33 037 Mestbeleid

Nr. 454 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 september 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 5 september 2022 inzake de stand van zaken derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 450)).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit a.i. heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 september 2022. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker

Inleiding

Hierbij doe ik uw Kamer de beantwoording van de feitelijke vragen over de afbouw van de derogatie van de Nitraatrichtlijn toekomen. Alvorens ik de vragen beantwoord, ga ik in op vertrouwelijkheid van de conceptderogatiebeschikking en de gevolgen die deze vertrouwelijkheid heeft voor de beantwoording van de feitelijke vragen.

De gedetailleerde inhoud van de conceptderogatiebeschikking is vertrouwelijk totdat de Europese Commissie (hierna: EC) de beschikking heeft vastgesteld en bekendgemaakt. Dat betekent dat de inhoud nu niet voor een ieder openbaar kan worden. De EC is van mening dat openbaarmaking het besluitvormingsproces van de EC ernstig zou ondermijnen (artikel 4, derde lid, Eurowob).

In een dergelijk geval kan openbaarmaking alleen als een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt. De toepasselijkheid van die uitzonderingsgrond is hier echter weinig aannemelijk, omdat de gevolgen van de conceptbeschikking voor 2022 zijn geduid met de brief van 5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450) en de conceptbeschikking bij een positief advies van het Nitraatcomité binnen enkele weken wordt vastgesteld en de gevolgen van de conceptbeschikking voor 2023 en volgende jaren dan alsnog openbaar worden. In afwijking van eerdere jaren zijn de hoofdlijnen van de conceptderogatiebeschikking reeds vóór de stemming in het Nitraatcomité met uw Kamer gedeeld, omdat daarmee de gevolgen voor het lopende jaar 2022 zo snel als mogelijk openbaar konden worden gemaakt.

Zolang de conceptbeschikking nog een vertrouwelijk karakter heeft, kan ik in deze beantwoording niet verder ingaan op inhoud van de beschikking dan ik heb gedaan in de voornoemde brief van 5 september jl.; daarom kan ik bij een deel van de feitelijke vragen nu geen inhoudelijk antwoord geven en ben ik genoodzaakt naar de eerdere brief te verwijzen.

1

Welke gevolgen heeft het vervallen van de derogatie naar verwachting voor de stikstofuitstoot van de agrarische sector en de depositie op stikstofgevoelige natuur?

Antwoord

De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (hierna: CDM) heeft eerder aangegeven dat de ammoniakemissie bij geen derogatie zeer waarschijnlijk lager zal worden omdat i) er minder eiwit gevoerd wordt aan koeien (dit leidt tot een lagere stikstof uitscheiding en daardoor minder ammoniakemissie uit zowel stallen als bij mesttoediening), ii) minder mest aan grasland en meer mest aan bouwland wordt toegediend (de ammoniakemissie uit mest toegediend aan bouwland is lager dan die toegediend aan grasland), iii) er mogelijk minder koeien en/of jongvee worden gehouden en iv) een deel van de mest die wordt toegediend aan landbouwgronden wordt vervangen door kunstmest en mogelijk mineralenconcentraten. De ammoniakemissie uit mestbewerking en -verwerking zal waarschijnlijk toenemen, maar dit effect is naar verwachting relatief klein. De ammoniakemissie daalt mogelijk meer als geen derogatie leidt tot een krimp van het aantal varkens en/of overig rundvee.

2

Kunt u uitleggen waarom de verwachte stikstofexcretie over 2022 door het CBS aan het einde van het tweede kwartaal naar boven is bijgesteld voor de sectoren varkens, pluimvee en overig? Komt dit door een stijging van het aantal dieren of door de voersamenstelling? Als het laatste het geval is, wat is er dan veranderd aan de voersamenstelling?

Antwoord

Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert elk kwartaal de mestproductiecijfers en geeft een prognose af over de mestproductie over het gehele jaar. In de gepubliceerde tweede kwartaalcijfers over 2022 zijn door het CBS ook de voersamenstellingen en voerverbruik meegenomen op basis van de definitieve jaarcijfers 2021 (CBS, Dierlijke Mest en Mineralen 2021) die recent zijn verschenen. Bijstellingen zijn het gevolg van een combinatie van factoren en verschillen per sector. In dit CBS-rapport wordt dit nader toegelicht per sector.

3

Welk effect zal het verdwijnen van de derogatie concreet hebben op de waterkwaliteit?

Antwoord

Als boeren niet meer deelnemen aan derogatie vervalt voor hen de eis van 80% grasland. Daardoor kan het aandeel grasland gaan krimpen. Daarmee is er risico dat uitspoelingsgevoelige teelten toegepast worden met hogere nitraatconcentraties in het grondwater tot gevolg. Tevens kan door een verhoogde druk op de mestmarkt het frauderisico gaan toenemen, wat ook een verslechtering van de waterkwaliteit tot gevolg kan hebben. Zoals aangegeven in mijn brief van 5 september jl. wil het kabinet stimuleren dat bedrijven de komende jaren een derogatievergunning blijven aanvragen, omdat hiervoor de verplichting geldt dat van het beschikbare areaal van deze bedrijven 80% grasland is. Ook na de afbouw van de derogatie is behoud van grasland noodzakelijk om te voorkomen dat de waterkwaliteit en de natuur achteruit gaan. Het kabinet gaat onderzoeken op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel permanent grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.

4

Wanneer zijn de effecten op waterkwaliteit meetbaar?

Antwoord

De snelheid waarmee effecten van de landbouwpraktijk en weersomstandigheden in de waterkwaliteit meetbaar zijn verschillen per grondsoort. Op veen en kleigrond is dit in de winter al zichtbaar in het water wat uit de wortelzone spoelt. In het zand gebied is dit na 1 jaar en in het lössgebied na ca 1,5 jaar.

5

Wat is de benodigde waterkwaliteit?

Antwoord

Ik ga er van uit dat u doelt op de benodigde waterkwaliteit bezien vanuit de Nitraatrichtlijn. De Nitraatrichtlijn heeft tot doel de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen en verdere verontreiniging van dien aard te voorkomen. Voorts moet een Goede Landbouwpraktijk worden gestimuleerd en eutrofiëring van oppervlaktewater worden tegen gegaan. Een lidstaat stelt vast welke gebieden kwetsbaar zijn en welke maatregelen genomen moeten worden om aan de doelen te gaan voldoen, overeenkomstig de criteria uit bijlage 1 van de Nitraatrichtlijn met betrekking tot onder andere zoet oppervlaktewater en de streefwaarde van 50 mg nitraatconcentratie per liter in het grondwater.

Overigens heeft ook de Kaderrichtlijn Water (KRW) een goede waterkwaliteit tot doel. De beoogde waterkwaliteit is vastgelegd in de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5). De KRW bepaalt dat in 2027 alle maatregelen moeten zijn genomen die resulteren in chemisch schoon en ecologisch gezond water. Naast belasting door nutriënten uit de landbouw, zorgen ook andere bronnen voor watervervuiling. Vanuit de KRW ligt er dan ook een opgave voor deze bronnen welke in de stroomgebiedbeheerplannen worden opgepakt.

6

Welke financiële gevolgen zal de afbouw van derogatie concreet hebben op (agrarisch) bedrijfsniveau, inclusief misgelopen inkomsten, extra kosten voor afzet en extra kosten voor het kopen van kunstmest?

Antwoord

In de conceptderogatiebeschikking worden door de Europese Commissie voorwaarden gesteld aan het verlenen van een derogatie op de Nitraatrichtlijn. Het gaat om voorwaarden waar Nederland, indien het Nitraatcomité positief adviseert en de Europese Commissie de derogatiebeschikking vaststelt, aan moet voldoen. De verwachting is dat deze voorwaarden voor agrarische bedrijven grote gevolgen hebben. Dit leidt voor ondernemers, ook jonge boeren en tuinders, tot extra vraagstukken over de toekomst van het bedrijf.

Voor derogatiedeelnemers betekent het afbouwpad van de derogatie dat zij in de komende jaren minder stikstof uit dierlijke mest kunnen afzetten op eigen grond en daarvoor een andere afzetmogelijkheid nodig is. Daarnaast zal, indien een bedrijf de stikstofgift op gelijke hoogte wil houden, meer stikstof uit kunstmest nodig zijn, waarmee kosten gepaard gaan.

Daarnaast kan er ook sprake zijn van indirecte gevolgen voor agrarische ondernemers die geen gebruik maken van derogatie. De mestmarkt zal zich in de komende jaren opnieuw moeten gaan zetten, en daarbij spelen meer factoren een rol; in het bijzonder de totale mestproductie en de nutriënten in de mest, naast de mest afzetmogelijkheden. Naar verwachting heeft de afname van de mestplaatsingsruimte voor stikstof in dierlijke mest ten gevolge van de derogatievoorwaarden indirect gevolgen voor de afzet van andere dierlijke mest zoals varkensmest. Het is gezien de andere factoren die hier ook een belangrijke rol in hebben moeilijk een inschatting te geven van de mate waarin. Hogere mestafzetkosten voor de veehouderij betekenen voor een akkerbouwer mogelijk goedkopere beschikbare nutriënten, en daarmee lagere kosten.

7

Welke financiële gevolgen zal de afbouw van derogatie hebben voor het totale agrocomplex?

Antwoord

Voor het gehele agrocomplex zullen de financiële gevolgen naar verwachting negatief zijn. Over de gevolgen van geen derogatie heb ik de Kamer geïnformeerd in mijn brief van 26 april jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 439).

8

Hoe heeft men de bron vastgesteld van stoffen/nutriënten in het oppervlaktewater?

Antwoord

In hoofdstuk 4 van de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5) is uitgebreid beschreven hoe de bron is vastgesteld van nutriënten en andere stoffen, die worden aangetroffen in het oppervlaktewater. De bronnen worden zoveel mogelijk in beeld gebracht voor ieder waterlichaam en zijn daarmee ook beschikbaar per stroomgebied. Daarbij is gebruik gemaakt van de landelijke emissie registratie (https://www.emissieregistratie.nl/) in combinatie met verschillende aanvullende regionale studies.

9

Hoeveel procent van het rioolwater kan het Nederlandse waterzuiveringssysteem aan?

Antwoord

Volgens de Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer wordt ongeveer 97% van het rioolwater gezuiverd (https://www.waterschapsspiegel.nl/wp-content/uploads/2019/09/Bedrijfsvergelijking-Zuiveringsbeheer-2018.pdf).

10

Klopt het dat veel watermeetpunten in steden liggen en de daar gemeten waterkwaliteit wordt toegerekend aan de landbouw?

Antwoord

De watermeetpunten liggen verspreid over het land om een representatief beeld te geven van de waterkwaliteit en de verschillende bronnen. Zie ook hoofdstuk 3 van de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5).

11

Welke rol ziet u concreet voor de keten in het opvangen van de klap van het verlies van de derogatie?

Antwoord

Ik vind dat de keten boeren in staat moet stellen om de slag te maken naar duurzaam produceren tegen een eerlijke prijs. Over de rol die ik wil dat de keten op zich neemt in de landbouwtransitie zal ik de Kamer nader informeren in de Kamerbrief over de toekomst van de landbouw.

12

Hoe gaat u het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) toepassen om verder te voorkomen dat grasland zal worden omgezet in bouwland?

Antwoord

Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het nieuwe GLB bevat in dit kader een aantal voorwaarden, conditionaliteiten genoemd. Deze voorwaarden betreffen met name de goede landbouwpraktijken en milieucondities 1 en 9, ten aanzien van het behoud van het aandeel blijvend grasland in Nederland en een ploeg- en omzetverbod voor aangewezen ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in Natura2000-gebieden. Daarnaast stimuleer ik blijvend grasland met de ecoregeling.

13

Kunt u schetsen hoe u het afbouwpad van de derogatie gaat laten samenhangen met de gebiedsplannen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)?

Antwoord

In voornoemde brief van 5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450) aan de Tweede Kamer is aangegeven dat voor de realisatie van de doelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG) tot 2030 de tijd is. Het afbouwpad van de derogatie zorgt ervoor dat de derogatiedeelnemers al sneller voor een transitieopgave staan. Bezien zal worden of en hoe dit in de gebiedsprocessen en in de gebiedsprogramma’s nader zou kunnen worden geconcretiseerd zodat er maatwerk per gebied kan worden geleverd. In de brief over de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor de agrarische sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.

