33 037 Mestbeleid

Nr. 351 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2016

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft verzocht om een reactie op een brief van de heer R. van 15 januari 2019 aan uw Kamer over het voornemen tot digitalisering van de verantwoording van mestaanwending (commissieverzoek van 23 januari 2019). In deze brief worden zorgen geuit over mijn inzet ten aanzien digitalisering van verantwoording bij mestaanwending. In deze brief zet ik uiteen wat mijn voornemens zijn en welke uitgangspunten ik daarbij hanteer.

Versterkte handhavingsstrategie mest

De basis voor mijn beleid ten aanzien van digitalisering van verantwoording en gebruikmaking van automatiseringstechnologie is beschreven in de versterkte handhavingsstrategie mest (Kamerstuk 33 037, nr. 311). In deze strategie heb ik aangegeven dat ik beter gebruik wil maken van data in handhaving en opsporing en dat ik in 2019 voorbereidingen tref voor verdere digitalisering van de verantwoording van mesttransporten. Speerpunt daarbij is dat ook van te exporteren mest geborgd wordt dat de mest daadwerkelijk buiten Nederland is gebracht. In het kader van de uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn voor borging van de verantwoording van mesttransport de benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld.

Verder heb ik in de handhavingsstrategie beschreven dat aansluitend op het onderzoek naar de verplichting om het transport van mest realtime en digitaal te verantwoorden, er ook zal worden onderzocht of de apparatuur voor de aanwending van mest voorzien zou kunnen en moeten worden van sensoren die de werking en positie tijdens het aanwenden monitoren om te kijken of het proces aan de wettelijk bepaalde prestatiekenmerken voldoet. Ik wil benadrukken dat dit iets is dat wordt onderzocht. Ik heb nog geen besluit genomen over de eventuele invoering hiervan, noch over wat dit precies zou inhouden.

Ik licht graag nader toe waarom ik onderzoek laat verrichten naar de mogelijkheden en wenselijkheid van digitalisering van de verantwoording van mestaanwending. Dit is een breder vraagstuk dan alleen het aanpakken van fraude met mest. In de landbouw wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van datatechnologie als managementinstrument voor de boer. Met precisielandbouwtechnologieën kan mest, maar bijvoorbeeld ook gewasbeschermingsmiddelen, gerichter worden toegediend. Daarmee kan beter worden aangesloten bij de behoeften van bodem en planten en dit kan ook leiden tot een kostenbesparing voor de boer. Ook vanuit de ontwikkeling naar kringlooplandbouw hecht ik eraan dat het aanwenden van mest met grotere zorgvuldigheid gebeurt. Daarnaast hoor ik vanuit de sector vaak de wens om maatwerk in het (mest)beleid en het mogelijk maken van bedrijfsspecifieke verantwoording. Bedrijfsspecifieke informatieverzameling en verantwoording kan agrariërs helpen om beter inzicht te krijgen in de specifieke nutriëntenstromen binnen het bedrijf. Hiermee zou tevens een volledig zicht op de gehele mestketen ontstaan. Dit is een thema dat in de herbezinning op het mestbeleid ook uitdrukkelijk op tafel ligt. Gebruikmaking van automatisering en datatechnologie kan goed passen in dit streven, mits adequaat geborgd.

Daar staat tegenover dat het een aanzienlijke operatie zou zijn om alle aanwendapparatuur uit te rusten met datatechnologie en dat dit ook kosten voor de boer met zich mee zou brengen. Het is dan ook belangrijk om een zorgvuldige afweging te maken tussen de baten van moderne technologie en de kosten daarvan voor de boer. Ik wil in mijn afwegingen ook de ervaringen betrekken die worden opgedaan bij de digitalisering van de verantwoording van mesttransporten. Wat dat betreft is er dus sprake van een volgtijdelijkheid. Ik richt mij eerst op de digitalisering van de verantwoording van mesttransporten. Ik trek daarbij nauw op met sectororganisaties, die hiervoor zelf ook ambities hebben opgenomen in het sectorplan van aanpak mestfraude «Samen werken in een eerlijke keten» (Kamerstuk 33 037, nr. 249). Daarna wil ik een afweging maken over de wenselijkheid en mogelijkheid van eventuele invoering van digitalisering bij mestaanwending.

Borging in specifieke situaties

Ik heb uw Kamer in mijn brief van 19 december 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 346) geïnformeerd dat aanwenden van met water verdunde drijfmest met de sleepvoetbemester technische borging van de juiste menging met water en een realtime digitale verantwoording vereist. Ik heb deze borging niet nu al voorgeschreven in de regelgeving die per 1 januari jl. in werking is getreden, om te voorkomen dat landbouwers daarvoor kosten zouden moeten maken terwijl uit het hierboven genoemde onderzoek naar digitale verantwoording bij mestaanwending mogelijk een ander systeem zou kunnen komen. Ik heb boeren daarmee dus flexibiliteit geboden en voorkomen dat zij in korte tijd voor dubbele investeringen zouden komen te staan. Verder is relevant dat voor de maatregel uit het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn over verplichte rijenbemesting op drogere zand- en lössgronden (grondwatertrap V en hoger) vanaf 1 januari 2021 ook borgingsvoorschriften opgesteld zullen worden. Daarbij zoek ik in de eerste plaats aansluiting bij de voorschriften die er nu zijn voor de vrijwillige regeling in het kader van de equivalente maatregel voor het toepassen van rijenbemesting.

Ik vind het belangrijk om bovenstaande zaken in samenhang met elkaar te bezien. Ik streef ernaar om in het najaar te formuleren hoe de borging ingericht kan worden voor het mengen van mest en water en voor rijenbemesting. Ik ben voornemens om zoveel als mogelijk de techniek aan de vrije markt over te laten om binnen de gestelde randvoorwaarden passende systemen aan te bieden.

Reactie op specifieke punten uit de brief

In de brief van de heer R. is een aantal specifieke punten benoemd waar ik graag op in ga. Zo wordt in de brief gewezen op het gebruik van «near infrared spectroscopy» (NIRS). De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft op mijn verzoek advies uitgebracht over het gebruik van deze technologie voor het bepalen van het fosfaat- en stikstofgehalte in dierlijke mest.1 Ik ben met stakeholders in gesprek over hoe dit advies kan worden opgevolgd. Dit zit nog in de verkennende fase, er heeft dus nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Overigens krijg ik reacties vanuit de sector, in het bijzonder van akkerbouwers, dat zij baat hebben bij de toepassing van NIRS. Het geeft ten opzichte van de huidige situatie «realtime»-informatie over de kwaliteit van de aangevoerde mest, zeker als precisiebemesting wordt toegepast, en kan daarmee ook het gebruik van dierlijke mest bevorderen.

Verder wordt in de brief gesteld dat «andere regelgeving», waarbij met name AGR-GPS genoemd wordt, zou worden afgeschaft. Ik herken mij niet in het beeld dat in de brief geschetst wordt. De AGR-GPS-verplichting geldt momenteel voor het vervoer van dierlijke mest. Het ligt niet voor de hand dat deze regelgeving wordt afgeschaft als digitale verantwoording bij mestaanwending is doorgevoerd. Voor wat betreft het transport is mijn inzet wel dat ik als gevolg van de inzet van technologie kan komen tot één transportregel die van toepassing wordt op alle transporten, waardoor uitzonderingen die in Uitvoeringsregeling meststoffenwet zijn gemaakt op de transportregels in principe niet meer nodig zijn.

Tot slot

Er blijkt verwarring te zijn over mijn voornemens voor invoering van digitale verantwoording van mestaanwending. Ik zie zeker kansen op dit terrein, aansluitend bij diverse wensen die vanuit de sector naar voren zijn gebracht, maar heb ook oog voor de potentiële kosten voor boeren. Hierover moet dus een gedegen afweging plaatsvinden en ik nodig de sector uit om hierover mee te denken. Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven