32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 158 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 15 juni 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 27 mei 2021 overleg gevoerd met mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 december 2020 inzake voortgang strategische aanpak batterijen (31 209, nr. 225);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 januari 2021 inzake Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021–2025 (Kamerstuk 30 196, nr. 746);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 januari 2021 inzake tweede wijziging Landelijk Afvalbeheerplan en aankondiging Circulair Materialenplan 1 (Kamerstuk 30 872, nr. 253);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 januari 2021 inzake verduurzaming van kunstgrasvelden (Kamerstukken 32 852 en 30 234, nr. 139);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 februari 2021 inzake statiegeld metalen drankverpakkingen (Kamerstuk 28 694, nr. 143);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 februari 2021 inzake van wegwerpplastics naar praktische oplossingen voor hergebruik (Kamerstuk 30 872, nr. 254);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 februari 2021 inzake vaststelling Afvalpreventieprogramma Nederland (Kamerstuk 30 872, nr. 255);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 maart 2021 inzake opvolging verkenningen Taskforce Herijking Afvalstoffen (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 140);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 maart 2021 inzake stand van zaken chemische recycling (Kamerstukken 29 696 en 30 872, nr. 16);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 april 2021 inzake doelstelling aluminium en ferrometalen verpakkingen (Kamerstuk 28 694, nr. 145);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 april 2021 inzake antwoorden op vragen commissie over Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (Kamerstuk 32 852-138) (Kamerstuk 32 852, nr. 150);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 april 2021 inzake verkenning naar het voorkomen van verbranding van recyclebare materialen (Kamerstukken 29 696 en 30 872, nr. 17);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 mei 2021 inzake nahang Besluit maatregelen metalen drankverpakkingen (Kamerstuk 28 694, nr. 146);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 mei 2021 inzake informatieplicht over ZZS in afgegeven afvalstoffen (Kamerstuk 27 664, nr. 89);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2021 inzake Circulaire Economie en de factor arbeid (Kamerstuk 32 852, nr. 153);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2021 inzake resultaat gesprekken alternatief afvalstoffenbelasting (Kamerstuk 32 813, nr. 710);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2021 inzake monitor Plastic Pact NL 2019 (Kamerstuk 32 852, nr. 154);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2021 inzake voortgangsrapportage circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 156);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2021 inzake verzoeken en toezeggingen Circulaire Economie (Kamerstuk 32 852, nr. 155);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2021 inzake verstrekking gevraagde stukken inzake importheffing (Kamerstuk 32 813, nr. 712);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 mei 2021 inzake kabinetsreactie op de Integrale Circulaire Economie-rapportage door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (Kamerstuk 32 852, nr. 157).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Rijkers

Voorzitter: Graus

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bouchallikh, Van Esch, Graus, Peter de Groot, Hagen, De Hoop, Agnes Mulder en Stoffer,

en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 13.00 uur.

De voorzitter:

Ik open dit commissiedebat over circulaire economie. Ik heet allereerst de mensen die thuis luisteren of kijken via het digitale kanaal van harte welkom, evenals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en haar team en alle Kamerleden. Fijn dat u allen weer hier aanwezig bent. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten, met twee interrupties in tweeën, als u daarmee akkoord bent. Nog iets van huishoudelijke aard: er komen mogelijk nog stemmingen, misschien zelfs hoofdelijke stemmingen. Dat is niet zeker, maar mogelijk wordt er tussentijds geschorst. Dat wordt tijdig aangegeven. Dat gebeurt alleen bij hoofdelijke stemmingen, niet bij gewone stemmingen.

Mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren: aan u het woord.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik denk dat dit voor veel van mijn collega-Kamerleden vandaag hun eerste commissiedebat Circulaire economie is. Ik hoop dat nog meer collega's gaan aanschuiven. Wat ons betreft is het in ieder geval een mooi en belangrijk thema om het vandaag over te hebben. Ik ga snel beginnen, want ik heb heel veel onderwerpen en maar vijf minuten. Ik ben benieuwd of het allemaal gaat passen, maar ik ga mijn best doen.

Als het gaat over circulaire economie, wordt er bijna meteen over recyclen nagedacht. Wij hebben het gevoel dat er dan twee belangrijke stappen worden overgeslagen, namelijk consuminderen en hergebruik. Om het belang van consuminderen nog een keer duidelijk te maken, dachten wij dat het belangrijk is om nog een keer stil te staan bij 27 april afgelopen jaar. Iedereen denkt dan waarschijnlijk aan Koningsdag, maar wij denken dan aan Country Overshoot Day, die ook op diezelfde dag «gevierd» werd. Die dag is de dag in Nederland waarop wij al alle hernieuwbare voorraden hebben geconsumeerd. Wat ons betreft illustreert deze dag waarom de circulaire economie zo belangrijk is, maar ook, in het bijzonder, waarom consuminderen en hergebruik zo'n essentieel onderdeel daarvan zijn.

