33 037 Mestbeleid

Nr. 234 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2017

Zowel de Eerste Kamer, brief betreffende het verzoek inzake zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn van 17 november 2017, als de Tweede Kamer betreffende Definitieve Zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn, hebben mij verzocht om aan te geven wanneer het definitieve zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn aan de Kamer wordt toegezonden. Met deze brief schets ik het reeds doorlopen en nog te doorlopen proces rond het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en ga ik in op deze vraag.

Het afgelopen jaar is met vele belanghebbenden in Nederland uitvoerig gesproken over de inhoud van het nieuwe, zesde actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn voor de jaren 2018 tot en met 2021. Ook heeft diverse malen ambtelijk overleg plaatsgevonden met de diensten van de Europese Commissie.

Over dit proces en de invulling van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn is de Tweede Kamer door mij en mijn voorgangers regelmatig geïnformeerd, onder andere per brief van 20 december 2016 over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 183); de brief van 10 april 2017 over de voortgang van de invulling zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 195); de brief van 8 mei 2017 over de tijdlijn inzake de invulling van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 200); de brief van 4 juli 2017 over de voortgang van de invulling van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 219); de brief van 16 oktober 2017 met de antwoorden op de vragen van de commissie voor Economische Zaken over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en de KringloopWijzer (Kamerstuk 33 037, nr. 225) en de brief van 10 november 2017 over de stand van zaken in het proces om te komen tot een nieuwe derogatie (Kamerstuk 33 037, nr. 228). In het Algemeen Overleg van 16 november jongstleden (Kamerstuk 33 037, nr. 233) heb ik met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgebreid overlegd over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ook de daar gemaakte opmerkingen neem ik zeer ter harte bij de definitieve invulling van het zesde actieprogramma.

Onderdeel van het proces om te komen tot een nieuw actieprogramma Nitraatrichtlijn is het opstellen van een milieueffectrapport op planniveau (planMER). In juli van dit jaar is op basis van het maatregelpakket zoals dat er op dat moment lag, en waarover tot die tijd gesproken was met belangenorganisaties, medeoverheden en de diensten van de Europese Commissie, een tweetal opties voorgelegd aan de evaluatoren van Wageningen Environmental Research: een voorkeursvariant en een variant die sterker gericht was op het bereiken van het milieudoel. Uit voorlopige uitkomsten van de milieueffectbeoordeling bleek in september dat een aantal van de maatregelen ook meer nadelige milieurisico’s met zich meebracht dan gedacht bij het opstellen van de maatregelen. Bovendien bleken ook de diensten van de Europese Commissie kritisch over enkele maatregelen. Beide zaken zijn meegenomen in het ontwerp van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn dat samen met het planMER voor publieke consultatie is gepubliceerd.

Het voorgaande verklaart waarom er enkele verschillen zijn tussen de voorkeursoptie in het planMER en de maatregelen als beschreven in het gepubliceerde ontwerp van het zesde actieprogramma. Deze verschillen betreffen de invulling van de hoogte van de fosfaatgebruiksnormen, de precieze invulling van de maatregel om het gebruik van bodemverbeterende meststoffen te bevorderen en de invulling van de maatregel om de uitrijdperiode voor vaste mest te versoepelen.

Eenieder had tot en met 24 november jongstleden de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen aangaande het ontwerp-actieprogramma en het planMER. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de hiervoor genoemde brief van 10 november jongstleden (Kamerstuk 33 037, nr. 228). Er zijn ca. 40 zienswijzen ingediend. Deze worden momenteel bestudeerd en van een reactie voorzien. Daarnaast wordt het planMER beoordeeld door de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.). Het advies van de Commissie m.e.r. wordt binnenkort gepubliceerd. Zowel de ingediende zienswijzen als het advies van de Commissie m.e.r. kunnen leiden tot aanpassingen in het ontwerpactieprogramma en/of het planMER. Dit zal dan ook besproken moeten worden met de Europese Commissie. Er resteert verder nog een aantal punten waarover nog overleg met de Europese Commissie plaatsvindt. Er moet dus nog veel werk verzet worden. Ik verwacht echter dat dit de kwaliteit van en het draagvlak voor het actieprogramma ten goede zal komen.

Na afronding van de gesprekken met de Europese Commissie en beoordeling en verwerking van de ingediende zienswijzen en het advies van de Commissie m.e.r. zal ik het actieprogramma voltooien. Ik verwacht dit kort voor het Kerstreces te kunnen doen en zal beide Kamers daar dan vanzelfsprekend over informeren. Ik ben graag beschikbaar om direct na het Kerstreces met uw Kamer over de inhoud van het actieprogramma van gedachten te wisselen.

Daarbij wijs ik er op dat diverse maatregelen uit het actieprogramma ook separaat aan de Kamer zullen worden voorgelegd via de geëigende procedures, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een wetswijziging of wijziging van een algemene maatregel van bestuur waarbij een voorhangprocedure van toepassing is.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven