33 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2011

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 juli 2011 inzake de toekomst van het Koninkrijk (32 500 IV, E) en inzake de waarborgfunctie van het Koninkrijk (32 500 IV, F) en van de bijbehorende notities. Vooruitlopend op nadere parlementaire behandeling van beide notities in deze Kamer, heeft de commissie de minister op 4 oktober 2011 een brief gestuurd.

De minister heeft op 16 november 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Fred Bergman

BRIEF AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Den Haag, 4 oktober 2011

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brieven van 15 juli 2011 inzake de toekomst van het Koninkrijk (32 500 IV, E) en inzake de waarborgfunctie van het Koninkrijk (32 500 IV, F) en van de bijbehorende notities.

Vooruitlopend op nadere parlementaire behandeling van beide notities in deze Kamer, vraagt de commissie graag alvast uw aandacht voor het volgende.

De notities zien op een tweetal toezeggingen gedaan aan de Eerste Kamer (T01030 en T01221).2 Hierbij heeft de regering toegezegd dat zij aan een aantal onderwerpen aandacht zal besteden, waaronder de discussie over het democratisch deficit in het Koninkrijk en de discussie over de wenselijkheid van een Koninkrijkssecretariaat. Deze leden constateren echter dat de regering in bovengenoemde notities niet ingaat op deze twee onderwerpen.

Graag ontvangen deze leden een visie van de regering op de twee bovengenoemde onderwerpen, mede in aanvulling op eerdere informatie die door de regering aan de beide Kamers is verstrekt (32 123 IV, nr. 22 en 32 500 IV, nr. 28).

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien uw reactie graag vóór 15 november 2011 tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

M. Y. Linthorst

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2011

Bij brief van 4 oktober 2011 heeft de voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van de Eerste Kamer gevraagd om de visie van de regering op het democratisch deficit in het Koninkrijk en de wenselijkheid van een Koninkrijkssecretariaat.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft bij brief van 17 februari 2010 op verzoek van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van de Tweede Kamer enkele algemene opmerkingen gemaakt over de aanbevelingen in het rapport Kiezen voor het Koninkrijk van de Commissie Democratisch Deficit (Commissie Brooks).3 De staatssecretaris wilde niet vooruit lopen op de discussie van de parlementen van de landen over deze aanbevelingen. Het rapport is opgesteld op verzoek van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties (POK).

Bij brief van 27 januari 2011 heb ik de Voorzitter van de Tweede Kamer desgevraagd bericht dat ik mijn reactie op het rapport zal geven als de standpunten van de Kamercommissies en de Caribische regeringen en parlementen daarover bekend zijn.4 Tot op heden zijn deze standpunten niet bekend.

Het rapport Kiezen voor het Koninkrijk is niet besproken tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg (voorheen het POK) van juni 2011. Dit was het eerste overleg tussen de parlementen van de landen van het Koninkrijk na de presentatie van het rapport in november 2009.

Overigens zou ik enkele kanttekeningen willen plaatsen bij het gebruik van de term «democratisch deficit». Het suggereert een tekort aan democratische controle op de besluitvorming binnen het Koninkrijk. Dat miskent dat het Koninkrijk een staatsrechtelijk verband is tussen vier gelijkwaardige autonome landen met een volstrekt ongelijkwaardige bevolkingsomvang. Het totale aantal kiesgerechtigden van het geheel van de drie Caribische landen is ongeveer tweemaal de kiesdeler in Nederland, ervan uitgaande dat de kiesdeler ook gebaseerd is op het totale aantal kiesgerechtigden. Een proportionele democratische vertegenwoordiging zou een ondemocratisch overwicht geven aan één land binnen het Koninkrijk terwijl een democratische vertegenwoordiging met ieder land als kieskring (met elk een eigen aantal vertegenwoordigers) een ondemocratische inbreuk zou maken op het beginsel van gelijkwaardigheid van iedere stem.

Het Statuut verzekert democratische besluitvorming in ieder van de landen. Die landen nemen gezamenlijk deel aan de besluitvorming van de rijksministerraad. Die besluiten betreffen het beperkte terrein waar het Koninkrijk bevoegd is. Die besluiten moeten via de regeringen van de lidstaten in ieder land democratisch verantwoord worden. Of er derhalve een tekort is, veronderstelt een keuze van maatstaf die niet op voorhand duidelijk is.

In het verleden is door de Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen en door de Raad van State van het Koninkrijk voorgesteld een Koninkrijksdienst of Koninkrijkssecretariaat in te stellen, onder meer ter versterking van de ondersteuning van de Koninkrijksregering en om een einde te maken aan de perceptie dat het Koninkrijk gelijkstaat aan Nederland. Een Koninkrijkssecretariaat zal echter geen verandering brengen in de structuur van het Koninkrijk noch in de grootte van de deelnemende landen. Een nieuw instituut moet ook bekostigd en bemand worden. Er zijn op dit moment andere prioriteiten in het Koninkrijk. Ik ben derhalve geen voorstander van een dergelijk instituut.

Onlangs is een motie van de Tweede Kamerleden Koolmees en Hachchi, waarin de regering wordt verzocht tijdens de komende Koninkrijksconferentie in nauwe afstemming met de overzeese partners een besluit te nemen over het in het leven roepen van een Koninkrijkssecretariaat, verworpen.5

Op verzoek van Aruba en Sint Maarten zal de wenselijkheid van een Koninkrijkssecretariaat wel worden geagendeerd voor de Koninkrijksconferentie. Ik zal de Staten-Generaal na de conferentie informeren over de uitkomst.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Linthorst (PvdA), (voorzitter), Terpstra (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Th. de Graaf (D66), (vice-voorzitter), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Sörensen (PVV), Reynaers (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD) en Swagerman (VVD).

X Noot
2

Zie toezeggingenregistratie op de website van de Eerste Kamer, www.eerstekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2009/10, 32 123 IV, nr. 22.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 IV, nr. 28.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 IV, nr. 12.

Naar boven