33 068 Voorstel van wet van de leden Samsom en Voordewind tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 houdende versterking van de positie van in Nederland gewortelde minderjarige vreemdelingen

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2012

In de regeling van werkzaamheden van 23 mei 2012 heeft uw Kamer mij verzocht om duidelijkheid over het aantal kinderen, dat mogelijk zou vallen onder het initiatiefwetsvoorstel Samsom/Voordewind, en daarmee onder een eventuele uitzettingsstop. Dit naar aanleiding van het persbericht «Stop uitzettingen gewortelde kinderen» van Defence for Children en Unicef van 22 mei jl.

Met deze brief ga ik in op uw vraag.

De antwoorden op de kamervragen die op 15 mei jl. zijn gesteld naar aanleiding van de oproep van de Kinderombudsman om een uitzettingsstop (Aanhangsel Handelingen 2011/12, nr. 2700) zijn op uw verzoek bij deze brief gevoegd.

Ik hecht eraan om op te merken dat de voorwaarden, zoals geformuleerd in het initiatiefwetsvoorstel, op punten onduidelijk zijn. De voorwaarden van een eventuele uitzettingsstop zijn dat daarmee ook. Zo zijn de criteria «dat het langdurig verblijf mede aan de overheid is toe te rekenen» en dat «de vreemdeling zich gedurende dit verblijf niet aan het toezicht heeft onttrokken», niet eenvoudig vast te stellen. Dat heeft de Raad van State ook aangegeven in haar advies bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 33 068, nr. 5). Bovendien is met betrekking tot het punt over toezicht in het wetsvoorstel aangegeven dat korte tussenpozen van illegaal verblijf tussen verblijfsprocedures in niet aan de vreemdeling worden tegengeworpen. Dat maakt deze voorwaarde moeilijk uitvoerbaar, omdat het zal leiden tot een bewijsrechtelijke patstelling; de vreemdeling kan niet aantonen zich niet aan het toezicht te hebben onttrokken voor een aaneengesloten periode en de overheid zal niet kunnen aantonen dat het wel het geval is.

Mede vanwege deze onduidelijkheid van de voorwaarden, is over de omvang van de groep die zou vallen onder een eventuele uitzettingsstop niet met zekerheid iets te zeggen.

In de beantwoording van het WOB-verzoek is Defence for Children gewezen op het feit dat de aan hen verstrekte cijfers geen goede basis bieden voor een schatting van het aantal kinderen dat onder de wortelingswet zou kunnen vallen.

Het bovengenoemde in acht nemende, wil ik tegemoet komen aan uw verzoek om cijfers. In dit kader heb ik eerder op een verzoek van de Kinderombudsman de volgende, meeromvattende, cijfers gemeld, voor wat betreft vreemdelingenkinderen die onderdeel uitmaken van een gezin en jonger zijn dan 18 jaar.

Vreemdelingenkinderen zonder verblijfsvergunning

8 jaar of meer

In de opvang (al dan niet in procedure)

170

Niet in opvang, wel in procedure

540

Niet in beeld, maar geen registratie van feitelijk vertrek

10 340

Peilmoment begin 2012, cijfers afgerond op tientallen

De familieleden van deze kinderen zijn niet meegerekend, maar zouden wel onder een eventuele uitzettingsstop komen te vallen.

Het initiatiefwetsvoorstel ziet ook op alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Daarvoor gelden de volgende cijfers. Het gaat hier om (ex)-amv’s jonger dan 21 jaar, die vijf jaar of meer geleden voor het eerst in beeld zijn gekomen van de IND.

Alleenstaande vreemdelingenkinderen zonder verblijfsvergunning

5 jaar of meer

In de opvang en/of in procedure

30

Niet in beeld, maar geen registratie van feitelijk vertrek

410

Peilmoment begin 2012, cijfers afgerond op tientallen

Het Experiment Perspectief laat zien dat de kans aanzienlijk is dat een groot deel van de amv’s waarvan geen feitelijk vertrek is geregistreerd, zich nog in Nederland bevindt en mogelijk in beeld is van een decentrale overheid1.

Ik wijs erop dat bovengenoemde cijfers een momentopname geven van de situatie aan het begin van 2012. De jongeren uit al deze groepen kunnen in de loop van de tijd onder een van de andere groepen zijn komen te vallen, bijvoorbeeld door het indienen van een verblijfsaanvraag of door niet-aantoonbaar vertrek. Ook kunnen intussen nieuwe jongeren zijn ingestroomd. Een andere factor die maakt dat dit overzicht een momentopname geeft, is dat jongeren intussen uit dit overzicht verdwenen zijn, bijvoorbeeld doordat een verblijfsvergunning is verleend.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Tweede Kamer, 2011–2012, 1355.

Naar boven