14

Hoe wordt voorkomen dat boeren verantwoordelijk worden gehouden voor stoffen die via water uit het buitenland Nederland binnenkomen?

Antwoord

Nederlandse boeren worden niet verantwoordelijk gehouden voor stoffen die via water uit het buitenland Nederland binnenkomen. Er is een goed beeld van het aandeel dat via rivieren ons land binnenstroomt. Dat is onder meer beschreven in hoofdstuk 4.3.2 van de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 5).

15

Kunt u een opsomming geven van wat de voordelen zouden zijn van het aanpassen van de stikstofgebruiksnormen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zodat er niet meer kunstmest wordt gebruikt?

Antwoord

De stikstofgebruiksnormen, zoals benoemd in bijlage A, tabel 1, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zijn de Nederlandse uitwerking van de code voor goede landbouwpraktijk voor stikstofbemesting zoals benoemd in Artikel 4 van de Nitraatrichtlijn. Deze normen zijn gedifferentieerd naar gewas, grondsoort van het perceel en zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Een aanpassing van de stikstofgebruiksnormen, zodat er niet meer kunstmest wordt gebruikt, beperkt de plantenvoeding die voor een teelt optimaal is. Een beperking kan het risico op uitspoeling verminderen, en mogelijk de efficiëntie van de toegepaste meststoffen verhogen.

16

Overweegt u om de stikstofgebruiksnormen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet aan te passen zodat er niet meer kunstmest wordt gebruikt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik overweeg op dit moment niet om de stikstofgebruiksnormen aan te passen zodat er niet meer kunstmest wordt gebruikt. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn is wel een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen voorzien en in door nutriënten verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de stikstofgebruiksnormen door de Europese Commissie verplicht. De aangepaste normen die hiervan het gevolg zijn, zullen een wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet vergen.

17

Kunt u een indicatie geven van de extra kosten waar de gemiddelde derogatiehouder door het verlies van de derogatie mee wordt geconfronteerd?

Antwoord

In de kamerbrief van 26 april 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 439) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de mogelijke financiële gevolgen bij verlies van de derogatie. Bij het verlies van derogatie zullen de financiële gevolgen per bedrijf verschillen. Voor individuele graasdierhouders die in de afgelopen jaren gebruik maakten van derogatie zal op bedrijfsniveau de plaatsingsruimte voor dierlijke mest afnemen, wat bij een ongewijzigde bedrijfsvoering zal leiden tot hogere kosten voor de afvoer van dierlijke mest. Daarnaast zal, indien een bedrijf de stikstofgift op gelijke hoogte wil houden, meer stikstof uit kunstmest nodig zijn waarmee kosten gepaard gaan.

18

Kunt u uiteenzetten wat de potentiële negatieve gevolgen zijn van meer kunstmestgebruik op het gebied van de waterkwaliteit, het klimaat en het milieu?

Antwoord

De lachgasemissie kan mogelijk toenemen als er meer kunstmest op grasland wordt gebruikt. De productie van kunstmest vraagt gebruik van fossiele energie. Naar oordeel van de CDM zal het effect op nitraatuitspoeling van toegenomen kunstmestgebruik ten opzichte van (runder)drijfmest beperkt zijn. Daarnaast verwacht zij mogelijk een kleine verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit vanwege toegenomen precisiebemesting met kunstmest.

19

Hoe gaat u voorkomen dat het verlies van de derogatie gaat leiden tot het gebruik van meer kunstmest?

Antwoord

De hoogte van de totaalgebruiksnormen voor stikstof en fosfaat bepalen de mogelijkheden die een landbouwer heeft in het toepassen van kunstmest. Deze normen mogen niet overschreden worden. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn is een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen voorzien en in door nutriënten verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de stikstofgebruiksnormen door de Europese Commissie verplicht vanaf 2025. Daarnaast is het zo dat derogatiebedrijven onder vorige derogaties geen fosfaatkunstmest mochten gebruiken. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot dit punt is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

20

Klopt het dat de waterkwaliteit meestal in de zomer gemeten wordt, wanneer door de droogte eventuele vervuiling extra geconcentreerd is, zo ja, waarom is dat?

Antwoord

De chemische stoffen van de Kaderrichtlijn Water worden het hele jaar gemeten en beoordeeld op zowel het jaargemiddelde als maximale waarden. Dit sluit aan bij de effecten die chemische stoffen kunnen hebben op gezondheid en het ecosysteem. De parameters die ondersteunend zijn aan de ecologische toestand van het zoete water worden veelal in de zomer gemeten, omdat dit voor flora en fauna vooral in de zomerperiode relevant is. Metingen voor grondwaterkwaliteit van het water dat uit de wortelzone spoelt, vinden plaats om het effect van het voorgaande groeiseizoen in beeld te brengen. Op kleigrond is dat sneller dan op zandgrond. Daarom vinden deze grondwatermetingen plaats op kleigrond in de winter en op zandgrond in de zomer.

21

Hoe vergelijkt kunstmest met organische mest als het aankomt op uitspoelingsgevoeligheid en milieu en klimaateffecten?

Antwoord

Beide producten hebben een verschillend milieu en klimaat impact. Anorganische meststoffen leveren direct beschikbare nutriënten, waarbij organische meststoffen eerst in de bodem omgezet moeten worden, en dus niet direct opneembaar zijn door de plant. Als deze nutriënten vrij komen in een periode dat er geen plantengroei is, vergroot dit het risico op uitspoeling. De organische stof uit dierlijke mest kan wel bijdrage aan de bodemkwaliteit door de organische stof die in de bodem wordt gebracht. Voor de productie van kunstmest is veel aardgas nodig als grondstof en er ontstaat CO2. Beide producten kunnen tot lachgas emissie leiden. Beide type meststoffen zorgen echter ook voor de vastlegging van CO2 in gewassen en de bodem.

22

Hoe gaat u er precies voor zorgen dat de steunregeling voor de derogatiehouders rijmt met staatssteunregels?

Antwoord

De voorziene tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling zal worden gebaseerd op de de-minimis verordening voor de landbouwsector ((EU) 1408/2013). Daarbij zullen de daarvoor geldende procedures worden gevolgd. Genoemde de-minimisverordening geeft aan dat steun die conform de de-minimisverordening wordt verleend en onder de betreffende de-minimisplafonds blijft, niet aan alle staatssteuncriteria hoeft te voldoen en vormt daarom geen staatssteun. Dat betekent dat de voorgenomen steunmaatregel niet voor goedkeuring door de Europese Commissie behoeft te worden gemeld bij de Europese Commissie.

23

Hoe denkt u in de periode tussen 2026, wanneer de derogatie afloopt, en 2032, wanneer er wettelijke eisen voor grondgebondenheid zullen worden gesteld, te borgen dat grasland niet wordt omgezet in bouwland? Hoe zet u hiervoor het NLPG specifiek in?

Antwoord

Zoals in voornoemde brief van 5 september jl. is aangegeven, gaat het kabinet onderzoeken op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van een grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.

24

Hoe voorziet u ervoor te zorgen dat derogatiehouders die in verontreinigde gebieden zitten en waar dus mogelijk al eerder de derogatie zal worden afgebouwd, hun grasland niet zullen omzetten in bouwland?

Antwoord

Met de transitietegemoetkomingsregeling wil ik deelname aan derogatie stimuleren en voorkomen dat grasland door bedrijven wordt omgezet in bouwland. Zoals aangegeven in voornoemde brief van 5 september jl. voorziet de conceptbeschikking vanaf 2023 in een stapsgewijze, jaarlijkse afbouw van de derogatie, ook buiten door nutriënten verontreinigde gebieden. De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling wordt opgezet voor alle deelnemers aan derogatie die ook in 2021 deelnamen. Deze tegemoetkoming ziet op een gedeelte van de extra kosten die deze derogatiedeelnemers moeten maken vanwege de afbouw van de derogatie, om zeker te stellen dat zij grasland behouden. In de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de mate van afbouw van de derogatie en de daarmee gemoeide extra kosten die deze bedrijven in verontreinigde gebieden door een snellere afbouw van derogatie moeten maken voor mestafvoer.

25

Zoekt Nederland per stroomgebied de bronnen van de vervuiling op zoals dat ook in Vlaanderen wordt gedaan, zo nee, waarom niet?

Antwoord

Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 8. Daarnaast is het PBL in de Nationale Analyse Waterkwaliteit ingegaan op de verschillen per gebied (https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2020-nationale-analyse-waterkwaliteit-4002_0.pdf).

26

Om wat voor aanvullende eisen gaat het voor de verontreinigde gebieden precies, of waar wordt aan gedacht?

Antwoord

Het gaat in ieder geval om de toepassing van de laagste derogatienorm die wordt afgebouwd volgens het schema 2023: 220 kg; 2024: 210 kg en 2025: 190 kg. Vanaf 2026 is geen derogatie meer mogelijk. Na een positief advies van het Nitraatcomité zal de Europese Commissie de conceptbeschikking vaststellen en kan ik de volledige beschikking naar de Kamer zenden. Hierin staan alle voorwaarden voor derogatieverlening uitgewerkt.

27

Wat bedoelt u precies met verontreinigde gebieden?

Antwoord

Nederland dient deze gebieden aan te wijzen in lijn met een uitspraak van het Europees Hof van Justitie over Duitsland. De verdere inhoud hierover in de conceptbeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

28

Kunt u een indicatie geven van welke verontreinigde gebieden Nederland zal aanwijzen waar de derogatie sneller zal worden moeten afgebouwd en aanvullende eisen zullen worden gesteld?

Antwoord

Zoals vermeld in voornoemde brief van 5 september jl. kan ik u slechts aangeven dat het in 2022 gaat om het centrale en zuidelijke zandgebied en het lössgebied overeenkomstig de voorgaande aan Nederland verleende derogatiebeschikkingen. De verdere inhoud hierover in de conceptbeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

29

Welke van de voorwaarden voor de conceptbeschikking zullen ook gaan gelden voor boeren die geen gebruik maken van de derogatie?

Antwoord

De inhoud van de conceptbeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

30

Kunt u nader toelichten hoe de regelgeving ten aanzien van bufferstroken precies zal worden aangepast als voorwaarde voor de conceptbeschikking? Indien dit niet precies kan worden gecommuniceerd, kunt u een indicatie geven?

Antwoord

Zoals vermeld in voornoemde brief van 5 september jl. kan ik u slechts aangeven dat de regelgeving ten aanzien van bufferstroken meer in lijn zal worden gebracht met de voorwaarden die gelden voor het nieuwe GLB. De verdere inhoud hierover is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

31

Kunt u nader toelichten hoe de mestproductieplafonds precies zullen worden bijgesteld als voorwaarde voor de conceptbeschikking? Indien dit niet precies kan worden gecommuniceerd, kunt u een indicatie geven?

Antwoord

Zoals vermeld in voornoemde brief van 5 september jl. kan ik u slechts aangeven dat de mestproductieplafonds zullen worden bijgesteld in lijn met de verwachte resultaten van de maatregelen uit het 7e AP en het addendum. De verdere inhoud hierover is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Ik zal de Tweede Kamer zo snel als ik kan hierover verder informeren.

32

Klopt het dat de Nederlandse overheid de agrarische sector maatregelen oplegt, zoals de Bestuurlijk Overleg Open Teelt en Veehouderij lijst (BOOT-lijst), waarvan de effectiviteit niet bewezen is?

Antwoord

De BOOT-lijst bestaat uit 85 bovenwettelijke landbouwkundige maatregelen om de waterkwaliteit, waterkwantiteit en bodemkwaliteit te verbeteren. Overgrote deel van de maatregelen is gekoppeld aan een wetenschappelijke publicatie of onderzoeksgegevens uit praktijkonderzoek (o.a. Groenendijk, Van Gerven, Van Boekel en Schipper, «Maatregelen op en rond landbouwpercelen ter vermindering van de nutriëntenbelasting van water. Achtergrondinformatie effectiviteit landbouwmaatregelen ten behoeve van de Nationale Analyse Waterkwaliteit», KIWK rapport 2021–54). Deze maatregelen worden in bijvoorbeeld het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer gebruikt als mogelijke maatregelen om tot verbetering te komen – deze zijn zoals gezegd bovenwettelijk en worden niet verplicht opgelegd.

