32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 269 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2023

Op 13 september 2023 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, mij verzocht te reageren op een vijftal brieven. De brieven, afkomstig van vier organisaties en een bezorgde burger, gaan over de regelgeving voor plastic wegwerpproducten die per 1 juli 2023 van kracht is geworden en die per 1 januari 2024 van kracht zal worden.

In deze brief geef ik een toelichting op die regelgeving, waarbij de aandachtspunten van de briefschrijvers aan de orde komen.

Single-Use Plastics Richtlijn

In 2019 is Richtlijn (EU) 2019/904 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu vastgesteld, in de volksmond de Single-Use Plastics Richtlijn1 (hierna: SUP-richtlijn). Deze verplicht lidstaten om verschillende maatregelen te nemen die de milieu-impact van het eenmalig gebruik van bepaalde plastic producten (wegwerpplastics) beperkt en het ontstaan van zwerfafval op land en in de zee voorkomt. De SUP-richtlijn schrijft onder andere voor dat lidstaten een ambitieuze en aanhoudende consumptievermindering bewerkstelligen van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik. De Europese lidstaten zijn verplicht om deze en andere voorschriften van de SUP-richtlijn in te voeren, waarbij het bijvoorbeeld in het geval van de hiervoor genoemde consumptievermindering aan de lidstaten is om te kiezen met welke maatregelen zij hier invulling aan geven.

De SUP-richtlijn stelt nadrukkelijk dat plastic een waardevolle rol speelt in onze economie. Het doel is niet om het gebruik van plastic volledig uit te bannen, maar wel om de korte termijn toepassingen van plastic en de bijbehorende inefficiënte en lineaire productie- en consumptiepatronen een halt toe te roepen.

Transitie naar herbruikbaar

De eisen uit de SUP-richtlijn zijn in Nederland geïmplementeerd in het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik2 en de ministeriële regeling kunststof producten voor eenmalig gebruik3. In de ministeriële regeling zijn onder andere de maatregelen om het gebruik van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik te verminderen, opgenomen. Als gevolg van deze regeling zijn per 1 juli 2023 in Nederland nieuwe maatregelen van kracht geworden: ondernemers zijn verplicht om bij het afhalen en bezorgen van eten en drinken de consument een herbruikbaar alternatief aan te bieden. Dit kan door zelf een herbruikbare verpakking aan de consument ter beschikking te stellen of door toe te staan dat de consument een eigen bakje of beker meeneemt, het zogenoemde bring your own (BYO). Mocht de consument geen van beide opties willen, dan kan tegen een meerprijs gekozen worden voor een wegwerpbeker of -voedselverpakking.

Zoals ik tijdens het vragenuur in de Tweede Kamer op 12 september 2023 met uw Kamer heb besproken (Handelingen II 2022/23, nr. 107, item 3), zie ik duidelijk de positieve effecten van de regelgeving. Tegelijkertijd sluit ik mijn ogen niet voor de aandachtspunten die mij bereiken via uw Kamer, de media, de schrijvers van de brieven waarop ik hier reageer en andere ondernemers en consumenten. Deze aandachtspunten neem ik mee bij de evaluatie die in 2024 plaatsvindt.

Per 1 januari 2024 wordt de volgende set maatregelen van kracht. Het is vanaf dan niet langer toegestaan om bij consumptie ter plaatse eenmalig plastic servies aan te bieden. Naar verwachting zal ook deze omslag enige gewenning vragen van zowel het bedrijfsleven als consumenten. Toch zie ik al organisaties die op de veranderende omstandigheden inspelen en zelfs al voor de jaarwisseling overstappen op herbruikbare alternatieven.

Zoals gesteld schrijft de SUP-richtlijn een consumptievermindering van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik voor, oftewel een vermindering in het gebruik van deze wegwerpproducten. Geregeld worden zogeheten life cycle assessments (LCA’s), of onderdelen van LCA’s zoals watergebruik, aangehaald om aan te tonen dat bepaalde wegwerptoepassingen beter zouden zijn dan herbruikbare oplossingen. Ik wijs er echter op dat het (blijven) gebruiken van (al dan niet recyclebare) wegwerpproducten niet bijdraagt aan bovengenoemde consumptievermindering. Ook is er zorg over de gepresenteerde LCA’s. Onlangs hebben LCA onderzoekers uit heel Europa een open brief gepubliceerd4 waarin zij hun zorgen uiten over door het bedrijfsleven gefinancierde LCA onderzoeken bedoeld om het verpakkingenbeleid te beïnvloeden. De uitkomsten van dergelijke LCA’s lijken vooral bedoeld om bedrijfsbelangen te beschermen ten koste van verduurzaming, circulariteit en het algemeen belang.

Ik erken dat de transitie van eenmalig naar herbruikbaar af en toe zal schuren met de huidige werkwijze van ondernemers. Ook van consumenten wordt een gedragsverandering gevraagd die niet door alle consumenten als vanzelfsprekend wordt ervaren. Waar de meesten het echter wel over eens zijn, is dat we niet verder kunnen met de huidige praktijk waarin we dagelijks 19 miljoen bekers en voedselverpakkingen die (deels) uit plastic bestaan na eenmalig gebruik weggooien. Er moet dus iets veranderen.

Een flink deel van de in de brieven beschreven bezwaren gaan over de nadelen van de transitie en over de uitdagingen waar het bedrijfsleven mee wordt geconfronteerd. Ik zou hierbij juist willen wijzen op de voordelen en kansen die de transitie biedt, juist voor het Nederlandse bedrijfsleven als koplopers in de circulaire transitie. In de brieven wordt herhaaldelijk verwezen naar de innovatieve kracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Die kracht zal goed van pas komen en roep ik allen ook op om ten volle te benutten ten behoeve van vernieuwende concepten voor herbruikbare bakjes, bekers en andere verpakkingen. Herbruikbaar en circulair is de toekomst, van eenmalig en lineair nemen we de komende jaren in toenemende mate afscheid.

Tot slot wil ik graag nog stilstaan bij de brief van de bezorgde burger. De briefschrijver geeft aan terug te zijn gegaan naar de snackbar met negen bakjes waar ze 25 cent per stuk voor heeft betaald, dit in de overtuiging dat dit statiegeld betrof en ze de bakjes later weer in kon leveren. De brief beschrijft haar verbazing toen ze de bakjes alsnog in de afvalbak kon gooien. Hoewel het lastig is om de situatie op basis van de beknopte brief volledig te doorgronden, lijkt het erop alsof er in de beschreven situatie uitsluitend een toeslag in rekening werd gebracht en er geen sprake was van het aanbieden van een herbruikbaar alternatief. Hier is de ondernemer op basis van de wetgeving wel toe verplicht. Tegelijkertijd lijkt het zo te zijn dat mevrouw geen bezwaar heeft tegen het betalen van een soort statiegeld voor herbruikbare bakjes dat zij terugkrijgt op het moment dat zij de bakjes weer inlevert. Toen dit echter niet het geval bleek en het alsnog om wegwerpbakjes bleek te gaan, voelde zij de noodzaak om deze brief aan uw Kamer te schrijven. Dit sluit aan op andere signalen die wij als ministerie ontvangen dat de regelgeving nog niet overal in zijn volledigheid goed wordt toegepast. Dergelijke signalen delen wij ook met de Inspectie Leefomgeving en Transport. Daarnaast zie ik dit soort berichten ook als een teken dat de huidige regelgeving aansluit bij de bereidheid van burgers en dat we op de goede weg zijn, maar dat er zeker nog verbeteringen mogelijk zijn.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Naar boven