33 037 Mestbeleid

Nr. 433 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2021

In mijn brief van 26 november 2021 (Kamerstuk 33 037, nr. 431) heb ik aangegeven u op de hoogte te houden van de voortgang in de procedure tot verlening van derogatie van de Nitraatrichtlijn vanaf 2022. In voornoemde brief heb ik aangegeven dat mijn inzet erop gericht is in het Nitraatcomité van 15 december a.s. de volgende stap te kunnen zetten.

Met deze brief informeer ik u dat de Europese Commissie Nederland niet heeft geagendeerd voor het Nitraatcomité van 15 december a.s. Dat betekent dat de volgende stap in de procedure tot derogatie nu nog niet kan worden gezet. De diensten van de Europese Commissie hebben aangegeven dat de reden hiervoor is dat de Europese Commissie nu onvoldoende overtuigd is dat Nederland met het ingediende 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn alle doelen t.a.v. waterkwaliteit tijdig zal halen. Het zicht op het halen van deze doelen is wel nodig voor de volgende stap in de procedure naar een derogatie en de aanvullende maatregelen van een nieuw kabinet worden door de Commissie afgewacht.

Op verschillende niveaus hebben hierover afgelopen weken gesprekken plaatsgevonden met de Europese Commissie. Zelf heb ik op 29 november jl. en wederom op 12 december en marge van de Landbouw- en Visserijraad gesproken met de heer Sinkevicius, Europees Commissaris voor Milieu, en aangegeven dat Nederland voor de resterende opgave, die met name ziet op verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit conform de vereisten van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water, nadrukkelijk de verbinding zoekt met de integratie van waterkwaliteit in de structurele aanpak stikstof om zo doelbereik voor de waterkwaliteitsopgave in zicht te brengen. Hierbij heb ik aangegeven dat een volgend kabinet zal besluiten over de maatregelen die in dit verband nodig zijn. Ik heb daarbij gepleit voor flexibiliteit in de procedure om te komen tot derogatieverlening, zodat de besluitvorming over een nieuwe derogatieverlening tijdig, d.w.z. in het tweede kwartaal van 2022, kan worden afgerond.

De Commissaris heeft aangegeven bereid te zijn de aanpak van het nieuwe kabinet z.s.m. begin volgend jaar op zijn merites te beoordelen en te bezien of dat voldoende ambitieus is om enige flexibiliteit in de procedure te rechtvaardigen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven