33 118 Omgevingsrecht

AH BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2018

Hierbij ontvangt u een afschrift van de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer inzake de stand van zaken van de implementatie van de stelselherziening Omgevingsrecht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2018

Met de Omgevingswet willen we het stelsel rond het Omgevingsrecht eenvoudiger, beter en gemakkelijker voor burgers, bedrijven en overheden maken. Bij de ontwikkeling van dit stelsel gaat het zowel om de herziening van de wet- en regelgeving als de implementatie, zodat iedereen met en in de geest van de Omgevingswet en de bijbehorende regelgeving kan werken. De implementatie is dus een wezenlijk onderdeel van de stelselherziening. Mijn voorganger, de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu, informeerde u jaarlijks over de voortgang op de implementatie (toezegging brief 7 oktober 2016, Kamerstuk 33 118, nr. 35). Dit zal ik ook blijven doen in afstemming met de bestuurlijke partners VNG, IPO en UvW. Ook wordt u middels deze brief geïnformeerd over een recente faseovergang van de informatiehuizen (de motie van de leden Veldman en Çegerek, Kamerstuk 33 118, nr. 61). Ik stuur een afschrift aan de Eerste Kamer.

Voortvarend verder

Het afgelopen jaar heeft de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet met inzet van alle betrokken partijen niet stil gestaan. Daar heb ik grote waardering voor en die energie wil ik samen met de andere overheden vasthouden.

Tegelijkertijd is er het afgelopen jaar veel gebeurd dat de implementatie van de Stelselherziening van het Omgevingsrecht raakt. De planning van de wetgeving is herzien waardoor de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet naar 1 januari 2021 is verschoven. Er heeft een toets door het Bureau ICT-toetsing (BIT) plaats gevonden, die heeft geleid tot complexiteitsreductie bij de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). En de Omgevingswet is overgedragen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (brief 8 december 2017, 33 118 nr. 100). Na deze ontwikkelingen is er nu weer stabiliteit door de interbestuurlijke vaststelling van het basisniveau voor het DSO, de organisatorische inbedding binnen BZK en de vaststelling van de Voorjaarsnota en gaan we als overheden gezamenlijk voortvarend verder.

Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen hebben allemaal hun eigen verantwoordelijkheid om de stelselherziening te laten slagen en werken intensief samen om dit resultaat te bereiken. Dit doen we als overheden gezamenlijk in het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet waarover we periodiek als bestuurders van Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen overleggen.

Met de middelen die door middel van de nota van wijziging zijn overgekomen naar BZK, de reeds beschikbare middelen en de middelen die bij Voorjaarsnota door het kabinet zijn vrijgemaakt (brief 33 118, nr. 118) is er ruimte om het traject tot aan invoering van de wet met vertrouwen voort te zetten met onder andere oplevering in 2019 van de landelijke voorziening van het DSO op het basisniveau. Dat neemt niet weg dat er een forse inspanning van alle partijen nodig is om de planning te halen. Daarbij blijft de interbestuurlijke eindambitie zoals verwoord in het Bestuursakkoord leidend.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de stand van zaken in het land op basis van de resultaten van de implementatiemonitor en de activiteiten uit het interbestuurlijke implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet en van de programma’s van de veranderopgaven van IPO, VNG, UvW en Rijk om burgers, bedrijven en overheden te ondersteunen bij de voorbereiding op de komst van de Omgevingswet. Vervolgens informeer ik u over de ontwikkeling van het DSO en dan specifiek hoe opvolging wordt gegeven aan het BIT-advies.

Voortgang implementatie

De implementatiemonitor rapporteert over de voortgang van de implementatie bij overheden en marktpartijen die de overheden hierin ondersteunen. Ook wordt gemonitord in hoeverre het implementatieprogramma voorziet in de ondersteuningsbehoefte bij de doelgroepen. De volledige resultaten van de monitor zijn te raadplegen via de website Aandeslagmetdeomgevingswet.nl.