Ik denk dat wij soms ook echt een andere visie hebben op circulaire economie dan de Staatssecretaris. Ik wil daarbij onder andere de bouwstof granuliet, of in ieder geval het afval van de asfaltindustrie dat gerecycled wordt in recreatieplassen, aankaarten. In de afgelopen tijd kwamen er nieuwsberichten naar voren dat granuliet boven komt drijven en dat die afdeklaag helemaal niet zo'n afdeklaag is. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris hiermee bekend is. Wat is haar visie daarop? Kan ze aangeven hoe dat kan? Arcadis stelt dat de kans daarop minimaal is, maar het lijkt er toch wel degelijk op, zo blijkt ook uit foto's en filmpjes die ik heb gezien, dat granuliet naar boven is gekomen. Als het 12 meter diep gestort is, hoe kan het dan als circulair worden beschouwd? Hoe gaan we dit oplossen, ook in het licht van de circulaire economie? Is dit nu wel de circulaire economie die we voor ons zien? Wat de Partij voor de Dieren betreft in ieder geval niet.

Voorzitter. We hebben signalen binnengekregen van de stichting 100% Kringloop, een non-profitorganisatie die zich zorgen maakt over een wetsvoorstel van het Ministerie van JenV waaraan wordt gewerkt. Dat voorstel heet: verbetering bestrijding heling. Op zich is het volgens mij een prima wetsvoorstel, maar ook de non-profitorganisaties worden erin meegenomen. Zij geven aan dat dat voor hen zeer zorgwekkend is, omdat zij niet met winstoogmerk hun bedrijfsvoering uitvoeren. Op het moment dat deze wetgeving doorgaat, zouden zij binnen deze wetgeving vallen, wat voor hen zeer grote consequenties zou hebben om überhaupt nog bestaansrecht te hebben. Ik ben benieuwd of u, eventueel met uw collega van het Ministerie van JenV, kunt kijken of er een oplossing te vinden valt voor deze tak, bijvoorbeeld door die uit te zonderen van de wetgeving die eraan zit te komen.

Voorzitter. Vorige week konden we in Trouw lezen dat een duurzaam alternatief voor wegwerpbakjes vol schadelijke stoffen zit, in ieder geval pfas-stoffen, een terugkerend thema hier. Ook hier zitten we weer met het idee dat we duurzame bakjes op de markt hebben gebracht, die dan toch niet zo duurzaam lijken. Wij maken ons uiteraard zorgen over de volksgezondheid en over de milieurisico's van pfas, maar we vinden het zorgelijk dat het in die milieuvriendelijke alternatieven zit. Ik ben benieuwd of er al meer bekend is over de risico's hiervan. Hoe loopt het onderzoek hiernaar in Nederland? We kunnen natuurlijk geen milieuvriendelijke bakjes op de markt brengen met pfas, gewoon een forever chemical, en die dan als duurzaam aanmerken. Was de Staatssecretaris bekend hiermee? We hebben er al vaker over gesproken en er is in 2019 ook een motie aangenomen van Kröger van GroenLinks, waarmee we proberen om pfas in voedselverpakkingen te verbieden. In Denemarken doen ze dat al. Het kan. Ik weet dat er onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden in Nederland. Ik blijf erbij dat we mogelijkheden moeten zoeken in de Nederlandse wetgeving om dat toch gewoon te doen, hopelijk vooruitlopend op Europese regelgeving die eraan komt. De stappen worden wel gezet, maar het gaat wat onze fractie betreft echt te langzaam.

Wij begrepen dat er een ambitieuze reductie van het gebruik van wegwerpbekers en maaltijdverpakkingen aan zit te komen. In 2026 moet dat enorm zijn gereduceerd ten opzichte van 2022. Ik ben benieuwd of Nederland daarin alvast een voorbeeldfunctie kan vervullen. Kunnen we bijvoorbeeld voor overheidsinstellingen en semipublieke instellingen al een ambitieuzere doelstelling stellen en dus alvast het goede voorbeeld geven, vooruitlopend op de wetgeving vanuit de EU?

Voorzitter. Ik heb nog twee punten en dan sluit ik af.

De voorzitter:

U bent door uw tijd heen, dus als u dat kort kunt doen, dan graag.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, dan ga ik dat heel kort doen. Ik ben benieuwd of er mogelijkheden zijn om plasticverpakkingen toch nog verder te recyclen. We zagen dat maar 27% van de plasticverpakkingen wordt gerecycled. Ik ben benieuwd of we toch niet meer kunnen doen tegen de hybride plastics dan we tot nu doen. Dit is namelijk zorgwekkend. In een brief van de Staatssecretaris over kunstgras las ik dat er mogelijkheden worden gegeven aan sportverenigingen om, eventueel met subsidie, duurzame kunstgrassen in te kopen. Ik ben benieuwd of de mogelijkheid er ook is om in plaats van duurzaam kunstgras, echt gras aan te schaffen met de subsidiegelden die er liggen.

Daarmee rond ik af. Hartelijk dank voor uw coulance.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren. Dan gaan we nu naar GroenLinks, mevrouw Bouchallikh.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid: als ik kijk naar de maatregelen rondom de circulaire economie, komen die nogal vaak aan bod, alsof we het daarmee zouden gaan redden. Dat is natuurlijk niet het geval. In 2030 moeten we namelijk de helft minder grondstoffen gebruiken en in 2050 moeten we volledig circulair zijn. Mooie ambities, maar de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage van het PBL laat zien dat we nog enorm veel moeten doen. Bovendien is het gebruik van grondstoffen sinds 2010 niet eens meer gedaald. Er is haast bij. Ik kijk dan ook verbaasd naar de wijze waarop met deze situatie wordt omgegaan. We hebben mooie akkoorden, zoals het Grondstoffenakkoord, het Plastic Pact, maar liefst vijf transitieagenda's, een betonakkoord en een uitvoeringsprogramma. Ook is er Europees beleid. Heel mooi, maar het duizelt mij ook, want vaak zijn vrijwilligheid en vrijblijvendheid een rode draad in deze plannen. Ook het PBL schrijft dat dat niet toereikend is. Wetgeving of meer financiële instrumenten zijn nodig. Deze concrete stappen zien we helaas nog niet terug in de kabinetsreactie.

Voorzitter. Ik heb daarom de volgende vragen. Wanneer wordt de link tussen het 2030-doel en de recyclingdoelstellingen echt zichtbaar? Hoe zorgen we ervoor dat recycling geen doel op zich wordt, maar een middel en dat de milieu-impact van maatregelen vooropstaat? In welke sectoren ziet de Staatssecretaris de meeste kansen om naar het 2030-doel toe te werken? De Staatssecretaris heeft ook aangegeven dat zij denkt dat een circulaire-economiewet naar model van de Klimaatwet een logische vervolgstap zou zijn voor een volgend kabinet. Wij delen deze opvatting van harte. Wij vragen ons echter af wat concrete ideeën zijn over hoe die wet eruit moet gaan zien. Wordt er op het ministerie al aan gewerkt en wanneer worden wij als Kamer daarover geïnformeerd?

Dan plastic. De wereld ligt er vol mee: verpakkingen, theezakjes en make-up. Het zit zelfs in ons eten. Jaarlijks verdwijnen nog steeds miljarden kilo's in de zee. Ondertussen komt de industrie daar veel te makkelijk mee weg en worden zij niet op hun verantwoordelijkheid gewezen. De hoeveelheid virgin plastics op de markt is nog veel te groot en de recycling is niet op orde. Ook hier hebben we weinig aan vrijwilligheid. Dat is ook aan de orde bij het Plastic Pact. Daar werden vrijwillige afspraken gemaakt met de sector. Als GroenLinks hebben wij daar altijd al vraagtekens bij gezet. We zijn blij dat de partijen meer samenwerken, maar uit de monitoring blijkt dat de voortgang nog stroef is. Ook vandaag bleek uit extern onderzoek dat supermarkten hun groene ambities niet waarmaken. Het feit dat de data voor het Plastic Pact anoniem zijn, helpt zowel koplopers als achterblijvers niet bij het realiseren van ambities. Wij vragen ons daarom af of die data niet openbaar kunnen worden. Kan er tevens niet een expliciete doelstelling voor hergebruik worden opgenomen in de doelstellingen van het Plastic Pact?

Het is voor GroenLinks vooral van belang dat de vervuilers ook meebetalen. Helaas gebeurt dat nu nog niet voldoende. Vorig jaar is de Europese plasticheffing ingevoerd en moeten wij als Nederland een afdracht betalen aan de EU van € 0,80 per kilo niet gerecycled plasticafval. Het gaat om veel geld, dat nu vooral op de belastingbetaler wordt afgewenteld. Dat lijkt ons niet een goede oplossing. Het mag niet zo zijn dat de overheid en de industrie de recycling van plastic niet op orde hebben en dat de burger daarvoor moet opdraaien. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de kosten niet bij de burger, maar bij de industrie terechtkomen? Dat is niet alleen rechtvaardiger, maar de financiële prikkel stimuleert het bedrijfsleven ook om beter te gaan recyclen. Wij vragen ons daarom af of de Staatssecretaris bereid is om te laten verkennen wat de mogelijkheden zijn voor een milieubelasting op virgin plastics of eenmalige plasticverpakkingen, om daarmee de plasticbijdrage te bekostigen. Wij vragen ons ook af of de Staatssecretaris dit samen met de Minister van Financiën gaat oppakken.

Tot slot iets over de einde-afvalstatus. Om een circulaire economie te stimuleren, moeten bepaalde afvalstoffen onder strenge voorwaarden grondstoffen kunnen worden. Bedrijven kunnen daarvoor een aanvraag doen voor een einde-afvalstatus. De beoordeling van die aanvragen is momenteel decentraal belegd bij de provincies, maar daar is onvoldoende kennis en capaciteit om die aanvragen adequaat te verwerken. Bovendien kan het voorkomen dat materiaalsoorten in de ene provincie worden gezien als grondstof en in de andere als afvalstof. Dat lijkt ons niet een manier om aan die doelstellingen te kunnen voldoen. Wij vragen ons daarom af of de Staatssecretaris bereid is om landelijke regie te zetten op de deling en de validatie van de einde-afvalstatussen. Wij denken daarmee concrete stappen te kunnen zetten naar het bereiken van de gestelde klimaatdoelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Het was netjes binnen de tijd. Dank daarvoor, en ook voor uw inbreng. Meneer De Groot, namens de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Als nieuw Kamerlid ... Ik weet overigens niet hoe lang ik dat nog kan blijven zeggen. Er is wel ontzettend veel bij te benen in dit dossier, moet ik zeggen. Het is een behoorlijke diversiteit aan onderwerpen. Ik zal het gaan afleren trouwens.

Ik heb het ICER-rapport met veel belangstelling gelezen. Ik ben in ieder geval blij te lezen dat daarin staat dat er inmiddels een stevig kader is neergezet als het gaat om circulaire economie. Het is een kwestie om door te ontwikkelen. Daarom heb ik vandaag voor dit debat vooral de focus op het hoogwaardig houden van grondstoffen en het liefst zo min mogelijk, maar goed verwerken van afval centraal staan. Zoals ik vorige week al in het debat over biobrandstoffen heb betoogd, zie ik dat vooral praktische oplossingen voor hergebruik een win-winsituatie kunnen opleveren.

Het hoogwaardig houden en inzetten van grondstoffen blijkt nog lastig. Grondstoffen worden veelal nog laagwaardig toegepast bij hergebruik. Dat stelt ook het ICER-rapport. Hier is het belangrijk om de innovatiekracht uit de markt te blijven gebruiken. Geen beperkende regels, maar ruimte voor pilots en projecten waarin innovaties worden gestimuleerd. We kennen het voorbeeld van betonpuin dat we onder wegen storten in plaats van als vulstof te gebruiken voor nieuw beton. De techniek is er al, nu de opschaling nog. Eisen staan dit soms in de weg. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe gekeken wordt naar de belemmerende regels voor opschaling van nieuwe technieken? Hoe ziet zij dat deze belemmeringen snel kunnen worden weggenomen? Hoe kunnen we dit voor het mkb ook makkelijker maken? Deze bedrijven zien vaak door de bomen van regels het bos niet meer. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een regionale innovatiehub voor die bedrijven, een soort van loket waar informatie te vinden is over regelingen en subsidies en waar verschillen tussen gemeentelijke aanpakken kunnen worden geduid?

Dan vraag ik specifiek nog aandacht voor de kunststofverpakkingen. Er is een negatief imago van plastics en kunststoffen, maar er zijn ook goede toepassingen. Vooral als deze op een goede manier worden toegepast, blijft dit waardevol en zorgt het ervoor, zoals ik net al heb geduid, dat er geen slechtere alternatieven op de markt worden gebruikt. Wat de VVD betreft moeten we niet straffen, maar openingen bieden voor kansen die realistisch zijn. Wij stellen dezelfde vraag als de Partij voor de Dieren over de 27% kunststofverpakkingen die op dit moment goed recyclebaar zijn. Hoe kan dit aandeel omhoog? Daarbij vragen wij om met name te kijken wat daarvoor moet gebeuren in het ontwerp van verpakkingen.

Voorzitter. Dan wil ik het graag hebben over inzameling van afval, uiteraard het liefst om zo veel mogelijk grondstoffen te hergebruiken. Via producentenverantwoordelijkheid wordt e-waste ingezameld, maar daar valt nog wel wat te winnen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de afgifteplicht voor afgedankte elektrische en elektronische apparaten, die wordt ingevoerd per 1 januari aanstaande? Dit is een belangrijk middel om de doelstellingen van recycling en hoogwaardige verwerking van e-waste te verbeteren. Zo'n 27% van de e-waste wordt op illegale wijze vermengd met schroot en niet op passende wijze verwerkt, omdat dat meer kan opleveren dan gecertificeerde verwerking. Hierdoor worden gevaarlijke stoffen niet verwijderd en gaan grondstoffen vooral verloren.

