32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 73 HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 oktober 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 6 september 2018 overleg gevoerd met mevrouw Van Veldhoven, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 4 april 2018 inzake reactie op verzoek commissie over het rapport van het adviesbureau De Gemeynt, «Circulaire Economie-, Energie- en Klimaatbeleid, een verkenning naar de samenhang van deze beleidsterreinen die gericht zijn op het verduurzamen van de economie» (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 55);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 juni 2018 inzake maatregelen gericht op het voorkomen van microplastics (Kamerstuk 30 872, nr. 219);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 mei 2018 inzake TNO-rapport: de reductie van broeikasgasemissies door circulaire economie en rapportage van Tauw over hout en biomassa als hernieuwbare grondstof (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 58);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juni 2018 inzake beleidsevaluatie van de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) (Kamerstuk 34 785, nr. 89);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 juli 2018 inzake aanpak kleine plastic flessen in het zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 220);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 juni 2018 inzake kabinetsreactie op de transitieagenda's circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 59).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Israel

Voorzitter: Von Martels

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Gijs van Dijk, Van Eijs, Kröger, Laçin, Von Martels, Agnes Mulder, Stoffer, Wassenberg en Ziengs,

en mevrouw Van Veldhoven, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 13.01 uur.

De voorzitter:

Een goedemiddag allemaal. Welkom bij dit algemeen overleg circulaire economie. Iedereen ziet er ontzettend fris uit direct na de vakantie. Ik wil iedereen hartelijk welkom heten: de mensen in de zaal, de mensen die meekijken en natuurlijk de mensen hier aan tafel. Staatssecretaris Van Veldhoven is aanwezig en ik zie tot nu toe acht Kamerleden aan tafel. Ik zal ze even aan u voorstellen: de heer Van Dijk van de PvdA, mevrouw Kröger van GroenLinks, mevrouw Van Brenk van 50PLUS, de heer Ziengs van de VVD, de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren, de heer Laçin van de SP, de heer Stoffer van de SGP en mevrouw Mulder van het CDA. Mijn naam is Maurits von Martels. Ik ben vanmiddag voorzitter.

We hebben van 13.00 uur tot 17.00 uur tot onze beschikking. Dat lijkt ruim, maar ik heb eerder ervaring opgedaan in deze commissie – toen ging het over een van de onderwerpen die vanmiddag ter tafel komen – en toen hadden we meer dan vier uur nodig. Toen had ik bij voorbaat drie interruptiemogelijkheden voorgesteld. Dat bleek te veel te zijn. Ik zeg nu dus bij voorbaat: twee interrupties, met een maximale spreektijd van vijf minuten per fractie. Ik geef de heer Van Dijk graag als eerste het woord.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Wij zullen ons daaraan proberen te houden. Als je mensen vertelt dat je vanmiddag een algemeen overleg over circulaire economie hebt, dan zullen veel mensen je wellicht wat vaag aankijken. Circulaire economie, wat is dat nou eigenlijk? Maar het gaat eigenlijk over alledaagse dingen. Heel veel mensen maken het in hun dagelijkse leven al mee. Voor heel veel mensen in Nederland is het al heel normaal om statiegeldflessen te retourneren en afval te scheiden. Ook sommige gemeenten doen een oproep aan ons allen om nou eens haast te maken met dat statiegeld, want we zien in de wereld om ons heen – dat zien de mensen in het land, maar ook steeds meer bedrijven en gemeenten – dat het hard nodig is om andere keuzes te gaan maken in onze manier van leven. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat anders leven en anders omgaan met onze grondstoffen geen keuze meer is. Het is klaar met de keuzes. Er is eigenlijk nog maar één richting die we met z'n allen moeten inslaan. Dat geldt voor ons allemaal hier, maar ook voor de overheid en met name voor het bedrijfsleven. Ik heb een hoop vragen en een aantal punten die ik wil inbrengen, maar de kern van wat er vandaag voorligt hier, is: er is geen keuze meer. We zullen dit moeten doen. Dat geldt voor het bedrijfsleven en dat geldt voor ons allemaal.

Zo kom ik op statiegeld. Veel Nederlanders zijn op vakantie geweest in het buitenland en daar merk je dat het in heel veel landen eigenlijk al heel normaal is om alle afval te scheiden en dat daar statiegeld al tot het dagelijkse leven hoort. Nu hebben we in het vorige algemeen overleg hierover uitgebreid besproken waarom we het bedrijfsleven nog een keer de kans geven om zelf met een plan te komen en waarom we niet als overheid gewoon snel die stap gaan maken. Nou, die discussie hebben we gevoerd. De vraag is nu hoe het staat met de beloftes van het bedrijfsleven. We hebben de vorige keer een heel debat gehad. Waar blijven die plannen? Hoe zien ze eruit? Ik heb in de Kamerbrief gelezen dat er eind van dit jaar iets zou moeten liggen. De Staatssecretaris spreekt met marktpartijen, maar wie zijn dit? En is er dan ook echt draagvlak? Gaan ze het dan ook echt vanaf januari volgend jaar doen? Dan is er nog maar een jaar te gaan. Wellicht ook belangrijk: ik begrijp dat daar 20 miljoen voor beschikbaar is. Wordt dat geld goed besteed? Hoe gaat de Staatssecretaris daarop letten? En hoe voorkomt de Staatssecretaris dat er dubbel gefinancierd gaat worden?

Dan het wetgevingstraject. Dat vinden wij hard nodig, ook als fractie. Wij zijn er niet voor het aan de markt over te laten en dan uiteindelijk met een wet te komen. Kunnen we de komst van die wet niet gewoon versnellen? Wat mij betreft, wat onze fractie betreft, kunnen we daar gewoon een hamerstuk van maken. Dan ligt die er en dan weten bedrijven ook dat het echt gaat gebeuren en dat ze nú aan de slag moeten. Ik vrees namelijk dat het anders tot vertraging gaat leiden. Graag een antwoord van de Staatssecretaris.

Ook over de supermarkten hebben we uitgebreid gesproken. We hebben vanuit de Partij van de Arbeid een motie ingediend, die ook is aangenomen, over het verminderen van het soort verpakkingen dat door supermarkten en leveranciers wordt gebruikt. Supermarkten zijn er over het algemeen heel goed in zich aan te passen aan de wensen van consumenten. Waar is het plan? Waar zijn de doelstellingen? Ik heb nog niets gezien. Ik kan me vergissen, maar ik heb nog geen aanvalsplan van de supermarkten gezien om hier ook echt snelheid mee te maken.

Wij hebben ook eerder Kamervragen gesteld over het Britse voorbeeld, waar het bedrijfsleven zelf heeft gezegd: wij nemen het voortouw. De Staatssecretaris wil dat graag volgen. Maar hoe gaat ze dat doen? Gaat de Staatssecretaris dan ook bij het Nederlandse bedrijfsleven zo'n koppositie innemen, want dat is denk ik van belang: wij zijn als Nederland een van de koplopers, maar blijven we dat ook? Daar hebben we de bedrijven wel voor nodig. Welke bedrijven zijn daarvoor in beeld? Die hebben we nodig als we dat Britse voorbeeld, een mooi voorbeeld vanuit het bedrijfsleven, willen volgen.

Dan het hele dossier over de bioafbreekbare plastics. Daar hebben we de vorige keer een motie over ingediend. Die hebben we aangehouden, maar nu blijkt ook bij verschillende afvalbedrijven waar ik deze zomer ben geweest dat het niet werkt. Het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken zegt ook: stop ermee. Is de Staatssecretaris er ook voor om te stoppen met die bioafbreekbare plastics en om de plannen op dat punt te wijzigen? Graag een antwoord. Wellicht kunnen we, als het antwoord negatief is, opnieuw onze motie indienen.

Vanuit Europa zijn er goede plannen om de plasticsoep te verminderen. Ambitieuze plannen die alle steun verdienen. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze voorstellen? En hoe gaan wij deze richtlijn zo snel mogelijk regelen in Europa, voordat er een nieuwe Commissie is? Dit heeft ook weer te maken met de koppositie die wij als Nederland moeten pakken. Hoe gaat de Staatssecretaris dat doen?

De transitieagenda, ook zo'n duur woord. Ik zie heel veel sectoren en heel veel plannen, maar het duizelt mij ook wat. Voor mij ligt één belangrijk aandachtspunt met name bij de sociale ondernemingen, de kleine start-ups, de mkb-bedrijven. Ik zie namelijk tafels met VNO en MKB Nederland – zo hoort dat in Nederland – maar ik ken ook het gevaar daarvan: dat al die start-ups, die innovatieve bedrijven worden vermorzeld, omdat zij niet het budget of de mensen hebben. Maar ze hebben wel de kennis en ze zijn de voorlopers in Nederland! Hoe gaan we die bedrijven nou een speciale plek geven, ook bijvoorbeeld bij die versnellingskamer die ik heb gezien van MKB Nederland en VNO?

De voorzitter:

Tot slot. Mooi gesproken, maar uw tijd zit erop. Tenzij u de laatste zin heel snel kunt voltooien.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Wij moeten de consument bewust maken, dat ben ik met de Staatssecretaris eens. Is het niet een idee om dat vooral aan de gemeenten te laten, aangezien zij de burgers het beste kennen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk, maar dat leidt wel tot een interruptie van mevrouw Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De voorlaatste zin, want we zien natuurlijk net als op Duurzame Dinsdag, afgelopen dinsdag hier ook in het Kamergebouw, dat met name de ondernemers die aan het starten zijn of de initiatiefnemers van maatschappelijke initiatieven, heel moeilijk aan financiering komen. De versnellingskamer kan daarbij misschien helpen, maar misschien ook Invest-NL. Wij hebben vanmorgen in deze Kamer ook een debat gehad over Invest-NL. Ik was daarbij zelf niet de woordvoerder, maar u zult ongetwijfeld ook allemaal dingen aan uw woordvoerder hebben meegegeven. Ik heb dat gedaan. Ziet u daar ook mogelijkheden voor deze initiatieven?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank voor de vraag. Jazeker, en volgens mij moeten we het daar juist van hebben. Dus het gaat aan de ene kant om financiering, dat klopt, maar aan de andere kant gaat het er ook om, gewoon de ruimte te geven, zodat ze fysiek een plek krijgen aan die tafels. Anders ligt het toch weer aan de belangenorganisaties, die natuurlijk ook aan die tafels moeten zitten, maar ik denk dat juist deze ondernemingen onwijs inspirerend zijn en daarin ook het voortouw kunnen nemen.

De voorzitter:

Mooi, dank u wel. Inmiddels is ook mevrouw Van Eijs van D66 aangeschoven, hartelijk welkom. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Een wereld zonder afval, waar alle grondstoffen worden teruggewonnen en we de aarde niet verder uitputten met de winning van schaarse metalen of het kappen van regenwouden, en oceanen vol met leven in plaats van vol met plastic. Als iemand mij vraagt om te schetsen wat volledig circulair in 2050 zou betekenen, kom ik met dat soort beelden. Maar ik noem het bewust beelden, want echt concrete meetbare indicatoren van wat volledig circulair is, die hebben we nog niet. Dat is wat mij betreft ook een van de grootste zorgen op dit dossier. Het beleid en de meetbaarheid zijn nog te vaag. Waar ons klimaatbeleid hard op weg is naar volwassenheid, met kwantificeerbare doelen, wet- en regelgeving en geld, is het beleid rond circulaire economie nog pril. Een puber misschien wel versus een peuter.

Deze Staatssecretaris heeft ambities en daar ben ik heel erg blij mee, maar het lijkt wel alsof het aan de middelen ontbreekt. Klopt dit beeld? Herkent de Staatssecretaris dat? Hoe zorgen we voor robuust beleid op circulaire economie, beleid dat hand in hand gaat met milieu, industrie en klimaatbeleid?

Ik heb een paar specifieke vragen. Komen er kwantificeerbare afrekenbare tussendoelen tot 2030 in het terugdringen per type grondstof? Maakt de Staatssecretaris onderscheid tussen grondstoffen die economisch schaars en geologisch schaars zijn, en tussen stoffen die vervangbaar en niet-vervangbaar zijn, zoals bijvoorbeeld in de fosfaatdiscussie? Waarom wordt de doelstelling voor circulair aanbesteden, een ongelofelijk belangrijke aanjager wat ons betreft, alleen op CO2-winst gesteld en niet op kwantitatief minder grondstofgebruik per specifieke grondstof? Geldt de ambitie voor hergebruikgrondstoffen alleen voor geïmporteerde grondstoffen van de Nederlandse maakindustrie, of ook voor geïmporteerde goederen?

Als we de transitieagenda lezen, lezen we over convenanten, trajecten en green deals, maar waar zijn de harde, kwantificeerbare en afdwingbare afspraken en wetten die we nodig hebben? Het enige dossier waar regelgeving op dit moment echt in de lucht hangt, is statiegeld, en dat is wat ons betreft ook een glashelder voorbeeld van hoe we dit níet moeten doen. Twintig jaar praten met de flesjessector, en nog steeds is er geen wet. Laten we dat niet herhalen met andere sectoren. De aanpak van single-use plastics is voor velen echt een van de grootste uitdagingen, maar statiegeld is een makkelijke eerste stap. De industrie gaat het probleem niet oplossen. Het actuele gebrek aan plannen maakt me dat wederom duidelijk. Statiegeld wel. Ik zou de Staatssecretaris nogmaals indringend willen vragen: geef duidelijkheid. Motiveer al die mensen die zich inzetten om zwerfafval terug te dringen en kondig vandaag, hier en nu aan dat statiegeld op flesjes en blikjes er gewoon komt.

Welke kansen ziet de Staatssecretaris om in Nederland versneld en met ambitie de Europese opgave met betrekking tot single-use plastics door te voeren, zodat Nederland een koploper wordt? Ik denk aan een verbod op plastic rietjes, wattenstaafjes of plastic verpakking rond groente of fruit. We hebben gezien hoe ongelofelijk makkelijk het eigenlijk gegaan is met plastic tasjes. Waarom zijn er niet op alle openbare plekken zoals stations watertappunten om de consumptie van water uit plastic flesjes überhaupt tegen te gaan? Genoeg ideeën in de koffer van de Duurzame Dinsdag, bijna de helft ging over circulaire economie en dat was geweldig.

Circulaire economie vraagt echt om een ándere economie. Veel van het beleid kijkt naar afval, maar besparing van grondstoffen bij de productie en het voorkomen van verspilling is echt de eerste stap. Wat mij betreft is een van de grootste excessen van onze consumptiemaatschappij de vernietiging van nieuwe goederen. Grondstoffen zijn zo goedkoop en productiekosten kennelijk zo laag dat onverkochte of teruggestuurde producten massaal in de shredder gaan. Voedselverspilling is bekend. Daar is vaak over gesproken, maar in Nederland worden ook 1,2 miljoen stuks nieuwe kleding vernietigd. Recent bleek dat in Duitsland, in het Europees distributiecentrum van Amazon, dagelijks elektronica en witgoed door de shredder gaan. Het lijkt echt het puntje van de ijsberg. Speelt dit ook in Nederland, vraag ik de Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken, hoeveel bruikbare producten er in Nederland dagelijks worden vernietigd?

In Frankrijk is er sinds 2016 een verbod op het vernietigen van voedsel door supermarkten. Het gevolg is dat na een jaar 94% een effectief plan had om slimmer in te kopen en onverkochte spullen worden gedoneerd. Een forse afname van verspilling, en in Frankrijk is aangekondigd dat deze wet ook uitgebreid wordt naar kleding. Als we de transitie naar een circulaire economie serieus willen aanpakken, dan moeten we zorgen dat producenten en bedrijven producten zo produceren – gebruikt of ongebruikt, kapot of heel – dat ze altijd hoogwaardig te hergebruiken zijn. Daarbij is sturend en regulerend ingrijpen van de overheid wat ons betreft onmisbaar. GroenLinks wil daarom heel graag een verbod op het vernietigen van bruikbare goederen zoals voedsel, kleding, elektronica, witgoed et cetera. Kunnen we bedrijven verplichten om hierover te rapporteren? En welke wettelijke middelen bestaan er nu al om dit tegen te gaan?

Dat waren mijn laatste vragen aan de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Ik zie dat er geen gebruik wordt gemaakt van de interruptiemogelijkheid. Dan is het woord aan mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. 50PLUS wil beginnen met felicitaties aan Boyan Slat, die over een paar dagen de Ocean Cleanup lanceert, een fantastische prestatie waar wij als Nederland heel trots op mogen zijn. We hebben kennisgenomen van de uitgebreide kabinetsreactie op de transitieagenda circulaire economie, en dat is hoopgevend. Er is volgens ons heel hard gewerkt en het gevoel van urgentie is er. Gelukkig, want net als mijn collega's vind ook ik dat wij niet langer kunnen wachten. 50PLUS is dan ook heel blij met de green deal die is afgesloten met festivals om de afvalstromen te beperken en beter te verwerken. Dat is mooi. Ik wijs nog maar even op de koffiebekers. De Staatssecretaris heeft toegezegd om daar afspraken over te maken, natuurlijk overeenkomstig mijn motie, maar kan de Staatssecretaris hier al wat meer over vertellen?

Bij de diverse reacties zien wij ook dat de belemmerende regelgeving inzake afval toch een belangrijk punt is. Wat ons betreft zou dat ook met voorrang aangepakt moeten worden, want niets is zo frustrerend als dat er technisch iets wel kan, maar dat regeltjes zeggen dat het niet mag. We lezen in de kabinetsreactie over een taskforce herijking afvalregelgeving. Dat klinkt mooi, maar hoe verhoudt zich dat nou met de taskforce herijking afvalstoffen, dat initiatief van de waterschappen? Als we het daar dan toch al over hebben: hoe zit het nou met die taskforce? Komt die een beetje van de grond? De waterschappen geven zelf aan dat ze veel meer kunnen met circulair gebruik van afvalstoffen uit water. En de Unie van Waterschappen heeft dat zelf laten onderzoeken. Er ligt een kant-en-klaar rapport van Bureau Berenschot. Kunnen we daar nu al mee aan de slag? Het lijkt erop dat het overzicht pas klaar is. Waarom wachten we als we op dit punt al weten wat er nodig is? Ook daarover lezen we in het programma Ruimte in Regels, dat een bijdrage aan het probleem van belemmerende regelgeving moet leveren. Het lijkt wel of drie clubs allemaal met hetzelfde bezig zijn. Gaat dat wel goed? Doen ze allemaal wat anders? Of gaan ze nou allemaal het wiel opnieuw uitvinden? Ik hoor het heel graag van de Staatssecretaris.

Een ander belangrijk onderdeel van het welslagen van de transitie naar een circulaire economie is het publiek, u en ik. Daarom vinden wij het ook heel goed dat er een publiekscampagne gaat komen. Een brede aanpak is hierbij belangrijk en het maatschappelijke momentum moet benut worden. Mensen moeten weten waarom het belangrijk is wat zij zelf kunnen doen en wat het hen oplevert. Dat klinkt berekenend, maar het is wel een prikkel. Er moet ook echt een mentaliteitsverandering plaatsvinden. Kopen en weggooien, wat heel lang de norm was en dat heel vaak nog steeds is, moet omgezet worden in hergebruik, recycling en reparatie. Op welke wijze is hier aandacht voor?

Mijn collega zei het net ook al: microplastics zijn een ontzettende zorg, en terecht. Heel kleine deeltjes die in het milieu terechtkomen, in ons drinkwater, in dierenmagen en die langs deze weg ook weer in onze voedselketen komen. Een onvoorstelbare vervuiling van de oceanen. Hier geldt dus echt: voorkomen is beter dan genezen. Ook in de EU – collega Van Dijk zei het al – is hier aandacht voor. Nederland wil voortrekker zijn. Fantastisch vindt 50PLUS dat, maar waar we meteen mee moeten beginnen, is stoppen met het bewust toevoegen van microplastics. Uit de brief blijkt dat de regering meegaat in een EU-verbod op toevoeging in schurende reinigingsmiddelen en cosmetica. Op nationaal niveau pleit de regering op dit moment voor vrijwillige regulering. Cijfers die de branche zelf aanlevert, zijn hoopgevend, vooral wat betreft cosmetica: 96,6% van de aangesloten leden hebben gezegd dat ze het gebruik van plastic beads staakt. Dat toont aan dat er goede wil is, maar is dit ook onafhankelijk onderzocht? En is duidelijk wat het gebruikte alternatief dan is? Is dat niet schadelijk? Wat kan de Staatssecretaris ons hierover vertellen?

Dan de plannen omtrent het invoeren van statiegeld voor blikjes en kleine flesjes. U had dat vast verwacht: wij blijven het vreemd vinden dat we twee jaar de tijd moeten nemen. Engeland heeft in één klap statiegeld ingevoerd voor plastic flesjes, blikjes en glazen flessen, alle praktische invoeringsproblemen ten spijt. Ze hebben het gewoon gedaan. Wij vinden het nog steeds jammer dat de Staatssecretaris haar huidige plannen wil doorzetten en eerst afspraken wil maken met de branche. Wij vinden echt dat het sneller zou moeten. Wij vinden het een gemiste kans. Over gemiste kansen gesproken...

De voorzitter:

U rondt wel af, mevrouw Van Brenk?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, maar ik vind echt dat ik dit punt moet maken, voorzitter. Ik hoop dat u mij dat toestaat.

De voorzitter:

Ik geef u nog één enkele mogelijkheid.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Er is een preventieakkoord en dat zegt dat ze de btw op suikervrije frisdranken en bronwater wil verlagen. Dat is water in allemaal flesjes. Eigenlijk zien wij dat de btw daar naar beneden gaat, maar de btw op ons drinkwater, gewoon uit de kraan, omhoog en dat zou toch echt te gek zijn. Daarom zou ik graag van deze Staatssecretaris een reactie willen hebben. Wat gaat zij doen met haar collega om tot inkeer te komen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Mooi, dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan is nu het woord aan de heer Ziengs en wij zijn allemaal benieuwd naar de ziengswijze van de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad, de ziengswijze. Laat ik maar beginnen met de microplastics. We pakken dat Europees aan. Ik denk dat dat een goede aanpak is die de Staatssecretaris voorstelt, maar ik ben even in die nieuwe richtlijn gedoken en ben wel benieuwd hoe we die straks gaan implementeren op het gebied van die plastic wegwerpproducten. Dan kom je allerlei Engelstalige termen tegen zonder definitie. Single-use item, plates, stirrers, packets and wrappers containing food, beverage containers. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: hoe gaan we daar nou straks een pakje van maken als het gaat om eenduidigheid? Als leden van de Europese Unie dat verschillend invullen, hebben we echt een probleem.

De impact assessment op dat punt zegt iets over de levenscyclusanalyse, de LCA. Die schijnt niet afgerond te zijn. Uit een voorlopig rapport blijkt dan ook dat er heel veel grove fouten zijn gemaakt bij de input voor de berekening. Er is sprake van een foutmarge van tot 60% en dan verwachten we in 2030 in ieder geval 2,6 miljard ton CO2 te kunnen besparen. Ik zit me dan toch af te vragen hoe betrouwbaar deze cijfers zijn als dat niet afgerond is. Verder hebben we inbreng gedaan op zwerfafval en proportionaliteit. Het verbaast onze fractie dat de kosten daarvan volledig bij de producent neergelegd worden. Is dat proportioneel? Nederland heeft daar positief op gereageerd. Wij vinden dat er op het gebied van afvalvoorzieningen, handhaving et cetera ook een verantwoordelijkheid ligt bij gemeenten. Waarom is deze reactie zo geformuleerd, vraag ik de Staatssecretaris.

Als alternatieven worden bamboe en hout genoemd. Wat voor effect heeft dat op het milieu? Zijn die effecten in beeld? Hoe gaan we gebruikers van plastic wegwerpproducten vrijwaren die wel effectief inzamelen en recyclen? Zij doen immers al wat ze kunnen aan circulair werken, maar zullen daar straks ongetwijfeld voor gestraft worden. De industrie heeft kritiek geuit en ik wil graag van de Staatssecretaris weten op welke wijze die kritiek ook verwerkt wordt.

Ik kom bij de transitieagenda. Er is destijds een convenant gesloten om in 2022 50% minder afval te gaan storten dan in 2012. De hoeveelheid is nog steeds boven die in 2012. Daar maken we ons zorgen over. Bij dat afval is er veel brandgevaar, vaak omdat er ook matrassen in zitten die kennelijk bij 60°C al in brand vliegen. Hoe krijgen we meer bruikbare materialen uit dat afval? Er zijn nog heel veel afvalstromen van bedrijven die gewoon rechtstreeks de verbrander ingaan. Zijn daar oplossingen denkbaar? Wil de Staatssecretaris zich daar eens over buigen?

Er lopen veel contracten met het buitenland over afval, en afval dat verbrand moet worden. Zijn er mogelijkheden binnen die contracten, of bij nieuwe contracten die gesloten worden, om daar een soort flexibele schil in te krijgen, onder het motto «eigen afval eerst»? We zien nu namelijk dat het zich enorm opstapelt. Wellicht is daar op die manier binnen de contracten een oplossing in te vinden.

Ik wil ook de rol van de gemeentes even benoemen. Er werd net al opgemerkt dat je die rol nog wat sterker zou moeten maken. Mijn fractie kijkt daar toch iets anders tegen aan. Er is nu sprake van 51% verpakkingen die binnengehaald worden. Dat is volgens mij bruto, want de afvalverwerkers hebben het vaak over zo'n beetje 18% of 19%. Het zou dus toch eigenlijk zo moeten zijn dat we kijken naar wat er hergebruikt wordt, in plaats van naar wat er opgehaald wordt? Want bij dat afval zie je ook vaak mayonaiseflessen waar nog een restantje in zit. Dat wordt dan meegeteld als zijnde afval. Ik noem dit maar als voorbeeld. Het is dus beter om een percentage te noemen over wat hergebruikt wordt, in plaats van over wat ingezameld wordt.

We mogen verwachten dat er in de milieustraten van gemeentes ongeveer achttien soorten bakken staan, maar we zien dat eigenlijk nog geen 15% van de gemeentes daaraan voldoet. Wellicht dat de Staatssecretaris daarover ook iets kan melden richting de VNG.

De voorzitter:

Meneer Ziengs, er is een interruptie van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zat te wachten op een goed moment, want het gaat mij om single-use plastics of wegwerpplastics. De heer Ziengs heeft een hele opsomming en hij stelt daarbij een heleboel vragen. Maar mij is dit eigenlijk onduidelijk. Laten we het heel concreet maken: plastic rietjes, wattenstaafjes, de roerstokjes in de koffie. Over dat soort producten hebben we het. Is de heer Ziengs en is de VVD het ermee eens dat we die gewoon gaan verbieden?

De heer Ziengs (VVD):

Nee, daar zijn we het niet over eens. Ik denk dat we in bepaalde producten volledig doorslaan terwijl er misschien op een ander gebied veel sneller grote stappen gezet kunnen worden. Ik heb in een vorig AO hier ook al vragen over gesteld aan de Staatssecretaris, bijvoorbeeld toen het ging om filters van sigaretten. Daarbij wordt er gewoon simpelweg geen contact opgenomen met de branche, kennelijk vanwege een verdrag waardoor men denkt dat men geen contact kan opnemen, terwijl die branche misschien wel iets kan doen bij dat soort afval. Want ook in sigarettenfilters zit plastic verwerkt, terwijl de gemiddelde burger dat eigenlijk helemaal niet weet. Ik denk dus dat we moeten uitkijken dat we nu niet gaan doorslaan, maar gewoon handig en slimmer omgaan met dingen in plaats van direct maar te gaan verbieden.

De voorzitter:

Leidt dat nog tot een vervolgvraag, mevrouw Kröger?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, de vervolgvraag is misschien een vervolgzucht. We zien de schaal van de plasticsoep, de vervuiling door plastic en het tempo waarin industrieën veranderingen doorvoeren. Dan is het toch ongelofelijk dat producten niet vervangen worden die zo makkelijk vervangen kunnen worden door een duurzaam alternatief? Wat let ons?

De heer Ziengs (VVD):

Volgens mij heb ik net ook een opmerking gemaakt over de vervangbaarheid. Ik heb gevraagd aan de Staatssecretaris: kijk nu eens even wat voor materialen daar dan in gebruikt gaan worden. Vormen die materialen, als die straks gebruikt worden, niet weer een aanslag op het milieu? Vandaar dat ik zeg: niet te snel direct tot verbieden overgaan. Je ziet dat branches en fabrikanten al dingen oppikken. Het direct en in één klap verbieden van allerlei zaken is vaak het paard achter de wagen spannen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit leidt wel tot een vraag bij de heer Van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Mijn vraag gaat eigenlijk over dat «doorslaan» waar de heer Ziengs het over heeft. Wordt nu juist niet vanuit Europa gezegd, en blijkt niet op grond van alle kennis die we nu hebben dat we méér moeten doen in plaats van dat we ons op andere producten moeten richten, wat meneer Ziengs zegt? Volgens mij moeten we het allebei doen. We zijn niet aan het doorslaan, maar we lopen wat dat betreft achter. De zee loopt vol met plastic en men vraagt terecht van ons: doe er wat aan!

De voorzitter:

De vraag is duidelijk.

De heer Ziengs (VVD):

Ja, ik heb die stukken over de Europese richtlijn ook gelezen. Daar heb ik mijn vragen aan de Staatssecretaris ook heel erg op gericht, omdat ik daarbij weer het idee heb dat we iets aan het optuigen zijn wat vervolgens verschillend uitgelegd kan worden bij de lidstaten. Dus volgens mij moeten we eerst naar een uniform systeem toe waarbij we ook juiste definities hebben over wat we ermee willen. Uiteindelijk kun je daar resultaat mee behalen, lijkt mij.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vervolgvraag bij de heer Van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik stap daar dan even overheen; een uniform systeem gaan we regelen in Europa. Maar Europa zegt ook: we gaan een aantal zaken gewoon verbieden. We maken het uniform. Als het niet meer verschillend kan worden uitgelegd, is de VVD dan zover dat ze zegt: we gaan mee met deze Europese richtlijn, want het is een goed plan?

De heer Ziengs (VVD):

Als die richtlijn aangenomen wordt, we die moeten implementeren en daarin gewoon klip-en-klaar staat dat iets verboden moet worden, dan ontkomen we daar niet aan, dat moge duidelijk zijn. Ik probeer echter duidelijk te maken dat je op voorhand ook in ieder geval uniform zult moeten handelen in die lidstaten, om geen verschillen in de interpretatie per land te krijgen. Volgens mij is daartoe mijn vraagstelling aan de Staatssecretaris duidelijk geweest.

De voorzitter:

U kunt verder met uw pleidooi. U hebt nog 50 seconden voor het resterende deel.

De heer Ziengs (VVD):

Fantastisch. Ik kan u melden dat mijn «ziengswijze» hier ten einde loopt. Ik kom tot slot op wat de end-of-wastestatus heet. Daarbij kwam ik iets heel geks tegen. Een plasticverwerker die plastic korrels maakt waar een nieuw product van gemaakt kan worden, heeft een groot probleem als hij die korrels op een wagen laadt en naar een fabrikant van dat nieuwe product wil brengen. Hij krijgt dan, zeg maar, een proces-verbaal aan zijn kont. Dat mag ik toch zo zeggen, hè? Nee, het moet zijn «aan zijn broek»; heel goed. Dat betekent dus dat hij dan een economisch delict pleegt. Dat is iets heel geks. Ik wil dus graag van de Staatssecretaris weten wat de doorlooptijd is als je die status wilt gaan krijgen waarbij een afvalproduct in één keer weer een gewoon product wordt. En zou die kennis in ieder geval bij de ILT overgebracht kunnen worden, zodat mensen daar in ieder geval mee op pad gaan en ze weten dat ze dit soort processen-verbaal niet moeten laten opmaken? En zou het een optie zijn om een voorlopige vrijwaring te verstrekken voor bedrijven waarvan je eigenlijk al weet dat ze de end-of-wastestatus zouden kunnen krijgen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ziengs. Vervolgens is het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren. Ik hoop dat hij er wél in slaagt om binnen de vijf minuten te blijven, want dat is nog geen van de sprekers gelukt. Ik wens hem daar veel succes mee.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, dat gaat mij zeker lukken.

Als we het hebben over de circulaire economie moet ik helaas zeggen dat we nog steeds in een wegwerpmaatschappij leven. Grondstoffen zijn goedkoop, hergebruik is duur, en dus is weggooien de norm, alle mooie woorden ten spijt. «Afval is nieuwe grondstof.» Dat staat prachtig in beleidsnotities, maar is nog lang geen praktijk. En noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om het systeem te veranderen, zoals het zwaarder belasten van grondstoffen, worden niet genomen. Maar die maatregelen zijn nodig om van een wegwerpmaatschappij naar een hergebruikmaatschappij te komen.

Ik heb daar in het afgelopen reces tijdens werkbezoeken voorbeelden van gezien. Ik was bij SUEZ in Rotterdam, waar al het ingezamelde plastic van huishoudens wordt gesorteerd. En ik was bij QCP. Die afkorting moet je op z'n Engels uitspreken, anders weten mensen echt niet waar je het over hebt. Bij QCP in Geleen maakt men van de plastics weer grondstoffen, plastic korrels. Ik heb er hier wat meegenomen en ik kom er zo meteen nog eventjes op terug.

Tijdens die werkbezoeken werd duidelijk dat we nog heel veel kunnen doen om die circulaire economie te stroomlijnen. Want op papier ziet het er allemaal prachtig uit. Plastics worden door gemeenten apart van het restafval ingezameld, het wordt gesorteerd en gerecycled. Maar omdat producenten allemaal nog vrij baan krijgen om verschillende soorten plastics door elkaar te gebruiken en te combineren, vaak in één verpakking, is het grootste deel van het plastic helemaal niet te recyclen. En dus wordt het meeste plastic alsnog verbrand, of het wordt gebruikt voor zeer laagwaardige materialen. Dan eindigt het plastic in bermpaaltjes die niet meer te recyclen zijn.

Er moeten echt duidelijke eisen komen voor de verpakkingsindustrie die hergebruik van verpakkingen stimuleren. Ik heb daar al een motie over ingediend, die ook is aangenomen, maar ik wil weten wat de Staatssecretaris nog kan doen om dat dichterbij te brengen. Want ook de Europese richtlijn over verpakkingen verlangt van individuele lidstaten dat ze hergebruik van verpakkingen stimuleren. Gaan er eisen komen, vraag ik aan de Staatssecretaris.

Een ander probleem is dat de plasticstroom steeds meer vervuilt, waardoor recycling lastiger wordt. Dat komt deels doordat het VANG-beleid zich richt op zo min mogelijk kilo's restafval per inwoner. Daardoor staren gemeenten, die vrij zijn om hun eigen afvalbeleid in te richten, zich blind op zo min mogelijk kilo's restafval en verliezen ze de kwaliteit van het andere afval uit het oog. Restafval verdwijnt daardoor in toenemende mate in de glasbak of in de plasticrecyclezak. Door die vervuiling wordt te veel plastic uiteindelijk verbrand of gestort. Ik vraag aan de Staatssecretaris of zij deze toenemende vervuiling van het ingezamelde plastic ook als een probleem ziet, en welke oplossing zij voor ogen heeft. Kan het helpen om gemeenten een recycledoelstelling te geven in plaats van een simpele kilodoelstelling en om de verschillende manieren waarop gemeenten plastic inzamelen te stroomlijnen? Want nu doen de meeste gemeenten het anders. Iedere gemeente kan ook daarin haar eigen beleid hebben.

Voorzitter, als die plasticinzameling toch geresulteerd heeft in een nieuwe grondstof, in dit geval deze plastickorrels die ik hier voor me heb, dan stokt het proces vaak. Want de Unilevers in deze wereld hebben allerlei uitvluchten om die gerecyclede korrels niet te gebruiken in hun wasmiddelflessen. Plastic uit aardolie is namelijk goedkoper! Als we het over perverse prikkels hebben: dat is er een.

Hergebruik van plastic moet verbeteren. Dat is niet alleen een taak voor de Unilevers, maar ook voor de overheid. 10% circulair inkopen in 2023 is toch niet heel erg veel. Dat is geformuleerd in LAP3. Door meer circulair in te kopen dan men nu van plan is en door te kiezen voor hoogwaardige gerecyclede productie worden investeringen en innovaties om de kwaliteit van het recyclaat te verbeteren rendabel. Ik hoor graag een reactie daarop van de Staatssecretaris.

Ik kom dan nog even op plastic flesjes. Het bedrijfsleven heeft een recycledoelstelling gekregen van 70% tot 90%. Maar met de monitoring is heel veel mis. Producten als wasmiddelflessen en zeepflessen worden meegeteld en laten het recyclepercentage voor drinkflessen hoger lijken. Dus op papier ziet de recycling er weer heel mooi uit, maar het is veel mooier dan die in de praktijk is. Een goede monitoring is essentieel voor een goede afweging straks over de invoering van statiegeld. Als het aan de Partij voor de Dieren ligt, komt dat statiegeld op flesjes en op blikjes er sowieso. Andere partijen hebben dat ook gezegd en sluiten zich bij ons aan. Maar zolang dat statiegeld er niet is, vraag ik de Staatssecretaris iets te doen aan die monitoring.

Tot slot, voorzitter, nog twee onderwerpen die op de agenda staan. Eerst het rapport van Tauw over recycling en het stoken van afvalhout. Enerzijds ontbreekt de verplichting om afvalhout te recyclen en anderzijds wordt er een subsidie gegeven om afvalhout op te stoken, zogenaamd als duurzame energiebron. De overheid geeft hiermee de verkeerde prikkels af.

De voorzitter:

Meneer Wassenberg, ik zeg even tussendoor dat u zich helaas niet aan uw woord heeft gehouden, want uw vijf minuten zijn om. Maar ik gun u nog twintig seconden om uw verhaal af te maken.

De heer Wassenberg (PvdD):

Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa, voorzitter. Ik zal snel afronden. De overheid geeft hiermee de verkeerde prikkels af. De aanbeveling van Tauw is: schrap die SDE+-regeling voor A-hout. Gaat de Staatssecretaris dat doen?

Mijn allerlaatste punt betreft microplastics. De Staatssecretaris somt een lange lijst aan initiatieven op om uiteenvallend plastic tegen te gaan, maar er staat geen enkele doelstelling in en er wordt ook geen enkel effect beschreven. Wat kan de Staatssecretaris zeggen over het effect van het beleid? Helpen de maatregelen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Vervolgens is het woord aan de heer Laçin van de SP.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik wil generiek beginnen over circulaire economie. Er is heel veel gezegd, ook door collega's, over het Europees initiatief om wegwerpplastics te verbieden, over wat er in Frankrijk speelt, het verbod op het weggooien van eten door supermarkten en dergelijke. Wat doet Nederland om daarin ook mee te gaan en voorop te lopen? Waar komt de Staatssecretaris mee? Ik ben vooral benieuwd naar ons voorstel met betrekking tot wegwerpplastics. Er is volgens mij geen tijd meer om te wachten op producenten en de branche; we moeten zelf zo snel mogelijk met een verbod komen voor die plastics die slecht recyclebaar zijn en dus als plasticsoep terugkeren in ons milieu. Dat om mee te beginnen.

Ik wil nu toch doorgaan over statiegeld, omdat de brief die op 3 juli is verstuurd toch weer heel wat vragen heeft opgeleverd. Die wil ik graag stellen. Wij hebben in maart een lang overleg gehad over het invoeren van statiegeld op kleine flesjes en blikjes. Het feit dat het voorstel van de Staatssecretaris alleen over statiegeld op kleine flessen gaat, is wat ons betreft een grote gemiste kans. Blikjes zijn namelijk ook een heel groot probleem. Van een doorbraak is dus geenszins sprake, en al helemaal niet omdat de falende industrie nog drie jaar de tijd krijgt om verder aan te modderen. Het statiegelddossier leeft enorm. Dat hebben we kunnen zien. In maart, toen we het vorige debat hierover hadden, waren ongeveer 200 gemeenten aangesloten bij de Statiegeldalliantie. Dat waren er vier maanden later, in juli, al 328. 86% van alle Nederlandse gemeenten dringt dus aan op snelle uitbreiding van statiegeld op kleine flessen én blikjes. Ook acht van de twaalf Nederlandse provincies en twintig van de eenentwintig waterschappen sloten zich aan bij de alliantie. De Staatssecretaris negeert wat ons betreft dus de oproep van de alliantie en van ontzettend veel burgers.

Tijdens het vorige debat heb ik veel vragen gesteld over de te gebruiken monitoringssystematiek en het daarbij behorende nuljaar, en het gebied waar gemonitord gaat worden. Ook heb ik veel vragen gesteld over het bedrijfsleven en het plan van aanpak dat zou moeten leiden tot een reductie van 70% tot 90%. En wat lees ik nou in de brief van 3 juni? De industrie is wat ons betreft niet echt voortvarend van start gegaan en komt pas aan het einde van dit jaar met de plannen om de hoeveelheid zwerfafval te reduceren. Waarom duurt dit zo lang? Heeft de Staatssecretaris druk gezet op het bedrijfsleven om snel tot concrete plannen te komen, of bepaalt men daar zelf het eigen tempo en de eigen koers? Dan weten we bij voorbaat hoe dat experiment gaat aflopen.

Uit de stukken die we toegestuurd hebben gekregen, kan ik concluderen dat het bedrijfsleven ook geen substantieel bedrag wil vrijmaken om zwerfafval aan te pakken. Klopt dit, vraag ik aan de Staatssecretaris. En zo ja, hoe denkt het bedrijfsleven zonder extra financiële middelen tot een reductie van 70% tot 90% te komen? Dat lijkt me onmogelijk. Is de Staatssecretaris dat met mij eens?

Dan de monitoringssystematiek. Deze moet onomstreden en helder zijn, want anders wachten we drie jaar op de industrie, om vervolgens te concluderen dat het allemaal onduidelijk is geweest wat die heeft bereikt en wat we zijn opgeschoten. Daarover mag wat ons betreft geen enkele twijfel bestaan. We lezen in de memo die als bijlage met de brief is meegestuurd dat het Afvalfonds Verpakkingen, Natuur & Milieu én de VNG kritisch hebben meegekeken naar de systematiek die Rijkswaterstaat heeft voorgesteld. Er staat letterlijk: «Deze papieren werkelijkheid is echter in de praktijk onuitvoerbaar en leidt tot de noodzaak om te komen tot een praktisch en financieel uitvoerbare methode die tevens een betrouwbare benadering geeft van de ontwikkelingen met kleine plastic flessen in het zwerfafval zodat een correct besluit genomen kan worden over de wel of niet gestelde norm van 70% tot 90% reductie.» Maar toch blijft Rijkswaterstaat bij het standpunt dat de voorgestelde methode voldoet aan deze punten. Waarom neemt Rijkswaterstaat dit standpunt in terwijl er vraagtekens worden gezet in de zienswijze? En wat doet de Staatssecretaris met de kritiek van eerder genoemde organisaties?

Tot slot op dit onderwerp. Stantec concludeert dat het wel of niet halen van de reductie van 70% tot 90% kleine flessen met de huidige Landelijke Monitoring Zwerfafval mogelijk is. Dan kunnen 2016 en 2017 als nulmeting worden beschouwd. «Maar een objectieve vergelijking van toekomstige metingen met die nulmeting is kwantitatief alleen mogelijk met gebruik van relatief complexe statistiek.» Dit staat er letterlijk in. Dan gaan bij mij alle alarmbellen af. Voor de SP is dit onacceptabel. Wij eisen een nulmeting, mét de nieuwe gebieden die extra zijn opgenomen aan de oude gebieden, met 2019 als nuljaar, en niet 2016 of 2017. Is de Staatssecretaris bereid dit te doen? Zo ja, hoe gaat ze dit uitvoeren?

Tot slot: er gaat steeds meer afval naar de stort. Dat staat haaks op de circulaire agenda van de overheid. Verbrandingsovens draaien op volle capaciteit, terwijl het verbranden van afval ook niet op nummer één staat qua circulariteit. In de eerste helft van dit jaar is, in vergelijking met vorig jaar, al voor 130.000 ton afval extra aan vergunningen gegeven. Terwijl we verwachten van huishoudens en bedrijven dat ze steeds meer afval gaan scheiden, gaat er ook steeds meer naar de stort. Weten we waar dit extra afval vandaan komt? En klopt het dat geïmporteerd afval wordt verbrand in Alkmaar en huisvuil van Nederlandse klanten wordt gestort bij Nauerna in Assendelft? Hoe kunnen we dit zo snel mogelijk verbeteren zonder extra kosten voor de huishoudens?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Laçin. Ook u bent er inderdaad niet in geslaagd om binnen die vijf minuten te blijven. Maar het is voor mij nog maar een nulmeting, dus wat dat betreft houd ik het daar even bij.

Meneer Stoffer, aan u om vijf minuten te spreken.

De heer Stoffer (SGP):

Ja, dat wordt dan een hele uitdaging. Ik ga het ook proberen, maar ik begrijp dat als ik eroverheen ga, ik gewoon wat extra tijd krijg.

De voorzitter:

Ik wil er wel even op wijzen dat het allemaal ten koste gaat van de spreektijd in de tweede termijn. Dus u kunt misschien nu wel iets over uw spreektijd heen gaan, maar dat betekent dat u in uw tweede termijn minder tijd krijgt.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ga snel verder, want u gebruikt nu mijn tijd.

Voorzitter. Aan goede voorbeelden geen gebrek. Ik heb er zojuist al heel wat gehoord. Het mooiste vond ik wel dat zichtbare voorbeeld dat de heer Wassenberg hier op tafel heeft staan. Complimenten voor dat soort voorbeelden. Ik wil er ook een noemen, namelijk PostNL. Het postbedrijf is deze week begonnen met een proefproject waarbij producten in herbruikbare verpakkingen gestopt worden en de bezorger de verpakking weer mee terug neemt. Prachtig! Dat is echt een compliment waard. Het is wat ons betreft echter van belang dat het niet bij proefprojecten blijft, maar dat het ook gewoon de standaard wordt.

Voorzitter. De Staatssecretaris schuift de invoering van statiegeld voor plastic flesjes voor zich uit. Dat is zojuist al meerdere malen benoemd, maar ook wij komen daarop terug. Het is ons een aangelegen punt. Het komt er namelijk pas van als het bedrijven niet lukt om 90% van die kleine petflessen te recyclen. Maar hoe betrouwbaar is die monitoring? Ook wij hebben het over monitoring. Ik ben bang voor overschatting omdat ook andere soorten flessen meegeteld worden. CE Delft schat dat de hoofdstroom gerecycled plastic voor 90% uit plastic flessen bestaat. En omdat grote petflessen de statiegeldautomaat ingaan, is verondersteld dat die 90% uit kleine plastic flessen bestaat. Op basis daarvan komen ze op een actueel recyclingpercentage van ongeveer 60%. Dat vinden wij wel erg kort door bocht. Bij die 90% zitten namelijk ook grote niet-statiegeldflessen: wasmiddelenflessen en ga zo maar door. Ja, zo kunnen wij het ook. Gaat de Staatssecretaris op korte termijn uitzoeken wat het aandeel kleine plastic flessen in de plasticbalen daadwerkelijk is? Wat mij betreft kunnen we al dit gedoe voorkomen door gewoon statiegeld voor kleine flesjes en blikjes in te voeren. Ze vormen namelijk 40% van het zwerfafvalvolume. Jaarlijks gaan er ook een paar duizend koeien dood doordat ze scherpe stukjes blik binnenkrijgen. Statiegeld is naar onze mening de enige effectieve methode om dit terug te dringen.

Ik hoor veel over recycling, maar er is meer. Recycling kost energie en geld, maar het gaat ook om levensduurverlenging en minder materiaalgebruik. Als je een wasmachine zo ontwerpt dat kapotte onderdelen eenvoudig vervangen kunnen worden, scheelt dat al een hele hoop. Onze vraag is dan ook of daar in Brussel voldoende aandacht voor is. Recycling staat onderaan de circulariteitsladder. De SER vindt dat het beleid zich meer moet richten op de bovenste treden en pleit voor innovatiebevordering. In de Kamerbrief over de uitvoeringsagenda circulaire economie mis ik een kwantificering van de prijsprikkels, zowel positief als negatief, en we horen dan ook graag wat de Staatssecretaris in petto heeft. Wat wij ons afvragen, is waarom zij bijvoorbeeld niet kiest voor verpakkingenbelasting. De huidige afvalbeheerbijdrage voor het Afvalfonds Verpakkingen lijkt me een onvoldoende prikkel voor gebruik van minder verpakkingsmateriaal.

Dan de waterschappen. Vanuit 50PLUS werd er zojuist ook wat over gezegd. Waterschappen zijn erin geslaagd om biologisch afbreekbaar plastic te maken uit rioolslib. Marktpartijen zijn daar enthousiast over. Ze hebben echter wel volume nodig om er verder onderzoek naar te doen. Dat gaat de financiële spankracht van de waterschappen te boven. Onze vraag is dan ook of de Staatssecretaris in overleg wil gaan met de waterschappen om hier wat aan te doen.

Dan de Taskforce Herijking Afvalstoffen. Heel goed. Benutting van afvalstoffen als grondstof wordt vaak belemmerd door regelgeving. Waterschappen kunnen fosfaten uit afvalwater halen. Als dat de status «bijproduct» in plaats van «afvalstof» krijgt, heb je minder procedures nodig om het te vermarkten. De taskforce zou pas eind 2019 met een advies komen. Dan pas? Is er niet een tweetrapsraket mogelijk, zodat we laaghangend fruit al eerder kunnen plukken? Denkt het ministerie ook actief mee met de taskforce?

We moeten ook naar meer duurzame inkoop. Het Rijk heeft beloften gedaan, maar ondernemers geven aan dat ambtenaren in de praktijk heel risicomijdend zijn. Zo gaat dat niet werken. Onze vraag is dan ook hoe de Staatssecretaris dit aan gaat pakken. En dan tot slot. Vanochtend lazen we in de Volkskrant dat zelfs de negentien Fyratreinstellen in Italië een nieuwe bestemming gevonden lijken te hebben, dus dat biedt zeker hoop voor de circulaire economie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Complimenten, meneer Stoffer. U bent ruimschoots binnen de tijd gebleven.

De heer Stoffer (SGP):

Dat wist ik, vandaar dat ik aan het begin aandrong.

De voorzitter:

Dat heeft u dan terecht waargemaakt. Dan is het woord aan mevrouw Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, ik ga het echt proberen. Afgelopen dinsdag vond Duurzame Dinsdag plaats hier in de Oude Zaal van de Tweede Kamer. Steeds meer innovatieve inzendingen hiervoor zijn van circulaire bedrijven of initiatieven. We zien dat er in Nederland steeds meer aandacht is voor de circulaire economie, voor hergebruik en voor inzameling. Dat draagt bij aan een CO2-verlaging en dat is goed omdat grondstoffen ook eindig zijn. Het ontwerp van producten dient zo te zijn dat hergebruik vanzelfsprekend is en we verbranding en storting kunnen voorkomen. Daarom onze welgemeende complimenten voor de Staatssecretaris, die er samen met bedrijven hard aan heeft gewerkt om met transitieagenda's voor een circulaire economie in 2050 te komen. Daarmee worden goede stappen gezet. Wij willen de Staatssecretaris stimuleren om het beleid zo snel mogelijk in de praktijk te brengen en structureel te ondersteunen, daar waar nodig. Want ik krijg wel signalen dat het prachtig is wat er op papier staat, maar nou moeten we het doen. Bedrijven hebben die helderheid nodig. Deelt de Staatssecretaris die visie met ons? Hoe kan Invest-NL daarbij helpen?

Voorzitter. Het zal u niet verrassen dat het CDA net als in voorgaande debatten hamert op het duurzaam inkopen van gerecyclede duurzame producten door de overheid zelf. We kunnen als overheden er met onze inkoopmacht voor zorgen dat de markt voor deze producten groter wordt. Natuurlijk kunnen wij dit niet alleen. Ook bedrijven zullen duurzaam moeten inkopen. Het bedrijfsleven kan hier een doorslaggevende rol in hebben. Het plan van de Staatssecretaris is om een reductie van 1 megaton te realiseren voor CO2 door duurzaam in te kopen. Dan is onze vraag of zij daar ook echt gevolg aan kan geven en of het eventueel mogelijk is om daar nog versnelling in aan te brengen, want dat zou natuurlijk heel mooi zijn. Uit diverse rapporten komt naar voren dat er best nog wat gedaan kan worden aan de CO2-vermindering. Dan is natuurlijk de vraag hoe zij dat gaat monitoren, met name die duurzame inkoop.

Ik wil de Staatssecretaris vragen om de reikwijdte van de afvalstoffenregelgeving aan te passen door een ruimere toepassing van bijproduct- en einde-afvalregelingen. Ook collega's hadden het daar al over. Door deze aanpassingen kunnen restproducten een betere toepassing krijgen. Bietenpulp en zuiveringsslib van afvalverwerkingsbedrijven worden bijvoorbeeld nu gezien als afval, terwijl er echt een hoogwaardigere bestemming aan kan worden gegeven. Het bedrijfsleven neemt de handschoen op met de Taskforce Herijking Afvalregelgeving. Steunt de Staatssecretaris de voorstellen van deze taskforce? Welke ruimte ziet zij in regelgeving en hoe stemt zij dat ook regionaal en lokaal af? Met betrekking tot schaarse grondstoffen, zoals kobalt, vraag ik de Staatssecretaris of een innovatieprogramma voor ecodesign, inzameling en hergebruik mogelijk is.

Vindt de Staatssecretaris dat de regelgeving voldoende bijdraagt aan een zo hoog mogelijk hergebruik van grondstoffen? Vele collega's hadden het daar vandaag al over. Zo kreeg ik naar aanleiding van de motie van collega Van Eijs en mij over producentenverantwoordelijkheid een mail van een ondernemer. Ik krijg natuurlijk wel vaker mails, maar deze ging specifiek over afvalhout. Hij voegde in zijn bedrijf meerwaarde toe door het te hergebruiken. Maar ja, dat afvalhout wordt ook gebruikt als bijstook van biomassa. Hoe stimuleert de rijksoverheid nou dat afvalstromen zo hoog mogelijk worden hergebruikt, zodat we bijvoorbeeld van een oude keuken weer een nieuwe keuken kunnen maken? Ook in de haven van Rotterdam roepen ze ons met elkaar op om naar dat soort mogelijkheden te kijken. Vandaar dat ik die hartenkreet hier vandaag inbreng.

Nog deze week verscheen in de media, in Het Financieele Dagblad, een bericht over de toename van het storten van afval. Het is natuurlijk ontzettend onwenselijk dat deze producten niet hergebruikt worden, maar gestort worden. Ik weet dat het kabinet er wat aan doet door de afvalstoffenheffing te verhogen, maar er is wel echt meer nodig om te voorkomen dat herbruikbare stoffen gestort en verbrand worden. Een groot deel van het gestorte afval is kantoor-, winkel- en dienstenafval, afgekort KWD. Is de Staatssecretaris bereid om te kijken hoe dat nog beter gescheiden kan gaan worden? Dan zou je kunnen denken om dezelfde regels te hanteren als voor huishoudelijk afval. Nu wordt vaak alleen maar papier gescheiden. Dat is toch een gemiste kans. Bouw- en sloopafval wordt te veel gestort. Is de Minister bereid om te kijken hoe dat sloopafval kan worden gescheiden? Misschien moet wel zuiver puin worden afgevoerd in plaats van gemengd puin. Kan dat budgetneutraal? Ook pur is een onderdeel daarvan.

Ik zie dat ik moet gaan opschieten. Ik wil graag nog ingaan op microplastics. Uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat de meeste microplastics vrijkomen uit zwerfafval. Er komt een intensivering van het programma om zwerfafval te voorkomen en op te ruimen. Hoe gaat dat eruitzien? Hoe gaan de producenten daaraan bijdragen en welke rol spelen vrijwilligersorganisaties als voetbalverenigingen? Wil de Staatssecretaris daar alvast wat meer over zeggen? Is de pilot van de waterschappen om biologisch afbreekbaar plastic te maken uit rioolslib mogelijk te financieren vanuit de klimaatenvelop?

Ik ga over mijn tijd heen. Mag ik nog een paar laatste slotopmerkingen maken?

De voorzitter:

Er is in ieder geval eerst een interruptie van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, dat geeft misschien nog wat ruimte in de beantwoording. Ik heb met belangstelling naar de collega geluisterd. Zij had zorgen over zwerfafval en je zou toch eigenlijk denken dat je dat juist door het in te zamelen, door statiegeld, kan voorkomen. Ik begrijp dus even niet waarom u nu wel een punt maakt van zwerfafval, maar zo afwijzend staat tegenover versneld invoeren van statiegeld.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nou wordt hier een tegenstelling gecreëerd die er in werkelijkheid natuurlijk niet hoeft te zijn. Daar spreek ik mevrouw Van Brenk dan natuurlijk wel op aan. We hebben hier een uitgebreid debat over gehad de vorige keer, ik meen in maart of april. Wij zijn het daar niet over eens geworden, maar dat wil niet zeggen dat wij niet hetzelfde doel hebben om het zwerfafval sterk te reduceren. Er ligt veel meer in de berm en overal dan alleen maar de plastic flesjes en de blikjes en daar moeten we een goed, groot plan voor hebben. Daar is een toezegging op geweest van de Staatssecretaris, namelijk dat zij daar met de producenten over in de slag gaat en ook met de lokale overheden. Als ik daarnaar heb gevraagd in het vorige debat, vraag ik nu logischerwijs hoe ver het daarmee is. Als u nu doet alsof het volkomen nieuw is dat het CDA aandacht vraagt voor zwerfafval, dan doet u mij toch echt tekort, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil natuurlijk het CDA zeker niet tekortdoen, maar er kunnen veel sneller stappen komen. U kunt wel zeggen dat er meer op de grond ligt. Dat is absoluut waar, maar met statiegeld kan echt een heel grote stap worden gemaakt. Dat hebben we ook gezien. De vraag is dus nogmaals waarom we, als u toch zo vol bent van zwerfafval, nu niet even kunnen doorpakken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hebben de Staatssecretaris gevraagd om door te pakken. Dat doet zij ook. Zij heeft daar twee routes voor: ofwel de industrie gaat het probleem zelf oplossen met een alternatief plan, ofwel het statiegeld wordt ingevoerd. Ik zie veel reacties van de collega's hier vandaag waaruit blijkt dat ze niet verwachten dat het de industrie zal lukken. Ik heb daar ook mijn vraagtekens bij. Dus zal het statiegeld worden ingevoerd. Zo simpel is het. Er wordt hier iedere keer het beeld geschetst dat de Staatssecretaris loopt te vertragen, maar een wetgevingstraject duurt gewoon even. Ik heb zelf twee initiatiefwetten mogen maken en je bent echt even onderweg voordat je zoiets op de rit hebt. Ik was twee jaar onderweg met mijn wetsvoorstel voor kredietunies. Dit is nog veel ingewikkelder. Dan denk ik: er wordt hier nu gedaan alsof het allemaal zo simpel en makkelijk zou zijn. Zo werkt wetgeving gewoon niet. Naar mijn volle overtuiging is de Staatssecretaris hard bezig om de druk op te voeren door zo snel mogelijk die wet op een goede manier te maken. Lukt het de industrie wel om met haar plan hetzelfde percentage te halen en nog goedkoper ook, dan vind ik dat wij ook goed naar al die maatschappelijke kosten moeten kijken. Dan kan het dus blijkbaar op een andere manier. Maar als dat niet zo is, dan wordt het gewoon statiegeld. Zo zit het volgens mij.

De voorzitter:

Helder, mevrouw Mulder, maar ik heb de indruk dat de heer Van Dijk toch nog een vraag voor u heeft.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ja. Misschien kunnen we in het midden uitkomen. Wij wachten op het plan vanuit het bedrijfsleven. Dat plan moeten we beoordelen. Dat zal de Staatssecretaris beoordelen, maar daarna zullen wij dat ook moeten doen. Stel nou dat dat plan tegenvalt en dat we, omdat we de ervaring hebben van een aantal jaren praten met het bedrijfsleven, denken dat het niet gaat werken. Is er dan een mogelijkheid om tot versnelling over te gaan? Is er voor het CDA nog een mogelijkheid om op een gegeven moment te zeggen: we gaan toch over tot versnelling, want we zien het niet gebeuren?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Volgens mij zijn er allemaal afspraken gemaakt over de monitoring, ook tussendoor, want hier was ook kritiek op in een vorig overleg in de Kamer: dat het allemaal niet duidelijk zou zijn en dat het bedrijfsleven zich eronder uit zou kunnen wurmen. Volgens mij zijn er allemaal piketpaaltjes geslagen om te kijken of er aan alles wordt voldaan. Als ze er niet aan voldoen, hebben ze voor zichzelf een groot probleem gecreëerd. Ik denk dus dat ze gewoon aan de slag zullen gaan. Als ze dat niet doen, dan weten we al wat het alternatief is, want dat hebben we allang met elkaar besloten. Dat is dan het statiegeld.

De voorzitter:

Leidt dat nog tot een vervolgvraag van de heer Van Dijk? Dat is dan wel uw laatste mogelijkheid voor een interruptie.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

We kunnen niet in de toekomst kijken, maar dat zou dus kunnen betekenen dat we die stap wellicht een jaar eerder maken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nou ja, kijk, afspraak is afspraak. We kunnen een wet niet sneller maken dan we hem kunnen maken, dus ik zie niet... Het is zoals het is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Los van het feit dat de Minister net heeft aangekondigd binnen twee maanden, geloof ik, te komen met wetgeving over appen op de fiets, wil ik even een citaat voorlezen: schiet eens op, nu niet meer leuteren, maak een vuist, dwing een besluit af waar de burger direct wat van merkt. Dit komt uit een brief die wij, de Staatssecretaris ook, deze zomer hebben gekregen van een betrokken burger. Volgens mij gaat het er niet om hoelang dat wetgevingstraject duurt, het gaat om de duidelijkheid. Dat vragen mensen van ons als politiek en van de Staatssecretaris als bestuurder. Die duidelijkheid kan nu gegeven worden. Als die duidelijkheid nu gegeven wordt en als de hele industrie en alle supermarkten zich goed kunnen voorbereiden op de invoering van het statiegeld – hé, pats, we weten nu zeker dat er statiegeld komt – betekent dat niet dat het uiteindelijk ook sneller ingevoerd is. En daar gaat het natuurlijk om. Mijn vraag aan mijn collega is dan wat zij hiervan denkt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Ik verzoek de interrumpanten wel om kort en bondig hun vraag te stellen en niet te veel uit te wijden. Ook de spreker verzoek ik om bondig te antwoorden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat moet ook wel, want ik moet zo naar de regeling, dus ik heb inmiddels mijn eigen tijdsklem. Afspraak is gewoon afspraak. Volgens mij is een wetgevingstraject een wetgevingstraject. Dat moet gewoon goed gebeuren, klaar.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

«Afspraak is afspraak» is ook de argumentatie bij de afschaffing van de dividendbelasting. Uiteindelijk gaat het er toch om dat wij hier als Kamer goed luisteren naar wat er in de maatschappij speelt en dat we kritisch zijn over de vraag of het beleid echt gaat brengen wat we nodig hebben. Als je dan kijkt naar de brief waarmee het bedrijfsleven komt en als je dan bedenkt dat de afspraak van de CEO's om een plan te maken voor de planning om met een plan te komen überhaupt nog gemaakt moet worden, dan kunnen we hier toch met z'n allen vaststellen dat het niet reëel is dat het bedrijfsleven gaat leveren? Dan kunnen we toch gewoon de knoop doorhakken en duidelijkheid verschaffen? En ja, dan duurt dat wetgevingstraject misschien nog een tijd, maar dan is er duidelijkheid.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Maar gaat het GroenLinks er nou om dat er een oplossing wordt bereikt of gaat het om het middel? Want zo langzamerhand heb ik daar wel vraagtekens bij.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Is dat geen uitlokking?

De voorzitter:

Nee, dat zie ik niet als uitlokking. U heeft uw punt kunnen maken. Misschien kunt u hier in tweede termijn nog een opmerking over maken. Nu is het woord aan de heer Laçin van de SP voor een interruptie.

De heer Laçin (SP):

Ik denk dat ik ook namens mevrouw Kröger spreek als ik zeg dat het niet om het middel gaat, maar dat het juist de oplossing is. Twintig jaar aanmodderen van de branche heeft aangetoond dat die niks bereikt. Ik ben blij om te horen dat ook mevrouw Mulder er haar vraagtekens bij heeft – dat is dan wel een understatement – of het bedrijfsleven dit gaat halen binnen drie jaar, ja of nee.

Dan wil ik ook nog de kanttekening maken dat de Minister voor een heel ander programma, namelijk voor het gebruiken van Deltafondsgelden voor dijkversterking, zei dat ze het wetgevingstraject binnen anderhalf jaar zou kunnen afronden.

De voorzitter:

Kunt u uw vraag stellen?

De heer Laçin (SP):

Ik ga mijn vraag stellen, maar ik wilde even de feiten op een rijtje zetten: het hoeft dus geen drie jaar te duren. Wat doet het CDA met de oproep van bijna 90% van de gemeenten, 20 van de 21 waterschappen en 8 van de 12 Nederlandse provincies, die versneld statiegeld op kleine flessen en blikjes willen invoeren? Negeert het CDA die oproep van heel veel gemeenten, provincies, waterschappen en burgers? Doet dat niks met het CDA?

De voorzitter:

Dank u wel, de vraag is duidelijk.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat maakt mij extra nieuwsgierig naar de beantwoording van de Staatssecretaris, want juist om te spreken over het zwerfafval zou zij met al deze partijen om de tafel gaan. Ik wacht dat antwoord even af.

Dan snel ik, als het mag, nu echt naar de plenaire zaal vanwege een debataanvraag van collega Beckerman bij de regeling van werkzaamheden.

De voorzitter:

Dat vind ik prima, maar dat gaat wel ten koste van de u resterende spreektijd.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, helaas.

De voorzitter:

Het betekent ook dat ik straks de heer Wassenberg nog even de gelegenheid geef om een vraag te stellen. Dat gaat zeker wel door.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

O, dat waardeer ik. Dank u wel. Dan ren ik nu gauw.

De voorzitter:

Dan geef ik mevrouw Van Eijs nu het woord.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Soms voelt de transitie naar de circulaire economie een beetje als mijn tienerkamer: het is een rotzooi, de hele kamer moet worden aangepakt en opgeruimd, ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen en de moed zakt me bijna in de schoenen. Maar ik heb geleerd dat de beste aanpak in zo'n geval is om gewoon te beginnen. Dat doe ik dus ook bij dit algemeen overleg, waarin we het over heel veel verschillende zaken hebben.

Het vorige algemeen overleg ging grotendeels over statiegeld, maar circulaire economie is veel breder. Over statiegeld wil ik deze keer dan ook nog graag kort het volgende opmerken. Wij kijken uit naar de verschillende onderdelen van het plan: de wetgeving maar ook de bredere aanpak van zwerfafval. De eerste stukken verwachten we al dit najaar en daar zijn wij blij mee.

In het staartje van het reces legde ik ook wat werkbezoeken af. Daarin werd nog eens duidelijk dat maatregelen om de transitie naar de circulaire economie te maken, hard nodig zijn, juist omdat er enthousiasme en veel activiteiten zijn op dit gebied in het land. Zo was ik in Bergen op Zoom, waar ze investeren in biobased industry. Ze werken daar hard aan en willen ook weten hoe ze het doen. Zij hebben zorgen over de monitoring van biobased: blijft deze even volledig als deze in de bredere monitor wordt geïntegreerd? Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

In Hilvarenbeek was ik bij een textielbedrijf dat bedrijfskleding maakt. U en ik zien die kleding vrijwel elke dag wel ergens. Het mooie is dat ze heel serieus circulair en verantwoord willen werken, maar wat blijkt? Door de eisen aan bedrijfskleding – 70 cm2 moet bedrukt zijn met het logo – kunnen ze een deel van de textiel niet recyclen. Een ander voorbeeld waarin regels in de weg zitten, is dat het scheiden van afval juist op scholen, waar we willen dat kinderen het met de paplepel ingegoten krijgen, niet wordt aangemoedigd, want doordat kinderen weleens een foutje maken, is de afvalscheiding niet perfect. Dat is een probleem bij het bedrijfsafval, zoals dat voor scholen heet. Dit zijn twee voorbeelden van regels die in de weg zitten, waardoor we te veel afval niet hergebruiken. Er zijn ook door collega's al vele voorbeelden genoemd. Hoe gaat de Staatssecretaris met bijvoorbeeld taskforces en het versnellingshuis ervoor zorgen dat dit soort drempels zo snel mogelijk geslecht worden?

In de landbouwsector wordt gesproken over circulaire voedingsproductie. De Staatssecretaris is verantwoordelijk voor de systematiek van goedkeuring van stallen, die vooral gaat over maatregelen om de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof te beperken. Is de Staatssecretaris bereid om met haar collega van LNV te onderzoeken of en zo ja, hoe deze systematiek beter kan worden toegespitst op het gehele landbouwsysteem op bedrijfsniveau, en niet alleen maar op de effectiviteit van end-of-pipemaatregelen?

Naast mijn werkbezoeken als woordvoerder circulaire economie leg ik ook werkbezoeken af als woordvoerder wonen. Bij wonen spreken we vooral over de grote bouwopgave die er ligt: 1 miljoen woningen bij bouwen, 7 miljoen woningen verduurzamen. We spreken echter vrijwel nooit over circulair bouwen en dat is zonde, want met deze aantallen die we gaan bouwen of verbouwen, zouden we dat eigenlijk in een keer goed moeten doen. Daarom noem ik vijf zaken die wat D66 betreft om extra aandacht vragen.

Het eerste punt is: om circulair te kunnen bouwen, moet je weten wat circulair is. Wat is de beste keuze? Dus hebben we een eenduidige, goed werkende meetmethode nodig. Daarvoor is er nu de MilieuPrestatie Gebouwen. Deze moet doorontwikkeld worden en er moet een uitgebreide up-to-date database zijn. Zoals wij begrijpen, is de huidige eis veel te laag – de meeste gebouwen voldoen daar al aan – en wordt er vrijwel niet gehandhaafd.

Alleen een goede meetmethode is niet genoeg. Om de kennis zo snel mogelijk binnen alle geledingen van de bouwsector te verspreiden, is het kennisinstituut uit de Transitieagenda Bouw een goed initiatief. Hoe verhoudt dit idee zich tot CB'23, zoals de Staatssecretaris het noemt? En hoe verhoudt dit zich tot het versnellingshuis? Wat kan de rol van de koplopers zijn die ons gemaild hebben en ons brieven hebben gestuurd? Hun wordt gevraagd om aan heel veel verschillende initiatieven mee te werken, gratis, terwijl zij zich vooral bezig zouden moeten houden met die circulaire bouw.

Kennis begint natuurlijk bij scholing. Die is essentieel om tot circulaire bouw te komen. We spreken wel vaker over Design for Recycling in andere gebieden, maar dan moeten bedenkers of ontwerpers dat wel kunnen. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de bouw, maar ik vraag dit nu specifiek voor de bouw, ook op mbo-niveau bijvoorbeeld.

Het is niet mijn doel om de zo broodnodige bouw van woningen te frustreren, maar nu heel veel woningen bouwen waarvan we straks niet meer goed weten wat erin zit, lijkt niet slim. Ook met het oog op het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen, waarbij we veel beter en meer willen gaan vastleggen wat er nu precies in een woning zit, lijkt het logisch om zo snel mogelijk te beginnen met het materialenpaspoort. Kan de overheid hier niet meer een richting in meegeven, in de vorm van normen of kaders, dus bijvoorbeeld een open standaard, die heel belangrijk zal zijn?

Mijn laatste punt: kan de overheid, zoals bij elke transitie, in ieder geval het goede voorbeeld geven? Ik ben blij om te lezen dat het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en ProRail hun inkoopkracht geheel gaan inzetten. Ik wil de Staatssecretaris vragen hoe zij op deze vijf punten betreffende het circulair bouwen de handen ineen gaat slaan met haar collega's en het kabinet, zodat we in de volgende brieven in ieder geval op deze vijf punten over de voortgang kunnen lezen: een MPG die veel meer wordt gehandhaafd en daadwerkelijk duurzame gebouwen stimuleert; een kennisinstituut waarin alle partijen elkaar en de benodigde kennis kunnen vinden; een opleiding op mbo-, hbo- en wo-niveau, waarin circulair bouwen een substantieel deel van het curriculum is of, beter nog, een richting die je kan kiezen; veel nieuwe woningen die zijn voorzien van een materialenpaspoort; en een Rijk dat met zijn inkoopkracht daadwerkelijk circulair gebouwen heeft laten bouwen en onderhouden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Eijs. Daarmee hebben we alle sprekers in de eerste ronde gehad. Ik stel voor dat we pauzeren tot 14.30 uur, omdat er om 14.15 uur waarschijnlijk stemmingen zijn. Om 14.30 uur beginnen we dan met de tweede ronde, met de heer Wassenberg, die nog een interruptiemogelijkheid heeft richting mevrouw Mulder. Daarna geef ik de Staatssecretaris de gelegenheid om de vragen te beantwoorden.

De vergadering wordt van 14.06 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, na een kleine onderbreking gaan we dit algemeen overleg hervatten. We waren gebleven bij de interruptie van de heer Wassenberg in het betoog van mevrouw Mulder van het CDA. Gaat uw gang, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Even recapituleren. Het ging over statiegeld: moet je dat nou gaan doen en moet je de kans nu aan het bedrijfsleven geven? Die afspraken zijn gemaakt, maar mijn vraag aan mevrouw Mulder is: kent zij de term «meestribbelen»? In het bedrijfsleven zijn ze heel vriendelijk. Ze buigen met alles mee; op een heel vriendelijke manier houden ze alles tegen en zorgen ze ervoor dat alles in stroop verandert, waardoor eigenlijk nauwelijks ontwikkelingen plaatsvinden. We hebben het hier in het voorjaar over gehad. Er is nog niets gebeurd. Er zijn nog niet eens plannen. Pas tegen het eind van het jaar komen er plannen. Dus het kost alleen maar tijd. Wij zijn er bang voor dat het uiteindelijk tot niks gaat leiden en dat je dalijk weer met een heel grote achterstand zit. Als we nu inzetten op het wetgevingstraject, dan zal dat inderdaad een tijdje duren, maar als we daar nu mee beginnen, dan zijn de ontwikkelingen in elk geval dichterbij dan wanneer we er pas over anderhalf jaar mee beginnen.

De voorzitter:

Oké. Mevrouw Mulder, graag het antwoord.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank, voorzitter, voor deze gelegenheid. Ik moest de regeling van werkzaamheden bijwonen in verband met de aanvraag van een debat over Groningen, waar mensen door de aardbevingen problemen hebben. Ik moest daar dus even voorrang aan geven. Dat was niet rot bedoeld ten opzichte van mijn collega's, want ik beantwoord deze vragen natuurlijk graag.

Volgens mij heeft de Staatssecretaris het wetgevingsproces gewoon in gang gezet. Dus nog los van het feit of het bedrijfsleven meestribbelt of niet: de Staatssecretaris gaat daar gewoon mee door. Als zij op die manier denken hun casus te versterken, dan denk ik dat zij het mis hebben. Overigens moet ik wel zeggen dat hier soms het beeld wordt gecreëerd dat het hele bedrijfsleven op alle vlakken maar meestribbelt. Ik kijk nu naar het verzoek dat de CDA-fractie in deze Kamer heeft gedaan – gelukkig met steun van heel veel collega's hier – omdat zij microplastics uit make-up wil hebben. Door een van de collega's werd hierover gezegd dat dit zo langzamerhand richting de 100% gaat. Het meestribbelen is daar dus gelukkig wel gelukt. Dat wilde ik er graag nog even aan toevoegen.

Ik ben verder heel blij met onze vele vrijwilligers die dagelijks zwerfafval te lijf gaan, zoals de Stille Rapers in Noord-Holland.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, u krijgt niet de kans om het hele verhaal te voltooien. Leidt dit antwoord van mevrouw Mulder tot een vervolgvraag bij de heer Wassenberg? Ik vind trouwens wel dat het woord «meestribbelen» in het woordenboek van Van Dale een plaats moet krijgen. Dus bij dezen: de complimenten aan de heer Wassenberg voor deze vindingrijkheid.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ere wie ere toekomt: de term is niet van mij. Ik noem hem alleen maar. Ik heb hem niet bedacht. Had ik hem maar bedacht. Het is een term die al bestaat, maar hij laat wel heel mooi zien waar het over gaat. Mevrouw Mulder zegt dat dit niet geldt voor alle bedrijven en dat er ook bedrijven zijn die het goed doen als het om microplastics gaat. Ook als het gaat om statiegeld stribbelen niet alle bedrijven mee. In Duitsland bestaat al lang een statiegeldsysteem, ook voor blikjes en flesjes, dat naar volledige tevredenheid werkt. Duitse supermarkten zoals Aldi en Lidl vinden dat dus wel prima, want zij weten dat het in de praktijk werkt. Weet mevrouw Mulder ook dat het systeem werkt en dat dit, op het moment dat het werkt, over het algemeen naar volle tevredenheid is van het bedrijfsleven daar? Dat zou dus een extra argument zijn om het juist wel in te voeren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We hebben hier natuurlijk statiegeld op grote flessen. Ik bedoel: het systeem is er. Het kan waarschijnlijk wel veel efficiënter; laten we daar heel helder over zijn. Het is niet dat ik nu voor het eerst van statiegeld heb gehoord omdat men daar in Duitsland mee bezig is. Maar het kan allemaal net even in een andere verdeling, zodat de kosten ook wat eerlijker worden verdeeld. Je wilt ook de mogelijkheid hebben om ze overal in te leveren; daar moeten ook veel afspraken over worden gemaakt. Dat traject vergt dus gewoon tijd. Het is dus helemaal geen onwil of zo. De bedrijven krijgen nog de mogelijkheid. Leveren ze niet? Ondertussen gaat het hele wetstraject gewoon door. Ik heb iedere keer de indruk dat er hier partijen zijn die doen alsof dat niet zo is. Ik stoor me daar eigenlijk wel een beetje aan. Dus dat wil ik dan ook maar gezegd hebben.

De voorzitter:

De heer Laçin heeft nog een mogelijkheid om te interrumperen en die wil hij benutten.

De heer Laçin (SP):

Waar ik me aan stoor, is dat twee bewindspersonen van hetzelfde ministerie zeggen... We hebben de Staatssecretaris in maart horen zeggen dat dit wetstraject drie jaar in beslag neemt – het zou niet sneller kunnen – en dat wij het bedrijfsleven in de tussentijd de mogelijkheid geven om zelf met oplossingen te komen. Nu horen we de Minister, Cora van Nieuwenhuizen, in een ander debat zeggen dat het binnen anderhalf jaar kan.

De voorzitter:

Meneer Laçin, u moet wel een vraag stellen aan mevrouw Mulder.

De heer Laçin (SP):

De vraag aan mevrouw Mulder is de volgende. Als de Minister gelijk heeft en het binnen anderhalf jaar kan, moeten wij het dan niet ook na anderhalf jaar invoeren? Is zij dat met ons eens? Of moeten we toch drie jaar wachten?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik denk dat dit eigenlijk een vraag is aan de Staatssecretaris. Als je alle wetgevingstrajecten naast elkaar zet, dan blijkt dat ieder wetgevingstraject zijn eigen dynamiek heeft. Dat kun je hier niet zo heel plat vergelijken. Ik snap wel dat het niet uitkomt in het straatje van de heer Laçin van de SP, maar zo simpel is de wereld gewoon niet. Zo werkt het volgens mij ook niet. Maar, misschien kan de Staatssecretaris daar nog iets aan toevoegen of daarop een antwoord geven.

De voorzitter:

Dat zullen we waarschijnlijk straks horen. Nu eerst een vervolgvraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Dit is niet het straatje van de heer Laçin; er zijn ontzettend veel mensen die dit willen. Dat vertolk ik hier in het parlement. Het is dus niet mijn persoonlijke wens, maar een wens van heel veel mensen. De vraag aan mevrouw Mulder blijft heel simpel: als het na anderhalf jaar zou kunnen, bent u er dan voor om het na anderhalf jaar in te voeren, of wilt u toch drie jaar wachten? Dat is een heel simpele vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik vind gewoon dat het wetstraject goed doorlopen moet worden. Dat is waarvoor ik sta. Dat zal de Staatssecretaris moeten doen. Ik ken ook nog wel voorbeelden van wetstrajecten. Volgens mij heeft het CDA indertijd eens het initiatief genomen voor de Warmtewet. Ik weet niet welke woordvoerders aan deze tafel daarbij betrokken zijn, maar ik weet wel dat de Staatssecretaris daar in het verleden wel bij betrokken was. Ik denk dat dat wel tien jaar heeft geduurd. Je wilt gewoon zorgen dat het op een goede manier gaat, en sommige dingen zijn gewoon wat ingewikkelder. Ik wacht het antwoord van de Staatssecretaris af.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mulder. Daarmee sluit u meteen het eerste gedeelte van deze vergadering af. Nu is het moment aangebroken waarop de Staatssecretaris in kan gaan op de vele vragen die zijn gesteld. Daarvoor geef ik graag Staatssecretaris Van Veldhoven het woord.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Hartelijk dank, voorzitter. Ik dank de Kamerleden hartelijk voor alle gestelde vragen. Het waren er weer een heleboel. Ik heb ze samengevat in drie blokjes. Ik wil de Kamerleden vast graag waarschuwen: het zijn drie lange blokken. Dus als u denkt «waar zit mijn onderwerp?», dan weet u: in een van deze drie blokken.

Als eerste wil ik ingaan op de kabinetsreactie, de transitieagenda's circulaire economie, de link met klimaat en een aantal van de specifieke voorbeelden. Ik noem maar even de koffiebekers van mevrouw Van Brenk. Die horen hier eigenlijk bij. Deze zaken heb ik dus samengevat in één blok. De onderwerpen kunststoffen, de microplastics, het plastic pact en de flesjes vallen onder het tweede blok. Dat betreft alles over kunststoffen. Ik heb een derde blok over afvalbeleid. Dat gaat vooral over «end-of-wastecriteria», maar ook over het storten. Daarop is een aantal leden aangeslagen.

De voorzitter:

Nog even voor de duidelijkheid: net als in de eerste ronde hebben de Kamerleden de mogelijkheid om twee interrupties te plaatsen. Dan zijn zij daarvan in ieder geval al bij voorbaat op de hoogte. Ik zie dat mevrouw Kröger een praktische vraag heeft. Ik ben reuze benieuwd.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

In welke van de drie valt een verbod op het vernietigen van ongebruikte goederen?

De voorzitter:

Dat is een vraag aan de Staatssecretaris. Misschien kan zij daar een antwoord op geven.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Uit mijn hoofd zeg ik: in het eerste blok.

Voorzitter. Als ik de stapel zo voor mij zie, dan denk ik dat het maar goed is dat we zo veel tijd voor dit onderwerp hebben uitgetrokken. Het onderwerp is dan ook groot, breed en belangrijk. In de afgelopen 100 jaar zijn we 34 keer meer grondstoffen gaan gebruiken. De wereldbevolking groeit en wordt steeds welvarender. Daardoor zal de vraag naar grondstoffen enorm groeien. Dat betekent dat we Parijs niet kunnen halen zonder een circulaire economie. Daar ben ik echt van overtuigd. Aan de andere kant is circulaire economie echt een kans. Als we inzetten op meer circulair gebruik van grondstoffen, kunnen we daardoor in de industrie 60% van de CO2 besparen. Zij is dus een sleutel tot groen en groei. Het gaat over minder verspilling en meer dingen mogelijk maken. Daarom is dit ook zo'n mooie agenda en vind ik het ook mooi om gebruik te maken van de denkkracht, en niet alleen van de denkkracht die wij daaraan zelf hopen te leveren, maar ook van de denkkracht die de Kamerleden leveren en die uit de maatschappij komt, die van bedrijven en van burgers, van de mensen, vandaan komt. Er zijn allerlei ideeën en ik denk dat we zo veel mogelijk van die ideeën moeten gebruiken.

Ga ik deze kabinetsperiode, tussen nu en 2021, ervoor zorgen dat de hele Nederlandse economie circulair is? Nee. We hebben een doelstelling voor 2050, maar het komt er wel op aan dat wij in deze periode die ontwikkeling weten te structureren, weten te versnellen, weten op te schalen en van het nodige fundament weten te voorzien. Dat hangt wat mij betreft samen met het structureren. En dan gaat het over meten, over doelen, over het neerzetten van de structuur die nodig is om ook in de jaren daarna de ontwikkeling naar de circulaire economie kracht bij te kunnen zetten.

Volgens mij was het mevrouw Kröger of een ander Kamerlid dat een vergelijking maakte en vroeg waar we staan in relatie tot het klimaatdebat. Ik zou zeggen: we zijn met een beetje vertraging begonnen, maar misschien kunnen we deze jaren met elkaar een grote inhaalslag maken. Dus we zijn nog niet zover, maar het is zeker mijn ambitie om die inhaalslag in te zetten.

Er was een grondstoffenakkoord dat de problematiek eigenlijk voor het eerst duidelijk maakte. Door heel betrokken mensen uit de verschillende sectoren zijn toen heel concrete transitieagenda's – paden eigenlijk – uitgezocht. In de kabinetsreactie die ik u heb gestuurd, heb ik aangeven hoe niet alleen ik, maar het kabinet in de breedte die ontwikkeling in de circulaire economie wil neerzetten. Nu gaat het erom met de partners van het grondstoffenakkoord, met de voorzitters betrokken bij die transitieagenda's, een uitvoeringsprogramma te maken voor 2018–2023. Daarin gaan we echt concreet aangeven wat we deze komende jaren met elkaar gaan doen in het kader van die agenda, die een veel langere tijd beslaat.

Daar zijn natuurlijk ook middelen voor nodig en daar zijn ook middelen voor beschikbaar. Wij delen daarvoor mee in de middelen voor de klimaatopgave. De provincies hebben bij de regioaanpak een beroep gedaan op middelen. Er zijn de enveloppe Natuur en Waterkwaliteit – microplastics bijvoorbeeld – het innovatie-instrumentarium, Invest-NL, het interbestuurlijk programma en MIA en VAMIL. Er is dus niet één potje circulaire economie. Er zijn heel veel potjes en die gaan we allemaal maximaal benutten.

Daarnaast hebben we het natuurlijk over de eigen inkoopmacht van de overheid. De leden hebben daar ook aandacht aan besteed. Elk jaar 70 miljard. Dat betreft natuurlijk niet alleen de rijksoverheid, maar alle overheden gezamenlijk. Daarmee hebben we echt een heel sturende werking en kunnen we ook kleine bedrijven een kans geven. Een van u vroeg daar specifiek aandacht voor. Ik vind dat we dat meer moeten doen. Dat is weerbarstig, want als je 20 jaar lang hebt ingekocht, dan ben je niet in een keer de expert van de circulaire economie, maar toch moeten we dat gaan sturen. En hoe meer we daar ook politiek op sturen, hoe meer mensen – de inkopers – weten dat zij beloond worden als ze ook daarop gaan selecteren in plaats van alleen maar op de laagste prijs. Kijken naar de hele levensduurkosten in plaats van naar de laagste prijs bij aanschaf betekent ook nog eens heel vaak dat je dat eigenlijk heel erg goed voor het budget kunt doen. Het is dus een heel uitvoeringsprogramma.

Ik vind het belangrijk dat we de uitvoering van dat programma met elkaar en met de Kamer goed kunnen blijven volgen. Daarom is het mijn bedoeling om twee keer per jaar een bestuurlijk overleg te organiseren om met iedereen die een deel van deze agenda moet uitvoeren, over de voortgang te spreken. Ik wil ook jaarlijks een voortgangsbrief aan de Kamer sturen. Mijn bedoeling is om dat voor de zomer te doen. Zo kunt ook u het volgen en dan hebben we ook een moment waar we naartoe werken. Er is niet op elk project elke twee maanden een stap te melden, maar ik vind het toch belangrijk om jaarlijks met elkaar de voortgang te kunnen borgen. Ik zal uw Kamer dus jaarlijks over de voortgang op de hoogte stellen. Het PBL heeft de regie over de monitoring.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het is goed dat wij, de overheid en het bedrijfsleven, structureel met elkaar aan de slag gaan. Mooi dat de Staatssecretaris dat oppakt. Daar horen denk ik ook de structurele potjes bij. Ik begrijp dat daar wel wat zorgen over zijn: zaken zouden misschien wel al tot uitvoering kunnen komen, maar we zijn misschien nog met het klimaatakkoord aan de slag. Hoe gaat dat werken? Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De hele transitie naar de circulaire economie is onderdeel van de klimaattransitie. Daarom is het onderwerp «circulaire economie» ook onderdeel van de structurele middelen die voor de Klimaatagenda beschikbaar zijn. We hebben jaarlijks een discussie, maar we hebben met elkaar ook nog een structurelere discussie over het opzetten van het klimaatakkoord. Daarin past de circulaire economie.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb heel even gewacht met mijn interruptie, voorzitter. Ik wist niet of het de bedoeling was om aan het eind van het blok met vragen te komen, maar kennelijk hebben we afgesproken om gewoon tijdens het blokje te interrumperen.

De voorzitter:

Normaal gesproken is dat inderdaad het geval, maar aangezien de blokken heel erg lang zijn en veel onderwerpen bevatten, is het misschien beter om interrupties toch tussendoor te doen. Uw interruptiemogelijkheden zijn beperkt, dus vandaar dat deze werkwijze voor de hand ligt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Prima, voorzitter. De Minister had het over een inkoopbeleid. Ik parafraseer: het inkoopbeleid van de rijksoverheid en de andere overheden is een soort instrument om de circulaire economie vleugels te kunnen geven. Laat ik het zo samenvatten. De rijksoverheid en decentrale overheden kunnen echt heel veel sturen en kunnen macht hebben bij het vlottrekken – dat is soms nodig – van de circulaire economie. Dat klinkt mij als muziek in de oren, maar misschien lees of luister ik iets te veel tussen de regels door. Zegt de Staatssecretaris daarmee eigenlijk dat in LAP3 de 10% circulaire inkoop in 2023 misschien niet als uiterst ambitieus kan worden gezien en dat zij wil kijken of we die iets kunnen opplussen waardoor wij dus boven de 10% gaan in 2023? Dat is pas over vijf jaar. Kan de overheid die ambitie dus echt een stuk verhogen?

De voorzitter:

De vraag is duidelijk op de ambitie gericht.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De vraag richt zich inderdaad op de ambitie. Bij het vaststellen van het regeerakkoord is door het PBL een tabel opgesteld waarin het ging over de vraag hoeveel CO2-reductie in 2030 via de circulaire economie gerealiseerd moet worden om de klimaatdoelstellingen te halen. Daarin stond dat we dan verplicht zijn om 1 megaton via de circulaire economie te halen. Mijn ambitie is om die ene megaton niet pas in 2030 te halen, maar al aan het einde van deze kabinetsperiode. Dat is de versnelling die ik wil inzetten. Dat wil ik vooral doen via het inkopen en aanbesteden, want ik denk dat we dat met dat bedrag moeten kunnen halen. Hoe zich dat precies vertaalt naar de ambitie waar de heer Wassenberg het over heeft, kunnen we dan nog eens doorrekenen, maar dit is de ambitie die ik heb neergezet. Ik heb gezien waar de CO2-reductiepotentie zit. Die zit bijvoorbeeld in de grond-, weg- en waterbouw. Ik denk dat, als wij daarbij structureel een andere aanvliegroute nemen, wij die ene megaton samen met de gemeenten, de provincies en de waterschappen aan het einde van deze kabinetsperiode moeten kunnen halen.

De voorzitter:

Dit leidt tot een vervolgvraag van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, want dit is toch niet helemaal het antwoord op mijn vraag. De Staatssecretaris brengt de hele circulaire economie nu terug tot die CO2-reductie. In LAP3 ligt nu vast dat 10% van de inkopen door het Rijk in 2023 circulair zijn of zich op de circulaire economie richten. Dat geldt voor 90% dus niet; laten we dat niet vergeten. Kunnen we dat niet iets opplussen? Dat is dus even losgekoppeld van die CO2-reductie. Kunnen we niet gewoon zeggen: we gaan iets bovenop die 10% doen die we nu hebben vastgelegd voor pas over vijf jaar? Dan gaan we dus niet meer 90% niet-circulair inkopen, maar een stuk minder en de circulaire economie echt vleugels geven.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voordat we in een discussie terechtkomen over de vraag hoe de ene doelstelling zich nou verhoudt tot de andere doelstelling, mag duidelijk zijn dat het mijn ambitie is om dit zo veel mogelijk te versnellen. Ik heb zelf gekeken naar de doelstelling, te realiseren via circulaire economie, die wij in het regeerakkoord hebben meegekregen. Ik ga dat versnellen omdat ik denk dat het kan en omdat ik denk dat de circulaire economie een nog grotere potentie heeft dan wij indertijd hebben ingeschat. Of we dat halen, zal er helemaal van afhangen of wij die versnelling en opschaling met elkaar weten te realiseren. Nogmaals, we kunnen er nog eens naar kijken hoe zich dat vertaalt in procenten, maar dit is wel mijn doelstelling. Het grote vraagstuk waarover het kabinet heeft gezegd dat het daarbij echt iets wil gaan veranderen, is die CO2-reductie. De circulaire economie is veel meer dan dat – dat zegt de heer Wassenberg terecht – maar de CO2-reductie is wel een doel waar we aan vasthouden. Daarover hebben we gezegd dat we dat gaan doen. En daar wil ik dus deze ambitieuze invulling aan geven.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Er zijn dus middelen nodig van de overheid, maar er is ook betrokkenheid van het bedrijfsleven nodig. Die is er ook, in grote mate. Het is ook belangrijk dat de circulaire economie van het beleidspapier afkomt en dat mensen snappen wat die voor hen betekent. Ik geloof dat het mevrouw Mulder of mevrouw Van Eijs was – en uiteraard ook mevrouw Kröger, want die was ook in de zaal – die eraan refereerde dat dit jaar op Duurzame Dinsdag 42% van de voorstellen in het koffertje ging over de circulaire economie. Toen ik dat koffertje in ontvangst nam, zei ik: je ziet aan dat koffertje waar het broeit in duurzaam ondernemend Nederland, maar ook bij mensen. Dat was dus daar. Dat vond ik heel mooi om te zien.

Mevrouw Van Brenk vroeg om een publiekscampagne. Ja, het meenemen van mensen is cruciaal. Absoluut. Daarom heb ik ook aangegeven dat ook dit een onderdeel van het uitvoeringsprogramma moet zijn: hoe zorgen we nou dat mensen weten waar het over gaat? Hoe nemen we hen mee?

Meneer Stoffer vroeg nog naar prijsprikkels. Het PBL en de SER hebben mijn voorganger gevraagd om mogelijke prijsprikkels in beeld te brengen. In zijn rapport van november 2017 heeft het PBL inzicht gegeven in die prijsprikkels. Het kabinet neemt in het kader van het klimaatakkoord bijvoorbeeld een verhoging van de belasting op storten op, en een verhoging van de belasting op verbranden. Dat geeft dus al een verandering van de prikkels. Daarom zul je ook zien dat er een verandering van stromen komt.

Mevrouw Mulder vroeg naar de financiering van businessmodellen. Je ziet inderdaad dat dit voor de bedrijven die heel erg graag willen wel een vraagstuk is: als jouw matrassen tien jaar ergens liggen en de materialen daarna weer bij jou terugkomen, hoe financier je dan de productie van die matrassen? Als een businessmodel in principe winstgevend is, kunnen bedrijven met circulaire voorstellen advies en ondersteuning krijgen van de RvO en het Nederlandse Investerings Agentschap. Maar ook Invest-NL, in oprichting, zal zich richten op de grote maatschappelijke opgave waaronder de circulaire economie. Mevrouw Mulder legt deze link en dat was denk ik ook terecht.

Ook banken vinden de circulaire economie belangrijk en hebben veelal een strategie om financiering van circulaire businessmodellen aantrekkelijk te maken. Ik vind het belangrijk om het versnellingshuis te realiseren om er zo voor te zorgen dat het niet toch ergens op blijft hangen. Alle partijen die zeggen «ik zou wel willen, maar voor mij hangt het hierop» en anderen die zeggen «ik zou dat wel kunnen oplossen, maar het hangt voor mij daarop» kunnen we dan bij elkaar brengen om te kijken hoe we het dan wél mogelijk maken. Ik kom straks ook nog even terug op de taskforce.

Meneer Van Dijk zei dat we alle aandacht moeten hebben voor de start-ups. Absoluut. Cruciaal. Daar zit ontzettend veel energie, er zijn veel ideeën en daar is veel kennis. Bij het versnellingshuis komt er juist voor het mkb een loket. Ook MVO Nederland werkt hier heel hard aan. We zijn het absoluut eens over de noodzaak ervoor te zorgen dat de start-ups en de kleine bedrijven hiermee aan de slag kunnen.

Dan gaan we even naar de kant van de monitoring. Mevrouw Kröger vroeg of er tussendoelen komen, grondstof voor CE. Ik denk dat concrete doelen nodig zijn. De ambitie is om in 2050 circulair te zijn. We hebben al een tussendoel genoemd: 50% in 2030. Onder regie van het PBL wordt er samen met andere kennisinstellingen en stakeholders verder gepreciseerd en geconcretiseerd op ketens en prioriteiten. Daarbij kijken we ook naar vervangbaar of niet vervangbaar en economische en geologische schaarse grondstoffen. Dat is nog best een hele puzzel. Dat zal ik eerlijk toegeven. Die is ook niet volgende maand gereed. Dat zal ik u ook meteen vertellen. Maar we willen dit goed onderzoeken en goed neerzetten, en we willen ook aansluiten bij de hele monitoringssystematiek die in Europa wordt ontwikkeld. Want als wij hier zelf het wiel uitvinden, maar men het in Europa heel anders doet, dan krijg je weer vergelijkingsproblemen. We moeten dit dus goed doen. Liever goed dan snel. Ik ben heel blij dat wij het PBL hebben kunnen vragen om daarbij echt als regisseur, als centrum in een stelsel van kennisinstellingen, op te treden.

Mevrouw Van Eijs vroeg of «biobased» ook goed bij de monitor wordt betrokken. Absoluut. Onder andere de Wageningen University en RVO werken mee aan een doorontwikkeling van de monitor.

Mevrouw Mulder vroeg in het kader van de monitor naar de effecten van maatschappelijk verantwoord inkopen. Het RIVM blijft elke twee jaar de effecten monitoren van de zestien belangrijkste productgroepen. Dus heel specifiek op dit maatschappelijk verantwoord inkopen gaan we verder. Dit voorjaar zijn de eerste resultaten gedeeld met de Kamer, maar wij blijven dit dus heel goed in de gaten houden.

Ik kom nog even terug op de uitgesproken zorg: ambtenaren zijn het misschien niet gewend om op deze manier in te kopen. Daar zit natuurlijk wel een enorme ontwikkeling in. Laten we wel wezen. We zien dat er in de praktijk echt veel overheden zijn met lef en ambitie. Dat komt heel vaak doordat iemand in die organisatie zegt: ik wil hiermee aan de slag. Dat is heel mooi om te zien. Dat mogen we ook wel een keer zeggen. Dat zien we ook, niet alleen in de voorbeelden die PIANOo op de website heeft staan, maar ook aan de inzendingen voor de KoopWijsPrijs, die wij op verzoek van de Kamer hebben gelanceerd. Op 3 oktober wordt deze voor de tweede keer uitgereikt. Dan kunt u allemaal weer zien wat voor parels van voorbeelden er zijn. Ik denk dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat die parels van voorbeelden gedeeld worden, zodat iedereen het kan zien: hoe kan het wel, en welke voordelen kan ik daarbij behalen? Overigens wordt dit ook ondersteund met geld uit de klimaatenveloppe.

De voorzitter:

Even een moment voor een interruptie. Mevrouw Mulder wil daar graag gebruik van maken. Dit is wel uw tweede al.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, voorzitter, want de interrupties gaan in tweeën. De vorige keer heb ik één vraag gesteld. Dus ik probeer mijn vier vragen een beetje over alle...

De voorzitter:

De eerste mogelijkheid hebt u verbruikt. U krijgt nu nog een vervolgmogelijkheid voor uw tweede vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Staatssecretaris geeft aan dat niet alleen maar door de ambtenaren een hele slag moet worden gemaakt, maar dat die slag in onze hele samenleving moet worden gemaakt. Wij ontvingen zo ook een brief waarin stond dat er heel veel kennis wordt gedeeld, maar dat dit op zo veel plekken en zo gefragmenteerd gebeurt, dat, als je niet uitkijkt, iedereen uiteindelijk niet goed wordt geïnformeerd. Nou denk ik dat het hoofdzakelijk aan de samenleving zelf is om dit organiseren. Tenminste, zo sta ik er wel in. Maar als de Staatssecretaris door een goed overleg te organiseren, een zetje in de goede richting kan geven, dan zou ons dat wel helpen. Want anders wordt het te versnipperd en dan komen we uiteindelijk niet uit waar we willen zijn. Misschien wil de Staatssecretaris daar nog eens naar kijken.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Een terecht punt. Het is natuurlijk eigenlijk een luxeprobleem. Er zijn zo veel goede voorbeelden waarvan je zou willen dat die worden gedeeld, dat het bijna een luxe is. Gaat het om subsidiemogelijkheden, dan zou ik het bijvoorbeeld belangrijk vinden dat een circulaire ondernemer die de site van RVO bezoekt, makkelijk terechtkomt bij de opsomming van de instrumenten waar deze ondernemer gebruik van kan maken. Ik denk dat het belangrijk is dat we er samen met koepels als IPO en VNG voor zorgen dat de best practices ook via de reguliere vergaderingen die zij al met elkaar hebben, gedeeld worden en dat dit onderwerp daar op de agenda staat. Ik weet dat zij dat zelf belangrijk vinden, maar ze moeten het gaan doen. Dat kan helpen bij het verminderen van versnippering en het kan helpen voorkomen dat goede voorbeelden niet genoeg worden gedeeld. Gaat het specifiek om inkopen, dan hebben we natuurlijk de website van PIANOo. Dat is natuurlijk dé plek. Dan weet iedereen die daarmee bezig is dat hij daarnaartoe moet. Het lijkt mij belangrijk om ervoor te zorgen dat alle goede voorbeelden goed op die plek staan. Dat is een terecht aandachtspunt.

De voorzitter:

U kunt verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dan ga ik verder. Een aantal leden hebben een vraag gesteld over de Taskforce Herijking Afvalstoffen. Als ik de leden zo beluister, dan zou ik bijna denken dat er drie taskforces in oprichting zijn. Dat is niet zo. Er is er één. Dat was het voorstel van de Unie van Waterschappen. Daar is ook brede belangstelling voor vanuit het bedrijfsleven en die wordt gefinancierd door mijn ministerie. De opdracht is inmiddels getekend. Ik hoop dat ik daarmee de verschillende vragen heb beantwoord.

Er wordt nu natuurlijk een werkplan opgesteld en er vinden allerlei voortgangsgesprekken plaats, want we doen dit natuurlijk wel met z'n allen. Overigens ben ik niet de enige die het financiert. De anderen dragen ook bij, maar er waren veel vragen over de betrokkenheid van het ministerie. Die is er dus zeker, ook in financiële zin. Men is bezig om een werkplan op te stellen, maar de vraag die de heer Stoffer volgens mij stelde was: kunnen we laaghangend fruit naar voren halen? Het formele antwoord is «dat weet ik niet», maar mijn persoonlijke antwoord is: ja, als dat kan, waarom zouden we dat dan niet doen? Laat ik dus toezeggen dat ik daar eens naar ga kijken. Het lijkt mij niet dat wij tussentijdse resultaten, als we die hebben, laten liggen totdat de eindrapportage komt. Maar de taskforce is natuurlijk onafhankelijk. Ik kan het de taskforce dus niet verplichten, maar ik zal het graag met hen bespreken.

Er is een vraag gesteld over het verbod op verspilling van onverkochte goederen. Ik denk dat iedereen die dat verhaal hoorde dacht: het kan toch niet waar zijn dat iets wat brand new is door de shredder gaat; volgens mij moeten we dat met elkaar niet willen. Gelukkig zijn er steeds meer Nederlandse webwinkels zoals Bol.com en Coolblue die aan retourzendingen een tweede kans geven, al dan niet met korting. Ik wist het nog niet, maar ik heb begrepen dat er inderdaad Franse wetgeving is om voedselverspilling door supermarkten tegen te gaan. Er werd ook gerefereerd aan wetgeving om dit soort vernietiging tegen te gaan. Nogmaals, die wetgeving ken ik nog niet, maar ik ga er graag naar kijken. We moeten natuurlijk met supermarkten en e-commercepartijen in gesprek om te kijken hoe we dit soort onzinnige verspilling kunnen tegengaan. Daar zitten altijd wel weer randvoorwaarden en haken en ogen aan, maar laat ik zeggen dat ik hier graag naar ga kijken. Overigens zijn we ermee bezig om voedselverspilling in Nederland echt flink terug te dringen. Vooral Minister Schouten van Landbouw is daar veel mee bezig. Haar ambitie daarbij is groot. We zien in Nederland ook al goede voorbeelden, zoals een restaurant dat met restproducten die anders zouden worden weggegooid, een fantastisch bedrijf runt. Ik zal de naam niet noemen, maar het is gevestigd op de kop van de Hofvijver. Ik kan het u allemaal aanbevelen. Goede voorbeelden van hoe het ook kan, zijn er in Nederland dus ook al, maar ik ga eens kijken naar het voorbeeld dat er in Frankrijk is.

De voorzitter:

Er is voor u een interruptie. Mevrouw Kröger wil graag weten welk restaurant het is.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ben graag bereid om dat eventueel buiten de vergadering te vertellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik kom er gelukkig vaak genoeg. Ik ben heel blij dat de Staatssecretaris wil gaan kijken naar de Franse wetgeving. Ik denk eigenlijk dat het een eerste stap is om zicht te krijgen op de grootte van dit probleem, om daarop grip te krijgen. We weten wat van voedsel en we weten wat van kleding in Nederland. Het voorbeeld in Duitsland ging om een Europees distributiecentrum. Maar goed, er zijn natuurlijk een heleboel stromen en sectoren. Ik heb zelf online filmpjes gezien van bepaalde vernietigingsbedrijven waar je nieuwe producten gewoon de shredder in ziet gaan. Naast mijn verzoek om naar die wetgeving te kijken, vraag ik de Staatssecretaris dus eigenlijk of er ook een onderzoek kan komen naar die verschillende sectoren om echt zicht te krijgen op de grootte van het probleem in Nederland.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik denk dat mevrouw Kröger nu precies een van de haken en ogen aantikt waarvan ik denk dat het belangrijk is om die te onderzoeken: waar hebben we het precies over, waar zit het probleem nou precies, grijpt het aan bij wat wij in Nederland doen, of grijpt het aan bij dingen die in het buitenland gebeuren? Al dat soort zaken moeten we helder in kaart brengen. Dan weet je ook of bepaalde wetgeving daar het goede antwoord op is of dat je ook andere dingen moet inzetten. Ik ga graag in de breedte naar dat vraagstuk kijken.

De voorzitter:

Het is duidelijk. U kunt verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik kom bij een aantal specifiekere vragen. Mevrouw Van Brenk noemde de green deal met de festivals.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs wil u interrumperen.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik dacht: misschien komt mijn vraag nog langs. Mijn vraag is gelieerd aan de vragen zoals «wat is de definitie van afval?» of «hoe kunnen we ervoor zorgen dat producten die duidelijk geen afval zijn maar niet worden verkocht, niet worden verspild?». Ik heb een wat bredere vraag. De genoemde taskforce kijkt naar de definitie van afval, maar we zien dat er ook heel veel regels zijn, bijvoorbeeld voor bedrijfskleding of de inzameling van afval op scholen. Blijkbaar leidt dit ertoe dat we in Nederland toch te veel afval verbranden of dat toch te veel afval op het stort terechtkomt. Dit soort regels voor producten die niet zozeer onder het afval of onder een andere categorie vallen, en dit soort gaten in de definities zorgen er toch voor dat we te veel verbranden of storten.

De voorzitter:

Aan de non-verbale communicatie van de Staatssecretaris zie ik al dat zij hier een antwoord op heeft.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat komt terug in blokje drie. Misschien kan mevrouw Van Eijs haar interruptie nog even aanhouden tot blokje drie en bekijken of mijn beantwoording daartoe genoeg aanzet. Er zijn veel vragen gesteld, dus ik kan mij goed voorstellen dat het voor de leden lastig is om in te schatten wat precies waar zit. Er zijn altijd dingen die op de grens zitten. Voorzitter, met het oog op de tijd ga ik snel door.

De green deal met de festivals. Daar ben ik een groot voorstander van. Dat wil ik graag doortrekken. Dinsdag, bij de aanbieding van het duurzame koffertje, kon ik het mooie voorbeeld van een van de ideeën die ooit uit dat koffertje kwam naar voren halen: een composteerder waar je de halve hamburger die nog op je bordje ligt gewoon in kunt gooien en die dan in zijn totaliteit gecomposteerd wordt. Dat was een van de ideeën uit het koffertje. Dat wordt nu al concreet op festivals toegepast. Dat is een groot succes. Ik ga heel graag met die festivals verdere stappen zetten. Dat is echt een groot succes. We gaan daarmee verder.

De voorzitter:

Ik moet u helaas weer onderbreken, mevrouw de Staatssecretaris, want mevrouw Kröger gebruikt de mogelijkheid om een tweede interruptie te plegen voor het stellen van een vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Het is de tweede vraag bij mijn eerste mogelijkheid tot het plegen van een interruptie. Het is een vervolgvraag.

De voorzitter:

Het is wel de bedoeling dat u dan meteen...

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, maar goed, er was wat onduidelijkheid.

De voorzitter:

Dat moet u hem heel kort en bondig stellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Net zoals soms in de brief dingen ietwat vaag blijven. Ik wil heel graag dat de Staatssecretaris heel concreet gaat kijken naar de wetgeving en naar de mogelijkheden. Ik zou heel graag op korte termijn een brief ontvangen waaruit blijkt hoe met dit probleem, de vernietiging van onverkochte en ongebruikte goederen, wordt omgegaan, opdat concrete stappen gezet gaan worden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Volgens mij luidde de nadere vraag die mevrouw Kröger stelde: gaat u naar de breedte kijken? Dit is dus een nadere nadere vraag. Ik ga naar de breedte kijken. Dat heb ik u net toegezegd. Maar omdat ik nu nog niet weet hoe groot het probleem is, kan ik u ook niet toezeggen dat die brief er op de korte termijn is. Ik kan wel zeggen dat ik op de korte termijn ernaar ga kijken. Want we snappen allemaal dat we dit anders zouden willen.

De voorzitter:

Volgens mij zijn er op dit moment geen interrupties. Aan u het woord, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De festivals heb ik gehad. Over alles is natuurlijk veel meer te vertellen, maar met het oog op de tijd ga ik er iets sneller doorheen. Over de publiekscampagne heb ik iets gezegd.

Mevrouw Van Eijs sprak over de circulaire bouweconomie. Vijf punten. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om circulaire bouw aan te moedigen? Ik noem ook de milieuprestaties en het paspoort. Samen met de markt willen we eind 2018 een uitvoeringsprogramma realiseren. Dat betreft onder andere 100% hoogwaardig hergebruik van gebruikt beton in 2030. Dat is ook afgesproken in het betonakkoord. Ook hierbij hebben zich overigens een heleboel partijen verenigd om echt een slag te slaan. Zij hebben heel veel tijd en energie gestoken in de manier waarop wordt gemonitord, wordt gedefinieerd en de voortgang wordt geborgd. Dat vond ik echt indrukwekkend. Dat is echt een goede manier om te verzekeren dat het ook gebeurt.

Samen met de markt verkennen we de mogelijkheid om milieuprestaties via het Bouwbesluit tot 2030 aan te scherpen. De bouwopgave, het verjongen, vernieuwen en verduurzamen van de infrastructuur – dat is ook een belangrijk programma op mijn departement – en de energietransitie bieden kansen om die zaken te combineren. De bouwopgave betreft ongeveer 1 miljoen woningen tot 2030; mevrouw Van Eijs refereerde daar ook al aan. Rijkswaterstaat, ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf doen al praktijktesten met het materialenpaspoort. Zij doen ook samen met de markt voorstellen voor zo'n materialenpaspoort, want je moet wel weten wat erin zit als je het materiaal over zoveel jaar wilt hergebruiken. Dit is een voorbeeld waarbij je via de eigen diensten – ik zeg het maar even kort door de bocht – echt een impuls kunt geven aan zo'n ontwikkeling. Rijkswaterstaat, ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf zijn daar dus actief mee aan de slag.

De taskforce, de Unie van Waterschappen en IenW hebben samen de opdracht gegeven om belemmeringen in afvalregelgeving en de uitvoering daarvan aan te duiden en daarover advies te geven.

Dan end of waste. Een aantal leden hebben daar vragen over gesteld. Of een afvalstof de end-of-wastestatus heeft gekregen...

Mevrouw Van Eijs (D66):

Aangezien de Staatssecretaris het heeft over circulair bouwen, pleeg ik nu mijn interruptie. Ik ben blij om te horen dat hard wordt gewerkt aan het materialenpaspoort. In de brief stond inderdaad dat straks wordt bekeken of dat verplicht moet worden. Ik denk dat het uiteindelijk wel verplicht zal moeten worden, maar kunnen we de kaders die vanuit de overheid zouden moeten gelden voor zo'n paspoort niet in een eerder stadium aangeven? Het moet bijvoorbeeld een open standaard zijn. Het is heel logisch dat de overheid dat bijvoorbeeld al duidelijk aangeeft.

Als u mij dat toestaat, voorzitter, vraag ik nog één ding. Ik heb gevraagd naar een kennisinstituut. Hoe verhoudt zich dat tot verschillende zaken? Ik heb ook gevraagd naar opleidingen in circulaire bouw.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja, terecht. De eerste vraag. De randvoorwaarden voor zo'n materialenpaspoort – bijvoorbeeld openheid en dergelijke – zijn natuurlijk cruciaal. Daar wordt dus nu aan gewerkt. Ik stel voor dat we bij de brief over de uitvoeringsagenda's specifiek op dit punt nog even terugkomen. Ik haal de antwoorden op de vragen van mevrouw Van Eijs over de bouw even naar voren. Dit zit natuurlijk ook voor een deel in de portefeuille van de collega's van BZK. Platform CB'23 is een samenwerking tussen RWS, ProRail en het Rijksvastgoedbedrijf. De markt is betrokken en daar zit de kennisontwikkeling in. Het versnellingshuis heeft daarbij overigens ook een functie.

Dan over bouwen in opleidingen. Het kabinet kijkt over de hele breedte naar opleidingen, niet alleen in de bouw, maar wel ook in de bouw. Door beroepsopleidingen is al gevraagd om een aanpak. Over de voortgang informeer ik de Kamer bij de voortgangsrapportage.

Er is ook nog een vraag gesteld over onbruikbaar pur. Dit neem ik dan maar even mee in het bouwblokje. Dit is aan mijn collega van BZK gevraagd en Minister Ollongren heeft aangegeven dat zij de antwoorden daarop nog even met mij zal afstemmen in het licht van de ontwikkeling naar de circulaire economie. Daarover wordt u dus nog nader geïnformeerd.

Dan end of waste. Als je iets wat eerst een afvalstof was, nu als grondstof kunt gebruiken, dan willen we natuurlijk allemaal graag dat dat gebeurt. Tegelijkertijd hebben we de afgelopen tijd in deze Kamer weleens gediscussieerd over de vraag of goed is gedefinieerd of iets nog afval is of al grondstof is. Om die afweging zorgvuldig te kunnen maken, moet je bij het bepalen van zo'n end-of-wastecriterium – zo'n stempeltje: u mag het gewoon gebruiken – dus ook goed kijken wat dat betekent voor het milieu. Dat betekent dat er een procedure aan vastzit. Als een afvalstof die procedure succesvol heeft doorlopen en dus eigenlijk niet langer meer als afvalstof wordt gezien maar als grondstof, dan wordt dat op een website gepubliceerd. De end-of-waste-oordelen worden actief met de ILT gedeeld gedurende het proces en dat wordt ook afgestemd. De ILT maakt alleen een proces-verbaal op bij een strafbaar feit.

In antwoord op de vraag van de heer Ziengs merk ik op dat je pas weet of een bedrijf de status voor een afvalstof kan krijgen als een beoordeling van alle gegevens heeft plaatsgevonden. Een vrijwaring tussendoor kan dus helaas niet met de regels die wij nu hebben. Ik deel wel de ambitie van de heer Ziengs om voor zo veel mogelijk materialen te bekijken of zo'n einde-afvalstatus gegeven kan worden als we het idee hebben dat daar wel een nuttige toepassing voor is. Aan de andere kant zijn de waarborgen ook cruciaal, juist omdat het gaat om het hergebruik van producten die voorheen niet gebruikt konden worden. Er wordt goed gekeken naar mogelijke nadelen voor mens en milieu.

De voorzitter:

De heer Ziengs heeft aangegeven een interruptie te willen plaatsen.

De heer Ziengs (VVD):

Ik had inderdaad ook gevraagd naar die doorlooptijd, met name omdat mij ook voorbeelden aangereikt zijn waarbij wel degelijk al bepaalde zaken gevoerd worden zonder dat er in feite een end-of-wastestatus op zit, en waarbij dat gewoon gedoogd wordt. Vandaar dat ik eigenlijk vroeg om iets wat al gebeurt. Het gaat daarbij om bedrijven die zelfs prijzen hebben gekregen omdat ze zo goed bezig zijn met circulaire economie, maar vervolgens werkt het belemmerend qua wet- en regelgeving. Vandaar dat ik even naar die doorlooptijd vroeg. En de Staatssecretaris gaf zelf al aan dat een vrijwaring op dat moment kennelijk niet tot de mogelijkheden behoort, terwijl het wél gedoogd wordt.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Volgens mij is de rode draad in de vragen van de heer Ziengs eigenlijk een pleidooi om te bekijken of we dit zo snel mogelijk kunnen doen. Ik denk dat de doorlooptijd per eindeafvalaanvraag zal verschillen omdat het per stof natuurlijk verschillend is. Maar ik vind het ook wel goed om eens in beeld te krijgen waar het hem nou in zit bij die gemiddelde doorlooptijd en of er zaken zijn die te versnellen zouden zijn. Als we het kunnen versnellen, moeten we het niet nalaten. Maar de zorgvuldige afweging is wel van belang. We zijn er allemaal bij. Als je het toelaat, moet je weten dat je dat zonder risico's voor mens en milieu doet. Want we willen naar die circulaire economie, en dan moeten we ook zorgen dat dat goed in elkaar zit.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Mag ik even een punt van orde maken, voorzitter? Interrupties gaan over het algemeen in tweeën, hè. Mag ik de interruptie in vier losse vragen opstellen?

De voorzitter:

Nee, dat is niet de bedoeling vandaag. Nee. Want dan kunt u vier verschillende onderwerpen behandelen, terwijl u echt moet gaan kiezen welke onderwerpen u bij de kop gaat pakken. Bovendien heeft u nog een tweede termijn, waarin u nog prima uw punt kunt maken. Als ik dit toesta, lopen we echt uit de tijd, en dat wil ik voorkomen gezien de vele vragen die al gesteld zijn. En ik zie bij de Staatssecretaris nog een heel lijstje aan onderwerpen liggen. Dat is dus niet de bedoeling.

Heeft de heer Ziengs nog een vervolgvraag?

De heer Ziengs (VVD):

Ik durf niet meer, voorzitter.

De voorzitter:

Ik hoop niet dat ik al te dreigende taal uitsla, maar ik probeer wel duidelijk te zijn. Daar ben u volgens mij uiteindelijk allen bij gebaat.

De Staatssecretaris gaat verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Mevrouw Van Brenk sprak over de koffiebekers. Zij vroeg mij of ik met partijen in gesprek wilde gaan en ik ze misschien een klein positief duwtje wilde geven. Nou, wij zijn in gesprek. Ik merk dat er heel veel enthousiasme is. Met grote ketens ben ik in gesprek, enerzijds vanuit de green deal over afvalscheiding op de stations, anderzijds vanuit de inventarisatie voor een Plastic Pact. In Zwolle begint deze maand een proef met de inzameling van bekers op het Centraal Station. En deze maand start ook de campagne voor korting op koffie bij het meenemen van een eigen beker. We moeten altijd voorzichtig zijn met het noemen van namen, maar er is een zeer grote en bekende keten die sinds april al 80.000 bekers heeft ingezameld en de pilot nog gaat uitbreiden. We komen daar bij de green deal dus op terug. Daar staan ook alle namen keurig in. Er wordt echt heel goed gewerkt.

Stalbeoordeling en duurzame landbouwsystemen doen we samen met LNV. Mevrouw Van Eijs vroeg: kijken we niet alleen naar end-of-pipemaatregelen? Eens, en daar is ook nu de stalbeoordeling niet op gericht. Maar ik snap de achterliggende gedachte bij de vraag, want die heeft te maken met de grotere vraag of we nou investeren in toekomstbestendige maatregelen. Ik zeg mevrouw Van Eijs toe om hierover in gesprek te gaan met mijn collega van LNV. Wij denken voor het einde van het jaar hierop bij de Kamer terug te kunnen komen.

Mevrouw Mulder zei dat het verbouwen van katoen veel water vraagt en sterke CO2-effecten heeft. Hoe kan hergebruik het gebruik door de landbouw positief beïnvloeden? Ik ben het daar absoluut mee eens. Textiel is een sector waarbij we eigenlijk nog niet genoeg op ons netvlies hebben staan wat de impact ervan is. Wat is de impact van de productie van al die kleding? Er is een heel mooi icoonproject, wat de Dutch Circular Textile Valley heet. Daarbij wordt ook ingezet op de recycling van katoen. Dat is een van de concrete projecten, want we praten natuurlijk veel over de vraag hoe we de structuur gaan neerzetten, maar ondertussen zijn we gewoon keihard aan het werk in alle sectoren. Dit is er één van. Wie zijn «we»? Heel veel ondernemers en heel veel mensen in het land zijn hier gewoon keihard mee aan het werk. Met de collega's van BZ, die ook betrokken zijn, zijn we betrokken bij het imvo-convenant Duurzame Kleding en Textiel. Het doel daarvan is de productie van kleding voor de Nederlandse markt verder te verduurzamen. Onderdeel van dit convenant is ook dat deelnemende bedrijven kiezen voor duurzame materialen zodat er vraag komt naar gerecycled of biologisch katoen. Want met het aanjagen van de vraag naar secundaire materialen zorgen we ook dat je kwaliteitsstandaarden gaat eisen in de markt. Dit convenant is hier eigenlijk ook een voorbeeld van. Ik kom daar zo meteen ook nog op terug bij de plastics.

Meneer Wassenberg en mevrouw Mulder hadden het nog over recyclebare bij- en meestook van afvalhout. Biomassa in de breedte, duurzame biomassa is schaars en we gaan het veel nodig hebben. Dus zullen we met elkaar in de eerste plaats een beeld moeten krijgen van wat nou eigenlijk de hoeveelheid duurzame biomassa is waar Nederland in de transitie geloofwaardig een beroep op kan doen. En in de tweede plaats: waar kunnen we, vinden we met elkaar, die stromen het meest hoogwaardig inzetten, of omdat er weinig alternatieven zijn, of omdat we juist goed kunnen cascaderen? Die discussie moet nog gaan lopen en we moeten dat in de breedte bekijken. Zo interpreteer ik ook eigenlijk de vragen van de heer Wassenberg en mevrouw Mulder. We hebben ook afgesproken dat die bredere inventarisatie er ook echt komt. Dat doe ik overigens samen met de collega's van Landbouw en van Economische Zaken, en zelfs Buitenlandse Zaken is daarbij betrokken.

Mevrouw Mulder, en ook meneer Stoffer van de SGP, vroegen naar ecodesign en naar het innovatieprogramma schaarste. Het programma CIRCO stimuleert dit en kan worden uitgebreid naar schaarse grondstoffen. Inderdaad zet 10% van de bedrijven in 2022 stappen naar circulaire producten, maar onze inzet in het rijksbrede programma is om ook te kijken naar schaarse grondstoffen die nodig zijn voor de klimaat- en energietransitie. De transitie naar een circulaire economie is namelijk cruciaal voor het halen van de CO2-doelen, maar is ook indirect heel belangrijk voor het halen van de CO2-doelen aan de energiekant. Want als je de materialen niet meer hebt die nodig zijn voor versnelling van de energietransitie, dan kom je ook in de problemen. Ook naar de kant van die kritische materialen wordt dus absoluut gekeken.

Bij biologisch afbreekbaar plastic zijn er aan de ene kant waterschappen die zeggen dat er meer kan, en aan de andere kant is er een oproep van sommige Kamerleden die zeggen: stop met dat biologisch afbreekbaar plastic. Ik denk dat dit niet een politieke discussie is: ben je voor of tegen biologisch afbreekbaar plastic? Maar ik denk dat we heel zorgvuldig moeten kijken waar het een toegevoegde waarde heeft en waar niet. Er is volgens mij wel aanleiding om daar kritisch naar te kijken, maar nog geen aanleiding om te zeggen: daar stoppen we dan maar helemaal mee. Want er zijn ook kansen, en de waterschappen laten daar bijvoorbeeld ook een aantal dingen van zien.

Daarmee kom ik eigenlijk op de overgang naar kunststoffen.

De voorzitter:

Voordat u aan het blokje over kunststoffen begint, wil mevrouw Van Brenk een vraag stellen of een opmerking maken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, voorzitter. Ik wachtte rustig af of dit onderwerp bij dit blokje aan de orde kwam. Ik dacht dat de Staatssecretaris misschien ook mijn punt zou meenemen naar aanleiding van het punt van de heer Ziengs. De grondstoffen en de doorlooptijd kwamen aan de orde. De Staatssecretaris zei: wat we sneller kunnen aanpakken, willen we ook graag sneller aanpakken. Ik refereerde aan het rapport van Berenschot. Dat is gemaakt in opdracht van de Unie van Waterschappen en daarin staat heel duidelijk wat nou kan worden aangepakt om die belemmeringen weg te nemen zodat afval weer een grondstof wordt. Ik zou denken: dat is een schot voor open doel.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik zoek even in mijn papieren. Het vraagstuk van de bioplastics heeft niet alleen betrekking op de productie van de bioplastics, maar heeft ook te maken met de vraag wat er met die bioplastics gebeurt als ze eenmaal in het milieu terechtkomen. Zo hebben we discussie gehad, onder andere in Europa, over de oxo-degradeerbare plastics. Dat bleek plastic te zijn dat gewoon in kleine stukjes uit elkaar valt, maar dus niet echt composteert. Zo loopt er nu een discussie met de verschillende partijen die betrokken zijn bij de bioplastics over de toepassingen, bijvoorbeeld theezakjes die in de composteerder gaan. Welk bioplastic composteert daarbij echt? En waar moet je het misschien niet hebben omdat het eigenlijk niet als compost afbreekt in het milieu? Bioplastics promoten we dus mits het duurzamer geproduceerd wordt. Maar we zeggen ook dat het zo veel mogelijk gerecycled moet worden. Is het nou plastic of is het afbreekbaar? Houd je het in de loop of ga je ervan uit dat het vanzelf afbreekt in het milieu? Daar moet je gewoon zorgvuldig in zijn. Het is aan de ene kant duurzame productie. De waterschappen willen daarmee inderdaad graag vooruitgaan. Aan de andere kant moeten we kijken naar de inzet. In de kabinetsreactie is aangekondigd om te komen tot een convenant over bioplastics met de bioplasticsindustrie en ook met de Vereniging Afvalbedrijven. En ook de waterschappen, die dit initiatief op tafel leggen, moeten we daar natuurlijk bij betrekken. Met elkaar moeten we gewoon tot een verstandig gebruik van bioplastics komen. Dit is dus volgens mij geen politieke discussie, maar gewoon een technische discussie. Wat doen die plastics? En hoe zorgen we ervoor dat ze een positieve bijdrage leveren aan deze ontwikkeling en niet per ongeluk toch een negatief effect hebben?

De voorzitter:

Ondanks een uitgebreide toelichting van de Staatssecretaris zie ik dat er toch nog een vervolgvraag van mevrouw Van Brenk is.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik ben altijd blij met de gedegen antwoorden van de Staatssecretaris – daar niet van – maar het ging om meer stoffen. Er zit in water niet alleen plastic; het is veel breder. Het gaat om bredere herwinning van grondstoffen. Dat blijft een lastig ding. Er liggen heel veel kansen, maar iedere keer zijn er hobbeltjes. Wanneer halen we nou die hobbeltjes eens weg?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Die ambitie delen we absoluut. Het is ook heel mooi om te zien dat de waterschappen echt koplopers zijn op dit terrein. Dat waren ze al met de energiefabrieken, maar dat zijn ze ook als het gaat om grondstoffen. We staan ook in nauw contact met ze. Zelfs uit rioolslib, waarvan je denkt dat dat het putje is – letterlijk – weten zij waardevolle grondstoffen te halen. Dat is natuurlijk ontzettend mooi. We kijken dus breed met de waterschappen naar wat wel en niet kan. We zullen nog een keer kijken naar het rapport van Berenschot om te zien of we hobbeltjes kunnen weghalen, want misschien zitten daar specifieke punten in waarvoor we nog eens extra met elkaar om de tafel willen. Misschien biedt het versnellingshuis ook nog wel opties. Soms is het ook een financieringskwestie of een financiële kwestie. Wellicht is er zo toch een manier om over die hobbeltjes heen te komen.

De voorzitter:

Dank u wel. U kunt verdergaan met het onderwerp kunststoffen, denk ik, of niet? Bent u daaraan toe?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja, zeker. Blok twee gaat over kunststoffen. Volgens mij is het voor iedereen helder dat we meer kunnen doen om zuiniger en slimmer om te gaan met kunststoffen. Het gaat zowel om preventie als om recycling en de kwaliteit van het recyclaat. Dat moeten we allemaal verbeteren. We zijn ook al flink aan de slag gegaan met de uitvoering van de transitieagenda. Zo was er in 2018 al 5 miljoen beschikbaar voor pilots en demo's van chemische recycling. Er is deze kabinetsperiode 10 miljoen voor de aanpak van microplastics. Ik ben bezig met het initiatief voor een plasticpact, om alle energie zo veel mogelijk te bundelen. Ik hoop daar begin volgend jaar mee naar u toe te komen. We werken aan het convenant bioplastics, zoals ik net heb gemeld. We zetten het ook in de EU en mondiaal op de agenda. Zo ben ik samen met een aantal milieucollega's bezig om een EU plastic summit te organiseren om zo veel mogelijk landen op te roepen om die plastics aan te pakken. Ook in de Our Ocean Conference besteedt Nederland aandacht aan plastics. En we hebben natuurlijk Boyan Slat. Ik geloof dat het mevrouw Kröger was die zei: ik ben trots op Boyan Slat. Dat zijn we allemaal. O, mevrouw Van Brenk zei dat, sorry. We zijn daar absoluut trots op, echt waar. Ik geloof dat deze zaterdag de lancering van zijn installatie is. Ik ga die net missen, want volgende week ben ik in San Francisco om ook daar met de voorlopers op klimaatgebied te praten over circulaire economie en duurzame mobiliteit. De lancering ga ik dus missen, maar we hebben er als Nederland wel aan bijgedragen dat hij een vlag heeft die hij kan voeren, want als je op de oceaan bent, ben je toch een soort schip en moet je toch een vlag hebben. Dat heeft Nederland mogelijk gemaakt. We ondersteunen hem dus van harte. Ik wens hem vanaf deze plek ontzettend veel succes met de lancering. We kijken allemaal heel erg uit naar de resultaten. Dit zijn echt heel sprekende voorbeelden, waarmee wij als Nederland laten zien dat wij echt mensen hebben met concrete oplossingen. Dat is echt heel mooi.

Er waren een aantal vragen over de EU-richtlijn voor eenmalig gebruikte plastic producten, kort door de bocht. Ik vind het een goed initiatief voor het terugdringen van onnodig toegepaste eenmalig gebruikte producten, zoals rietjes, plastic bestek en sigarettenpeuken. Je moet natuurlijk steeds goed kijken naar de life cycle analysis van het alternatief. Als die slechter is, moet je kijken of je het wilt doen. Maar je wilt het niet alleen maar doen vanwege het zwerfafvalprobleem. Als die stukjes plastic in het reguliere afval zitten en we dat verbranden, zijn we eigenlijk plastic, dus olie, aan het verbranden om elektriciteit op te wekken. Daar moeten we toch echt van af. Er ligt een brede agenda. We kijken hier goed naar. Ik vind het, vanuit de hele interne markt, belangrijk dat we afspraken maken over hoe we het verbod inrichten en hoe we precies de definitie van «plastic schaaltje» weergeven. Die definities moet je Europees afspreken; daar ligt ook een voorstel voor. Dat was, denk ik, terecht het punt van de heer Ziengs, want als je het in de hele Europese interne markt allemaal weer net anders gaat definiëren, worden import en export op de interne markt heel ingewikkeld. Voorafgaand aan en vooruitlopend op dat verbod wil ik wel vast aan de slag met de partijen die gewoon willen. Dat kunnen we prima doen. Dan weten ze ook dat ze uiteindelijk ondersteund zullen worden door een verbod, dat dan ook wordt verankerd.

Bij microplastics is dat ook. We zijn daar al hard mee aan de slag gegaan. Partijen hebben netjes gerapporteerd waar die dan door vervangen zijn; dat was ook een van de vragen. We hebben 96% van de microplastics, geloof ik, er gewoon al uit. Dat gaat echt sneller dan het wetgevingstraject. Dan komt er uiteindelijk als borging nog een verbod, zodat je weet dat er geen nieuwe partijen tot de markt toetreden. Volgens mij doen we dan het goede met elkaar: doen wat we al kunnen en zorgen dat we het zorgvuldig in wetgeving neerleggen.

Ik kijk nog even naar de vragen. Op het plasticpact kom ik begin volgend jaar terug, zoals ik al heb gezegd, maar er zijn heel veel grote bedrijven die gezegd hebben: we willen daar graag aan bijdragen. Ik wil afspraken maken over ambities en processen en over de wijze waarop we kunnen laten zien dat we die ook gerealiseerd hebben.

Gaan we ervoor zorgen dat die richtlijn in Europa nog binnen deze Commissieperiode wordt afgerond? Wij zetten ons volledig in voor snelle besluitvorming vóór de verkiezingen van mei 2019. Er is wel één punt waarop wij de richtlijn echt gewijzigd willen hebben. Er staat nu een 90%-inzameldoelstelling voor kleine plastic flesjes in de richtlijn, maar wij willen daar een recycledoelstelling van maken voor die kleine plastic flesjes. Je wilt namelijk niet alleen dat het materiaal wordt ingezameld, maar ook dat het echt gerecycled wordt. Dan heb je niet alleen de nadruk gelegd op het retoursysteem, maar ook op het gebruik van het nieuwe recyclaat in de nieuwe verpakkingen; daar moet je naartoe. Op dat punt zullen wij dus pleiten voor het ambitieuzer maken van de richtlijn dan die nu is.

Worden de alternatieven beoordeeld? De Europese Commissie is gevraagd om de impact van andere materialen zoals bamboe en dergelijke goed in beeld te brengen om een goede afweging te maken.

Over cosmetica heb ik het gehad.

Mevrouw Mulder vraagt altijd trouw naar microplastics, net als een aantal anderen van u, overigens. Daarin gaan we intensiveren. We hadden het net over Boyan Slat. Met zijn installatie ruimen we op wat er in de oceaan zit, maar ik wil ook echt aan de slag met het voorkomen dat het de oceaan inspoelt, dus met zwerfafval in de rivieren, EPR op wegwerpproducten. Mevrouw Mulder deelde overigens een compliment uit. Laat ik dat ook doen: er zijn ook heel veel mensen die de rotzooi opruimen die anderen nooit daar weg hadden moeten gooien. We mogen er trots op zijn dat zij dat doen.

Dan de kwaliteitseisen. In de kunststofketen wordt steeds meer plastic ingezameld, gesorteerd en gerecycled, maar het CPB heeft ons op een gegeven moment ook gewaarschuwd en gezegd: let nou niet alleen op de kwantiteit, maar ook op de kwaliteit. We hebben op een gegeven moment genoeg bermpaaltjes, zeg ik maar even heel simpel. We zullen er dus voor moeten zorgen dat we hoogwaardige recycling krijgen. Met het plasticpact wil ik daar een impuls aan geven. Mocht het daarna nodig zijn, dan kijk ik ook naar de mogelijkheden om uniforme normen te stellen, maar via het aanjagen van de vraag gaat de markt zelf ook kwaliteitseisen stellen. Een aantal van u is op werkbezoek geweest; ik ook. Zo was ik bij een bedrijf dat samenwerkte met een ander groot bedrijf. Dat stelde dan een kwaliteitseis waardoor het bedrijf dat die grondstof produceerde, wist: ik moet wel deze kwaliteit produceren, want dan heb ik een afnemer. Daar is natuurlijk een investering voor nodig, dus als er in de financiering dan nog een hobbel zit, kan het versnellingshuis helpen om ervoor te zorgen dat je verder komt. Dat is dus de ambitie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik wilde mijn interruptie bewaren tot het over het statiegeld zou gaan, maar ik gebruik haar nu. De zorg die ik in mijn eigen bijdrage als eerste uitsprak, was: hoe krijg je het nou concreet, afrekenbaar en hard? Ik hoor de Staatssecretaris praten over – ik heb het bijgehouden – een pact, een convenant, een initiatief, een summit, een conference, «we kijken er goed naar» en «we gaan aan de slag». Dan denk ik: waar is de regelgeving? Als Europa nu zegt dat we bepaalde wegwerpplastics gaan verbieden, waarom zegt Nederland dan niet: dit nemen we voortvarend op, we worden koploper en we verbieden bijvoorbeeld, wederom net als Frankrijk, wegwerpplastic?

De voorzitter:

Hoe maakt u het concreet?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

In het hele lijstje van mevrouw Kröger is zij wel de richtlijn vergeten door middel waarvan we gaan zorgen voor wettelijke borging. Die komt er ook. Ik vind alleen dat het in een interne markt belangrijk is dat onze regels niet net anders zijn dan die in België, want dan komen de producten vanuit België gewoon in Nederland op de markt en kunnen we daar vrij weinig tegen doen. Ik vind het dus belangrijk dat we het in Europa wettelijk gaan borgen. Daar ligt ook een voorstel voor. Ik heb u net nog gezegd dat ik de Europese wetgeving op het punt van alleen maar inzamelen of ook recyclen wil aanscherpen. Dan hebben we een Europees pakket en kunnen de bedrijven die voor de hele Europese markt produceren – dus niet alleen voor Nederland, maar voor de hele Europese markt – hetzelfde product produceren en weten ze ook dat dat effectief is. Daarop vooruitlopend wil ik met alle partijen in Nederland – het zijn er gelukkig heel veel die aan de slag willen – al sneller aan de slag. Maar de wettelijke borging gaan we doen over de hele interne markt. In Nederland is er echt momentum. Ik wil dat er niet alleen in Nederland momentum is, maar ik wil gezamenlijk met een aantal Europese collega's die dat momentum ook hebben in hun land, ervoor zorgen dat we in Europa dat momentum laten zien. Daar is die plastic summit voor bedoeld. Dat is een initiatief dat ik samen met hen heb bedacht tijdens een diner dat ik heb georganiseerd voor de vorige Milieuraad. Wij willen dat hoger op de agenda zetten om ook de andere landen mee te trekken en om die wetgeving zo ambitieus mogelijk te krijgen. Dus wetgeving is absoluut onderdeel van het geheel, maar we moeten het wel voor de interne markt doen, als het ook effectief wil zijn.

De voorzitter:

Uw tweede poging.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben echt heel blij dat de Staatssecretaris dit onderwerp heel belangrijk vindt en er heel veel energie in steekt, van «samen» en «aan de slag». Dat is echt heel belangrijk, alleen vraag ik me af of wat Frankrijk doet door te zeggen «wij gaan bepaalde stappen zelf zetten, wij verbieden wegwerpplastic en voeren dat statiegeld al in» niet effectiever is om druk op Europa te zetten dat men met ambitieuze wetgeving moet komen. Zijn al die maatregelen die wij hier in Nederland nu al zelf kunnen nemen, niet eigenlijk hoe we Europa in beweging moeten zetten?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Er ligt al een wet op tafel in Europa. De snelste manier is nu om die Europese wet met elkaar vast te stellen. Dat is echt sneller dan nu als Nederland zelf nog te gaan werken aan een wetgevingstraject. Het doel is om die richtlijn vast te stellen voor de Europese verkiezingen volgend jaar. Veel sneller dan dat, mevrouw Kröger, zie ik dat niet geregeld, net zomin als al uw overige ambities.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Plasticflessen in het zwerfafval. We hebben uitgebreid met elkaar gediscussieerd over plastic flessen. We agreed to disagree, moet ik voor een deel van de Kamer zeggen, of statiegeld nou onmisbaar is als middel. We zullen het zien. De afspraak die ik heb gemaakt, is dat we linksom of rechtsom het probleem aanpakken. Dus ja, er komt wetgeving en ik denk – zeg ik even uit mijn hoofd – dat we eind van het jaar die wetgeving al in consultatie kunnen doen. In de eerste helft van volgend jaar heeft de Kamer die wetgeving gewoon hier op tafel liggen. Die wetgeving wordt gemaakt. Dat gaan we gewoon doen. De afspraak is dat we medio 2020 de knoop doorhakken, dus dat gaan we doen. We volgen rustig dat pad en door dat te doen en ons aan de afspraak te houden, kunnen we ook het bedrijfsleven aan de afspraak houden dat als zij het niet halen, er dan statiegeld komt. Zo gaan we dat doen. Ik hoor trouwens net dat de consultatie waarschijnlijk net na de jaarwisseling ingaat.

In dat commitment van beide kanten zie ik een doorbraak, na al die jaren van loopgravenoorlogen over dit onderwerp. Hebben we nog veel meer problemen met elkaar op te lossen? Jazeker, maar ik ben heel blij dat we nu deze heel heldere afspraak hebben gemaakt. We lossen het op, linksom of rechtsom, en ik ga dus ook niet politiseren over de meting en de methode. We hebben een onafhankelijke partij, Rijkswaterstaat, gevraagd om die meetmethode op te stellen. RWS wordt daarbij ondersteund door een statistisch bureau. We hebben zelfs alle partijen nog een keer de gelegenheid gegeven om hun op- en aanmerkingen daar neer te leggen. Daar is nog een keer zorgvuldig naar gekeken.

De VNG en de milieubeweging hebben ook laten weten dat ze het eens zijn met de methode die er ligt. We hebben nu een methode, we hebben een referentiejaar, het bedrijfsleven gaat nu zijn plan uitontwikkelen en ik denk wat mevrouw Mulder zei: als ze dat onvoldoende doen, dan wordt het statiegeld ingevoerd. U heeft haar dat allemaal heel helder horen zeggen en ik denk dat dat het pad dat we nu aflopen, perfect samenvat. Ik ga nu de wetgeving maken en in 2020 nemen we een besluit.

De voorzitter:

Voordat de Staatssecretaris verdergaat, een vraag van de heer Van Dijk van de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dit is inderdaad een belangrijk onderwerp. Het blijkt dat de oppositie bijna voltallig zegt: dit is een herhaling van het vorige algemeen overleg, maar in het vorige overleg – dat was in april, als ik het goed heb – hebben we wel gezegd: dan moet het bedrijfsleven wel met plannen komen. Eigenlijk zie ik nu geen plan. Ik zie de suggestie dat er eind van het jaar een plan zou moeten zijn, en gezien de enorme druk die we als Kamer hebben uitgeoefend op het bedrijfsleven, van «kom met een plan!», vind ik dit wel een tempo dat mij enigszins zorgen baart.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De afspraak was: een plan voor het einde van het jaar. Dat zijn ze aan het ontwikkelen. Vanuit het perspectief van het bedrijfsleven is hun keuze dat het geen statiegeld wordt. Zij hebben er dus alle belang bij om een goed plan neer te leggen. Dus hebben zij ook belang bij het juiste tempo, want half 2020 valt gewoon het besluit. Als er dan onvoldoende geleverd zou zijn, dan wordt het statiegeld. En zoals mevrouw Mulder terecht zei: als er wel genoeg geleverd is, dan hebben we het doel gewoon bereikt, en daar gaat het toch om? Ik volg dus gewoon dit pad. We hebben dat nu een aantal keer met elkaar besproken. We gaan dat pad rustig aflopen, u krijgt van mij de wetgeving en die gaan we met elkaar bediscussiëren en als alles klaar is, komt er een besluit over ja of nee.

De voorzitter:

Een vervolgvraag, meneer Van Dijk, of ziet u daarvan af?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik denk dat we hier nog niet helemaal uit komen. Dat hebben we de vorige keer inderdaad ook gewisseld. Maar het kan zo zijn dat de Staatssecretaris eind van het jaar een plan krijgt vanuit het bedrijfsleven, waarvan zij denkt: dit gaat nooit wat worden. Ik vroeg dat ook aan mevrouw Mulder: is er dan wellicht een moment – we hebben een heel systeem opgezet, dat wordt wetenschappelijk getoetst enzovoorts – dat er een inhoudelijke keuze voorligt? Zeggen we dan: gezien wat er voorligt, gaan wij die wetgeving versnellen en gaan we het gewoon doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Met als-danvragen moet je altijd oppassen. Als het plan er ligt, gaan we erover praten. Maar dit is de afspraak die ik heb gemaakt: ik wil het bedrijfsleven houden aan de gemaakte afspraak dat het statiegeld wordt als we het in 2020 niet halen. Dan vind ik het ook belangrijk dat wij ons als overheid aan onze kant van de afspraak houden. Daar is het tijdspad ook een onderdeel van.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De heer Ziengs vroeg nog naar een percentage voor recycling in plaats van inzameling van verpakkingen. Dat heeft weer te maken met de vraag of je stuurt op volume, op kwaliteit of op wat je werkelijk realiseert. Gemeten wordt nu wat er voor recycling wordt aangeboden, dus niet de inzameling. Dat gaan we nog beter doen, want na de implementatie van het afvalpakket – dus niet de richtlijn die nu op tafel ligt, maar degene die er al geweest is, die we aan het implementeren zijn – gaan we verliezen in het recyclingproces verdisconteren. Dan wordt het preciezer.

De voorzitter:

De heer Laçin heeft nog geen interruptie geplaatst en ziet nu zijn kans schoon.

De heer Laçin (SP):

Jazeker. Ik dacht dat de Staatssecretaris nog even door zou gaan over statiegeld, maar zij ging vrij snel over op andere onderwerpen. Ik heb nog wel een aantal vragen op dit vlak. We kunnen de hele discussie opnieuw gaan voeren, maar...

De voorzitter:

Het is de bedoeling dat u één vraag stelt en niet dat er een heel lijstje vragen komt.

De heer Laçin (SP):

Ik heb nog twee interrupties, voorzitter, dus...

De voorzitter:

Ja, maar niet dat u met een hele lijst met vragen komt. Graag kort en bondig.

De heer Laçin (SP):

Ja. De Staatssecretaris... Ik wil het over monitoren hebben. We kunnen de hele discussie opnieuw voeren over het bedrijfsleven en noem maar op. Dat gaan we niet doen. De Staatssecretaris zegt: we hebben een referentiejaar, 2016/2017. Ik heb in mijn bijdrage gevraagd of dat niet anders kan. Of we niet 2019 als nuljaar kunnen nemen. Ik kan herleiden dat het antwoord daarop «nee» is, aangezien er een ander referentiejaar is, maar hoe eerlijk is dat referentiejaar? We gaan vijf nieuwe gebieden toevoegen aan de gebieden die gemonitord gaan worden. Hoe worden die gebieden meegenomen in de komende jaren en hoe zijn die gemonitord in 2016/2017? Dat lijkt mij een vraag die beantwoord moet worden om straks een goede meting te kunnen doen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Een terechte vraag. Een technische vraag, of laat ik het zo zeggen: het is een technisch antwoord. Ik vind het heel belangrijk dat wij allemaal een duidelijk beeld hebben bij dit systeem, maar het is geen politieke vraag. De heer Laçin stelt eigenlijk een vraag over de vergelijkbaarheid. Ik vind het belangrijk dat de experts, die dus expertise hebben op het gebied van statistische vergelijkbaarheid en die weten hoe je kunt zorgen voor vergelijkbaarheid, een antwoord op die vraag geven. Precies daarom heb ik, toen Rijkswaterstaat het voorstel op tafel heeft gelegd voor de monitoring, inclusief het nuljaar, inclusief de condities, alle partijen de gelegenheid gegeven om daar nog op- en aanmerkingen bij te maken. Rijkswaterstaat heeft al die op- en aanmerkingen ook van een antwoord voorzien. Dat is heel transparant ook weer aan de Kamer gegeven. Op basis daarvan zijn een aantal punten aangepast. Ze hebben ondersteund door dat statistische bureau gezegd: op dit punt en op dat punt gaan we nog iets aanpassen. Dat is de methode waarmee we het nu gaan doen. Zij zijn de experts. Ik vind dat het een onafhankelijke monitor moet zijn en daarom vind ik ook dat het aan Rijkswaterstaat en aan de experts van dat statistische bureau is om te bepalen hoe je zo'n methode inricht. Anders kom je in een discussie die wij hier met elkaar niet moeten voeren.

De voorzitter:

De heer Laçin schudt zijn hoofd, dus dat betekent waarschijnlijk dat er een vervolgvraag komt.

De heer Laçin (SP):

Jazeker, want de Staatssecretaris maakt het nu statistisch en technisch en noem maar op. We hebben hier een heel debat over gehad in maart. We hebben toen heldere kaders gesteld aan het monitoren. Wat hebben we nodig om uiteindelijk te kunnen zeggen of het doel wel is gehaald of niet is gehaald? Nu hoor ik de Staatssecretaris allerlei dingen opnoemen, maar geen antwoord geven op mijn vraag. De vijf gebieden die zijn toegevoegd, zijn niet op die manier gemonitord. Hoe worden die gebieden meegenomen in de metingen die we zo gaan doen? Dan kunnen we het over techniek hebben of over statistiek. Dat kunnen we altijd doen, maar dat is geen antwoord op de vraag die voorligt. Hoe nemen we die gebieden mee in het monitoren straks? Die zijn namelijk niet eerder gemonitord, dus hoe kan 2016/2017 voor die vijf gebieden als nuljaar, als nulmeting genomen worden? Dat lijkt mij onmogelijk.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Volgens mij is het eerder zo dat de heer Laçin graag een ander antwoord zou willen hebben dan dat het geen antwoord is op zijn vraag. Als de heer Laçin een precies antwoord wil hebben op de heel specifieke vraag hoe er is omgegaan met de toevoeging van bepaalde gebieden, dan is dat keurig aangegeven in de antwoorden of in de reactie die Rijkswaterstaat heeft gegeven. Die is als bijlage van de brief van 3 juli aan uw Kamer gestuurd. Ik heb alle partijen de gelegenheid gegeven om dit soort op- en aanmerkingen bij de start van dit hele proces te maken. Rijkswaterstaat heeft die allemaal bekeken, op alle suggesties een antwoord gegeven en daarbij aangegeven of men ze wel of niet gaat meenemen. Ik vond het heel belangrijk om dat in alle transparantie met uw Kamer te delen. Dat heb ik ook gedaan. Daarin zult u ook het antwoord vinden op deze vraag. Daarom is dat voor mij de basis waarop we verdergaan met dit proces.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Er waren een aantal vragen over de monitoring, maar die heb ik beantwoord.

Er was nog een specifieke vraag over het meten van de doelstelling van 90%. We hebben twee doelstellingen. Aan de ene kant de doelstelling dat 70% tot 90% van de flesjes uit het zwerfafval moet komen. Ik heb net met de heer Laçin gewisseld hoe de monitoring daarvan in elkaar steekt. Daarnaast hebben we een tweede doelstelling, namelijk 90% van de kleine plastic flesjes recyclen. We zijn nu aan het uitwerken hoe we dat precies kunnen monitoren. Grote petflessen en andere verpakkingen worden daarin niet meegenomen. Dat vind ik heel belangrijk. Het gaat echt om de kleine flesjes, de kleine plastic flesjes. Wij hebben deze afspraak zelf gemaakt en dat is dan ook de aanscherping die ik in de Europese richtlijn ga proberen te verwerken, zodat we in heel Europa niet alleen naar inzameling, maar ook naar recycling gaan.

Er was nog een vraag van de heer Stoffer over verpakkingenbelasting. Er was al een verpakkingenbelasting. In 2013 heeft het toenmalige kabinet besloten om die in 2013 af te schaffen. De bekostiging moest vervolgens privaat geregeld worden en dat heeft het bedrijfsleven gedaan. De tarieven zijn tot nu toe verhoogd. Voor gemakkelijk recycleerbare en minder makkelijk recycleerbare verpakkingen is het bedrijfsleven zelf bezig met tariefdifferentiatie, want partijen die moeilijk recycleerbare verpakkingen op de markt brengen, maken het voor het bedrijfsleven als geheel duurder. Zij werken nu dus zelf aan een prikkel die het voor bedrijven interessanter maakt om verpakkingen te gebruiken die makkelijk te recycleren zijn, want dan hoeven ze minder te betalen. Maar in zijn totaliteit gaan de kosten omlaag en de milieudruk eveneens. Ik juich dat van harte toe. Ik kom daarop nog bij u terug.

Nog even het beeld dat er misschien zou zijn als zouden de Britten statiegeld wel heel snel invoeren. Ik heb begrepen dat het Britse model zo is dat er eind 2018 alleen een voorstel van een deposit return scheme in consultatie wordt gebracht, waarop iedereen mag inspreken. Wanneer het scheme wordt ingevoerd, is nog niet bekend, maar op zijn vroegst komt er een wetsvoorstel in 2020. Het wetsvoorstel komt er dan dus in 2020. Wij nemen een besluit in 2020 en dan ligt de wet klaar. Zo kunnen beelden ontstaan die soms net anders liggen dan de werkelijkheid. Het is belangrijk om dat even met elkaar helder te krijgen.

Voorzitter. Het laatste blokje gaat over storten, brandbaar afval en een aantal...

De voorzitter:

Voordat we aan het derde blok beginnen nog een vraag van mevrouw Van Brenk en misschien ook nog van de heer Van Dijk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Omdat het over flesjes en water ging: ik had een reactie gevraagd van de Staatssecretaris op de actie die doorgesijpeld is van haar collega ten aanzien van het preventieakkoord. Die wil graag dat de btw op flesjes water en lightdranken en dergelijke naar beneden gaat, maar de btw op gewoon water uit de kraan gaat omhoog. Dat lijkt toch wel heel erg in contradictie, want volgens mij is er niets beters dan water uit de kraan. Dus mijn vraag was of de Staatssecretaris op enig moment nog wel ingaat op dat punt.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De btw-discussie moet mevrouw Van Brenk echt voeren met mijn collega Snel, die gaat over de belastingen. Ik deel wel heel erg met haar dat het kraanwater in Nederland van uitstekende kwaliteit is, zodat je net zo goed een Dopper in je tas kunt stoppen en onderweg veel goedkoper dat heerlijke kraanwater kunt drinken. Dat deel ik met haar.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik hoopte al dat de Staatssecretaris hetzelfde idee had als wat ik zei. Maar zij zou bijvoorbeeld wel heel erg kunnen aanjagen dat er meer tappunten komen, bijvoorbeeld dat je bij de NS makkelijker water kunt tappen zonder dat je eerst verplicht 50 cent moet betalen om naar de wc te gaan. Er moeten gewoon overal zo veel mogelijk tappunten komen, zodat we die Doppers mee gaan nemen om daar dat water in te doen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik weet niet of ik zelf meteen een tappunt kan installeren bij de NS, maar ik snap wel de vraag van mevrouw Van Brenk. Ik zal eens met de NS in gesprek gaan.

De voorzitter:

De heer Van Dijk wil ook nog even aanhaken op blok twee.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ja, dank u wel, voorzitter. Het gaat over het wetgevingstraject voor het verplichten van statiegeld en over de invoeringstermijn. Want als het bedrijfsleven niet levert – dat komen we in het najaar van 2020 te weten – dan gaat de wet in werking treden, maar er is ook sprake van een invoeringstermijn. Dus dan gaan we uit van 2021, maar omdat er allerlei dingen moeten worden geregeld en gedaan, kan het zijn dat we feitelijk pas later met statiegeld te maken krijgen. Heeft de Staatssecretaris daar een beeld van?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Daar hebben we allemaal rekening mee gehouden. De consultatie vindt plaats in 2019. Even kijken. We hebben de voorhang, de Raad van State, het opstellen van het nader rapport, de EU-notificatie. We hebben dan nog de ondertekening door de Koning, de plaatsing in het Staatsblad. Opstelling inwerkingtreding Koninklijk Besluitartikelen, aanbieding en ondertekening van het koninklijk besluit en dan inwerkingtreding van de statiegeld-AMvB. Invoeringstermijn is een halfjaar. In het tweede kwartaal 2021 is het allemaal gereed, dus ook met de invoeringstermijn is rekening gehouden.

De voorzitter:

De heer Van Dijk nog een vervolgvraag?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik wil het precies hebben, want dat is voor de discussie natuurlijk van belang: in het tweede kwartaal van 2021 zullen wij met z'n allen, als het bedrijfsleven niet levert, verplicht statiegeld hebben.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja.

De voorzitter:

De heer Wassenberg wil ook graag nog een vraag stellen. Die mogelijkheid heeft hij ook nog steeds.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, die heb ik nog steeds. Ook nog even over het blokje plastic. Ik had het gehad over die perverse prikkel dat plastic uit olie duurder is dan het recyclaat. Ziet de Staatssecretaris dat ook als een probleem en kan er een prijsprikkel of zoiets komen om het aantrekkelijker te maken, het recyclaat te gebruiken? Dan wordt het meer gebruikt, en dat is nodig om die circulaire economie echt op gang te krijgen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik snap de vraag van de heer Wassenberg heel goed. Als we de parallel trekken met de discussie over energie, dan zagen we dat groene energie ook duurder was dan fossiele energie. Via de SDE+ hebben we een mogelijkheid gevonden om de ontwikkeling van die sector toch mogelijk te maken en de vraag ernaar te stimuleren. In het regeerakkoord is ook afgesproken dat de SDE+ verbreed wordt. Dit is, denk ik, een aspect dat we mee moeten nemen in de discussie daarover. Die is niet afgesloten. Het zal er ook van afhangen hoe kosteneffectief het is om via grondstoffen dezelfde CO2 te besparen, want dat is het uniforme doel waaraan we maatregelen steeds toetsen. Maar ik vind de vraag legitiem en die speelt dus ook. Daar spreken we over.

De voorzitter:

En de vervolgvraag.

De heer Wassenberg (PvdD):

Fijn dat ernaar gekeken wordt, maar de SDE+-regeling gaat specifiek over duurzame energie. Natuurlijk is er ook een link met energie, maar in feite gaat dit over materiaalgebruik. Ik weet niet of die link sterk genoeg is om dit er ook bij te kunnen betrekken, want de criteria zijn best streng. Dus als dit niet onder de SDE+-regeling kan vallen, wat ik me kan voorstellen, is er dan niet een vergelijkbaar traject mogelijk?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb tegen de heer Wassenberg gezegd dat ik de vraag legitiem vind. Het past inderdaad zo niet onder de SDE+-regeling. Daar heeft hij ook helemaal gelijk in. In het regeerakkoord hebben wij de afspraak gemaakt dat wij de SDE+-regeling zouden willen verbreden. Het hoe, wat en waar precies wordt allemaal nog besproken. Of het kan zullen we zien. Kosteneffectiviteit speelt natuurlijk ook een rol, maar ik snap wel het punt dat de heer Wassenberg maakt. Ik kan er nu alleen nog niet het finale antwoord op geven.

De voorzitter:

Dan gaan we nu volgens mij wel definitief naar blok drie. Het is goed om de mensen aan tafel er nog op te wijzen dat de heer Van Dijk, mevrouw Kröger, mevrouw Van Brenk, de heer Wassenberg, mevrouw Mulder en mevrouw Van Eijs hun interruptiemogelijkheden niet meer tot hun beschikking hebben. Dus dit kan relatief snel gaan. We streven er nog steeds naar om om 17.00 uur af te ronden, dus wie weet gaat het nog lukken.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ga heel erg mijn best doen. Meneer Laçin zei dat er steeds meer afval naar de stort gaat. Mijn beleid is erop gericht om zo min mogelijk te storten. Er is inderdaad een stijging, maar niet de 130 kiloton ten opzichte van 2017. Rijkswaterstaat heeft berekend dat het gaat om een toename van ongeveer 30 kiloton. Dat vind ik nog steeds onwenselijk. Dat komt door de economische ontwikkeling en door de opleving in de bouw. Ik vind dat we er alles aan moeten doen om dat weer te laten afnemen. In antwoord op verschillende vragen kan ik zeggen dat ik ook op het departement heb gevraagd om mij nou eens inzicht te geven in de verschillende prikkels die we hebben voor storten, verbranden, import van afval en gebruik van Nederlands afval. Wijzen al die prikkels in dezelfde richting? Ik ga die analyse maken en kijken of daar een verbetering in mogelijk is. Als ik denk dat dat zo is, kom ik daarover ook bij u terug.

Nederlands afval kan altijd worden verbrand. Dat was nog een specifieke vraag van de heer Ziengs. Indien nodig wordt het afval tijdelijk opgeslagen op stortplaatsen, maar daar zit ook een limiet aan en er mag geen brandbaar afval worden gestort. Er vinden wel af en toe branden plaats. Matrassen zijn een voorbeeld waar regelmatig een soort broei ontstaat en dan ontbranding. Dat is een van de redenen waarom ook producentenverantwoordelijkheid en matrassenrecycling hoog op mijn agenda staan, omdat dit wel een zorgstroom is in die zin.

Ik kom bij bouw- en sloopafval. Op de bouw- en slooplocatie moeten afvalstoffen gescheiden worden. Indien er sprake is van gemengde vrachten, moet het sorteerbedrijf weer gaan scheiden. Het residu dat overblijft mag alleen worden gestort als het niet brandbaar is.

Is de Staatssecretaris bereid om te kijken hoe geprikkeld kan worden dat KWD-afval gescheiden gaat worden? Dat was een vraag van mevrouw Mulder. Er zijn inderdaad initiatieven waarbij bedrijven samenwerken. Dat geeft schaalgrootte en dan wordt scheiden rendabeler. Ik geef gemeenten ook echt de mogelijkheid om te experimenteren en om te kijken of dit efficiënter is, bijvoorbeeld Amsterdam. En ik bezie mogelijkheden om regels aan te passen zodat meer bedrijven gaan scheiden. Bijvoorbeeld het aantal koffiebekers en de hoeveelheid textiel in het restafval, maar ook het specifieke voorbeeld waar mevrouw Van Eijs naar vroeg van de scholen.

Kinderen krijgen op school les over het scheiden van afval. Als je graag wilt dat kinderen dat thuis gaan doen en ze leren daarover op school, dan wil je dat dat op school ook kan. Ik was deze week op werkbezoek in Apeldoorn. Ik heb daar ook toegezegd dat ik zal kijken of hiervoor iets mogelijk is. Ik weet het nog niet, want ik heb die blik nog niet op de wetgeving kunnen slaan, maar ik snap vanuit het educatieve perspectief dat dit voor scholen extra belangrijk is. Dus daar ga ik naar kijken.

Voorzitter, dan waren er waarschijnlijk nog een paar vragen die ik heb gemist in deze enorme berg. We hebben ons best gedaan om ze bij te houden. Maar anders ben ik graag bereid om daar in tweede termijn nog op terug te komen.

De voorzitter:

Het kan zijn dat een van de Kamerleden nog een opmerking wil plaatsen dat zijn of haar vraag gemist is en dat daar geen antwoord op gekomen is. Dan kan dat nu nog.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik heb mijn laatste interruptie bewust bewaard voor dit kopje, want ook hier vind ik nogmaals dat de Staatssecretaris er wel heel snel overheen gaat. Met betrekking tot recycling en de circulaire economie hebben we bij afval gewoon te maken met falend overheidsbeleid. Er gaat steeds meer naar de stort en verbrandingsovens draaien op volle capaciteit, terwijl dat de twee slechtste opties zijn. Omdat preventie, recycling en hergebruik allemaal tegenvallen, moet de Staatssecretaris nou niet zeggen: we gaan er een inventarisatie van maken en dan komen we er op terug. Wat gaan we op korte termijn doen om dit op te lossen? Dat is mijn concrete vraag. Een inventarisatie van onderzoek is prima, maar het overheidsbeleid faalt. Dat is de conclusie. Hoe gaan we dit oplossen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Die conclusie laat ik echt voor rekening van de heer Laçin. We zien een economische groei die gepaard gaat met veel meer economische activiteit. Dat gaat ook gepaard met meer afval. De bouw groeit ook, wat gepaard met meer afval. Ik heb aangegeven dat ik dat onwenselijk vind. Het is ook zeker mijn ambitie om zo min mogelijk te storten en te verbranden. Daarom verhoogt dit kabinet ook de verbrandings- en stortbelasting. In aanvulling op die maatregelen heb ik al aangegeven dat ik het ook belangrijk vind om nog eens naar het hele stelsel te kijken om te zien of alle prikkels die we geven wel dezelfde kant op staan. Die kant is wat mij betreft zo min mogelijk storten, zo min mogelijk verbranden, zo veel mogelijk hergebruiken. Aan dat zo veel mogelijk hergebruiken zit natuurlijk ook een belangrijke vraagkant. Dus je moet ook die vraag stimuleren. Daar staan heel veel initiatieven voor in de kabinetsreactie. Dus op al die vlakken ben ik hard aan de slag.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Meer een opmerking. Het is niet mijn conclusie maar er gaat steeds meer naar de stort. Verbrandingsovens draaien op volle capaciteit. Dat zijn gewoon de cijfers, dat verzin ik niet. Dus daaruit trek ik de conclusie met zekerheid dat het overheidsbeleid op dit punt faalt. Daarom vraag ik naar snelle oplossingen. Die komen er niet als ik de Staatssecretaris zo hoor. Met wensen en onwenselijkheid komen we geen stap verder. Dat is de conclusie die ik even trek uit deze interruptie.

De voorzitter:

Dit was geen specifieke vraag, meer een korte algemene beschouwing. Ik geef nu het woord aan de heer Ziengs.

De heer Ziengs (VVD):

Voorzitter, ik ben in ieder geval blij met de toezegging van de Staatssecretaris dat ze met die analyse komt als het gaat om die afvalstromen.

Ik had nog een aantal vragen gesteld, onder andere over de milieustraten van de gemeentes. Ik kan me niet herinneren dat ik daar echt een antwoord op heb gekregen. Ik constateerde dat nog geen 15% van de gemeentes kennelijk voldoet aan de voorwaarde van achttien bakken.

De tweede vraag die ik stelde ging over de flexibele schil bij de aanlevering van afval vanuit het buitenland, of wellicht naar die contracten gekeken kan worden bij een verlenging door de ILT.

De derde vraag ging volgens mij over de microplastics en mijn opmerking daarbij over de levenscyclusanalyse en de betrouwbaarheid daarvan.

De laatste vraag die ik volgens mij nog heb openstaan is het puntje van de proportionaliteit, waarbij wij kennelijk richting Europa hebben aangegeven dat wij het heel erg proportioneel vonden, dat al die kosten dus bij de producent liggen. Mijn vraag was inderdaad hoe we tot dat antwoord zijn gekomen.

De voorzitter:

Voordat de Staatssecretaris antwoord geeft, kan de heer Stoffer misschien ook nog even naar voren brengen welke vragen hij nog gemist heeft in de beantwoording.

De heer Stoffer (SGP):

Het is natuurlijk heel veel over statiegeld gegaan. Ik kijk nog even naar de brief van 3 juli. Ik heb het idee dat het telkens ging over de kleine plastic flesjes. Mijn vraag was daarnaast ook gericht op blikjes. Daarvan heb ik nog niet helemaal helder gekregen of daarvoor ook een traject in gang wordt gezet. Ik kan het in ieder geval nergens uit halen, dus ik hoor het graag.

De voorzitter:

De Staatssecretaris, voor deze toch nog vijf vragen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voorzitter, voor een deel moet ik, denk ik, toch nog verwijzen naar de tweede termijn, waarin we terugkomen op een aantal van de gedetailleerde vragen die de heer Ziengs inderdaad gesteld heeft.

De Kamer heeft tijdens de behandeling en ook tijdens de afronding een motie aangenomen die vroeg om een plan van aanpak op het gebied van blikjes. Dat zou moeten worden opgesteld door de gemeenten en het bedrijfsleven. Dus ik heb ook met deze partijen gesproken over deze aangenomen motie. Zij zijn daarover in gesprek. Dus aan dat plan voor de blikjes wordt gewerkt.

De heer Stoffer (SGP):

Stel nu dat dat geen resultaat oplevert, gaan we dan hetzelfde traject in als bij de flesjes? Dan wordt er ook statiegeld op geheven, of kan ik dat daar niet direct uit concluderen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Er lagen ook moties ter stemming voor die dat vroegen. Die moties zijn allemaal verworpen. Dus nee, dat is geen onderdeel van de logische vervolgstappen.

De voorzitter:

Kortom, een aantal antwoorden wordt nog gegeven in de tweede termijn. Ik stel voor dat we een heel korte pauze houden van drie à vier minuten en dat we dan verder gaan voor de tweede ronde. Dat betekent dan anderhalve minuut spreektijd en één interruptiemogelijkheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Opnieuw hervatten we deze vergadering. We gaan verder met het tweede gedeelte, met zoals gezegd voor de pauze anderhalve minuut spreektijd per Kamerlid, één interruptie met nog een vervolgvraag als mogelijkheid. Ik geef graag de heer Gijs van Dijk van de PvdA als eerste het woord.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de antwoorden in eerste termijn. Ik begon mijn eerste termijn ermee dat er geen keuze meer is dan hiervoor te kiezen. Alle partijen willen het, mensen willen het, overheden willen het, nu het bedrijfsleven nog. We hebben het debat gehad over de vraag hoe we het bedrijfsleven nu die keus gaan laten maken, want het is een verplichte keuze. Daar zullen we de komende jaren als fractie strak op toezien. Dus dat wordt vervolgd.

Ik heb nog twee vragen. In april hebben we het erover gehad om met de supermarkten te verkennen om alvast een koploperpositie te pakken. Hoe gaan we nou met verpakkingen om bij producenten? De Staatssecretaris zou het oppakken om dat verkennend met de supermarkten te bespreken. Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat.

De tweede vraag gaat over de bioafbreekbare plastics. Ik heb die wetenschap natuurlijk ook niet in huis, maar de vraag is wel wanneer de Staatssecretaris komt met een uitkomst. Want ik zie dat de afvalbedrijven zeggen «dit gaat niet goed» en wellicht de waterschappen die zeggen «dit is eigenlijk een uitkomst». Dus wanneer kunnen we dat verwachten?

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Dijk, hartelijk dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Allereerst over het verbod op vernietiging van ongebruikte of onverkochte goederen waar wij voor pleiten. Ik las net toevallig op Teletekst dat een heel groot merk dat daarop betrapt is nu heeft gezegd dat ze daarmee stoppen. Dit is echt het topje van de ijsberg. Ik ben blij dat er onderzoek is toegezegd. Ik hoop echt op een breed onderzoek in de verschillende sectoren en hoop parallel daaraan te horen welke wetgeving er nodig is. Dus ik hoor graag in detail van de Staatssecretaris wat zij van plan is.

Waarom blijf ik op wetgeving zitten? Dat is natuurlijk ook waarom wij zo op statiegeld hameren. We hebben het over een ongelofelijke uitdaging: de helft minder grondstoffen in 2030. Ik maak me zorgen over het gebrek aan tastbare, concrete maatregelen in de kabinetsbrief. Ik denk dat we toch echt zien dat de markt zoals we die hebben alleen maar die stap naar een circulaire economie gaat maken als je ook echt de regels maakt om producenten en consumenten zover te krijgen.

Nog een heel specifieke vraag die voor mij nog niet beantwoord is, is of de ambitie van de helft minder grondstoffengebruik alleen geldt voor de geïmporteerde grondstoffen voor de Nederlandse maakindustrie of ook voor alle geïmporteerde goederen. Dat gaat dus over de scope van de toezegging.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Mevrouw Van Brenk, aan u het woord.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil deze altijd positieve Staatssecretaris bedanken voor haar uitgebreide reactie.

Ik wil nog even ingaan op het puntje «afval dat weer grondstof wordt». De Staatssecretaris ziet wat de waterschappen allemaal doen en dat dat inderdaad pareltjes zijn die vooroplopen in dit traject. Maar toch worden zij steeds geblokkeerd als ze harder willen lopen. Ik zei al, er ligt een uitgebreid rapport. De Staatssecretaris zegt dat ze daar best nog wel naar wil kijken. Ik vraag de Staatssecretaris of zij de moeite wil nemen om een schriftelijke reactie te geven, ergens misschien voor de herfstvakantie, hoe zij nou aankijkt tegen de oplossingen die aangedragen worden in het rapport-Berenschot. Ik hoop dat zij dat wil toezeggen.

Ik weet dat deze Staatssecretaris niet gaat over de btw. Dat klopt. Maar haar collega, de Staatssecretaris die preventie doet, heeft allerlei ideeën, die maken dat we vooral flessen water gaan kopen. Dat zou toch eigenlijk anders moeten. Zou zij nou niet met haar collega iets creatiefs kunnen doen? Je zou eerder zeggen: laten we de Doppers goedkoper maken. Kan zij in ieder geval de toezegging doen dat ze hier toch nog even in wil duiken?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Het woord is aan de heer Ziengs van de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Heel kort, voorzitter. We hebben nu weer gezien dat de circulaire economie stevig vorm krijgt en dat wij de goede dingen proberen te doen, in ieder geval om die grondstoffen weer te kunnen gaan hergebruiken. Ik zie dan ook de brief van de Staatssecretaris die toegezegd is over het onderzoek met heel veel plezier tegemoet. De vragen die nog openstonden heb ik net al even in de vorige ronde gesteld, dus daarop wacht ik de antwoorden nog even af.

Tot zover dan ook, voorzitter.

De voorzitter:

U krijgt inderdaad nog antwoord op die vragen. Dank voor uw inbreng. Dan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Kröger over statiegeld. Ik maak me ook zorgen over de ongrijpbaarheid van de amorfe materie die dit inmiddels geworden is.

Mijn eigen vraag gaat over de afvalstroom en de plasticrecycling. Wij hebben twee dingen. De toevoer van plastics moet constanter en de kwaliteit moet beter. Als het gaat om de toevoer, bij SUEZ hebben we gehoord dat er toch verschillende systemen zijn, elke gemeente doet het op een andere, eigen manier. Dat betekent dat er heel veel variatie zit in de aanlevering van plastic afvalmateriaal. Dat maakt de verwerking niet altijd makkelijk. Dus ik vraag aan de Staatssecretaris of de rijksoverheid een regierol kan spelen om te kijken of dit gecoördineerd kan worden, zodat de verschillen, de variatie misschien iets minder groot worden. Daarmee wordt de stroom constanter en dat draagt bij aan een betere recycling.

Het tweede punt, dat hier direct mee te maken heeft, is de vervuiling. Daar hebben we het ook over gehad, maar daarop heb ik nog geen antwoord gekregen. Hoe minder vervuiling, hoe beter de recycling kan verlopen. Heel veel gemeenten hebben een kilodoelstelling, met zo min mogelijk restafval per inwoner. Dat is op zich heel erg te prijzen, maar aan de andere kant betekent dat ook dat er burgers zijn die zeggen: ik heb die glasbak, ik gooi daar ook mijn afval in. Ook in de grote verzamelbakken voor plastic kom je steeds meer afval tegen. Dat heeft direct te maken met die kilodoelstelling. Is het niet mogelijk om te kijken of die kilodoelstelling kan worden vervangen door bijvoorbeeld een recycledoelstelling? Daarmee haal je de vervuiling weg en verbeter je de kwaliteit. Dus voer een constante stroom in en een verbetering van de kwaliteit. Ik denk dat dat heel belangrijk is voor een goede plasticrecycling. Graag een reactie daarop van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. En dan de heer Laçin voor zijn anderhalve minuut.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik begin ook met afval. Ik heb volgens mij net duidelijk gemaakt dat in mijn beleving het overheidsbeleid aan de ene kant faalt, terwijl we aan de andere kant wel steeds meer van burgers en het bedrijfsleven vragen met de scheiding, terwijl de overheid eigenlijk gewoon niet levert.

Ten tweede kom ik toch terug op het statiegeld. De brief en de bijlage geven op bepaalde elementen duidelijkheid maar roepen bij mij ook heel veel vragen op. Een aantal heb ik ook gesteld aan de Staatssecretaris maar de antwoorden bevredigen mij niet. Dus hierbij wil ik ook een VAO aankondigen om een aantal punten met moties toch wat scherper te stellen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Laçin. En vervolgens de heer Stoffer, die als enige binnen de vijf minuten bleef.

De heer Stoffer (SGP):

In de eerste plaats dank aan de Staatssecretaris voor de goede en degelijke beantwoording. Dat doet altijd goed.

Ik heb een paar puntjes die ik even aan wil stippen. Over statiegeld op de kleine plastic flesjes had ik liever een ander antwoord gezien, maar het is zoals het is, dus daar zullen we het mee moeten doen.

Wat betreft het statiegeld op blikjes, begrijp ik dat dat niet aan de orde is. De Staatssecretaris geeft aan dat op dit moment door partijen gewerkt wordt aan een oplossing voor dat probleem. Zit daar ook een einddatum op, zodat het op een gegeven moment helder is wanneer dat opgelost is of niet?

Ik dank de Staatssecretaris specifiek voor de persoonlijke inzet die zij wil plegen om het laaghangend fruit met de Taskforce Herijking Afvalstoffen ook al eerder te effectueren. Heel mooi.

Ik kan het niet nalaten, nu ik toch nog een paar seconden heb: ik ben er eigenlijk wel trots op dat ik vanmiddag zo vaak de term Rijkswaterstaat langs hoor komen. Ik kan er niks aan doen, maar dat voelt voor mij toch nog wel tof, collega's, dus dat geef ik op deze manier nog even mee. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat laatste kan misschien niet iedereen publiek plaatsen, maar dat heeft te maken met uw vorige werkgever, denk ik.

De heer Stoffer (SGP):

Ach, dit gaat er eigenlijk meer om mijn collega's een hart onder de riem te steken. Ik ben er eigenlijk wel een beetje trots op, ik heb daar ongeveer zeveneneenhalfduizend dagen gewerkt, heb ik net uitgerekend, dus vandaar.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder, aan u het woord.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De complimenten voor deze mensen zijn denk ik volledig terecht.

Dank voor de toezeggingen en voor de beantwoording. De specifieke toezegging aan collega Ziengs ging inderdaad over de Taskforce Herijking Afvalstoffen. Ik vind het belangrijk dat dan ook specifiek in die brief wordt ingegaan op bietenpulp en zuiveringsslib. En ik zou wel graag van de Staatssecretaris willen weten of zij bereid is, behalve dan dat zij die taskforce mede financiert, om ook inhoudelijk mee te denken met het ministerie, ook op juridisch vlak. Daar is gewoon behoefte aan, zodat we met elkaar de goede kant op gaan. Zij kan er op die manier een duw aan geven.

Dank voor de toezegging dat de Staatssecretaris wil kijken hoe je biomassa en hergebruik beter kan laten cascaderen. Ik neem aan dat ze dat in dezelfde brief wil zetten als ze aan de heer Ziengs heeft toegezegd. Misschien kan ze ook in die brief ingaan op het KWD-afval, het kantoor-, winkel- en dienstenafval. Er zijn nu experimenten mee bij gemeenten. Dan kan zij ook aangeven welke kant zij daarmee op wil gaan en kan ze daar alvast op ingaan.

Ze heeft ook aangegeven dat je nog meer puin zou moeten gaan scheiden, het bouw- en sloopafval. Misschien kan ze daarbij dan ook onderscheid gaan maken tussen zuiver puin en gemeentepuin. Dus als ze dat nog kan toezeggen, dan alvast heel hartelijk dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Het laatste woord in deze tweede ronde is aan mevrouw Van Eijs van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor de antwoorden van de Staatssecretaris. Ik ben vooral blij met de toezegging dat zij met haar collega van LNV in gesprek gaat over de staluitstoot.

Ik ben ook blij met de woorden die de Staatssecretaris heeft gesproken over het aanpakken van regels die in de weg zitten, met een taskforce op een andere manier. Ik denk dat het zeker niet de laatste keer zal zijn dat wij hierover spreken, want dit is een uitgebreid en complex probleem. Het lijkt mij goed als wij allemaal weten waar wij terechtkunnen. Wij komen als Kamerleden allemaal dit soort regels tegen. Ik vind het leuk dat wij het iedere keer weer aanstippen, maar misschien kunnen wij straks ook bij dat meldpunt terecht om die regels te melden?

Als laatste wil ik nog even terugkomen op circulair bouwen. De Staatssecretaris heeft er al iets over gezegd. Het is een uitgebreide branche en ook een van de grootste vervuilers. Wij zouden graag zien dat de handhaving van de MilieuPrestatie Gebouwen echt omhooggaat. U heeft gezegd dat dit niet bij u maar bij uw collega ligt. Ik zou graag horen dat daarover in overleg wordt getreden en dat er ook meer bekendheid wordt gegeven aan deze norm waaraan men zich moet houden. U heeft al iets gezegd over het aanscherpen van het model. Betekent dit ook dat de norm omhooggaat en strenger wordt?

Ik heb in eerste termijn ook iets gevraagd over kennis en de verdeling daarvan bij de verschillende instituten. Misschien kan de Staatssecretaris daar nog iets over vertellen?

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Kröger aan uw adres.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Die is eigenlijk naar aanleiding van een opmerking die de Staatssecretaris maakte in antwoord op een vraag van collega Stoffer. Hij stelde vast dat er een actieplan komt voor blikjes in het zwerfafval en stelde terecht de vraag of er statiegeld komt als dat actieplan niet resulteert in minder blikjes in het zwerfafval. Toen zei de Staatssecretaris dat een motie daarover is afgestemd. Mijn vraag is eigenlijk of D66 er wel voorstander van zou zijn dat er toch statiegeld wordt ingevoerd, net als bij flesjes, als er een actieplan voor blikjes uit de sector en de gemeenten komt en als dan blijkt dat dit actieplan niet werkt.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dit is een vraag met twee keer «als» erin. Dat vind ik altijd een lastige. Wij hebben al eerder aangegeven dat wij denken dat het heel belangrijk is dat er door die plannen in ieder geval niet meer blik in het milieu komt. Wij hebben aangegeven dat wij willen dat dit wordt gemonitord. Wij willen ook zeker weten dat er wel iets aan blik wordt gedaan, net als aan het bredere zwerfafval. Ik heb zoiets van: laat dit plan eerst maar komen en dan gaan wij dat beoordelen op zijn merites. Het doel van minder blik in het milieu blijft natuurlijk staan, maar om te weten hoe je daar moet komen, gaan wij bekijken hoe de plannen zich ontwikkelen.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoord, maar mevrouw Kröger stelt een tweede vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijn collega vond de als-alsvraag ingewikkeld, dus stel ik hem simpeler. Moeten wij voor blik hetzelfde traject inrichten als voor plastic flesjes? Dus: het bedrijfsleven krijgt de kans en als het niet lukt, voeren wij statiegeld in.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik deel uiteindelijk het doel en dat is minder afval en dus ook minder blikjes in het milieu, maar ik vind toch ook wel dat de plasticsoep een ander soort problematiek is. Ik heb er nu niet zo veel aandacht aan besteed, maar mijn collega's hebben bijvoorbeeld ruimschoots gesproken over microplastics. Ik weet niet of ik precies hetzelfde traject zou willen bewandelen voor dit probleem. Ik wil gewoon eerst kijken wat er uit de bredere aanpak zwerfafval en het actieplan blik komt.

De voorzitter:

Ik zie dat er verder geen vragen meer zijn. Dat betekent dat ik de Staatssecretaris de gelegenheid wil geven om de vragen te beantwoorden, als zij daar klaar voor is.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel, voorzitter. De heer Van Dijk zei: de mensen willen het. Ik kan u vertellen: het bedrijfsleven wil het ook. Ik kom echt op heel veel plekken bedrijven tegen die denken dat het verminderen van verspilling ook kosten scheelt. Het is dus voor iedereen een mooi model.

De concrete vraag van de heer Van Dijk was of ik in overleg ben met de supermarkten. Ja, dat ben ik. De tariefdifferentiatie die ik net al noemde, is een voorbeeld van hoe het bedrijfsleven ook zelf aan de slag is om onderling de prikkels te veranderen en degenen die het goed doen, actief te belonen, ook in financiële zin, ten laste van degenen die nog niet zo veel voortgang maken. Ik wil kijken of in het plastic pact, de raamovereenkomst, een doelstelling kan worden opgenomen voor de goed recyclebare verpakkingen, dat bedrijven beter inzichtelijk maken hoe zij voldoen aan de gestelde eisen voor verpakkingen, de zogenoemde essentiële eisen. Ik ga daarvoor regelgeving aanpassen. Het bedrijfsleven ontwikkelt middels het KIDV ook structureel kennis over de vraag hoe je zo'n verpakking kunt verduurzamen. Wij kunnen tegen elkaar zeggen dat wij die chipszakken met zes lagen niet willen, maar wij willen ook geen oude chips. Dus wij moeten ook een manier vinden om de kennis te genereren om die verpakking te ontwikkelen waar je wel naartoe kunt. De kennis is dus ook echt een onderdeel van de oplossing die wij met elkaar zullen moeten ontwikkelen.

Dan vroeg de heer Van Dijk nog of ik bezig ben te stoppen met bioafbreekbare verpakkingen. Het KIDV speelt daarin een sleutelrol. Er zijn ook al supermarkten die weten dat bioafbreekbare verpakkingen niet altijd de goede oplossing zijn en dat ook willen aanpakken. Daarbij werken wij in dezelfde richting.

De voorzitter:

Ik geef de heer Van Dijk de mogelijkheid om hierop in te gaan.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Heel kort, hoor. Uit de discussie met mevrouw Van Brenk heb ik begrepen dat er nu wordt gekeken wat het beste is en wat wij met dit soort plastics moeten. Mijn concrete vraag was wanneer wij dat kunnen verwachten.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat had u inderdaad nog gevraagd. Uit mijn hoofd gezegd is dat eind 2019. Dit is natuurlijk zo'n punt waar je mee worstelt. Je denkt: fantastisch, voor bioplastics hebben we geen olie meer nodig, beter voor het milieu. Als dan blijkt dat dit zich in het milieu hetzelfde gedraagt als gewone plastic moet je daar ook wel weer mee oppassen. Precies in die technische afweging waar het wel en waar het geen oplossing is, wordt er nu gewoon heel goed naar gekeken door de mensen die daar precies verstand van hebben. Ik hoop u daar voor het einde van het jaar over te kunnen berichten.

Dan ga ik door naar mevrouw Kröger. Zij vroeg waar wij nu precies op monitoren met de 50%. TNO heeft zich destijds, toen die 50% is opgeschreven, gebaseerd op berekeningen voor de hele grondstofketen. Ik heb het PBL gevraagd om met kennisinstellingen en stakeholders nu echt aan die precisering te werken en daarbij zowel te kijken naar grondstoffenstromen als producten voor de hele keten. Dus: TNO heeft zich in de berekening gebaseerd op de hele grondstofketen en ik heb het PBL gevraagd dit verder te preciseren. Ik vind dat wij dit echt goed in kaart moeten brengen als onderdeel van die basis waarvan ik heb gezegd dat wij ervoor moeten zorgen dat die goed staat voor de verdere ontwikkeling hiervan.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijn precieze vraag was of de doelstelling van 50% minder grondstoffen in 2030 ook geldt voor alle geïmporteerde goederen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het antwoord daarop is dat TNO zich bij de berekening heeft gebaseerd op de hele grondstofketen. Ik heb even precies nagevraagd waarop TNO zich heeft gebaseerd in dit onderzoek dat is ingesteld door mijn voorganger en dat leidde tot deze doelstelling. Om de definitie precies te hebben: zij hebben zich bij de berekening gebaseerd op de hele grondstofketen.

Dan zei mevrouw Kröger nog eigenlijk dat zij alles in regels wil vatten. Dat is, denk ik, gewoon een politiek verschil van mening. Soms is het echt noodzakelijk om alles echt in regels te vervatten, soms is dat niet noodzakelijk. Wetgeving is niet het enige tastbare concrete wat je kunt doen. Mevrouw Kröger zei dat zij geen tastbare concrete maatregelen ziet en ik zeg tegen haar dat tastbare concrete maatregelen niet alleen maar wetgeving zijn.

Dan vroeg mevrouw Van Brenk of ik met de Staatssecretaris van Financiën in gesprek wil gaan over de btw. De btw is een EU-gereguleerde belasting. Mijn collega werkt aan de vereenvoudiging van het belastingstelsel. De mogelijkheden binnen de btw zijn beperkt. Overigens gaat het bij die verlaging niet over de btw, maar over de accijns. Maar zoals mevrouw Van Brenk ook weet, moet de discussie over het Belastingplan worden gevoerd met de Staatssecretaris van Financiën. Anders gaan wij allerlei debatten door elkaar halen en wordt het lastig het hele plaatje goed te schetsen.

Volgens mij is de onderliggende vraag van mevrouw Van Brenk een andere. Zij zegt namelijk dat het mooi zou zijn als het makkelijker is om je flesje ergens te vullen. Daarom heb ik gezegd dat ik met de NS daar het gesprek over zal aangaan.

De voorzitter:

Wij zullen zien of mevrouw Van Brenk dit gaat bevestigen of ontkennen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik snap dat de btw echt iets heel anders is. Het ging meer om de vraag of de Staatssecretaris met de andere Staatssecretaris in gesprek gaat, namelijk die van het preventieakkoord, omdat hij de flesjes water wil gaan promoten. Het lijkt mij dat hij kraanwater zou moeten promoten.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Staatssecretaris Blokhuis wil het makkelijker maken om gezonde keuzes te maken. Dat kan ik alleen maar van harte ondersteunen. Daarnaast hebben wij vanuit onze grondstoffendoelstelling nog een doelstelling om het aantal flesjes dat in het milieu komt te verminderen, waarvoor wij vervolgens aan de lat staan. Daarover hebben wij het gesprek hier, maar ik ondersteun het dat Staatssecretaris Blokhuis zegt: wij moeten mensen helpen om het gemakkelijker te maken om de gezonde keuze te maken. Ik denk dat wij daar ook met mevrouw Van Brenk gezamenlijk achter staan.

Mevrouw Van Brenk had nog een specifieke vraag over de Taskforce Herijking Afvalstoffen en het Berenschotrapport. Zij vroeg mij of ik daarop wil reageren. Er zijn meerdere specifieke vragen gesteld. Ik stel voor dat ik die meeneem in de uitvoeringsagenda's die ik u ga sturen. Het valt allemaal in een agenda, en dan krijgt u weer een aparte brief met actiepunten en een aparte brief over de bietenpulp van mevrouw Mulder. Ik kan mij voorstellen dat ik ervoor zorg dat wij terugkomen op de specifieke punten die u hebt genoemd wanneer ik u de uitvoeringsagenda's aanbied. Dan hebt u meteen het kader waarin het wordt ingebed.

Er is gevraagd naar de actieve deelname in de taskforce. Er is een actieve deelname van de ILT als handhaver binnen de taskforce. Wij leveren een financiële bijdrage om de taskforce mogelijk te maken. Op verzoek worden ook kennis en kunde beschikbaar gesteld vanuit mijn departement. Wij werken daar dus aan mee.

De heer Ziengs had inderdaad nog een paar vragen gesteld, waarvan er twee gingen over plastics. Na consultatie bleken die toch beantwoord te zijn, maar een aantal vragen was inderdaad nog niet beantwoord. Een daarvan ging over het importplafond bij langlopende contracten. Wij hebben in Nederland een flexibel importplafond. Hiermee kunnen wij verdringing van Nederlands afval tegengaan, want dat willen we natuurlijk niet. Als Nederlands afval, dat verbrand had kunnen worden, gestort wordt als buitenlands afval, treedt het importplafond in werking. In dat geval kan de ILT stoppen met het afgeven van beschikkingen om afval te importeren. Contracten lopen wisselend af en het stoppen van beschikkingen om afval te importeren zal dan ook effect hebben, maar de afvalverbrandingsinstallaties zelf anticiperen op dat plafond door op een gegeven moment gewoon minder afval in te nemen.

Over de opmerking die eerder door de heer Laçin werd gemaakt zeg ik: de afvalverbrandingsinstallaties in Nederland draaien op volle kracht. Dat voorkomt storten in het buitenland. Het feit dat de restcapaciteit van de Nederlandse installaties wordt benut betekent ook dat er niet elders weer een nieuwe installatie wordt gebouwd waarvoor misschien onvoldoende afval aanwezig is, of die een aanzuigende werking zou kunnen hebben. In die zin voorkomen wij ook dat er elders nieuwe capaciteit wordt gebouwd en voorkomen wij stort elders. Dat ontslaat ons niet van de verplichting om bij al het afval te kijken of wij zo veel mogelijk herbruikbare materialen eruit kunnen halen.

Zo veel mogelijk scheiden wat je nog kunt gebruiken: daarover ging ook een andere vraag van de heer Ziengs, over de achttien bakken. Het blijkt dat bij goed presterende milieustraten niet meer dan 13% van het grof huishoudelijk afval in de restbak terechtkomt. Daar hebben wij eerder in deze commissie ook weleens met elkaar over gesproken. Ik wil graag nog een keer kijken naar de vraag van de heer Ziengs hoeveel gemeenten nu werkelijk voldoen aan de doelstelling om voldoende scheidingsbakken te hebben. Ik zal de heer Ziengs daarover nog informeren.

PMD, landelijk systeem: 90% van de gemeenten zamelen in. Er zijn best practices en in de Raamovereenkomst Verpakkingen proberen we dus ook de best practices van gemeenten met elkaar te delen en afspraken hierover te maken.

In plasticrecycling moet inderdaad kwaliteit centraal komen te staan. De kwaliteit gaat bepalen hoe makkelijk het daarna bruikbaar is, tegen welke kosten het daarna herbruikbaar is en eigenlijk dus hoe gemakkelijk secundaire grondstoffen hun weg weer vinden in nieuwe producten. Wij moeten dus absoluut prioriteit geven aan de kwaliteit. De heer Wassenberg heeft daar twee vragen over gesteld. Over de vraag naar vervuiling heb ik daarstraks iets gezegd. Met de nieuwe richtlijn gaan we in ieder geval goed meten wat er werkelijk wordt ingezameld.

Mevrouw Mulder had het over KWB, kansen en experimenten. Dat sluit inderdaad aan op de transitieagenda consumptiegoederen en komt terug in het uitvoeringsprogramma circulaire economie.

Kunnen we onderzoeken of er een verbetering kan worden aangebracht in de scheiding van sloop- en bouwafval? Ja, dat kan ik toezeggen. Daar zullen wij op terugkomen in de agenda.

Mevrouw Van Eijs had een vraag gesteld over circulair bouwen. Kan daar meer bekendheid aan worden gegeven? Wil ik daarover met mijn collega in gesprek gaan? Ik wil deze punten inderdaad graag samen met de collega van BZK oppakken. Ik stel mij voor dat wij in de uitvoeringsagenda opnemen wat wij aan verbeteringen mogelijk zien op deze punten.

Mevrouw Van Eijs had nog specifiek gevraagd om nader in te gaan op de kennisinstellingen. U vraagt naar het BTIC, het Bouw Techniek en Innovatiecentrum. Dat is een nieuw kennisinstituut in de bouw. Dit werkt samen met Platform CB'23, Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf en ProRail. Die zijn ook partner bij dat BTIC. Die samenwerking waar u terecht naar vraagt – brengen wij al die kennis bij elkaar? – is goed geborgd.

Laat ik dan afsluiten met mij geheel aan te sluiten bij het compliment dat de heer Stoffer gaf aan de collega's bij Rijkswaterstaat. Ik wilde op dit terrein natuurlijk graag dat wij ook als overheid het goede voorbeeld zouden geven. Toen heb ik eens opgevraagd waar de collega's allemaal al mee bezig waren. Dat was al een heleboel. Zij waren al vol aan de slag en hebben geen enkele aansporing van mij nodig om daar flink mee door te gaan. Ondanks dat het niet nodig is, doe ik het toch graag. Maar het compliment dat u uitdeelt is geheel terecht. Ik hoop dat wij nog veel mooie voorbeelden kunnen laten zien de komende jaren.

Ik hoop dat ik daarmee de meeste vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Die indruk wordt zeker gewekt, want ik zie geen vragende blikken meer. Dat betekent dat wij bij de finale van dit algemeen overleg komen, maar niet voordat ik ga vermelden welke toezeggingen er zijn gedaan. Dat zijn er een dertiental, dus luistert u allen even goed, zodat het goed wordt genoteerd. Eventueel zijn er nog aanvullingen nodig, maar dat hoor ik dan graag na die tijd.

  • 1. De Staatssecretaris zegt toe om de tussentijdse resultaten en het laaghangende fruit van de Taskforce Herijking Afvalstoffen met de Kamer te delen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb gezegd dat ik met de taskforce zal bespreken wat er mogelijk is en dat het mij logisch lijkt, als er laaghangend fruit is, dat wij dat niet laten liggen. Als het zo is dat wij dat kunnen doen, zal ik het zeker met de Kamer delen. Maar de taskforce is natuurlijk onafhankelijk en geeft mij ook advies. Ik kan dus niet voor hen die toezegging doen. Ik heb wel de toezegging gedaan dat ik dit met hen zal bespreken.

De voorzitter:

De heer Stoffer maakte die opmerking en volgens mij is hij tevreden met deze toelichting van de Staatssecretaris.

De heer Stoffer (SGP):

Ik begrijp uiteraard dat het in die context is; dat is helemaal terecht.

De voorzitter:

  • 2. De Staatssecretaris gaat onderzoeken waar met betrekking tot afval in de verschillende sectoren problemen zitten en brengt hierbij de verschillende sectoren, stromingen en oplossingen in beeld.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het gaat over het stelsel van prikkels die wij hebben voor storten en verbranden. Ik wil nog eens kijken of in dat hele stelsel alle neuzen dezelfde kant op staan. Als er problemen zijn, kom ik daar bij de Kamer op terug als ik mogelijkheden voor verbetering zie.

De voorzitter:

  • 3. In de brief over de uitvoeringsagenda's zal worden ingegaan op de randvoorwaarden van het materialenpaspoort.

  • 4. De Kamer zal na afstemming met Minister Ollongren worden geïnformeerd over de situatie rondom pur.

  • 5. De Staatssecretaris gaat in gesprek met de Minister van LNV over de stalbeoordeling en -verduurzaming en komt hier na het gesprek in een brief op terug.

  • 6. Begin 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over het plastic pact.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Wij verwachten dat dat in de eerste helft van 2019 is.

De voorzitter:

Oké, de eerste helft van 2019. Dat is toch weer iets anders dan medio 2019. Eerste kwartaal van 2019, dus. Begrijp ik dat goed? Nee, de eerste helft. Ook goed. Ik probeer even duidelijkheid te verkrijgen, maar het is de eerste helft.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het was positief bedoeld.

De voorzitter:

Vóór 1 juli, dat begrijp ik nu dus.

  • 7. De Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van de tariefdifferentiatie rondom het recyclen van verpakkingsmateriaal.

  • 8. Eind van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over wat de effecten van bioafbreekbare plastics zijn.

  • 9. De Staatssecretaris gaat in gesprek met de NS over watertappunten op de stations en komt hierop terug in een brief.

  • 10. De Kamer zal worden geïnformeerd over de specifieke punten van het lid Van Brenk en de kwestie rondom bietenpulp. Daarbij zal ook een reactie worden gegeven op het rapport van Berenschot. Ik begrijp dat dit enige nuance behoeft.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Misschien mag ik het iets algemener formuleren voor de toezeggingenregistratie? Er zijn een aantal specifieke vragen gesteld over hoe met bepaalde afvalstromen kan worden omgegaan in het licht van de circulaire economie. Ik kom daarop graag terug bij de uitvoeringsagenda's.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik had wel een heel specifieke vraag gesteld. Er staan een aantal handreikingen in het rapport-Berenschot. Ik had gevraagd of daar in ieder geval een reactie op kan komen. Dat is volgens mij de wens.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Laat ik toevoegen aan de toezegging dat ik daarbij in ieder geval zal kijken naar het rapport-Berenschot en naar bietenpulp. Dan doen we mevrouw Mulder niet tekort.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

En het zuiveringsslib.

De voorzitter:

Er komen steeds meer wensen bij.

Wij zijn al bij punt

  • 11. De Kamer zal worden geïnformeerd over het percentage gemeenten dat voldoet aan de scheidingsdoelstellingen. «Achttien bakken milieustraat» staat er nog bij.

  • 12. In de uitvoeringsagenda zal worden teruggekomen op het verbeteren van het scheiden van bouw- en sloopafval.

  • 13. De Kamer zal worden geïnformeerd over de vragen van Kamerlid Van Eijs. Het staat hier wat onduidelijk, maar het heeft betrekking op de laatste inbreng van mevrouw Van Eijs. Volgens mij ging dat over de bouw. Maar misschien kunt u beamen dat het daarover ging en aangeven welke toezegging u hebt gedaan.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Het ging over de vraag van mevrouw Van Eijs over puin. Daar komen we op terug. In de toezegging over pur kon worden gelezen dat ik met de brief kom, maar de Minister van BZK komt met de brief. Ik heb gezegd dat wij natuurlijk aansluiten op de beantwoording. Maar zij komt met de brief.

De voorzitter:

Er is door de heer Laçin een verzoek gedaan om een VAO. Ik vraag de Kamerleden of er in een eerder stadium een toezegging is gedaan die nu niet door mij is vermeld.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik miste de toezegging van de Staatssecretaris om te gaan kijken naar het probleem van de vernietiging van onverkochte goederen, daarbij de verschillende sectoren onder de loep nemend, en te kijken wat de mogelijkheden zijn van de Franse wetgeving.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik heb inderdaad toegezegd dat ik breed naar dat vraagstuk zou kijken en dat ik ook naar de Franse wetgeving zou kijken.

De voorzitter:

Voor de rest zijn er geen opmerkingen meer. Dat is een teken dat alle toezeggingen zijn genoteerd. Daarmee eindigt dit AO, maar begint het werk voor het ministerie en de Staatssecretaris om heel veel zaken uit te gaan werken. Daar wens ik u heel veel succes bij. Ik dank ook de toehoorders voor hun blijk van belangstelling vanmiddag. Het was een hele zit. Ik werd er door de Kamerleden af en toe op gewezen dat ik iets te streng was en dat men het gevoel had dat men onvoldoende de mogelijkheid kreeg om een interruptie te plaatsen. Maar volgens mij hebben wij het in ieder geval mooi binnen de tijd weten te realiseren en heeft ook iedereen zijn vragen en opmerkingen kunnen plaatsen. Hartelijk dank, Staatssecretaris, en hartelijk dank, Kamerleden. Ik wil zeker de Griffie hartelijk danken, want die heeft ook weer hard moeten werken om alles goed op papier te krijgen en te noteren. Dus hartelijk dank en graag tot een volgende keer.

Sluiting 16.52 uur.


X Noot
1

Herdruk i.v.m. een correctie in het vergaderjaar

Naar boven