Om te zorgen dat bij inwerkingtreding gebruikers met en in de geest van de Omgevingswet kunnen werken zijn in het implementatieprogramma vier veranderfasen gedefinieerd: bewustwording, verdieping, verbreding en verankering en tot slot doorontwikkeling en beheer.

De monitoringsresultaten over 2017 laten zien dat er goede voortgang zit in de voorbereidingen op de komst van de Omgevingswet. Een groot deel van de overheden is in het najaar van 2017 van de bewustwordingsfase overgegaan naar de verdiepingsfase. Dit sluit aan bij de geplande volgende programmafase van verdieping en verbreding.

In deze verdiepingsfase bestaat onder betrokkenen een toenemende behoefte aan kennis en expertise van wet en kerninstrumenten, zoals de omgevingsvisie, omgevingsplan, omgevingsverordening etc. De resultaten van eind 2017 laten zien dat meer overheden aan de slag zijn met de nieuwe wettelijke instrumenten en dat dit aantal stevig groeit. Wat betreft omgevingsvisies geeft meer dan de helft van de gemeenten aan bezig te zijn (57%) of heeft deze al vastgesteld (10%). Een halfjaar eerder was dit slechts 25%. De provincies zijn er bijna allemaal mee bezig, een kwart heeft de visie zelfs al vastgesteld en gepubliceerd. Hoewel de waterschappen formeel geen plicht hebben om een visie op te stellen werkt 22% aan het opstellen hiervan.

Het Rijk werkt aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Na de zomer wordt uw Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen. De NOVI zal in 2019 worden vastgesteld. Zo’n 32% van de gemeenten heeft inmiddels de ontwikkeling van een omgevingsplan in voorbereiding of in uitvoering voorbereidend op de komst van de Omgevingswet. Dit is een toename ten opzichte van de 25% van het half jaar ervoor.

Wat betreft decentrale regels geeft 71% bij de provincies aan concreet bezig te zijn met een omgevingsverordening en is 14% bezig met de voorbereidingen. Van de waterschappen werkt circa 82% inmiddels aan een nieuwe waterschapsverordening. Verder zegt circa 39% van de gemeenten en 11% van de waterschappen samen met gemeenten bezig te zijn met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op basis van de Crisis- en Herstelwet. Met mijn voorgenomen wijziging van de Crisis- en Herstelwet, zoals ook gemeld in de brief van 8 maart jl., worden processen versneld en wordt het eenvoudiger om vooruitlopend op de Omgevingswet te experimenteren met bijvoorbeeld het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis- en herstelwet ligt op dit moment voor advies voor bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Na bestudering en verwerking van het advies van de Raad van State zal het wetsvoorstel bij uw Kamer worden ingediend. Ik hoop op een spoedige behandeling in uw Kamer.

De monitor laat positieve cijfers zien, maar ook dat er partijen zijn die nog niet zijn begonnen om zich voor te bereiden op de kerninstrumenten onder de Omgevingswet. Zij zullen actief worden benaderd om de nut en noodzaak van een tijdige voorbereiding onder hun aandacht te brengen en om te zien of zij aanvullend ondersteuningsaanbod nodig hebben.

Vanuit het programma Invoeringsondersteuning en de Veranderopgaven wordt ondersteuningsaanbod ontwikkeld passend bij deze nieuwe fase van verdiepen en verbreden. Daarbij wordt ingezet op het vergroten van de kennis over de wet- en kerninstrumenten, zodat niet alleen de overheden die bezig zijn maar ook de overheden die nog niet zijn begonnen worden geholpen en zal de kennis bij burgers en bedrijven als eindgebruikers worden vergroot.

Uit de monitor blijkt ook dat bij overheden niet altijd een helder beeld bestaat van de functionaliteiten die de landelijke voorziening in het DSO gaat bieden.

Dit zal het komende jaar worden opgepakt door een intensivering van de communicatie over het digitaal stelsel, de samenhang van de verschillende faciliteiten en de stappen die overheden kunnen nemen in voorbereiding op de aansluiting.