Realistisch gezien zullen we nog decennialang afval houden. Het liefst wil je het natuurlijk zo efficiënt mogelijk inzetten. Ik heb nog twee punten daarover. We zien allemaal de lokale discussies over hoe afval in jouw woonplaats wordt ingezameld en verwerkt. Tegelijkertijd zien veel inwoners, mede door de fors verhoogde landelijke afvalstoffenheffing, de rekening oplopen. Het doel is juist dat we meer hoogwaardig recyclaat krijgen, waardoor kosten laag kunnen blijven. Welke rol ziet de Staatssecretaris hier voor zichzelf om meer lijn en efficiëntie te brengen in de wijze van reduceren en verwerken van afval in gemeenten om die doelstelling te bereiken?

Voorzitter, het laatste punt. Nederland doet het op het gebied van het recyclen van afval, misschien even los van export van verontreinigd afval, goed in vergelijking met Europa. In andere landen wordt er nog veel gestort, met grove verontreinigen en uitstoot als gevolg. Op dit moment is het voornemen om de afvalverbranding af te bouwen. Ik heb daar nog vragen over. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar afval als Europese problematiek? Bent u het ermee eens dat afval en afvalverbranding de komende decennia zullen blijven bestaan? Hoe kijkt u aan tegen de investeringsmogelijkheden van deze sector om volledig groen te worden, met 100% CO2-afvang en een duurzame inzet daarvan?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot namens de VVD. Dan gaan we nu naar mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij, helemaal uit Groningen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel. Ik ben bang dat ik mij helemaal geen nieuw Kamerlid meer mag noemen, laat staan jong, maar toch is het ook mijn eerste commissiedebat Circulaire economie. Ik denk dat u uw microfoon uit moet zetten, meneer De Groot.

De voorzitter:

Dat heeft ook met het camerabeeld te maken.

Mevrouw Beckerman (SP):

O, dan vind ik het wel prettig als hij aan blijft staan. Dan ben ik wat minder fel in beeld!

Voorzitter. Een heleboel stukken, een enorme lobby van bedrijven en van overheden, ook namens bedrijven. Circulaire economie lijkt vooral, om in de taal van de stukken te blijven, big business en hip, maar tegelijkertijd zijn er huishoudens die zich terecht grote zorgen maken over vervuiling en werknemers die zich zorgen maken over hun baan. Het viel mij wel op in de stukken van vandaag: wat een ondoorgrondelijke brei aan modieuze taal. Een Carbohydrate Competence Center, een Living Lab Regio Foodvalley Circulair, de Staatssecretaris meldt dat ze buyer groups is gestart en roadmaps heeft ze ook. Ik weet eigenlijk niet zo goed of ik daarom moet huilen of lachen. Ik geef een paar voorbeelden. Een titel is: Introductie en beoogde impact versnellingstafel. Daar staan zinnen onder als: «In 2020 is hierop doorgetest en tafeloverleggen georganiseerd waarin bovenstaande onderdelen zijn geüpdatet.» Ik begrijp die zin niet. Ik dacht: misschien maakt de volgende het duidelijker. «Er zijn webinars georganiseerd rondom financieringsmogelijkheden, een kennisuitwisselingssessie voor de Nederlandse chemische clusters op het thema chemische recycling en een Roadmap voor de komende jaren uitgewerkt.» Dan sla ik de bladzijde maar om, omdat ik denk: dit is onbegrijpelijk. Dan gaan we door naar de pijlers en heet er een pijler «sourcing van kunststofafval feedstock». Ik vraag me toch een beetje af: zijn de Nederlandse woorden op? Is dit bewust? Waarom zo'n bizarre vermenging van Nederlands en dan weer Engels? Wat is dit voor taal? Waarom? Waar zijn deze jeukwoorden voor bedoeld?

De vraag of we op de goede weg zijn, blijft een beetje verhuld. Maken we het beter of alleen maar erger? Als ik dan kijk naar het rapport van het PBL, zie ik dat het totale grondstoffenverbruik in Nederland sinds 2010 nauwelijks is veranderd. Sinds 2014 wordt er weer meer afval gestort. Zes van de zeven nationale doelen voor afval worden niet gehaald. We vervuilen niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid zijn uiteindelijk ontoereikend. Meer dwang en drang zijn nodig. Graag een reactie.

Voor de SP mag dit niet iets zijn van de happy few, die meer keuzes hebben in wat ze wel en niet kunnen kopen, maar van iedereen. Begin bij de bron. We zien dat de Staatssecretaris in Trouw ook pleit voor een circulaire-economiewet, maar wat is dat dan?

We willen er één specifieke zaak uit halen. De gemeente Katwijk belde ons met de volgende zaak. Er wordt een weg aangelegd. Bewoners vinden in het bouwmateriaal allerlei stukken metaal, plastic en batterijen. Die bewoners maken zich zorgen. In de laag die Beaumix heet zit bodemas. Dat is weer een afvalproduct uit afvalenergiecentrales. De bewoners laten zelf een monster analyseren. En wat blijkt? Het zit vol met zware metalen.

Een zogenaamd circulaire bouwstof blijkt dus vol te zitten met zware metalen. De gemeente en provincie maken zich ook zorgen en denken: mooi, want wij zijn het bevoegd gezegd en kunnen hier iets aan doen. Maar wat blijkt? Zij kunnen niks. Zij schrijven letterlijk: «Wij zijn niet in staat om invulling te geven aan onze verantwoordelijkheid voor volksgezondheid en milieu».

Dan vraag ik me toch af hoe dit zit. Het zijn niet alleen inwoners van Katwijk en de gemeente die zich zorgen maken. Bodemas wordt op heel veel plekken in Nederland gebruikt bij de bouw en bijvoorbeeld bij het funderen van wegen. Professor Worrell zegt hierover: als we afval blijven aantrekken om hier te verwerken en uiteindelijk met die bodemas blijven zitten, worden we het afvoerputje van Europa.

Ook de inspectie maakt zich grote zorgen. De ILT zegt dat, als er in de as gevaarlijke stoffen zitten, zoals de batterijen die ik eerder noemde, en er water bij komt, dat kan uitlekken naar de bodem. Dat kan schadelijk zijn voor mens en milieu. Maar, zeggen zij: het is bijna onmogelijk om goed toezicht te houden. Het is complex, het is versnipperd, niemand heeft overzicht en niemand is eindverantwoordelijk. Wat is de reactie van de Staatssecretaris? Wat gaat u doen?

Er zijn concrete suggesties gedaan, nog los van het weghalen van die grond bij Katwijk, ook om herhaling te voorkomen. De ILT vraagt bijvoorbeeld om een administratieve verplichting om aan te geven wat waar naartoe gaat. De gemeente Katwijk vraagt om regels en richtlijnen te ontwikkelen die duidelijkheid scheppen en ervoor zorgen dat ze wel kunnen handhaven. Men vraagt ons ook om kritisch te zijn op batterijen als circulaire grondstof.

Ik ben door mijn tijd heen. Ik wil mij heel graag aansluiten bij de vragen van mevrouw Van Esch over onder andere granuliet.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij. Mevrouw Mulder, aan u het woord namens het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. Het is een beetje gek om in deze commissie te zitten maar niet als voorzitter. We zitten in een nieuwe Kamerperiode. Ik heb deze prachtige portefeuille toebedeeld gekregen. Ik zal denk ik ook geen voorzitter blijven van deze commissie. Dat maakt dat ik toch alvast mijn inbreng ga leveren. Dus ook dank aan de collega's die mij alleen maar kennen als voorzitter. Het is misschien een beetje gek om nu met mij in gesprek te gaan, maar ik hoop dat het ons allemaal toch goed zal bevallen.

De voorzitter:

De heer Stoffer wil u even feliciteren, denk ik.

De heer Stoffer (SGP):

Dat ook, want we zijn heel blij dat mevrouw Mulder nu haar inbreng gaat leveren, die vast heel goed is. Maar ik wilde eigenlijk zeggen dat het voor ons ook een beetje vreemd is.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We gaan er vast aan wennen. Het komt vast goed.

Voorzitter. Voor het CDA is rentmeesterschap natuurlijk een heel belangrijke kernwaarde. Voor ons gaat dat om de aarde op een schone manier doorgeven, maar ook op een financieel degelijke manier. Rentmeesterschap heeft echt die twee kanten. Je wil dus ook dat wat je doet haalbaar en betaalbaar is.

Ik ga direct door op alles wat we op dit moment doen voor het klimaat. U weet in deze commissie al dat dit ook mijn warme belangstelling heeft binnen EZK. We zijn er behoorlijk op aan het inzetten om CO2 extra te verminderen, ook in Europees verband. De commissie-Van Geest zegt ook het een en ander over CO2-reductie en verwijst heel erg specifiek naar de mogelijkheden van de circulaire economie om daaraan bij te dragen. Ik was benieuwd of de Staatssecretaris daar haar visie op kan geven. Hoe weegt zij de adviezen van de commissie-Van Geest? Collega's hadden het al over hoe je goed kan kijken naar de grondstoffen in de keten. Mevrouw Van Esch zei: dan zitten we aan de achterkant te kijken, maar er zitten een paar stappen tussen. Toen dacht ik dat ze met ontwerp zou beginnen, maar dat deed ze niet. Het ontwerp van producten is ook heel erg belangrijk natuurlijk. We zijn allemaal aan het kijken hoe we het, als we het in 2050 circulair willen hebben, op een goede manier kunnen oppakken. Hoeveel procent zou dat kunnen bijdragen aan die CO2-reductie? Ik heb wel tonnages gezien, maar hebben we het dan over 1% of 2%, 3%, 4% of 5%? Waar hebben we het over? Wat zou dat kunnen gaan bijdragen? Dat zou ik graag weten.