33

Klopt het dat de natuurbeheerders aan veel minder strenge normen hoeven te voldoen bij stikstofemissies dan boeren? Zo ja, waarom is dat?

Antwoord

Voor natuurgronden is een maximum gesteld aan de hoeveelheid fosfaat die mag worden opgebracht met dierlijke mest. Deze norm is daardoor beperkend voor de ruimte om stikstof uit dierlijke mest toe te passen. Voor deze gronden gelden vaak beheerovereenkomsten waarin gebruiksnormen voor mest zijn opgenomen ten behoeve van natuurdoelen. Dat betekent in de praktijk op natuurgronden vaak dat minder dierlijke mest en kunstmest wordt toegediend dan op landbouwgronden. Regulering met strenge normstelling is vanwege de verschillen in gebruik van de gronden niet nodig. Dat blijkt ook uit gegevens over gemiddelde jaarlijkse nitraatconcentratie in het grondwater in Nederland. Op gronden met functie natuur is de nitraatconcentratie op een diepte van 5–15 meter onder het maaiveld gemiddeld ongeveer 10 mg/l lager dan op gronden met functie landbouw (Bron: Fraters B. et al, 2020. Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2016–2019) en trend (1992–2019), RIVM).

Voor de uitrijmethode van mest op natuurgrond gelden dezelfde voorschriften als op landbouwgrond. De mest moet dus zo emissiearm mogelijk uitgereden worden en voldoen aan de eisen uit het Besluit gebruik meststoffen.

34

Klopt het dat er in Nederland 500% meer ganzen zijn dan bij de vaststelling van de ecologische draagkracht van de Natura-2000 gebieden zijn vastgelegd, zo ja, hoe wordt hier rekening mee gehouden?

Antwoord

Bij sommige ganzensoorten zijn de aantallen in Nederland toegenomen. Waar de Natura2000 doelen ruim zijn bereikt, zijn lokale afnames geen probleem.

35

Waarop is de tijdelijke transitietegemoetkoming van 10.000 euro per bedrijf gebaseerd? Hoeveel bedrijven hebben genoeg aan een transitietegemoetkoming van 10.000 euro en hoeveel bedrijven komen tekort?

Antwoord

De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling voorziet in een tegemoetkoming voor bedrijven die in 2021 een derogatievergunning hadden en een nieuwe derogatievergunning aanvragen en verkrijgen, en ziet op een gedeelte van de extra kosten die deze derogatiedeelnemers moeten maken vanwege de afbouw van derogatie. Voor deelnemers aan de derogatie betekenen de voorwaarden van deze beschikking dat zij in de komende jaren minder stikstof uit dierlijke mest kunnen afzetten op eigen grond en daardoor bij ongewijzigde bedrijfsvoering meer mest moeten afvoeren van hun bedrijf.

De transitietegemoetkominsgregeling moet komende periode nog worden uitgewerkt. In de tegemoetkoming zal rekening worden gehouden met de mate van afbouw van de derogatie en de daarmee gemoeide extra kosten die deze bedrijven maken voor mestafvoer. Ik denk aan een tegemoetkoming per hectare landbouwgrond van het bedrijf. Dit verschilt per bedrijf, waardoor de tegemoetkoming per bedrijf verschillend zal zijn.

36

Welk effect heeft het afbouwpad voor boeren die niet deelnemen aan de derogatie?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.

37

In hoeverre kunnen niet-derogatie bedrijven ook aanspraak maken op de transitievergoeding?

Antwoord

De transitietegemoetkomingsregeling voorziet alleen in een tegemoetkoming aan landbouwers die in 2021 een derogatievergunning hadden en een nieuwe derogatievergunning aanvragen en verkrijgen.,

38

Wat betekent deze afbouwderogatie voor de (financiële) uitgangspositie van jonge boeren en tuinders? Op welke manier worden zij geholpen?

Antwoord

Voor ondernemers, ook jonge boeren en tuinders, leidt het afbouwpad van de derogatie tot extra vraagstukken over de toekomst van het bedrijf. Ik verwijs daarbij ook naar het antwoord op vraag 6. Ik wil boeren, en zeker ook jonge boeren en tuinders, ondersteunen bij de transitie. Hierover zal ik u informeren in de Kamerbrief over de toekomst van de landbouw.

39

Wat betekent dit afbouwpad voor de financierbaarheid van agrarische bedrijven door banken de komende tijd?

Antwoord

In algemene zin is het aan de financier om te beoordelen of bedrijven financierbaar zijn. Het afbouwpad stelt bedrijven die op dit moment gebruik maken van derogatie voor vraagstukken in de komende jaren, die sterk verschillen per bedrijf. Die vraagstukken op het individuele bedrijf zijn ook voor mij een grote zorg en daarom wil ik bijdragen aan een goede transitie. In de gesprekken die ik voer met de banken en financiële instellingen over hun rol in de transitie, zal ook de financierbaarheid van de sector aan de orde blijven komen. Daarnaast ben ik gekomen met een tijdelijke transitietegemoetkoming voor derogatiebedrijven.

40

Wordt er bij de transitievergoeding rekening gehouden met hoe intensief een bedrijf is?

Antwoord

Gedacht wordt aan een tijdelijke transitieregeling die tegemoetkoming geeft aan derogatiebedrijven naar gelang de hectares, en daarmee de instandhouding van de hectares grasland, en de met die hectares gemoeide extra kosten die zij moeten maken voor mestafvoer.

41

Is het mogelijk dat het vervallen van de derogatie intensivering in de hand zal werken?

Antwoord

Ik neem aan dat u met intensivering doelt op een toename van de mestproductie in Nederland. De hoogte van de mestproductieplafonds, uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat, is vastgelegd in de Meststoffenwet. Deze komen op dit moment overeen met de productie van 2002. Via de productierechtenstelsels wordt gewaarborgd dat de mestproductie de mestproductieplafonds niet overschrijdt. Na een positief advies van het Nitraatcomité zal de Europese Commissie de conceptbeschikking vaststellen en kan ik de volledige beschikking naar de Kamer zenden. Hierin staan alle voorwaarden voor derogatieverlening, waaronder de details over de bijstelling van de mestproductieplafonds, uitgewerkt.

42

Is er genoeg kunstmest beschikbaar om de afbouw van dierlijke mest te kunnen compenseren?

Antwoord

De afbouw van de bemestingsnorm voor stikstof uit dierlijke mest is in de conceptderogatiebeschikking in de eerste jaren (2023 en 2024) beperkt. De extra behoefte aan stikstofkunstmest zal daarom ook beperkt zijn. De kwantitatieve beschikbaarheid van kunstmest in Nederland wordt niet publiek gemonitord. Er zijn in Nederland een paar grote kunstmestproducenten, zoals Yara Sluiskil en OCI-Nitrogen in Geleen, die stikstofkunstmest produceren voor de Noord-West Europese markt. Op dit moment hebben zij de productie in verband met de hoge gasprijs afgeschaald. Zij geven aan dat er momenteel nog wel meststoffen worden geleverd, maar dat er in het winterseizoen minder meststoffen gevraagd worden. Als de gasprijs voor langere tijd hoog blijft zal de beschikbaarheid van kunstmest onder druk kunnen komen staan.

43

Wat is de stand van zaken rondom een derogatie voor kunstmestvervangers van dierlijke oorsprong, welke voldoen aan de RENURE-criteria (Recovered Nitrogen form Manure-criteria) van het Joint Research Centra (JRC)?

Antwoord

Nederland heeft in april 2022 een aanvraag voor een landen-specifieke oplossing voor het gebruik van deze RENURE-producten ingediend bij de Europese Commissie, mede naar aanleiding van de gewijzigde motie van het lid Van der Plas, c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1403). Dit maakte deel uit van de besprekingen met de Europese Commissie over de derogatie voor graasdiermest. De EC beschouwt kunstmestvervanging echter als een separaat traject. Ik zal mij intensief blijven inzetten voor kunstmestvervanging door dierlijke mest in Europees verband in nauwe samenwerking met andere lidstaten.

44

Hoe wordt de transitie naar kunstmestvervangers vormgegeven? Is hier al een concreet plan voor en op welke manier wordt dit gefinancierd?

Antwoord

Een transitie naar het gebruik van kunstmestvervangers kan worden ingezet als er duidelijkheid is van de Europese Commissie onder welke voorwaarden dierlijke mest verwerkt moet worden om het in te zetten als een kunstmestvervanger. Nederland heeft een verzoek bij de Europese Commissie ingediend dat uitgaat van de RENURE-criteria die ontwikkeld zijn door het Joint Research Centre (JRC). Nederland heeft 48 miljoen euro gereserveerd om mest verwerkende bedrijven te stimuleren dierlijke mest hoogwaardig te verwerken. Op dit moment wordt de subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking vormgegeven, waarbij ook de RENURE-criteria leidend zullen zijn. Naar verwachting wordt deze in het vierde kwartaal van 2022 opengesteld.

45

Hoe wordt ervoor gezorgd dat per 1 januari 2023, of zoveel eerder als mogelijk, de inzet van kunstmestvervangers van dierlijke oorsprong (welke voldoen aan de RENURE-criteria van het Joint Research Centra (JRC) boven op de stikstofgebruiksnorm voor dierlijke mest in Nederland mogelijk is?

Antwoord

Nederland heeft een verzoek bij de Europese Commissie, DG Milieu ingediend voor een landen-specifieke oplossing. Gevraagd is het gebruik van deze RENURE-producten voor de gebruiksnormen niet langer te mogen beschouwen als het gebruik van dierlijke mest, maar van kunstmest. Nederland zal zich ervoor inspannen de gesprekken over dit dossier na het vaststellen van de beschikking door het Nitraatcomité te vervolgen. Mocht dit niet leiden tot een oplossing voor 31 december 2022, dan zal gestreefd worden naar verlenging van de huidige pilots mineralenconcentraat en Kunstmestvrije Achterhoek.

46

Hoe staat het afbouwen van derogatie in verhouding tot de ambitie om als land minder afhankelijk te zijn van gas?

Antwoord

Deze derogatie bevat een afbouwpad voor het gebruik van stikstof uit dierlijke mest. Daarnaast worden er in nutriënt verontreinigde gebieden aanvullende eisen gesteld, zoals een verlaging van de stikstofgebruiksnormen vanaf 2025, wat het totale gebruik van stikstof (dierlijke mest en kunstmest) zal verlagen. Wat het effect is op het totale gasgebruik is niet bekend. Ik zal mij blijven inspannen om de gesprekken met de Europese Commissie over het gebruik van RENURE-producten te vervolgen. Het gebruik van deze producten kan bijdragen aan het verminderen van gasgebruik.

47

In hoeverre is dit plan praktisch uitvoerbaar voor de agrarische sector?

Antwoord

De afbouw en het verdwijnen van de derogatie gaat een grote inspanning vergen van de agrarische sector, zeker in combinatie met de andere opgaven waar de sector mee geconfronteerd wordt. Ik zal met de sector in gesprek gaan zodra de beschikking is vastgesteld en openbaar is.

48

Kan de ambitie op het gebied van grondgebondenheid nog gehaald worden wanneer er een afbouwplan voor derogatie komt?

Antwoord

Ik ben momenteel bezig met de nadere uitwerking van grondgebondenheid. Hierbij betrek ik de gevolgen van de afbouw van de derogatie.

49

Zijn de gewenste Grootvee-eenheidnormen (GvE-normen) nog haalbaar wanneer derogatie wordt afgebouwd?

Antwoord

Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven, ben ik momenteel bezig met de nadere uitwerking van grondgebondenheid, waarbij ik de gevolgen van de afbouw van de derogatie betrek.

50

Welk effect heeft het verdwijnen van derogatie op de bodemvruchtbaarheid?