Om de voorbereidingen op het DSO te stimuleren wordt gewerkt aan een stapsgewijze implementatiestrategie. Op die manier worden de te nemen stappen voor bevoegd gezag helder. Vanaf medio 2019, wanneer naar verwachting de landelijke voorziening technisch gereed is, kunnen overheden er mee gaan oefenen. Hieronder licht ik dat verder toe.

Ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet

Ter ondersteuning van het werken met de Omgevingswet wordt het DSO ontwikkeld. In het voorjaar van 2017 is het DSO getoetst door het BIT. Het advies van het BIT is op 7 september 2017 ontvangen. Het BIT-advies bestond uit twee hoofdaanbevelingen: 1) het DSO beperken tot een minimale invulling van het huidige dienstverleningsniveau en van daaruit gecontroleerd verder werken en 2) de gebruikers beter betrekken bij de ontwikkeling van het digitaal stelsel.

Op 6 oktober is na interbestuurlijke afstemming de reactie door de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 118, nr. 35). Naar aanleiding van het BIT-advies is een Taskforce aan de slag gegaan om het stelsel minder complex te maken en de risico’s in de keten te reduceren. Dit heeft geleid tot concrete adviezen die interbestuurlijk getoetst en besproken zijn. Dit voorjaar is in een bestuurlijk overleg met Rijk, VNG, IPO en UvW vervolgens een nieuw basisniveau vastgesteld voor het DSO dat gereed moet zijn bij de inwerkingtreding van de wet. Daarbij is ook een onderscheid aangebracht tussen het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), waarmee alle ketenprocessen worden bedoeld, en de technische landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV). Afgesproken is om de voorziene inhoudelijke vulling van het DSO-LV te faseren en zo de complexiteit in de keten te reduceren.

Met de reactie op het BIT-advies hebben we aangescherpt wat het DSO-LV bij inwerkingtreding in 2021 biedt. De scope is aangescherpt door de vaststelling van het basisniveau, daarmee is het dienstverleningsniveau bij inwerkingtreding en de opgave voor bevoegd gezag verduidelijkt. Dit leidt tot complexiteitsreductie zoals het BIT heeft gevraagd:

  • Bij inwerkingtreding kan de burger alle beschikbare besluiten over de fysieke leefomgeving digitaal vinden. De integrale weergave van regels op de kaart wordt gefaseerd ontsloten. Dit zal geleidelijk een steeds vollediger en meer locatiespecifiek beeld geven. Deze fasering zorgt voor een spreiding van de workload bij alle overheden, omdat de standaarden waaraan documenten moeten voldoen om digitaal te kunnen worden getoond, gefaseerd worden toegepast.

  • Bij inwerkingtreding kunnen alle vergunningen onder de Omgevingswet digitaal worden aangevraagd, maar de mate waarin de gebruiker hierin wordt ondersteund wordt gefaseerd. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 28 maart jl. informeer ik de Kamer hierbij ook over welke vergunningen en meldingen als eerste gebruiksvriendelijk worden ondersteund via het DSO. Dit betekent dat bij de vergunningaanvraag of melding de gebruiker op een eenvoudige manier door de aanvraag wordt heengeleid. Dit gaat bij inwerkingtreding gelden voor in ieder geval de volgende activiteiten uit de Rijksregelgeving die vaak voorkomen:

    • Bouwwerk slopen; een bouwwerk helemaal of gedeeltelijk slopen of van asbest ontdoen.

    • Bedrijfsactiviteiten starten of veranderen; het starten of veranderen van bedrijfsactiviteiten (milieubelastende activiteiten) zoals horeca, sport en recreatiebedrijven of bedrijven in de agrarische en groene sector (zoals veehouderij of glastuinbouwbedrijf).