Als je iedereen wil meenemen in die beweging, zou je eigenlijk op de scholen moeten beginnen. Daarover heeft mijn collega Von Martels in het verleden samen met mevrouw Van Eijs van D66 een motie ingediend, om op scholen aandacht te vragen voor afvalscheiding. Ik was even benieuwd of de Wakkere Wegwerpers Tour, zoals het bekendstaat, straks weer van start gaat, in september, en of dat volle steun kan krijgen.

De Universiteit Wageningen zegt, zoals collega's ook al zeiden, dat 27% van de kunststoffen op een goede manier wordt gerecycled. Zou je de 29% die in het rapport staat, die relatief eenvoudig ... Het is natuurlijk nooit eenvoudig, want onderweg kom je allemaal dingen tegen die dan net allemaal net anders blijken uit te pakken. Dan moet je ervan leren en moet je het weer op een andere manier doen. Stel dat je die 29% er nou eens bij op zou kunnen plussen; wat zou dat toch fantastisch zijn. De gemeenten roepen daar eigenlijk ook toe op. De oproep om daar goed recyclebare materialen van te maken, komt dus eigenlijk van twee kanten. Past daarbij een andere blik op het Landelijk Afvalbeheerplan? De gemeenten geven aan: als je dat net een andere focus meegeeft, gaan we dat misschien allemaal wel redden. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar en ook naar de producentenverantwoordelijkheid? Ik heb natuurlijk zelf ook in ons tweeminutendebat een motie ingediend over die hele ketenaanpak, samen met collega Hagen. Ik was even benieuwd of de Minister al wat kan zeggen over hoe ze daarmee aan de slag is.

Een ander onderwerp – een aantal collega's heeft het al genoemd – is de afvalimportheffing. Ik heb daar zelf heel wat vragen over gesteld. We kregen van de week ook weer petities als commissie. Dan merk je dat ook heel veel werknemers zich druk maken. We krijgen brieven van de or'en van verschillende bedrijven. Dat heeft er natuurlijk ook mee te maken dat de Staatssecretaris heeft ingezet op een afbouwplan. Dat kan ik me goed voorstellen. Als je in 2050 circulair wil zijn, heb je idealiter geen verbrandingsinstallaties meer nodig. Dat zal vast de nodige hobbels gaan meemaken, maar idealiter heb je die niet meer nodig. Dan wil je dus ook dat er gewoon goede andere werkgelegenheid is voor de mensen. Ik snap de zorgen over hun werk zeker. Waar ik benieuwd naar ben, is op wat voor termijn de Staatssecretaris bereid is om die afbouw te doen. Er wordt nu terecht op gewezen dat we ook samen dingen gaan doen in Europa en er wordt gevraagd hoe dat dan werkt. Wij exporteren ook het een en ander. We krijgen bodemas het land binnen en sturen het het land uit. Hoe gaat dat dan precies? Misschien kan de Staatssecretaris daar nog op ingaan.

Voorzitter. Ik denk dat ik al rap door mijn tijd heen aan het gaan ben.

De voorzitter:

U bent er doorheen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

O, dan sluit ik mij aan bij de vragen van de collega van de SP over die Beaumix. Mijn collega's Terpstra en Von Martels hebben daar ook vragen over gesteld en die zijn volgens mij nog niet beantwoord. Ik zou graag de beantwoording daarvan zien. Misschien kan de Staatssecretaris nog wat zeggen over de batterijverwerking in de Rotterdamse haven, als daar kansen voor zijn.

En dan sluit ik af. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Even erbij gesnoept. Dan mevrouw Hagen namens D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter, dank. De textielindustrie is vervuilender dan de lucht- en scheepvaart bij elkaar. Slechts 1% van het textiel, dus alleen uw boord, meneer De Groot, wordt daadwerkelijk weer textiel. De rest verbranden we of krijgt, met een beetje geluk, een tweede kans. We hebben de afgelopen periode voor een dubbeltje op de eerste rang gezeten: zo veel mogelijk kleding tegen zo min mogelijk geld. Dat heeft geresulteerd in meer producten met een lagere kwaliteit, die daardoor niet lang meegaan, slecht te recyclen zijn en enorme afvalbergen veroorzaken. Circulaire economie is de toekomst. Daarbij gebruiken we geen nieuwe grondstoffen, maar gebruiken we gebruikte materialen opnieuw. Dat is de manier waarop we om moeten gaan met onze aarde. Het is tijd dat we die toekomst zo snel mogelijk dichterbij halen.

Eerder heb ik met de heer Boucke schriftelijke vragen gesteld over de schaarste van batterijen en de recycling ervan. Wij kijken uit naar de beantwoording van die vragen.

