplicht voor de tankinstallaties zodoende op verkeerde en onterechte gronden heeft plaatsgevonden? De reden was immers dat er geen externe veiligheidsrisico’s zouden zijn.

Zoals hiervoor aangegeven is er geen sprake van dat het vervallen van de verwijzing naar de PGS-richtlijnen op verkeerde of onterechte gronden heeft plaatsgevonden.

9. Kan de regering nader toelichten om welke reden ervoor is gekozen om een goedwerkend systeem gebaseerd op preventie door certificering, met lage kosten voor het bedrijfsleven en vrijwel geen kosten voor de overheid, te vervangen voor een systeem met controle achteraf, met een verhoogd risico op incidenten en een kans op hoge kosten voor de overheid en eigenaren? Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat dit geen beleids-neutrale omzetting is?

Een toelichting op het vervallen van de verwijzing naar de PGS richtlijn is hierboven al gegeven. Er is geen sprake van een externe veiligheidsrisico voor de specifieke activiteiten, daarom is de verwijzing naar de PGS-richtlijnen niet in het Bal omgezet. De overige voorschriften zijn wel omgezet en de voorschriften die het Bal stelt beschermen de bodem voldoende, zodat er geen een verhoogd risico op incidenten is.

10. Kan de regering aangeven hoe bovenstaande gezien moet worden in het licht van de zorgplicht die onder de Omgevingswet geldt? Tot hoever reikt de verantwoordelijkheid van ondernemers in dit geval voor het oplossen van schade als gevolg van mogelijke lekkages of branden?

Een persoon die diesel opslaat in een bovengrondse opslagtank moet voldoen aan de voorschriften die het Bal stelt. Dit zijn met name:

  • 1. de specifieke zorgplicht van afdeling 2.4

  • 2. de concrete bodem- en lozingsvoorschriften voor bovengrondse opslagtanks met diesel in paragraaf 4.94

  • 3. de module eindonderzoek bodem in paragraaf 5.2.1 en bodembeschermende voorzieningen in paragraaf 5.4.2.

De combinatie van de specifieke zorgplicht en de concrete voorschriften in paragraaf 4.94 zorgen ervoor dat de kans op een lekkage zo klein mogelijk wordt gehouden. Bij beëindiging van de activiteit moet een eindonderzoek gedaan worden en een eventuele verontreiniging van de bodem ongedaan worden gemaakt.

11. Is de regering bereid toe te zeggen om, in het licht van de door de indieners van het position paper van het SIKB aangediende zorgen, het vervallen van de certificeringsplicht onder het Bal te herzien?

Er is geen aanleiding voor het laten vervallen van de verwijzing naar de PGS richtlijnen voor bovengrondse opslagtanks met diesel kleiner dan 150 kubieke meter te herzien. Er is regelmatig contact met verschillende marktpartijen, omgevingsdiensten en andere belanghebbenden. Mocht hieruit nieuwe informatie naar voren komen, dan zal waar nodig een heroverweging plaatsvinden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar de volgende twee passages uit de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 10 maart 2023:

«De hoofdregel is, net als nu het geval bij verordeningen, dat elk bestuursorgaan dat bij besluit het omgevingsplan wijzigt, zelf zorgdraagt voor de verwerking van dit besluit in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. Genoemde uitspraken van de Afdeling worden dus zo snel mogelijk in de geconsolideerde regeling verwerkt door de gemeente.»

«Het goed en correct kunnen verwerken van gerechtelijke uitspraken is onderdeel van de lopende voorbereidingen en ontwikkelingen binnen gemeenten en softwareleveranciers, met ondersteuning vanuit het programma AdS en de VNG.»

De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van bovenstaande passages de volgende vragen te stellen:

1. Welke invulling wordt gegeven aan «zo snel mogelijk in de geconsolideerde regeling verwerkt»? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord.

De termijn waarbinnen het betreffende gezag een uitspraak dient te verwerken in de geconsolideerde regeling, is de termijn die de afdeling stelt in haar uitspraak. Dit is gelijk aan de huidige manier van werken. Het betreffende bevoegd gezag dient voor een correcte consolidatie een nieuwe consolidatie te maken in zijn plansoftware en deze aan de landelijke voorziening aan te bieden. Hierin dient zowel de reparatie naar aanleiding van de betreffende uitspraak zijn opgenomen alsmede eventuele nieuwere besluiten die opvolgend aan het gerepareerde besluit zijn genomen. Doordat de verwerking van uitspraken in de uitvoering op dit moment en in de toekomst divers kan zijn en ook eigen keuzes van bevoegd gezagen in de bedrijfsvoering betreft is er geen exacte én eenduidige doorlooptijd aan te verbinden, dit is vergelijkbaar met de huidige situatie.

2. Kan de regering aangeven welk percentage van gemeenten op dit moment onvoldoende toegerust is om goed en correct gerechtelijke uitspraken te kunnen verwerken? En kan de regering aangeven of de ondersteuning vanuit het programma AdS en de VNG op dit moment en voor de nabije toekomst voldoende is en hoe lang deze ondersteuning uiteindelijk blijft?

Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

Het is aan gemeenten om, indien relevant, gerechtelijke uitspraken op een correcte manier te verwerken in een geconsolideerde regeling. Concrete signalen over het daar nu niet voor toegerust zijn vanuit gemeenten zijn bij mij niet bekend. Dat gemeenten aan de lat staan voor het verwerken van uitspraken is gelijk aan de huidige praktijk en manier van werken. Voor het technisch verwerken van uitspraken zullen gemeenten in eerste instantie dezelfde basismutaties gebruiken die zij gebruiken bij wijzigen van het «eigen» omgevingsplan. Na inwerkingtreding kan verder gewerkt worden aan een speciaal mutatiescenario voor het verwerken van uitspraken. Dit is een nieuw scenario dat het verwerken van uitspraken voor gemeenten makkelijker en sneller maakt.

Het kunnen werken met de basismutaties voor enerzijds het wijzigen van het omgevingsplan en anderzijds het kunnen verwerken van gerechtelijke uitspraken maakt onderdeel uit van de lopende voorbereidingen bij gemeenten. Gemeenten kunnen bij deze voorbereidingen uiteraard rekenen op ondersteuning vanuit het programma AdS en de VNG. Deze ondersteuning vindt plaats op diverse manieren en belangrijk onderdeel zijn bijvoorbeeld de Regionale implementatiecoaches Omgevingswet (RIO’s). Deze ondersteuning is er voor en na de inwerkingtreding. Het programma AdS loopt nog anderhalf jaar door na inwerkingtreding. De invoeringsondersteuning zal in het algemeen doorlopen tot vijf jaar na inwerkingtreding, dit zoals aan u is toegezegd.19

De leden van de fractie van de PVV verwijzen vervolgens naar de volgende passage uit voormelde brief:

«In deze testen zal ik er ook voor zorgen dat burgers expliciet worden meegenomen in het oefenen met de viewer «Documenten op de Kaart», zodat burgers deze viewer goed kunnen gebruiken in het kader van inspraak, bezwaar en eventueel beroep.»

De leden van de fractie van de PVV wensen de regering naar aanleiding van deze passage de volgende vraag te stellen:

3. Op welke wijze worden burgers geselecteerd om te kunnen oefenen met de viewer? Graag ontvangen deze leden een gemotiveerd antwoord met zoveel mogelijk details.

Om de werking en gebruiksvriendelijkheid van de viewers te testen en te beoordelen is het verkrijgen van objectieve kwalitatieve en kwantitatieve inzichten over het gedrag van burgers en bedrijven bij het gebruiken van het DSO-LV van belang. Om deze redenen wordt het loket sinds 2017 ook getest door burgers en bedrijven. Dit testen gebeurt onder andere door middel van zogenaamd «usibility» onderzoek. Dit is een kwalitatieve methode waarbij de participanten geobserveerd worden tijdens het gebruik van, in dit geval, het omgevingsloket.

De participanten worden geworven door een extern bureau. Dit bureau beschikt over een grote pool aan participanten, welke een goede dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking vormen. Bij de selectie van participanten wordt gekeken naar een representatieve en relevante mix. Zoals spreiding op het opleidingsniveau, de leeftijd, wel of geen ervaring met het aanvragen van vergunningen.

In sommige scenario’s is het noodzakelijk om een specifieke groep participanten te selecteren. Ik hecht veel waarde aan deze test met diverse gebruikers en het verwerken van de gedane ervaringen hierbij. Voor het werven van deze specifieke participanten wordt naast het externe bureau ook het netwerk van de betrokken koepelorganisaties ingezet. Voorbeelden van specifieke groepen gebruikers zijn bijvoorbeeld gebruikers die gebruik maken van een computeraanpassing zoals screenreaders, braille leesregels, spraakbesturing (etc.), het midden- en kleinbedrijf en juristen.

Tot slot wijzen de leden van de fractie van de PVV naar navolgende passage uit bedoelde brief:

«Ik deel het pleidooi van de Afdeling dat partijen op een laagdrempelige en gebruiksvriendelijke manier hun rechten moeten kunnen afleiden uit het DSO en dat dit pleit voor een gebruiksvriendelijk, laagdrempelig en toegankelijk systeem. Dit is ook exact de reden dat we regelmatig met gebruiksgroepen, die bestaan uit onder andere burgers uit alle geledingen van de samenleving, het bedrijfsleven, bevoegd gezagen en andere (markt)partijen onderdelen van het DSO-LV toetsen. Dit alles met het oog op het bieden van een voor de gebruikers gebruiksvriendelijke voorziening. Dit heb ik u gemeld tijdens het debat afgelopen dinsdag en in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen van uw Kamer. Uiteraard blijven we deze testen ook in de toekomst doen.»

Deze leden wensen de regering naar aanleiding van deze passage de volgende vraag te stellen:

4. Kan de regering (op hoofdlijnen) aangeven op welke wijze rekening wordt gehouden met scenario’s waarin de werking van het Digitaal Stelsel Omgevingswet ernstig wordt belemmerd door bijvoorbeeld omvangrijke technische problemen of internetcriminaliteit? Graag ontvangen de leden van de fractie van de PVV van de regering een gemotiveerd antwoord.

Binnen het DSO-LV is een robuuste informatiebeveiliging ingericht, dat voldoet aan alle wettelijke kaders. Er wordt gewerkt conform de laatste internationale kwaliteitsnorm «ISO 27002». Hiermee worden extra maatregen getroffen op het gebied van o.a. cybersecurity en privacy. De beveiliging van de systemen wordt continu gemonitord, er worden interne audits uitgevoerd en zgn. penetratietesten gedaan om de veiligheid en betrouwbaarheid van het DSO-LV te toetsen en waar nodig (verder) aan te scherpen.

Naast deze preventieve maatregelen worden ook voorbereidingen getroffen op onverwachte gebeurtenissen. Naast de gebruikelijke procedures in de betrokken organisaties is tussen de samenwerkende organisaties het calamiteitenmanagement ingericht. Zo kan er snel gehandeld worden bij onverwachte gebeurtenissen. Bijvoorbeeld als er omvangrijke technische problemen ontstaan of sprake is van internetcriminaliteit. Het effect hiervan kan zijn dat bepaalde data niet meer betrouwbaar is, of dat persoonsgegevens op straat komen te liggen. Het is dan zaak om het «gat» zo snel mogelijk te dichten, de oorzaak op te sporen en de systemen zo nodig te schonen. Het beheersen van calamiteiten is vastgelegd in een calamiteitenplan. Momenteel vinden oefeningen en trainingen met de betrokken organisaties plaats om het calamiteitenplan in de praktijk toe te passen. Het calamiteitenmanagement wordt op basis van deze ervaringen (verder) doorontwikkeld. De beheerorganisaties van het DSO-LV werken daarbij nauw samen met het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) om kwetsbaarheden op te sporen en te verhelpen.


X Noot
1

De letters FJ hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 33 118 / 34 986, FF.

X Noot
3

Samenstelling sinds 20 juni 2023:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (Ja21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 33 118 / 34 986, FF.

X Noot
7

Handelingen I 2022/23, nr. 9, item 9. p. 20.

X Noot
9

Beide PGS-documenten raadpleegbaar via: https://publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/.

X Noot
10

De technische tussenrapportage van het RIVM-onderzoek «Verkenning afstanden Besluit activiteiten Leefomgeving (Bal)» van 15 juli 2016 betreft een «passief openbaar» stuk, dat enkel op aanvraag beschikbaar is en niet via de website van het RIVM actief wordt verspreid.

X Noot
11

Kamerstukken I 2022/23, 33 118 / 34 986, FF, p. 2.

X Noot
12

Kamerstukken I 2022/23, 33 118 / 34 986, FF, p. 2.

X Noot
13

Kamerstukken I 2022/23, 33 118 / 34 986, FF, p. 5.

X Noot
14

Kamerstukken II 2022/23, 27.625 / 30.015, nr. 592.

X Noot
15

Kamerstukken II 2022/2023, 32 698 nr 75 en 77.

X Noot
16

Position paper Omgevingswet-DSO, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, d.d. 24 februari 2023. https://www.eerstekamer.nl/overig/20230307/position_paper_mr_b_j_van/f=/vm0vnnplw9kf.pdf

X Noot
17

Kamerstukken I, 2022/23, 33.118, FF.

X Noot
18

Kamerstukken II 2022/23, 33 118 / 34 986, nr. FH.

X Noot
19

T02855, Kamerstukken I, 2022/2023, 33.118 / 34.986, EU bijlage 1, Kamerstukken I, 2021/2022 33.118 / 34.986, DV, Kamerstukken II, 2020/21, 33.118, nr. 196.

Naar boven