33 037 Mestbeleid

Nr. 142 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2015

Per brief van 9 december 2014 ontving ik het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om uw Kamer te informeren over bodemgezondheid en bodemvruchtbaarheid. Dit in het kader van het door de FAO uitgeroepen internationaal jaar van de bodem. Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.

Inleiding

Op voordracht van de Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) heeft de Verenigde Naties, tijdens de algemene vergadering van december 2013, 2015 uitgeroepen tot het «International Year of Soils (IYS 2015)»; het internationale jaar van de bodem.

Het doel van dit internationale jaar is om mensen bewust te maken van het grote belang van de bodem voor onze voedselvoorziening en gezondheid en voor het goed functioneren van ecosystemen.

Ik onderschrijf het doel van het internationale jaar voor de bodem. Goed bodembeheer is van wezenlijk belang om nu en in de toekomst op duurzame wijze te voorzien in onze voedselvoorziening. Daarnaast is duurzaam bodemgebruik noodzakelijk om de belasting van het milieu door landbouwactiviteiten terug te dringen. De verantwoordelijkheid voor een juist beheer van landbouwgronden ligt allereerst bij de ondernemer. Grond is voor landbouwers een belangrijk productiemiddel. Het op peil houden van het opbrengend vermogen en het realiseren en in stand houden van een goede bodemgezondheid zijn cruciaal om ook in de toekomst op duurzame en veilige wijze voedsel te produceren. Dat is goed voor het milieu maar ook goed voor de ondernemer omdat daarmee aan de voorwaarden wordt voldaan om ook voor de toekomst met de productie van landbouwproducten een inkomen veilig te stellen.

Erosie, roofbouw, verstoring van ecosystemen en achteruitgang in opbrengend vermogen van landbouwbodems is vooral in internationaal perspectief een groot probleem. In 2050 moeten naar verwachting 9 miljard mensen voorzien worden van voedsel. Om dat te realiseren moet de productie efficiënter en duurzamer: twee keer meer met twee keer minder. Nederland kan mondiaal een belangrijke bijdrage leveren, niet alleen als producent van bijvoorbeeld uitgangsmaterialen en voedsel, maar vooral ook door de in Nederland aanwezige kennis actief in te zetten om de uitdagingen waar de landbouw wereldwijd voor staat te overwinnen. Samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heb ik uw Kamer per brief van 18 november 2014 geïnformeerd over de bijdrage van Nederland aan de uitdaging om op duurzame wijze de voedselproductie in de wereld te verhogen (Kamerstuk 33 625, nr. 147).

In het jaar van de bodem zullen op internationaal en nationaal niveau diverse activiteiten worden georganiseerd om het belang van duurzaam beheerde bodems onder de aandacht te brengen. De coördinatie van internationale activiteiten wordt verzorgd door de FAO onder de paraplu van het Global Soil Partnership 1. Activiteiten zullen betrekking hebben op bewustmaking, capaciteitsopbouw, kennisuitwisseling en bijdragen aan concrete verbeterprojecten in ontwikkelende landen. In juni 2015 zal in Den Haag een internationale conferentie Celebrating Soils plaatsvinden, georganiseerd door het Save Our Soils Initiative, the International Federation of Organic Agriculture Movements (IFOAM), het World Wildlife Fund (WWF) en FAO.

Op nationaal niveau hebben verschillende maatschappelijke organisaties een werkgroep Jaar van de Bodem opgericht die als doel heeft de bodem als duurzaamheidsthema te agenderen. De werkgroep onderhoudt op de website «2.015 jaar van de Bodem» een activiteitenkalender2.

Daarnaast zullen Nederlandse onderzoekers vanaf 2015 projecten gaan uitvoeren in Ethiopië, Oeganda en Burundi om de bodemvruchtbaarheid in de landbouw ter plaatse te verbeteren. Doel is om te demonstreren dat op gezonde bodems de voedselproductie op duurzame wijze kan toenemen. In de pilots worden op het niveau van een regio de verschillende organische stof- en nutriëntenstromen (zowel van het platteland als uit de stad) geïntegreerd. Hierbij wordt kennis en expertise van het Nederlandse bedrijfsleven ingezet. Door deze stromen vervolgens slimmer te verbinden aan het type voedselgewas kunnen zij veel efficiënter worden benut. Per saldo wordt dan met minder nutriënten en minder water meer voedsel geproduceerd. Degradatie van landbouwgronden wordt voorkomen, de lokale voedselproductie verbeterd en de inkomens op het platteland nemen toe.

Bodemgezondheid

Bodemgezondheid en bodemweerbaarheid worden bepaald door een integraal samenspel van verschillende factoren. De bodem bevat een enorme rijkdom aan bodemleven. Dit zorgt voor processen die van cruciaal belang zijn voor bodemkwaliteit. Bodemleven zorgt voor omzetting van organisch materiaal en gewasresten naar door de plant opneembare nutriënten (kringlopen). Daarmee heeft bodemleven een positief effect op het organische stofgehalte van de bodem, maar vice versa heeft een hoog organisch stofgehalte ook een positief effect op bodemleven. Tevens zorgt bodemleven voor porositeit en aggregatie van bodemdeeltjes. Zo beïnvloeden bodemleven en bodemstructuur elkaar over en weer. Daarnaast speelt bodembiodiversiteit via mechanismen als concurrentie, antagonisme en predatie een belangrijke rol bij het beperken van ziekten en plagen.