Antwoord

Als er geen derogatie wordt verleend zal de hoeveelheid dierlijke mest die wordt toegepast worden beperkt. In veel gevallen zal dit gaan over runderdrijfmest en varkensdrijfmest. Deze mestsoorten bevatten wel organische stof, maar niet veel. Hierdoor kan het organische stof gehalte van de bodem wat gaan afnemen. Echter is het wel zo dat door toepassen van vanggewassen, rustgewassen en compost een grote verbetering van de bodemkwaliteit kan worden gerealiseerd. Deze maatregelen kunnen buiten de normen voor dierlijke mest worden toegepast.

51

Klopt het dat de Maatwerkaanpak als alternatief op het generieke 7e Actieprogramma nu voor veel boeren geen alternatief meer is, wanneer de bufferstroken verplicht generiek verbreed worden? Wat zijn hiervan de consequenties op het Nationaal Strategisch Programma (NSP) van het GLB?

Antwoord

Voor het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zullen dezelfde teeltvrije zones gaan gelden, waarbij de zones gelden voor zowel mest als gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij worden de teeltvrije zones (bufferstroken onder het GLB) in de conditionaliteit opgenomen en zijn daarmee een voorwaarde om aan het GLB te kunnen meedoen. Het gezamenlijke traject om te komen tot een handhaafbare, uitvoerbare, controleerbare en betaalbare aanpak die tot een gelijkwaardig of grotere waterkwaliteitsverbetering zal leiden als een deel van de maatregelen uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn, loopt momenteel nog. Ik wil hier niet op vooruitlopen op de uitkomsten van dit traject.

52

Is het waarschijnlijk dat akkerbouwers eerder zullen kiezen voor melkveemest in plaats van varkensmest wanneer derogatie wordt afgebouwd? Zo ja, hoe wordt de markt voor varkensmest opgevangen?

Antwoord

De akkerbouwer maakt een afweging in kosten en opbrengsten, en de nutriënten en organische stof in de mest. Daarbij is rundveemest vaak gunstiger qua nutriëntenverhouding en gehalte organische stof. De mestmarkt zal zich in de komende jaren moeten gaan zetten naar de nieuwe situatie, en daarbij spelen er meerdere factoren een rol zoals bijvoorbeeld de totale mestproductie, de nutriënten in de mest en de mest afzetmogelijkheden. Naar verwachting heeft de afname van de mestplaatsingsruimte voor stikstof in dierlijke mest ten gevolge van de conceptderogatiebeschikking indirect gevolgen voor de afzet van varkensmest. Het is gezien de andere factoren die hier ook een belangrijke rol in hebben moeilijk te voorspellen in hoeverre. De verwerking en daarmee plaatsing buiten de Nederlandse landbouw van een deel van het fosfaatoverschot is gereguleerd.

53

Hoe wordt omgegaan met de waarschijnlijke wijziging van het bouwplan van melkveehouders, aangezien het aantrekkelijker zal worden om af te wijken van de 80/20 regel wat uiteindelijk ook effect heeft op de waterkwaliteit?

Antwoord

Ik zet mij omwille van de waterkwaliteit in voor het op peil houden van het areaal grasland in Nederland, onder andere door met de tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling deelname aan derogatie te stimuleren en hiermee het aandeel grasland op peil te houden. In voornoemde brief van 5 september jl. is aangegeven dat het kabinet gaat onderzoeken op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.

54

Klopt het dat alle dierlijke mest van graasdierbedrijven al op het land is uitgereden en er nog geen duidelijkheid is over wat nu wel en niet is toegestaan?

Antwoord

In voornoemde brief van 5 september 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat de derogatienormen in 2022 gelijk zijn aan die in de voorgaande beschikking. De inzet is er steeds op gericht geweest gedurende het uitrijdseizoen duidelijkheid te kunnen geven over de inhoud van de derogatie. Ik besef goed dat het voor boeren tot onzekerheid heeft geleid dat deze duidelijkheid pas na het mest-uitrijdseizoen is gekomen.

55

Hoe worden bedrijven tegemoetgekomen die nu te veel mest voor een verhoogde prijs hebben afgezet of in opslag hebben?

Antwoord

Er is geen tegemoetkoming voorzien voor bedrijven die nu meer mest hebben afgevoerd.

56

Klopt het dat de extra eisen die worden opgelegd om een derogatie toegewezen te krijgen zeer streng zijn, waardoor boeren met percelen in de 34 meest kwetsbare Grondwaterbeschermingsgebieden uitgesloten worden van derogatie terwijl zij al jaren werken aan de waterkwaliteit?

Antwoord

De inhoud van de conceptbeschikking hierover is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting over de vertrouwelijkheid voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

57

Wat zijn de voordelen van het verdwijnen van derogatie?

Antwoord

De ammoniakemissie zal afnemen omdat minder eiwit gevoerd wordt aan koeien (lagere excretie van ammoniakaal stikstof), minder mest toegediend wordt aan grasland en meer aan bouwland (mesttoediening aan bouwland leidt tot een lagere emissie dan op grasland), mogelijk minder koeien en/of jongvee worden gehouden, en een deel van de mest wordt vervangen door kunstmest. Als er geen derogatie wordt verleend, zal dit mogelijk leiden tot een krimp van het aantal varkens en/of overig rundvee, wat een daling van de ammoniakemissie tot gevolg heeft. Daardoor zal de stikstofdepositie op natuur afnemen en het negatieve effect van stikstof op biodiversiteit worden verkleind.

58

Wat zijn de nadelen van het verdwijnen van derogatie?

Antwoord

Afbouw van derogatie betekent dat in Nederland voor alle landbouwgronden uitgegaan moet worden van de stikstofgebruiksnorm voor dierlijke meststoffen van 170 kilogram per hectare, zoals in de Nitraatrichtlijn is bepaald. Dit zal, op korte termijn, gevolgen hebben voor de mestmarkt in Nederland, waarbij naar verwachting melkveehouders de mest, die op het eigen bedrijf geproduceerd wordt niet langer volledig op het eigen bedrijf kunnen plaatsen, waardoor mest van het bedrijf naar elders zal moeten worden afgezet. De behoefte aan stikstof zal worden ingevuld met andersoortige meststoffen dan dierlijke mest, bijvoorbeeld door kunstmest. De akkerbouw zal naar verwachting minder mest uit de varkenshouderij toepassen en meer gebruik gaan maken van de mest uit de melkveehouderij. Tenslotte zal de afzet van mest naar buiten Nederland toenemen evenals het belang van mestverwerking. Als gevolg van deze veranderingen zullen de mestafzetkosten voor de veehouderijbedrijven sterk stijgen en voor melkveehouderijbedrijven zullen de kosten voor kunstmest toenemen.

Voor wat betreft het milieu zullen de ammoniakemissies uit mestbewerking en -verwerking waarschijnlijk toenemen. Wanneer grasland wordt omgezet in maisland zal de nitraatuitspoeling waarschijnlijk toenemen, en zal de agro-biodiversiteit en koolstofopslag waarschijnlijk afnemen. Ik zet mij echter in om het areaal grasland, ook na derogatie, op peil te houden en zo deze negatieve effecten te minimaliseren.

Ik verwijs u tevens naar eerdere brieven van mijn ambtsvoorganger (Kamerstuk 33 037, nrs. 439 en 446).

59

Wegen de voordelen van het verdwijnen van derogatie op tegen de nadelen?

Antwoord

De Commissie Deskundigen Meststoffenwet heeft in 2020 advies uitgebracht over welke milieueffecten optreden door derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 369). Hieruit blijkt dat de derogatie positieve effecten heeft op de waterkwaliteit, het klimaat en de agrobiodiversiteit, vooral vanwege de eis die is gesteld aan het areaal grasland. Daar staat tegenover dat een derogatie kan leiden tot een hogere ammoniakemissie vanwege de hogere toegestane dierlijke mestgift. Daarbij heb ik de Tweede Kamer meermaals geïnformeerd over de consequenties van geen derogatie (o.a. Kamerstuk 33 037, nr. 404). Gegeven bovenstaande is steeds ingezet op het verleend krijgen van derogatie voor de periode 2022–2025.

60

Welke impact heeft een afbouwpad voor derogatie op de nog te ontwikkelen en uit te voeren gebiedsgerichte aanpak?

Antwoord

Ik verwijs u voor de beantwoording naar het antwoord op vraag 13.

61

Op welke wijze is uitvoering gegeven aan motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1266) waarin de regering onder andere verzocht werd de Kamer zo veel als mogelijk te informeren over de verschillende stappen en contactmomenten bij de derogatieonderhandelingen met betrekking tot de aanvullende voorwaarden, de opstelling van het ministerie daarbij en de wijze waarop de sector betrokken is geweest? Hoe ziet, in dat kader, de tijdlijn van het afgelopen jaar eruit?

Antwoord

De betreffende motie ziet op de onderhandelingen over de derogatieverlening voor de jaren 2020 en 2021. Ik heb de Tweede Kamer hierover in verband met de vertrouwelijkheid van onderhandelingen tot op heden nog niet geïnformeerd en zal dit zo spoedig mogelijk doen. Ik zal de correspondentie met de Europese Commissie over de derogatieonderhandelingen eveneens zo spoedig met de Tweede Kamer te delen. Ik kan echter hierover nog niet precies aangeven wanneer dit dat zal zijn, omdat hierover ook afstemming met de Europese Commissie nodig is en dit er mogelijk toe kan leiden dat informatie niet verstrekt kan worden.

Ten aanzien van de tijdlijn kan ik de Tweede Kamer het volgende informeren. De gesprekken over verlening van derogatie kunnen niet los worden gezien van de gesprekken met de Europese Commissie over de totstandkoming van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (hierna: 7e AP) en het addendum daarop. Dit is gelegen in het feit dat een actieprogramma ten grondslag ligt aan verlening van derogatie. In onderstaande tijdlijn zijn de belangrijkste overleggen en contactmomenten van de Minister van LNV en het Ministerie van LNV met de diensten van de Europese Commissie (hierna: EC) over de besluitvormingsprocedure naar derogatie weergegeven. Bij deze gesprekken is in bijna alle gevallen de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU (PV-EU) aanwezig geweest evenals een ambtelijke vertegenwoordiging van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Gedurende deze periode is er ook op verschillende momenten en bij/en marge van verschillende bijeenkomsten contact geweest tussen de Minister van LNV en de Europees Commissaris voor Milieu en van de Minister-President en de voorzitter van de Europese Commissie. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit geen uitputtende lijst is. De sector is op gezette tijden op verschillende niveaus geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van derogatie.

Eerste helft 2021

Begin 2021 heeft een ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de EC en LNV over het traject van het 7e AP en het traject naar derogatieverlening. Als gevolg van het controversieel verklaard zijn van het mestbeleid door de Kamer in de eerste helft van 2021, was het niet mogelijk in de eerste helft van 2021 inhoudelijke gesprekken te voeren met de EC over de inhoud van het 7e AP.

In mei 2021 is overleg geweest van de Europees Commissaris voor Milieu met de Minister van LNV over de stand van zaken met betrekking tot het 7e AP in verband met de politieke context in Nederland. In juni 2021 is hierover hoogambtelijk contact geweest tussen de EC en LNV.

In de zomer van 2021 zijn ambtelijke contacten tussen de EC en LNV geweest over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van september 2021 ten behoeve van het geven van de eerste presentatie in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening. Op 15 september 2021 heeft Nederland in dit verband de 1e presentatie in het Nitraatcomité gegeven.

Tweede helft 2021

Medio september 2021 heeft ambtelijk overleg tussen de EC en LNV plaatsgevonden over de inhoud van het ontwerp 7e AP. Eind september 2021 heeft de EC gereageerd op het ontwerp 7e AP. In november 2021 hebben diverse ambtelijke contacten plaatsgevonden tussen de EC en LNV. In november 2021 heeft hoogambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de EC en LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van 15 december 2021 ten behoeve van het geven van de tweede presentatie in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening. In november 2021 is overleg geweest van de Europees Commissaris voor Milieu met de Minister van LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van december 2021. In december 2021 is overleg geweest van Europees Commissaris voor Milieu met de Minister van LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van 15 december 2021. Nederland heeft in het Nitraatcomité van 15 december 2021 niet de 2e presentatie in het Nitraatcomité gegeven in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening (Kamerstuk 33 037, nr. 433). In deze periode is ambtelijk contact geweest van de PV-EU met de kabinetten van de Voorzitter van de Europese Commissie, de vicevoorzitter van de Europese Commissie en de Europees Commissaris voor Milieu.

1e kwartaal 2022

In januari 2022 is overleg geweest van de Europees Commissaris voor Milieu met de Minister van LNV over de inhoud van het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) in relatie tot het 7e AP en de mogelijkheid van het geven van de 2e presentatie in het Nitraatcomité, zodat derogatie in zicht bleef. In de tweede helft van januari 2022 is hoogambtelijk contact geweest tussen LNV en de EC. In februari heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen LNV en de EC over de inhoud van het coalitieakkoord en het addendum op het 7e AP. In februari 2022 hebben ambtelijk contacten tussen de EC en LNV plaatsgevonden over de inhoud van het addendum op het 7e AP. Eind februari 2022 is overleg geweest tussen de Europees Commissaris voor Milieu en de Minister van LNV over agendering van Nederland in het Nitraatcomité van 17 maart 2022. Nederland heeft in het Nitraatcomité van 17 maart 2022 de 2e presentatie in het Nitraatcomité gegeven in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening. In maart 2022 is ambtelijk overleg geweest tussen LNV en de EC over de inhoud en voorwaarden van een derogatie.

April – 9 september 2022

In de periode april 2022 tot en met juni 2022 hebben ambtelijke overleggen en ambtelijke contacten plaatsgevonden tussen de EC en LNV over de inhoud en voorwaarden van een derogatie. Op 15 juni 2022 heeft Nederland in het Nitraatcomité de 3e presentatie in het Nitraatcomité gegeven in het kader van de besluitvormingsprocedure naar derogatieverlening.

In juli 2022 zijn hoogambtelijke en ambtelijke overleggen en contacten geweest tussen de EC en LNV over de inhoud en voorwaarden van een derogatie. In juli 2022 heeft overleg plaatsgevonden met de vicevoorzitter van de Europees Commissie en de Minister van LNV, en de Europees Commissaris voor Milieu en de Minister van LNV. In deze periode zijn contacten van de Minister-President geweest met de voorzitter van de Europese Commissie. In augustus en september 2022 hebben ambtelijke contacten plaatsgevonden tussen de EC en LNV. Op 15 september 2022 is stemming in het Nitraatcomité over de conceptderogatiebeschikking voorzien. Op 5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450) heeft de Minister van LNV de hoofdlijnen van de conceptderogatiebeschikking met het parlement gedeeld.

62

Wordt er (volledig) uitvoering gegeven aan het te verwachten besluit van de Europese Nitraatcomité?

Antwoord

Ja. Nederland is een lidstaat van de Europese Unie (EU) en als zodanig gehouden uitvoering te geven aan Europese richtlijnen. Ditzelfde geldt voor uitvoeringsbesluiten, zoals een derogatie van de Nitraatrichtlijn, die door de Europese Commissie wordt verleend, nadat deze daartoe positief is geadviseerd door het Nitraatcomité dat met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.

63

Bestaat er een kans dat de EU een infractieprocedure wil opstarten jegens Nederland wanneer deze derogatie niet geaccepteerd wordt? Zo ja, op welke gronden?

Antwoord

Indien deze derogatiebeschikking niet wordt goedgekeurd en Nederland in strijd handelt met de in die situatie vigerende normen met bijvoorbeeld de norm van 170 kg nitraat per hectare per jaar, is de Europese Commissie bevoegd een infractieprocedure te starten.

64

Hoe lopen de meststromen in Nederland? Hoeveel mest blijft er nu op het eigen bedrijf, hoeveel mest wordt afgevoerd naar het buitenland en hoeveel mest gaat naar een agrarisch bedrijf in de buurt en hoeveel mest wordt verwerkt tot alternatief product?

Antwoord

Het CBS houdt deze gegevens bij onder in hun tabel Dierlijke mest: productie, transport en gebruik, kerncijfers. De laatste complete cijfers zijn van het jaar 2020.

 

Stikstof

Fosfaat

Mestproductie

489

151

Stikstofverliezen in stal en wei

66

Gebruik op eigen bedrijf

251

73

Aanvoer naar agrarisch bedrijf

94

34

Export

43

29

Verwerkte mest (excl export)

18

8

65

Waarom krijgt Ierland wel derogatie toegekend en Nederland niet?

Antwoord

Op dit moment is de besluitvormingsprocedure voor derogatieverlening van de Nitraatrichtlijn aan Nederland nog niet afgerond en daarom kan nu niet gesteld worden dat aan Nederland geen derogatie is verleend. Op basis van de door Ierland verstrekte gegevens over de waterkwaliteit heeft de Europese Commissie een conceptderogatiebeschikking voor Ierland opgesteld. De lidstaten hebben een positief advies gegeven over de conceptderogatiebeschikking aan Ierland. In het afgelopen voorjaar is derogatie verleend. De Ierse situatie is op veel manieren anders dan de Nederlandse. 92% van de Ierse landbouwgrond bestaat uit grasland. Zo voldoet praktisch het hele grondgebied (98%) aan de maximale nitraatconcentratie in het grondwater van <50 mg/L. Ook de oppervlaktewaterkwaliteit is beduidend beter dan de Nederlandse. Desalniettemin laat de waterkwaliteit de afgelopen jaren ook in Ierland op veel fronten een verslechterende trend zien. Om deze reden heeft de Europese Commissie ook aan Ierland strenge eisen opgelegd in hun derogatiebeschikking. Zo zal na 2 jaar een review moeten worden uitgevoerd. Als deze review geen verbetering van de waterkwaliteit laat zien, zal de hoogte van de derogatie vanaf 2024 in de desbetreffende terugvallen van 250 naar 220 kg N/ha.

66

Wat is de inhoudelijke reactie van de Europese Commissie op het argument dat het wegvallen van de derogatie eerder zal leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit dan tot verbetering?

Antwoord

Op dit moment kan ik niet ingaan op een inhoudelijke reactie van de Europese Commissie opdat het wegvallen van derogatie eerder zou leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit dan tot verbetering. De reden hiervoor is in de aanbieding bij deze beantwoording toegelicht. Wel kan ik aangeven dat in eerdere brieven aan de Tweede Kamer is toegelicht dat er een waterkwaliteitsopgave voor Nederland is en dat de Europese Commissie de waterkwaliteit specifiek en de milieusituatie in den breedte nauwgezet volgt (Kamerstuk 33 037, nr. 369 en Kamerstuk 33 037 nr. 434). Bij een positief advies van de lidstaten in het geplande Nitraatcomité van 15 september 2022 zal de Europese Commissie de verlening van derogatie vervolgen en zijn bij de publicatie van de definitieve derogatiebeschikking de overwegingen bij die beschikking bekend.

67

Wat is de inhoudelijke reactie van de Europese Commissie op het argument dat het wegvallen van de derogatie zal leiden tot extra gebruik van kunstmest met bijbehorende gasgebruik en CO2-emissies?

Antwoord

De derogatie betreft het gebruik van stikstof uit dierlijke mest, wat bovenop de gebruiksnorm van 170 kg nitraat uit dierlijke mest per hectare per jaar wordt toegestaan. De inhoud van de conceptbeschikking en dus ook de overwegingen van de Europese Commissie zijn op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

68

Wordt ontlasting van huishoudens ook weleens gezuiverd via Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA)? Zo ja, hoeveel stikstof komt hierbij vrij en in de natuur terecht?

Antwoord

In Nederland was in 2013 99,7% van de huishoudens aangesloten op een afvalwatersysteem, de hoogste aansluitingsgraad in de Europese Unie. Op dat moment was 0,3% (ongeveer 23.000) van de Nederlandse huishoudens aangesloten op decentrale voorzieningen, IBA’s. Er bestaan verschillende soorten IBA-systemen, maar ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze huishoudelijk afvalwater kleinschalig zuiveren, waar geen aansluiting is op de riolering. Er zijn drie klassen IBA's, waarbij klasse 3A en 3B zijn ingericht om schadelijke stoffen voor het milieu als stikstof en fosfaat uit het afvalwater te halen. De stikstof die hierbij vrijkomt is verwaarloosbaar.

69

Kunt u nader aangeven om welke inhoudelijke redenen de Europese Commissie afbouw van de derogatie afdwingt? Waarom is de Europese Commissie de mening toegedaan dat de derogatie afbreuk zou doen aan de het bereiken van de doelstellingen in artikel 1 van de Nitraatrichtlijn en dat de motivering van de derogatie op basis van de criteria genoemd in bijlage III van de Nitraatrichtlijn onvoldoende zou zijn?

Antwoord

De afgelopen jaren is, ook onder derogatiebedrijven, de waterkwaliteit op veel plaatsen verslechterd (Kamerstuk 33 037, nr. 445). Daarnaast betrekt de Europese Commissie, meer dan bij eerdere derogaties, de milieutoestand in Nederland in den brede. Zo heeft ook de toestand van Natura 2000-gebieden een rol gespeeld bij de uiteindelijke afwegingen van de Europese Commissie.

70

Wat is de juridische basis om in de derogatiebeschikking (aanvullende) voorwaarden op te nemen die ook van toepassing zijn voor niet-derogatiebedrijven?

Antwoord

Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 67 waarin is aangegeven dat in eerdere brieven aan de Tweede Kamer is toegelicht dat er een waterkwaliteitsopgave voor Nederland is en dat de Europese Commissie de Nederlandse waterkwaliteit specifiek en de milieusituatie in den brede nauwgezet volgt (Kamerstuk 33 037, nr. 369 en Kamerstuk 33 037, nr. 434).

In voornoemde brief van 5 september 2022 is toegelicht dat de Europese Commissie deze derogatieverlening ziet als ondersteuning van de in Nederland benodigde transitie van de landbouw waaronder de waterkwaliteit en de impact daarvan op het landelijk gebied door het Nationaal Programma Landelijk gebied.

71

Kunt u de conceptbeschikking voor het commissiedebat Mestbeleid (al dan niet vertrouwelijk) delen met de Kamer?

Antwoord

Voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen heb ik de vertrouwelijkheid van de inhoud van de conceptderogatiebeschikking toegelicht, waar ik hiernaar verwijs. In algemene zin is het mogelijk om een document vertrouwelijk bij de Tweede Kamer ter inzage te leggen en een besloten commissiedebat te houden. Daarover moet de Europese Commissie dan wel van te voren geïnformeerd worden. Het houden van een besloten Commissiedebat is uiteraard een keuze van de Kamer.

72

Welke gebieden in Nederland vallen buiten drinkwaterwingebieden?

Antwoord

Drinkwaterwingebieden zijn zones in Nederland waar water wordt opgepompt om drinkwater van te maken. Op https://www.atlasleefomgeving.nl/grondwaterbeschermingskaart-rondom-bronnen-voor-drinkwater is de grondwaterbeschermingskaart te vinden rondom bronnen voor drinkwater. Het overige deel van Nederland valt hier dus buiten.

73

Hoeveel extra kunstmest is er nodig om dezelfde stikstofbemesting te handhaven zonder derogatie?

Antwoord

Wanneer geen sprake meer is van de derogatie, kan een landbouwer 170 kg N per hectare opbrengen, waar hij met een derogatie in het maximale geval 250 kg N per hectare kan opbrengen. Hij kan dan dus maximaal 80 kg N/hectare in de vorm van drijfmest van graasdieren minder plaatsen. Wil hij echter hetzelfde bemestingsniveau aanhouden, dan zal hij 36 kg N per hectare in de vorm van kunstmest moeten aanvoeren als hij beweidt (werkingscoëfficiënt 45%) en 48 kg N per hectare als hij geen beweiding toepast (werkingscoëfficiënt 60%). In totaal is er in Nederland in 2021 753.338 hectare voor derogatie aangemeld. Dat zou beteken dat er in het uiterste geval tussen de 27 en 36 miljoen kg N in de vorm van kunstmest nodig is om de stikstofbemesting op hetzelfde peil te houden.

