33 118 Omgevingsrecht

AO VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 januari 2019

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 20182, waarin zij – naar aanleiding van het mondeling overleg op 11 september 2018 – de perspectieven en mogelijkheden schetst ten aanzien van het proces van behandeling van de diverse wetgevingsproducten van het stelsel van de Omgevingswet. Naar aanleiding hiervan is op 8 november 2018 een brief gestuurd aan de Minister.

Na een uitstelbrief op 10 december 2018 heeft de Minister haar reactie op 11 januari 2019 naar de Kamer gestuurd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 8 november 2018

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 18 oktober 20183, waarin u – naar aanleiding van het mondeling overleg op 11 september 2018 – de perspectieven en mogelijkheden schetst ten aanzien van het proces van behandeling van de diverse wetgevingsproducten van het stelsel van de Omgevingswet. In reactie op uw brief van 18 oktober wenst de commissie het volgende aan u voor te leggen; daarbij benadrukkend dat het onderstaande geenszins de intentie heeft het proces van de stelselherziening te vertragen.

Tijdens het mondeling overleg is uitvoerig gesproken over de wens van de commissie op een moment waarop alle relevante wetgeving is gepasseerd, een eindoordeel te kunnen vellen over het gehele stelsel van de Omgevingswet en de inwerkingtreding daarvan. Er is met andere woorden behoefte aan een finaal go/no-go moment, waarop de Kamer – bij voorkeur via een finaal wetsvoorstel – haar oordeel kan geven over de stelselherziening en de inwerkingtreding.

Vooruitlopend op de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet4, die naar verwachting voor een belangrijk deel in het teken zal staan van de bespreking van het (verdere) proces van de stelselherziening5, hecht de commissie eraan u thans reeds te laten weten niet in te kunnen stemmen met de in uw brief verwoorde gedachte het moment voor definitieve instemming met het nieuwe stelsel samen te laten vallen met de behandeling van en de stemming over het laatste wetgevingsproduct van het stelsel van de Omgevingswet; de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. Dat wetsvoorstel verdient naar het oordeel van de commissie een zelfstandige parlementaire afweging, die niet mag interfereren met de parlementaire afweging ten aanzien van de totale stelselherziening en de inwerkingtreding daarvan. De commissie acht het daarom noodzakelijk alsnog een separate (wettelijke) voorziening te creëren die een finale parlementaire go/no-go afweging ten aanzien van de invoering en inwerkingtreding van de stelselherziening mogelijk maakt. De commissie geeft u in overweging over de uitwerking en invulling van deze stap voorlichting6 te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Om de finale parlementaire afweging te faciliteren verzoekt de commissie u ten slotte om – naar analogie van het besluitvormingsproces inzake decentralisatie in het sociaal domein – op korte termijn over te gaan tot de instelling van een commissie bestaande uit drie of vijf onafhankelijk externe deskundigen (bijvoorbeeld aan te duiden als Transitie Autoriteit Omgevingswet: TAO). De taak van die commissie zou er in dienen te bestaan om, mede ten behoeve van de parlementaire afweging, door middel van periodieke rapportages een extern oordeel te geven over de voortgang en de kwaliteit van de stelselherziening. Voorts zou het aan deze deskundigen zijn eventuele tekortkomingen tijdig te signaleren. De commissie stelt het zeer op prijs indien u over de formulering van de opdracht aan de deskundigencommissie afstemming zoekt met het parlement.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en verzoeken u de antwoorden uiterlijk op 5 december 2018 aan de Kamer te doen toekomen.

J.E.A.M. Nooren Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2018

Hierbij deel ik u mee, dat uw brief van 8 november jl. over het proces van behandeling van de wetgevingsproducten van het stelsel van de Omgevingswet enige tijd later zal worden beantwoord dan de door u verzochte datum van 5 december.

Over uw verzoek zoek ik graag afstemming met de medeoverheden. Daartoe heb ik enkele weken extra tijd nodig.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2019

De leden van de Commissie van Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben in hun brief van 8 november 2018 verschillende verzoeken gedaan over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In deze brief zet ik uiteen hoe ik hieraan invulling geef. De Tweede Kamer ontvangt een afschrift van deze brief.

Het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet is een belangrijke mijlpaal van de stelselherziening omgevingsrecht. Deze stelselherziening is begonnen in 2011 toen de eerste contouren van de Omgevingswet werden geschetst en zal doorlopen tot 2029 wanneer alle gemeenten een volledig omgevingsplan hebben. De stelselherziening kent een zorgvuldige aanpak, in goede samenwerking met het parlement. De wetten, AMvB’s en regelingen die onderdeel zijn van de stelselherziening zijn breed geconsulteerd bij decentrale overheden, bedrijven, belangenorganisaties en burgers; adviezen zijn ontvangen van diverse instanties, waaronder een onafhankelijke adviescommissie Omgevingswet en de Afdeling advisering van de Raad van State, en zijn en worden uiteraard besproken met het parlement. De zorgvuldige aanpak van de stelselherziening is bij de implementatie doorgezet. De aanpak van de implementatie is interbestuurlijk en breed gedragen vormgegeven. Vanaf het allereerste begin werken bijvoorbeeld interbestuurlijke teams aan de realisatie van de landelijke voorziening van het digitaal stelsel Omgevingswet (DSO-LV) en invoeringsondersteuning. Ook hebben verkenningen naar informatievoorziening bij gemeenten, provincies en waterschappen aan de basis gestaan van de digitale ondersteuning.

Naast de implementatie zijn -met de lessen uit het sociaal domein op het netvlies- vanaf 2015 meerdere trajecten ingericht om de voortgang te volgen van de stelselherziening en de implementatie, inclusief de digitalisering. Elk jaar ontvangt uw Kamer, evenals de Tweede Kamer, periodieke rapportages over deze voortgang. Meerdere trajecten komen hierbij samen:

  • Een met het parlement herhaaldelijk besproken interbestuurlijke monitor levert sinds 2016 halfjaarlijks gegevens op over de voortgang in het land. Deze wordt gepubliceerd op www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl.

  • Rijk, VNG, IPO en Unie van Waterschappen hebben in 2015 meerdere te halen mijlpalen rondom wetgeving en digitalisering afgesproken op bepaalde knooppunten in de tijd vóór de inwerkingtreding. Een half jaar voor inwerkingtreding van de wet moet bijvoorbeeld de ondersteuning door de landelijke voorziening van het digitaal stelsel Omgevingswet zijn ingericht, er moet tijdig een informatiepunt zijn ingericht en twee jaar voor inwerkingtreding moeten de AMvB’s en ontwerp Invoeringswet bekend zijn. Ook moeten overheden voor inwerkingtreding met hun lokale digitale voorzieningen kunnen aansluiten op de landelijke voorziening van het digitaal stelsel.

  • De landelijke digitale voorziening wordt in 2019 en 2020 beoordeeld door een interbestuurlijk acceptatieteam en de toekomstige beheerder. Daarnaast bestaat een strategische klankbordgroep die meedenkt over digitalisering.

  • De bestuurlijke partners bespreken halfjaarlijks de voortgang en sturen waar nodig de implementatie bij. Denk aan de fasering van de inwerkingtreding en de ambitie van de digitale ondersteuning, het meer kort-cyclisch werken aan de realisatie van de landelijke voorziening van het digitaal stelsel Omgevingswet, het opstellen van de bruidsschat en een doorlooptijd van de transitie tot 2029.

In uw brief van 8 november jl. verzoekt u om te komen tot een (wettelijke) voorziening om een samenhangende parlementaire afweging te kunnen maken over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ik wil in dit geval graag in dit verzoek meegaan, omdat het de zorgvuldigheid van de breed gedragen stelselherziening verder versterkt en vanwege het bijzondere en omvangrijke karakter van de wetgevingsoperatie, het daarmee verbonden Digitale Stelsel Omgevingswet en de gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Naast de wettelijke borging zal ik u van extra informatie voorzien en ten tijde van de inwerkingtreding extra begeleiding inzetten.

  • Ten eerste ben ik voornemens om als vervolg op de laatste voorziene voortgangsbrief eind 2019 ook halverwege en eind 2020 en in 2021 integrale voortgangsbrieven te versturen op basis van alle ingerichte trajecten om de voortgang te kunnen bespreken. Net als de afgelopen jaren wordt ook bij deze rapportages externe expertise ingezet. Hiermee faciliteer ik de door u gevraagde finale parlementaire afweging alsmede de wens om periodieke rapportages te ontvangen. In de recente en toekomstige rapportages is aandacht voor de resultaten van de interbestuurlijk ingerichte periodieke monitoring, de voortgang van de mijlpalen en de voortgang bij de decentrale overheden.

  • Daarnaast ben ik voornemens via de Invoeringswet in de Omgevingswet vast te leggen dat het ontwerp van het inwerkingtredings-KB voor de Omgevingswet bij het parlement wordt voorgehangen, en er geen voordracht voor bekrachtiging van het KB komt als het parlement daarmee niet akkoord is.

  • Uit de ingerichte trajecten en voortgangsgesprekken met de decentrale overheden ontstaan elk half jaar aandachts- en knelpunten voor de implementatie. Met elkaar bespreken de partners sinds 2015 al welke organisatie hiermee aan de slag gaat. Rondom de fase van inwerkingtreding zullen ook in 2020 en 2021 aandachtspunten ontstaan, die voortvarende aandacht vergen. Uiteraard geldt dit met name voor de bevoegd gezagen zoals gemeenten. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid ben ik voornemens om voor deze fase een transitieteam in te richten, dat voortvarend benodigde aanpassingen in regelgeving (AMvB’s, regelingen), digitale voorzieningen en landelijke en decentrale dienstverlening kan regisseren.

U spreekt in uw brief ook de wens uit om een commissie die periodiek en met onafhankelijke adviseurs oordelen geeft over de voortgang en kwaliteit van de stelselherziening en eventuele tekortkomingen tijdig signaleert. Precies deze wens leefde in 2015: in 2016 is een onafhankelijke Integrale Adviescommissie Omgevingswet samengesteld. De Integrale Adviescommissie Omgevingswet adviseert het kabinet over de regelgeving die ontwikkeld wordt als onderdeel van de stelselherziening. Centraal bij de adviezen van de adviescommissie staat de vraag of de invoerings- en aanvullingsregelgeving bijdraagt aan de vier verbeterdoelen van de stelselherziening en of de onderwerpen goed zijn ingepast in het stelsel.

De commissie beschikt over kennis van de wetgeving én van de praktijk van het omgevingsrecht. De leden van de commissie zijn afkomstig uit het openbaar bestuur, de wetenschap en het bedrijfsleven. De commissie is onafhankelijk en de leden nemen deel op persoonlijke titel.

De commissie heeft al adviezen uitgebracht over het voorstel voor de Invoeringswet, de voorstellen voor de Aanvullingswetten bodem, geluid, natuur en grondeigendom en het ontwerp van het Aanvullingsbesluit bodem. Daarnaast zal ze adviseren over de ontwerpen van het Invoeringsbesluit en de Aanvullingsbesluiten geluid en grondeigendom. De adviezen worden opgesteld op basis van de ontwerpregelgeving die in consultatie gaat en de aanbevelingen worden tegelijkertijd met de consultatiereacties verwerkt. Ik zeg u graag toe dat ik in het vervolg bij aanbieding van het wetsvoorstel of de ontwerp-AMvB aan uw Kamer het advies van de commissie op dat product toestuur. Ook kan ik dan in een begeleidende brief uiteenzetten hoe de adviezen zijn opgevolgd. Dat kan ik bijvoorbeeld al doen bij de Aanvullingswet bodem, waarmee de Tweede Kamer eind vorig jaar heeft ingestemd om zo een voortvarende behandeling door uw Kamer te faciliteren. Daarnaast stel ik voor om de commissie te vragen om ten behoeve van de parlementaire afweging een samenhangend advies uit te brengen over het samenstel van de wetgevingsproducten die bij uw Kamer aanhangig zijn (geweest).

Het is voor mij belangrijk dat ook uw Kamer zich een goed oordeel kan vormen over de inwerkingtreding van de Omgevingswet en daartoe ook over voldoende informatie beschikt. Met mijn voorstellen over de periodieke voorgangsrapportages, de adviezen van de Integrale Adviescommissie Omgevingswet en de wettelijke voorziening van de voorhang van het inwerkingtredings-KB van de Omgevingswet, waardoor uw Kamer een finaal afwegingsmoment heeft over de invoering, verwacht ik u voldoende comfort te geven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), P. van Dijk (PVV), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vicevoorzitter),N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV),Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Van Leeuwen (PvdD), Binnema (GL)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2018–2019, 33 118, AM

X Noot
3

Kamerstukken I, 2018–2019, 33 118, AM

X Noot
4

Kamerstukken II, 2017–2018, 34 986, 2

X Noot
5

In verband hiermee geeft de commissie er de voorkeur aan eerst de Invoeringswet Omgevingswet (34 986) te behandelen en daarna de vier aanvullingswetten: de Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34 864), de Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34 985), de Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35 054) en de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. De commissie wenst zich dan ook het recht voor te behouden de behandeling van één of meer aanvullingswetten – zo nodig – te temporiseren.

X Noot
6

Artikel 21a Wet op de Raad van State

Naar boven