Een agrarisch ondernemer kan de bodemgezondheid en -kwaliteit beïnvloeden door bijvoorbeeld te sturen op de intensiteit van de grondbewerking, berijding, bemesting, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, type en hoeveelheid organische stof, gewasrotatie en waterbeheer. De relaties tussen de verschillende factoren die van invloed zijn op de bodemgezondheid en -kwaliteit zijn divers en complex. In 2009 zijn alle onderzoeken met een raakvlak met bodembeheer in een overkoepelend thema bij elkaar gezet: het Beleidsondersteunend Onderzoeksprogramma Duurzame en Gezonde Bodem. Inmiddels is dit programma «Duurzame Bodem» onderdeel van het onderzoek dat plaatsvindt in het kader van de Topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmateriaal en Agri&Food. Inzet van het programma is een versterkte kennis van de bodem, bodemprocessen, bodemdiensten en de ontwikkeling van instrumenten en strategieën voor integraal duurzaam bodembeheer. Doel is de productie en/of productiestabiliteit op de korte en de lange termijn te verhogen, de ongewenste emissies naar het milieu te verlagen en maatschappelijke bodemdiensten als biodiversiteit en waterbeheer te versterken. Het handelingsperspectief van de ondernemer is daarbij een belangrijk uitgangspunt.

Bodemvruchtbaarheid en mestbeleid

Per brief van 15 oktober 2012 heeft uw Kamer het rapport »30 vragen en antwoorden over bodemvruchtbaarheid» van Alterra ontvangen. In dat rapport wordt onder andere inzichtelijk gemaakt wat bodemvruchtbaarheid is, welke factoren een rol spelen bij het op peil houden van bodemvruchtbaarheid en hoe het met de bodemvruchtbaarheid van Nederlandse landbouwgronden is gesteld (Kamerstuk 33 037, nr. 34).

Bodemvruchtbaarheid wordt gedefinieerd als de bijdrage van de bodem aan de gewasproductie en de gewaskwaliteit en kent zowel fysische, chemische als biologische aspecten. Het mestbeleid is van invloed op een aantal factoren die de bodemvruchtbaarheid bepalen. De belangrijkste daarvan zijn de fosfaattoestand van de bodem en het organisch stofgehalte.

In het kader van de Evaluatie Meststoffenwet 2012 heeft Wageningen UR een studie uitgevoerd naar het effect van het mestbeleid op bodemvruchtbaarheid3. Eén van de conclusies uit deze studie is dat er geen aanwijzingen zijn dat het mestbeleid sinds 2006 – het moment waarop het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften van kracht werd – tot een slechtere bodemvruchtbaarheid heeft geleid. De fosfaattoestand van de bodem is sinds 2006 stabiel gebleven en in veel gevallen nog licht gestegen. De gewasopbrengsten van de grote landbouwteelten zijn na 2006 toegenomen.

Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld genomen de gehalten aan organische stof sinds midden jaren «80 van de vorige eeuw stabiel zijn. Wel kan er sprake zijn van (grote) verschillen tussen percelen, onder meer door verschillen in natuurlijke omstandigheden (grondsoort, fosfaatbindend vermogen), bodemgebruik in het (recente) verleden, het bodembeheer (onder andere het gebruik van organische meststoffen en het bouwplan) en, breed geformuleerd, het bodemmanagement van de beheerder van de landbouwgrond. Daar waar sprake is van een gebrekkige bodemvruchtbaarheid is in eerste instantie degene die het perceel beheert verantwoordelijk om actie te ondernemen. Dat kan door andere soorten dierlijke mest te gebruiken, door groenbemesters in te zaaien, door gewasresten onder te ploegen en door meer variatie aan te brengen in het bouwplan.

Binnen de kaders van het mestbeleid zijn voldoende mogelijkheden beschikbaar om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden dan wel te brengen. Door het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen worden verliezen beperkt en wordt de bodemvruchtbaarheid op peil gehouden. De inzet van de Kringloopwijzer in de melkveehouderij kan daar bijvoorbeeld aan bijdragen. Het verwerken van mest draagt ook bij aan het sluiten van kringlopen, voornamelijk op een West-Europees niveau. Het stelsel van verplichte mestverwerking en het stelsel van verantwoorde groei melkveehouderij verplichten veehouders een deel van hun bedrijfsoverschot respectievelijk hun gehele melkveefosfaatoverschot buiten de Nederlandse landbouw te brengen. Door mestbewerking kan dierlijke mest beter transporteerbaar gemaakt worden, wat de inzet van dierlijke meststoffen, in gebieden waar behoefte is aan bemestingsproducten van organische oorsprong voor het op peil brengen van bodemvruchtbaarheid, mogelijk maakt. Bewerken van dierlijke mest kan ook bijdragen aan een betere beschikbaarheid van mineralen voor het gewas waardoor verliezen naar het milieu worden beperkt.

Daarnaast zijn er nog stappen te zetten om kringlopen verder te sluiten en hierin een optimale situatie te bereiken. Dit is niet iets dat van de ene op de andere dag kan worden bereikt. In het kader van onder meer de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij worden door de overheid en het bedrijfsleven samen verdere stappen in kaart gebracht en opgepakt. Over de voortgang heb ik uw Kamer per brief van 18 december 2014, met de vijfde voortgangsrapportage van het samenwerkingsverband van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, geïnformeerd (Kamerstuk 28 973, nr. 143).

Tot slot

Het op peil houden of verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, bodemgezondheid en bodemkwaliteit kan in sommige gevallen vragen om een extra inspanning en investering van de ondernemer. Het is mijn overtuiging dat deze investeringen en inspanningen zich, bezien over een langere periode, terugvertalen in een gezondere bodem, minder milieubelasting en de garantie dat, ook op de langere termijn, het opbrengend vermogen en daarmee het inkomen van de boer in stand gehouden kan worden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
3

Schils et al, Effect van mestbeleid op bodemvruchtbaarheid en gewasopbrengst;

Evaluatie Meststoffenwet 2012, deelrapport ex post, Alterra-rapport 2266, 2012)

Naar boven