74

Hoeveel gas is er nodig om de extra kunstmest te produceren om dezelfde stikstofbemesting te handhaven zonder derogatie?

Antwoord

Dat is afhankelijk van welke kunstmest er gebruikt wordt. Meststoffen Nederland geeft aan dat de Nederlandse kunstmestproducenten ongeveer 1.000 m3 aardgas nodig hebben om 1 ton NH3 te produceren.

75

Hoeveel extra vervoersbewegingen worden er verwacht door meer mestafvoer en kunstmesttoevoer?

Antwoord

Het aantal vervoersbewegingen zal toenemen, met name omdat er meer mest moet worden afgevoerd. Een exacte kwantificering is moeilijk te geven, aangezien dit sterk afhankelijk is van de keuzes die de boer maakt in de bedrijfsvoering met betrekking tot teeltplan, bemestingsniveau en waar mest afgezet gaat worden in de situatie dat de derogatie verdwijnt.

76

Wat is de berekende toename aan brandstofverbruik door de verwachte extra mestafvoer en kunstmesttoevoer?

Antwoord

Het aantal vervoersbewegingen en daarmee het brandstofverbruik zal toenemen, met name omdat er meer mest moet worden afgevoerd. Een exacte kwantificering is moeilijk te geven, aangezien dit sterk afhankelijk is van de keuzes die de boer maakt in de bedrijfsvoering maakt met betrekking tot teeltplan, bemestingsniveau en waar mest afgezet gaat worden in de situatie dat de derogatie verdwijnt.

77

Waarom is het mestprobleem niet in de jaren ’60 opgelost, toen er voor het eerst voor is gewaarschuwd?

Antwoord

Regulering van het mestbeleid vindt sinds de jaren tachtig plaats en vanaf de jaren negentig wordt het kader gevormd door de Nitraatrichtlijn. Sindsdien worden elke vier jaar actieprogramma’s Nitraatrichtlijn opgesteld door middel waarvan uitvoering aan het Nederlandse mestbeleid is gegeven. Met de Europese Commissie is steeds overeenstemming over de inhoud van deze actieprogramma’s bereikt ten behoeve van verbetering van de waterkwaliteit.

78

Leidt het uitstel voor het beëindigen van de derogatie tot vertraging voor het bereiken van de kritische depositiewaarde? Zo ja, hoeveel?

Antwoord

Bedoeld wordt waarschijnlijk de doelstelling van het kabinet om in 2030 74% van de Natura2000-gebieden onder de Kritische Depositie Waarde (KDW) te krijgen. Dat doel is onafhankelijk van het wel of niet verkrijgen van derogatie vastgesteld. Rijk en provincies zullen met onder andere het Nationaal Programma Landelijk Gebied de benodigde maatregelen treffen om deze doelstelling te realiseren. Daartoe zullen in het NPLG onder meer ruimtelijke structurerende keuzes worden gemaakt die doorwerking hebben in de door provincies op te stellen gebiedsprogramma’s. De gevolgen van de afbouw van de derogatie zullen daarin meegenomen worden.

79

Is er een wetenschappelijk rapport dat gedeeld kan worden dat onderbouwt dat afschaffen van de derogatie bijdraagt aan de doelen van de nitraatrichtlijn?

Antwoord

Aan de doelen van de Nitraatrichtlijn dient te worden voldaan ongeacht de mogelijkheid die de Nitraatrichtlijn biedt om een hogere gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke mest dan 170 kg per hectare toe te passen, de zogenaamde derogatie.

80

Welke extra maatregelen moeten genomen worden om de kritische depositiewaarde te behalen, nu er langer teveel mest mag worden uitgereden?

Antwoord

Bedoeld wordt waarschijnlijk de doelstelling van het kabinet om in 2030 74% van de Natura2000-gebieden onder de Kritische Depositie Waarde te krijgen. Het maatregelenpakket voor het realiseren van de doelen van de integrale aanpak wordt nog nader uitgewerkt in gebiedsprogramma’s onder leiding van provincies en verder in generiek beleid vanuit het Rijk. Bij het vaststellen van het NPLG in medio 2023 zullen ook de maatregelen worden vastgesteld waarmee de verschillende doelen van de integrale aanpak zullen worden gehaald. De doelstellingen van het kabinet voor wat betreft stikstofemissie -en depositie passen binnen het tijdspad voor de afbouw van de derogatie.

81

Om hoeveel bedrijven gaat het (die nu derogatie hebben, verliezen en/of compensatie krijgen)?

Antwoord

In 2021 is aan 16.528 bedrijven een derogatievergunning verleend.

82

Om hoeveel ton mest (extra over de periode tot 2026) gaat het?

Antwoord

Voor individuele graasdierhouders, die in de afgelopen jaren gebruik maakten van derogatie, zal op bedrijfsniveau de plaatsingsruimte voor dierlijke mest afnemen, wat bij een ongewijzigde bedrijfsvoering zal leiden tot meer afvoer van dierlijke mest. Bij een ongewijzigde bedrijfsvoering neemt de gebruiksruimte voor stikstof uit dierlijke mest in 2023 af met 7.086.000 kg N, in 2024 af met 14.001.940 KG N en in 2025 met 34.584.800 kg N.

De hoeveelheid dierlijke mest die extra van een derogatiebedrijf moet worden afgevoerd als gevolg van de afbouw van derogatie verschilt per bedrijf en is in totaliteit niet te kwantificeren omdat dit afhankelijk is van meerdere factoren, zoals bijvoorbeeld de mestproductie, de verhouding van de nutriënten in de mest, fosfaatruimte op een bedrijf en de bedrijfsvoering van een bedrijf en mogelijke aanpassingen hierin.

83

Hoe gaat voorkomen worden dat het gebruik van kunstmest toeneemt?

Antwoord

De hoogte van de totaalgebruiksnormen voor stikstof en fosfaat bepalen de mogelijkheden die een landbouwer heeft in het toepassen van kunstmest. Deze normen mogen niet overschreden worden. In het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn is een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen voorzien en in door nutriënten verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de stikstofgebruiksnormen door de Europese Commissie verplicht vanaf 2025. Daarnaast is het zo dat derogatiebedrijven onder vorige derogaties geen fosfaatkunstmest mochten gebruiken. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot dit punt is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 45 en 46 waarin ik heb aangegeven dat ik mij ervoor zal blijven inspannen de gesprekken met de Europese Commissie over het gebruik van RENURE-producten te vervolgen.

84

Hoeveel bedrijven hebben nu geen derogatie en wat zijn daar de belangrijkste redenen voor? Kunt u dat specificeren voor regio, grondsoort en type bedrijf (aantallen en soorten vee, mate van grondgebondenheid, aantallen dieren per hectare, etc.)

Antwoord

Ik kan uw vraag nu niet beantwoorden, omdat aan Nederland voor 2022 nog geen derogatie is verleend. In 2021 is aan 16.528 bedrijven een derogatievergunning verleend.

85

Klopt het dat boeren meer compensatie krijgen, naarmate de afname van de derogatie oploopt? Als dat zo is, is dan de schok na afloop van de derogatie én compensatie niet veel groter? Wat daarna?

Antwoord

Ja. Gedacht wordt aan een tegemoetkoming die bedrijven ontvangen naar gelang de hectares en daarmee de gemoeide extra kosten die zij moeten maken voor mestafvoer. Het gaat om een tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling, gericht op het behoud van het areaal grasland op deze bedrijven. Dit biedt deze bedrijven tevens de gelegenheid te bieden om deze periode te benutten om op basis van de veranderende situatie en de toekomstige kaders de juiste afwegingen te kunnen maken voor hun bedrijf. Ik zal boeren ondersteunen bij deze transitie. Hierover zal ik u informeren in de Kamerbrief over de toekomst van de landbouw.

86

Moet de compensatie van 130 miljoen euro niet vooral doelgericht zijn naar omschakeling? Is het niet effectiever om boeren die eerder omschakelen extra te belonen of te compenseren?

Antwoord

De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling is voor de bedrijven die een nieuwe derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden en is gericht op het behoud van het areaal grasland. Het afbouwpad van de derogatie zorgt ervoor dat de derogatiedeelnemers al sneller voor een transitieopgave staan. We bekijken of en hoe dit in de gebiedsprocessen en in de gebiedsprogramma’s nader kan worden geconcretiseerd zodat er maatwerk per gebied kan worden geleverd. In de brief over de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor de agrarische sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.

87

Kunt u toelichtten hoe op beleidsniveau en bedrijfsniveau de samenhang tussen de vermindering van het uitrijden van mest en de emissies van stikstof wordt vormgegeven? Hoe gaan die elkaar versterken?

Antwoord

Diverse onderzoeks- en innovatieprogramma’s, waarbij mijn ministerie betrokken is, werken aan deze koppeling tussen het uitrijden van mest en de emissie van stikstof. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het programma Bemest op z’n Best.

88

Wat is de prijs (maatschappelijk, voor de overheid en voor boeren bedrijven) van het oplossen van derogatie en stikstofproblemen als dit met extensivering wordt bereikt versus technische maatregelen?

Antwoord

Het afbouwen van de derogatie betekent dat het gebruik van dierlijke mest per hectare moet worden beperkt en het stikstofvraagstuk vereist het beperken van de stikstofemissie naar de lucht. De bedrijven staan voor de opgave om hun bedrijfsvoering daarop aan te passen. Vanuit de overheid zal voor het realiseren van de benodigde transitie van de landbouw en het landelijk gebied een mix van maatregelen worden ingezet, waaronder technische maatregelen (mits bewezen effectief) en extensivering. Het exacte maatregelenpakket wordt voor een groot deel nog nader uitgewerkt in gebiedsprogramma’s onder leiding van provincies. Daarbij wordt er per gebiedsplan een sociaaleconomische impactanalyse gemaakt waarbij de hele gebiedsgerichte aanpak wordt geanalyseerd. Ik kan niet vooruitlopen op de gebiedsplannen en hoe de mix van maatregelen eruit zal zien. Ik kan met dat gegeven dus ook geen inschatting maken van de «prijs» die dit met zich meebrengt.

89

Welke maatregelen (naast incentives als compensatie) gaat u nemen om omzetting van grasland te voorkomen?

Antwoord

Zoals in voornoemde brief van 5 september jl. is aangegeven, gaat het kabinet onderzoeken op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van een grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.

90

Welke mogelijk effectieve maatregelen gaat u niet nemen en waarom niet?

Antwoord

Bij overheidsingrijpen worden rechtmatigheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid van beleid of regelgeving afgewogen naast de gevolgen van nieuw beleid of regelgeving voor betrokkenen en mogelijke neveneffecten.

91

Is er een «stikstofbalans» voor Nederland (import in de vorm van uitlaatgassen, kunstmest en veevoer versus uitvoer in de vorm van landbouwproducten, uitspoeling en verwaaien naar het buitenland)? Als dit bestaat kunt u die delen? Als dit niet bestaat, kunt u die maken?

Antwoord

Het compendium van de leefomgeving (CLO) geeft een stroomschema voor stikstof en fosfaatstromen in de Nederland. Stroomschema voor stikstof en fosfor in de landbouw, 2020 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl).

92

Is de afbouw van een gedoogregeling als de derogatie een ondernemersrisico waar de (Rijks)overheid niet voor hoeft te compenseren?

Antwoord

Derogatie is geen gedoogregeling. Een juridische verplichting tot nadeelcompensatie voor de afbouw van derogatie is niet aannemelijk. Een derogatie is immers niet iets waar een lidstaat recht op heeft, maar een uitzondering die door de Europese Commissie onder voorwaarden kan worden toegestaan. Voorzienbaar was daarbij voor bedrijven dat Nederland niet tot in lengte van jaren over een derogatie zou beschikken. Het is dan ook niet aannemelijk dat het bij de extra kosten die bedrijven moeten maken als gevolg van de afbouw van de derogatie gaat om een buiten het normaal maatschappelijk risico vallende schade. Ook is de mate van vertrouwen die een bedrijf over het algemeen aan een tijdelijke vergunning, zoals de jaarlijks aan te vragen derogatievergunning, kan ontlenen gering. De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling is dan ook geen nadeelcompensatieregeling, maar een transitietegemoetkomingsregeling voor een deel van de extra kosten, gericht op behoud van het areaal grasland, voor bedrijven die een nieuwe derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden.

93

Waarom «knelt de timing» voor de transitie van bedrijven op gebied van stikstof klimaat en water, zoals de brief stelt, als de derogatie voor de meeste betrokken bedrijven over dezelfde onderwerpen gaat en met dezelfde middelen bereikt kan worden? In hoeverre zijn de maatregelen nodig voor de afbouw van de derogatie anders dan een eerste stap in de richting van de doelen voor stikstof klimaat en water?

Antwoord

In voornoemde brief van 5 september 2022 aan de Tweede Kamer is aangegeven dat de richting van de ontwikkelingen van de afbouw van de derogatie en de transitie overeenkomsten kent, maar de timing knelt. Hierbij is aangegeven dat voor de realisatie van de doelen van het NPLG tot 2030 de tijd is, terwijl daarentegen het afbouwpad van de derogatie al in de komende jaren tot een extra opgave leidt voor de derogatiedeelnemers. In de brief over de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor de agrarische sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.

94

Wiens timing zat het meeste mis, gelet op het gegeven dat er al heel lang (sinds voor het verlenen van de derogatie) kennis is dat er teveel mest wordt geproduceerd, en ook al decennia bekend is dat er teveel stikstof wordt uitgestoot en al decennia niet voldaan wordt aan de normen voor waterkwaliteit, luchtkwaliteit en natuurkwaliteit?

Antwoord

Er is sprake van knelling in de timing, omdat het afbouwen van de derogatie boeren voor een extra opgave stelt. Het afbouwpad van de derogatie zorgt ervoor dat de derogatiedeelnemers al sneller voor een transitieopgave staan. Bezien zal worden of en hoe dit in de gebiedsprocessen en in de gebiedsprogramma’s nader zou kunnen worden geconcretiseerd zodat er maatwerk per gebied kan worden geleverd. In de brief over de toekomst van de landbouw zal ik verder ingaan op de toekomst voor de agrarische sectoren en de rol die de overheid daarin heeft.

95

Waarom is gekozen voor 80% grasland?

Antwoord

Dit was een voorwaarde in de vorige derogatiebeschikking. In de eerste derogatiebeschikking was het percentage grasland waarover een bedrijf met derogatie diende te beschikken 70%, sinds 2014 is dat aandeel verhoogd naar 80%. Deze derogatievoorwaarde hangt nauw samen met de onderbouwing van de Nederlandse derogatie voor graasdiermest op graasdierbedrijven, te weten de hoge stikstofopname en het lange groeiseizoen van grasland.

96

Wat zijn de gevolgen voor bedrijven (en landschappen) met relatief weinig grasland?

Antwoord

De gevolgen kunnen verschillend zijn per bedrijf. Ik kan daarom geen algemene duiding geven van de effecten voor de bedrijven met relatief grasland.

97

Wat is de samenhang tussen de doelen voor de compensatieregeling derogatie en regelingen in het GLB?

Antwoord

Het GLB heeft onder andere tot doel bij te dragen aan het milieu en het behoud van landschap en biodiversiteit. De tijdelijke transitietegemoetkoming heeft eveneens tot doel het aandeel grasland in Nederland te behouden en daarmee emissies naar het aquatisch milieu te voorkomen.

98

Welke doelen zijn gediend bij het afschaffen van derogatie op de Nitraatrichtlijn?

Antwoord

Voor wat betreft het milieu is vooral de biodiversiteit in Natura2000-gebieden gediend bij het sec afschaffen van de derogatie. Ik verwijs u tevens naar eerdere brieven van mijn voorganger (Kamerstuk 33 037, nrs. 439 en 446).

99

Bent u voornemens het voorstel om graasdierbedrijven verplicht grondgebonden te maken uit het actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn te halen nu het met het verlies van de derogatie nog lastiger wordt om deze opgave te realiseren?

Antwoord

Ik ben momenteel bezig met de nadere uitwerking van grondgebondenheid. In het addendum op het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd nog dit jaar een wetsvoorstel voor een grondgebonden melk- en rundveehouderij in consultatie te brengen. Ik zal bij de uitwerking van grondgebondenheid de gevolgen van de afbouw van de derogatie betrekken.

100

Waarom is er niet op voor gekozen om de derogatie te behouden in gebieden waar weinig problemen zijn met de waterkwaliteit?

Antwoord

Zoals in voornoemde brief van 5 september 2022 is aangegeven betreft dit de laatste derogatie voor graasdiermest aan Nederland. Het verder voortzetten daarvan, ook voor een kleiner gebied, is daarom geen optie.

101

Ziet u mogelijkheden om Nederland wat betreft de Nitraatrichtlijn in verschillende gebieden op te knippen en opnieuw derogatie aan te vragen voor gebieden waar weinig problemen zijn met de waterkwaliteit in relatie tot bemesting?

Antwoord

Nee, ik zie hiertoe geen mogelijkheden. De conceptderogatiebeschikking betreft een document van de Europese Commissie waarop geen aanpassingen meer zijn door te voeren.

Zoals in voornoemde brief van 5 september 2022 is aangegeven, betreft dit de laatste derogatie voor graasdiermest aan Nederland. Het verder voortzetten daarvan, ook voor een kleiner gebied, is daarom geen optie.

102

Ziet u mogelijkheden om de pilots voor een bedrijfseigen stikstofnorm verder op te schalen?

Antwoord

De ruimte voor pilots is opgenomen in het vastgestelde 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Hierbij is tevens opgenomen dat de BES-pilot in 2022 geëvalueerd wordt om te bepalen hoe verder gegaan zal worden met bedrijfsspecifieke stikstofbemesting in het 7e AP. Hierbij is ook afstemming met de Europese Commissie benodigd, maar ik zie hiervoor op dit moment geen mogelijkheden. Een verruiming hiervan kan met de totstandkoming van het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn weer gespreksonderwerp zijn met de Europese Commissie.

103

Komt u voor volgend jaar met een tijdelijke vrijstelling voor het gebruik van ammoniumsulfaat als kunstmestvervanger?

Antwoord

Nee, ik wil aansluiten bij bestaande mogelijkheden voor spuiwaters op de bijlage Aa van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet waarin o.a. stoffen die als meststof kunnen worden gebruikt, zijn aangeduid. Voor overige producten wil ik aansluiten bij het RENURE traject.

104

Klopt het dat het doel van de tegemoetkomingsregeling is om derogatiebedrijven te stimuleren om tot en met 2025 van de derogatie gebruik te laten blijven maken? Zo nee, wat is dan het doel?

Antwoord

Ja, dit klopt. Deze regeling is erop gericht via deelname aan de derogatie de komende jaren het areaal grasland van deze bedrijven in de toekomst te behouden en daarmee te voorkomen dat de waterkwaliteit in Nederland achteruitgaat. Het is een transitietegemoetkomingsregeling voor een deel van de extra kosten, gericht op behoud van het areaal grasland, voor bedrijven die een nieuwe derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden.

105

Moeten melkveehouders die in 2022 hebben bemest volgens de derogatienormen, nu nog de derogatie aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor 2022?

Antwoord

Ja, deze bedrijven dienen voor 2022 nog een derogatievergunning aan te vragen. Hiervoor zal dit jaar nog een openstelling plaatsvinden.

106

Kunt u een schatting maken van de hoeveelheid stikstof uit kunstmest die derogatiebedrijven momenteel gebruiken, dus aanvullend op de 230 of 250 kg/ha uit dierlijke mest? Klopt het dat het ook mogelijk is om grasland en maïs te telen volgens de stikstofnorm van 170 kg/ha, zonder de hoeveelheid kunstmest te verhogen? Kunt u een schatting maken van het opbrengstverlies dat dat oplevert?

Antwoord

De stikstoftoediening uit kunstmest was gemiddeld 133 kg per hectare op derogatiebedrijven in 2020 (RIVM-rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit, bijlage bij Kamerstuk 33 037, nr. 445). Het is mogelijk om grasland en maïs te telen volgens de stikstofnorm van 170 kg/ha, zonder de hoeveelheid kunstmest te verhogen. Het verwachte opbrengstverlies hiervan is niet in beeld, omdat deze afhankelijk is van verschillende factoren.

107

Is het voor een lidstaat mogelijk en/of toegestaan om, na het verlies van derogatie, ook de totale bemestingsnorm voor stikstof te verlagen, om hiermee te voorkomen dat de inperking van het gebruik van dierlijke mest wordt opgevuld met kunstmest? Zo ja, op welke manier zou dit wettelijk vastgelegd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Een lidstaat kan de totale bemestingsnorm voor stikstof verlagen. In door nutriënten verontreinigde gebieden wordt een verlaging van de stikstofgebruiksnormen door de Europese Commissie verplicht in 2025. Het vaststellen van nieuwe codes van goede landbouwpraktijk zal worden gebaseerd op wetenschappelijk advies, dat rekening houdt met de actuele landbouwpraktijk. Dit betrek ik bij een evaluatie van de stikstofgebruiksnormen dat in het zevende Nitraatactieprogramma is aangekondigd.

108

Wanneer zult u de «verontreinigde gebieden» aanwijzen?

Antwoord

In voornoemde brief van 5 september 2022 is aangegeven dat Nederland vanaf 2023 verontreinigde gebieden dient aan te wijzen. Aangezien de gebruiksnormen op een geheel kalenderjaar betrekking hebben, zal deze aanwijzing per 1 januari 2023 plaats moeten vinden.

109

Hoe groot zullen de bemestingsvrije bufferstroken langs waterwegen worden? Klopt het dat dit nu in lijn gebracht zal worden met de voorwaarden uit het nieuwe GLB, in plaats van dat u het GLB-NSP aanpast aan het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, wat u eerder van plan was?

Antwoord

Ik verwijs u voor een antwoord op deze vraag naar de beantwoording van vraag 30.

110

Worden de bufferzones langs waterwegen alleen bemestings- en spuitvrije zones, of ook teeltvrije zones? Klopt het dat het in principe mogelijk is om gewassen te telen zonder (kunst)mest en pesticiden? Wordt dit wel toegestaan in de bufferzones? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt hierop gecontroleerd?

Antwoord

Ik verwijs u voor een antwoord op deze vraag naar de beantwoording van vraag 30.

111

Wat zijn de argumenten voor en tegen het zo snel mogelijk instellen van een wettelijke verplichting voor zoveel mogelijk permanent grasland? Wat zijn de redenen om in 2030 of 2032 pas met een wetstraject hiervoor te beginnen?

Antwoord

Zoals eerder door mijn ambtsvoorganger aan de Kamer is aangegeven, ben ik momenteel bezig met de nadere uitwerking van de definitie voor grondgebondenheid en ben ik voornemens in lijn met het addendum op het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn dit jaar een wetsvoorstel voor een grondgebonden melk- en rundveehouderij in het jaar 2032 in consultatie te brengen. Ik zal de Kamer dit najaar informeren over de uitwerking van de definitie van grondgebondenheid. Het behoud van grasland zal ik in dit voorstel betrekken. In de brief van 5 september jl. is aangegeven dat het kabinet gaat onderzoeken op welke wijze in de periode tussen de afloop van der derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel permanent grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.

112

Wat zijn de verwachte effecten op het graslandareaal als derogatie verdwijnt?

Antwoord

Ik zet mij omwille van de waterkwaliteit in voor het op peil houden van het areaal grasland in Nederland, onder andere door met de tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling deelname aan derogatie te stimuleren en zo het aandeel grasland te behouden. Zoals in de brief van 5 september jl. aangegeven gaat het kabinet onderzoeken op welke wijze in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel grasland in het kader van grondgebonden melkveehouderij, het behoud van grasland kan worden geborgd.

De gevolgen van het verlies van derogatie voor het areaal grasland is niet te kwantificeren, omdat dit afhankelijk is van meerdere factoren zoals bijvoorbeeld de grondsoort waarop de percelen van het bedrijf gelegen zijn en de bedrijfsvoering van een bedrijf.

113

Wat is de verhouding van het percentage bedrijven dat aan de nitraatnorm voldoet tussen niet derogatiebedrijven en derogatiebedrijven naar regio?