Verder komt er, zoals het BIT heeft geadviseerd, een startpagina waar gebruikers voor inwerkingtreding al op één plaats kunnen doorklikken naar de huidige voorzieningen OLO, AIM en Ruimtelijke Plannen èn naar die onderdelen van het DSO die al gereed zijn voor gebruik. Zo kan iedereen alvast wennen aan het loket.

Deze wijzigingen zorgen er voor dat overheden, bedrijven en burgers voor inwerkingtreding de tijd krijgen om te oefenen met het gebruik van en het aansluiten op DSO-LV voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Naar verwachting is de basis van de landelijke voorziening (DSO-LV) medio 2019 technisch gereed. Nu wordt al via praktijkproeven vanuit het interbestuurlijke implementatieprogramma met individuele overheden geoefend met het DSO-LV. Dit laat zien dat het op kleine schaal werkt. In een praktijkproef met de gemeente Den Haag is bijvoorbeeld het proces om een bestemmingsplan verbrede reikwijdte via het DSO te ontsluiten getest. De leerpunten uit deze praktijkproeven zijn breed gedeeld en worden benut bij het verder ontwikkelen van het digitaal stelsel. Het komende jaar worden nog 15 praktijkproeven opgestart. Dit geeft mij het vertrouwen dat er in 2019 een technische voorziening staat waarmee bedrijven en overheden en op termijn burgers aan de slag kunnen. Het komende jaar wordt ook aan de inrichting van beheer gewerkt, zodat de ontwikkelde onderdelen ook in beheer genomen kunnen worden.

Ontsluiten van informatie in het DSO-LV

Er wordt op dit moment al veel informatie – vanuit verschillende beleidsdoelen – over de fysieke leefomgeving verzameld en ontsloten. Deze informatie wordt nu al op diverse plaatsen en op verschillende manieren ter beschikking gesteld. Die informatie is er en blijft ook bij inwerkingtreding van de Omgevingswet beschikbaar.

Het is de ambitie van mij en de bestuurlijke partners om op de langere termijn zoveel mogelijk beschikbare informatie, zowel over de van toepassing zijnde wet- en regelgeving als de gegevens over de fysieke omgevingskwaliteit begrijpelijk op één plek via een kaart toegankelijk te maken. In het bestuursakkoord is afgesproken dat de besluitvorming over de ontsluiting en ontwikkeling van informatie stapsgewijs zal plaatsvinden. In vervolg op de brief van de Minister van IenM d.d 7 juli 2017 (33118. Nr. 95) en conform de motie van de leden Veldman en Çegerek[1] 1informeer ik u over de stand van zaken.

Inmiddels is de definitiefase, waarin plannen van aanpak voor informatieproducten ontwikkeld zijn, afgerond. Tegelijk concludeerde het BIT in het hierboven genoemde advies dat er nu geen noodzaak is om zogeheten informatiehuizen in te richten en heeft het BIT de noodzaak van stapsgewijze ontwikkeling benadrukt.

Conform het advies van het BIT wil ik in kleine stapjes werken richting de interbestuurlijk afgesproken eindambitie. Daarbij is de aandacht gericht op wat nodig is voor tenminste continuering van bestaande informatievoorziening, en op wat daarnaast aan informatie eenvoudig te ontsluiten is.

In veel gevallen kan en moet in een groeipad gestart worden, waarbij toegewerkt wordt naar de uiteindelijk beoogde gebruiksvriendelijke ambitie. Ik bereid samen met de interbestuurlijke partners besluitvorming over het vervolg voor.

Ter afsluiting

Het komende jaar is cruciaal op weg naar de inwerkintreding op 1 januari 2021. Gelet op de gerapporteerde voortgang in 2017 en de borging van de afspraken in het bestuursakkoord, heb ik het volste vertrouwen dat op 1 januari 2021 de wet in werking kan treden, en dat burgers, bedrijven en overheden daarop goed zijn voorbereid en worden ondersteund door een adequaat digitaal stelsel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 33 118, nr. 61

Naar boven