Antwoord

Het percentage derogatiebedrijven dat in 2020 een nitraatconcentratie in het uitspoelingswater had dat hoger was dan de nitraatnorm verschilt per regio. Het RIVM geeft aan dat dit in de veenregio 8 procent was. In de kleiregio was dit 23 procent, in Zand 250 was dit 12 procent, in Zand 230 was dit 55 procent en in de lössregio was dit 68 procent (zie tabel 3.9 van het RIVM rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2020 (overheid.nl)).

De nitraatrichtlijnrapportage geeft voor de periode 2016–2019 aan dat het percentage bedrijven dat niet aan de nitraatnorm voldeed 3 procent was op veen, 18 procent was op klei, 37 procent was op zand en 51 procent was op löss (zie Tabel 4.5b van het RIVM rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2016–2019) en trend (1992–2019) (rivm.nl)).

De derogatierapportage en de nitraatrichtlijnrapportage zijn echter gebaseerd op verschillende meetnetten met verschillende typen bedrijven (derogatierapportage: derogatiemeet, nitraatrichtlijnrapportage: basismeetnet) waardoor bovengenoemde percentages niet goed met elkaar vergelijkbaar zijn per grondsoort. Het derogatiemeetnet is immers specifiek gericht op het monitoren van landbouwbedrijven met derogatie en het basismeetnet bestaat uit een combinatie van derogatie- en niet-derogatiebedrijven. Ook is het zo dat niet alle bedrijven in het derogatiemeetnet voldoen aan de voorwaarden om te worden meegenomen voor het basismeetnet. Voor meer details over de samenstelling van de meetnetten verwijs ik naar bovenstaande rapporten.

114

Welke wet of regeling zou gewijzigd moeten worden om melkveehouders te verplichten om minimaal 80% van hun grond als permanent grasland te houden?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 111.

115

Kunt u een doorrekening overleggen waaruit blijkt dat verlies van derogatie bijdraagt aan de doelen van de nitraatrichtlijn?

Antwoord

Nee, ik kan hierover geen doorrekening overleggen. Ik wil hierbij opmerken dat ongeacht een verlening van een derogatie een lidstaat aan de doelen van de Nitraatrichtlijn zal moeten voldoen.

116

Wat houdt de begrotingsreserve apurement in en waarvoor is deze bedoeld?

Antwoord

De begrotingsreserve Apurement heeft betrekking op correcties die de Europese Commissie kan opleggen vanwege een niet EU-conforme uitvoering van regelingen waar EU middelen bij betrokken zijn. Door middel van een begrotingsreservesystematiek worden deze incidentele tegenvallers op de LNV begroting gedekt.

117

Welke precieze redenen draagt de Europese Commissie aan in de conceptderogatiebeschikking?

Antwoord

De conceptderogatiebeschikking is op dit moment nog vertrouwelijk en daarom verwijs ik naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

118

In welke andere landen ziet de Europese Commissie, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «De EC ziet deze derogatieverlening uitdrukkelijk als ondersteuning van de in Nederland benodigde transitie van de landbouw (o.a. op het gebied van waterkwaliteit) en de impact daarvan op het landelijk gebied door het Nationaal Programma Landelijk Gebied», derogatieverlening nog wel als ondersteuning van de transitie van de landbouw?

Antwoord

Ik kan deze vraag niet beantwoorden, omdat hier gevraagd wordt naar het standpunt van de Europese Commissie.

119

Hoeveel meer kunstmest zal naar verwachting meer worden gebruikt door de beëindiging van derogatie in de Nederlandse landbouw, en wat zijn de effecten hiervan op klimaat en water-, lucht- en bodemkwaliteit?

Antwoord

De hoeveelheid kunstmest, die na beëindiging van de derogatie meer gebruikt zal worden, is afhankelijk van de gewaskeuzes die de landbouwer maakt, de mogelijkheid om kunstmestvervangers uit dierlijke mest te kunnen gebruiken en de economische afweging die de boer maakt bij de aanschaf en gebruik van extra kunstmest ten opzichte van meeropbrengsten die deze kunstmest oplevert. Daarbij is de landbouwer gehouden aan de totaalgebruiksnorm(en) voor stikstof en fosfaat die op grond van de Meststoffenwet gelden.

120

Wanneer zijn de komende beslismomenten in het Europese kunstmestvervangingstraject, en waar gaan die concreet over?

Antwoord

Beslismomenten zijn niet gepland. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 45 en 46 waarin ik heb aangegeven dat ik mij ervoor zal inspannen de gesprekken met de Europese Commissie over het gebruik van RENURE-producten te vervolgen.

121

Welke maatregelen zijn mogelijk om te voorkomen dat dierlijke mest wordt vervangen door kunstmest?

Antwoord

De hoogte van de totaalgebruiksnormen voor stikstof en fosfaat bepalen de mogelijkheden die een landbouwer heeft in het toepassen van kunstmest. Deze normen mogen niet overschreden worden. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot dit punt is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

122

Leidt de afbouw van derogatie naar verwachting tot een mestoverschot, en zo ja hoe groot, en wat zal dit naar verwachting doen met de prijs?

Antwoord

De afbouw van de derogatie leidt naar verwachting tot een hoger mestoverschot. Naar verwachting heeft de afname van de mestplaatsingsruimte voor stikstof in dierlijke mest ten gevolge van de afbouw van de derogatie indirect gevolgen voor de afzet van dierlijke mest. Het is gezien de verschillende factoren die hier van invloed op zijn moeilijk een inschatting te geven van de mate waarin en het effect op de mestafzetprijzen.

123

Is de veronderstelling juist dat de aanvullende voorwaarden met betrekking tot het tijdig realiseren van doelbereik voor de waterkwaliteitsopgave juridisch gezien thuishoren in het actieprogramma en niet in de derogatiebeschikking?

Antwoord

Zoals in de beantwoording op vraag 67 is aangegeven is in eerdere brieven aan de Tweede Kamer toegelicht dat er een waterkwaliteitsopgave voor Nederland is en dat de Europese Commissie de Nederlandse waterkwaliteit specifiek en de milieusituatie in den brede nauwgezet volgt (Kamerstuk 33 037, nrs. 369 en 434). De Europese Commissie betrekt deze bij een aanvraag voor derogatie door een lidstaat. Dat heeft er nu en ook bij verlening van eerdere derogatiebeschikkingen toe geleid dat aanvullende voorwaarden zijn opgenomen in de derogatiebeschikking die breder gelden. Ik verwijs hiervoor bijvoorbeeld naar de aanvullende eis in de derogatiebeschikking voor de jaren 2020 en 2021 die ziet op de totale hoeveelheid geproduceerde dierlijke mest.

124

Wat bedoelt u met de zinssnede dat de regelgeving ten aanzien van bufferstroken aangepast wordt in lijn met het nieuwe GLB? Is de veronderstelling juist dat het gaat om bufferstroken van twee meter, zoals op de website van RVO bij conditionaliteiten wordt aangegeven, en niet om bufferstroken van drie meter?

Antwoord

Met deze passage bedoel ik dat de regelgeving ten aanzien van bufferstroken tussen het mestbeleid en het GLB niet zullen verschillen. De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot de bufferstroken is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen.

125

Wat betekent het concreet dat, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «Ook zullen de mestproductieplafonds worden bijgesteld in lijn met de verwachte resultaten van de maatregelen uit het 7e AP en het Addendum» en op welk moment gaat de Kamer hier nader over geïnformeerd worden?

Antwoord

De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot de mestproductieplafonds is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Ik zal de Tweede Kamer zo snel als ik kan hierover verder informeren.

126

Wat betekent uw uitspraak in de Kamerbrief «Zoals een verlaging van de stikstofgebruiksnormen vanaf 2025» concreet en op welk moment gaat de Kamer hier nader over geïnformeerd worden?

Antwoord

De inhoud van de conceptbeschikking met betrekking tot de stikstofgebruiksnormen is op dit moment nog vertrouwelijk en ik verwijs naar de toelichting hierover voorafgaand aan de beantwoording van deze feitelijke vragen. Ik zal de Tweede Kamer zo snel als ik kan hierover verder informeren.

127

Wat betekent uw uitspraak in de Kamerbrief «Tevens wordt de regelgeving ten aanzien van bufferstroken aangepast in lijn met het nieuwe GLB», concreet en op welk moment gaat de Kamer hier nader over geïnformeerd worden?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar de beantwoording van het antwoord 124.

128

Wat zijn, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «De Europese Commissie beschouwt kunstmestvervanging echter als een separaat traject, waarin ik mij intensief zal blijven inzetten voor kunstmestvervanging door dierlijke mest in Europees verband en ook met andere lidstaten», op dit moment de bezwaren in Brussel tegen kunstmestvervangers? Op welke wijze denk het kabinet snel te komen tot Europese toestemming voor kunstmestvervangers?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 46.

129

Waarop is de 130 miljoen euro gebaseerd, die het kabinet beschikbaar stelt voor compensatie?

Antwoord

Dit is gebaseerd op een inschatting van het benodigde budget voor de tegemoetkoming van derogatiebedrijven voor een gedeelte van de extra kosten die zij moeten maken vanwege de afbouw van derogatie en de uitvoeringskosten van deze regeling.

130

Hoe groot is het verwachte productieverlies, en wat betekent dat voor het winstverlies van een boer?

Antwoord

Het verwachte productieverlies voor derogatiebedrijven is niet in beeld, omdat deze afhankelijk is van de bedrijfsvoering van individuele bedrijven. Een landbouwbedrijf heeft de keuze om extra stikstofkunstmest of ander organische meststoffen gebruiken.

131

Kan de 130 miljoen ook geoormerkt worden voor specifieke maatregelen, zoals extensivering, en waarom wel of niet?

Antwoord

Het kabinet heeft 130 miljoen euro beschikbaar gesteld om een tijdelijke regeling vorm te geven die voorziet in een transitietegemoetkoming aan landbouwers die in 2021 een derogatievergunning hadden en opnieuw een derogatievergunning verkrijgen. De regeling ziet op een tegemoetkoming van een gedeelte van de extra kosten die deze derogatiedeelnemers moeten maken vanwege de afbouw van derogatie en is erop gericht het areaal grasland van deze bedrijven te behouden.

132

Kan er worden gegarandeerd dat bedrijven die compensatie ontvangen niet meer kunstmest mogen gebruiken?

Antwoord

Nee. De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling is bedoeld voor bedrijven die een nieuwe derogatievergunning krijgen en in 2021 ook al een derogatievergunning hadden. Deze bedrijven zijn verplicht te voldoen aan de in het kader van de nieuwe derogatie gestelde voorwaarden en voorschriften. De regeling voorziet in een tegemoetkoming voor een deel van de extra kosten die de derogatiedeelnemers moeten maken vanwege de afbouw van de derogatie en is gericht op behoud van het areaal grasland.

133

Hoe groot, gelet op uw uitspraak in de Kamerbrief «De transitieregeling wordt in 2023 gedekt vanuit de «begrotingsreserve apurement», is de begrotingspost «apurement» en voor welk bedrag wordt er komend jaar geld overgeheveld naar de transitieregeling?

Antwoord

De stand per 1/1/2023 van de begrotingsreserve Apurement zal volgens huidige inzichten 70,7 miljoen euro zijn. De uitgaven van transitieregeling inclusief uitvoeringskosten met betrekking tot het jaar 2023 worden geraamd op circa 21 miljoen euro. De daadwerkelijke uitgaven zijn echter sterk afhankelijk van de wijze waarop en de snelheid waarmee een concrete transitieregeling is vormgegeven. Het exacte bedrag dat ten laste van Apurement wordt gebracht, zal in een later stadium bepaald worden. Deze onttrekking zorgt er wel voor dat de reserve fors vermindert en daarmee wordt het vermogen om toekomstige door de Europese Commissie opgelegde correcties op te vangen lager.

134

Wat bedoelt de Minister met de niet-vrijblijvende bijdrage die hij van de gehele keten verwacht aan de landbouwtransitie?

Antwoord

Over de rol van de keten in de landbouwtransitie zal ik uw Kamer verder informeren in de Kamerbrief over de toekomst van de landbouw.

Naar boven