En met betrekking tot plastic: we eten dagelijks een pinpas aan plastic, hoorde ik.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik wil nog even heel kort ingaan op textiel. Mevrouw Hagen ging door naar het volgende onderwerp. Dat snap ik, maar ik ben nog benieuwd hoe zij ertegen aankijkt dat de kledingbedrijven vanaf 2023 – ik zeg het even uit mijn hoofd – zelf verantwoordelijk worden voor het verwerken van de kleding. Dat lijkt mij in dat opzicht een goede stap. Bij bepaalde schoenketens kun je je oude schoenen inleveren en daarna kun je met korting nieuwe schoenen kopen. Aan de ene kant vind ik dit wel een mooi idee. Ik ben benieuwd hoe D66 daartegen aankijkt. Aan de andere kant denk ik: we willen eigenlijk liever dat iemand gewoon constant tweedehandsschoenen aanschaft. Ik merk een beetje dat ik hiertegen aanhik. Aan de ene kant vind ik het een mooi initiatief...

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

... maar ik ben benieuwd hoe D66 hiertegen aankijkt. U zei heel snel dat het maar 1% is. Volgens mij komen er nu initiatieven. Hoe krijgen we voor elkaar dat mensen gewoon tweedehands schoenen gaan kopen in plaats van opnieuw nieuwe schoenen aan te schaffen in dezelfde vervuilende kledingindustrie?

Mevrouw Hagen (D66):

Ik ben nog niet helemaal klaar met kleding. Ik kom daar nog op terug. Ik probeerde de agenda een beetje aan te houden, want dan is de behandeling in de commissie goed te volgen. Op verduurzaming van kleding kom ik terug. Ik denk allereerst dat het sowieso heel belangrijk is dat we de kwaliteit van de kleding, schoenen of wat dan ook, versterken, want daarmee verlengen we de levensduur en hoeven we minder vaak kleding aan te schaffen. Dat is heel belangrijk. Ik ga daar zo meteen vragen over stellen aan de Staatssecretaris. Ik kom daarop terug.

De voorzitter:

De tijd gaat nu weer lopen.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank u.

We eten jaarlijks een pinpas...

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, ze komt er nog op terug.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Komt u dan ook terug op het punt dat ik net maakte over de kledingwinkels en over wat ze daar aan het doen zijn? Ik ben gewoon nieuwsgierig hoe D66 daartegen aankijkt.

Mevrouw Hagen (D66):

Als ik er niet op terugkom, kunt u mij wederom interrumperen, lijkt mij.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dan heb ik geen interrupties meer over. Maar ja, ik zal die even bewaren.

De voorzitter:

Ik zal die laatste interruptie niet tellen om die reden, mevrouw Van Esch. Ik zal die laatste niet tellen.

Mevrouw Hagen (D66):

Weet u, voorzitter, als ik de commissie rondkijk en ik heb geïnventariseerd welke onderwerpen allemaal aan bod komen, dan zijn wij volledig compleet als commissie, als we allemaal zo de keten in de gaten blijven houden. Ik denk dat we elkaar alleen maar versterken.

De voorzitter:

Voor degenen die dit niet weten: u hoort nu de stemmingsbel. Zolang er geen hoofdelijke stemmingen komen, mogen wij hier blijven zitten. Mevrouw Hagen, u mag doorgaan. De tijd wordt weer aangezet.

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter. We eten jaarlijks een pinpas aan plastic. Dat komt doordat wij onnodig plastic in ons ecosysteem brengen. Vispluis is een goed voorbeeld van onnodig plastic in ons ecosysteem brengen. De trossen plastic die onder onze visnetten hangen, zorgen jaarlijks voor 65 tot 100 ton microplastic in de Noordzee. Is de Staatssecretaris bereid om met het Ministerie van LNV en de vissector te bezien hoe deze plasticslijttrossen, waar nu ook al een alternatief voor bestaat, niet pas per 2027 worden uitgefaseerd maar zo snel mogelijk uit het systeem kunnen worden gehaald?

Dan ga ik nu weer terug naar het verduurzamen van kleding. Hoe hoger de kwaliteit, hoe minder inmenging van andere materialen, hoe beter er van een kledingstuk écht een nieuw kledingstuk gemaakt kan worden. Dat geldt ook voor glas, plastic en papier. Dat is pas echt circulair. Nu wordt slechts 1% van onze kleding gerecycled. Een weg te winnen dus! Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris voor deze sector om echt te recyclen producten te maken? Fast fashion zorgt ervoor dat we er elk seizoen wel hip bij lopen, maar dat is wel kleding die we vanuit de afvalbak alleen nog maar kunnen verbranden. Begin met kwaliteit, want dan verleng je de levensduur. En hoe langer iets meegaat, hoe minder snel we iets hoeven aan te schaffen.

Ik heb drie vragen. Welke kwaliteitseisen ten behoeve van recycling kunnen we neerleggen bij de producenten? Hoe kunnen we als land vooroplopen in het stellen van eisen bij de productie? Denkt de Staatssecretaris dat we met een percentage in productgroepen kunnen werken of met doelstellingen per industrie?

Voorzitter. Ik ben blij met de aanpak van de Staatssecretaris waarmee vanaf 2023 producenten verantwoordelijk zijn voor het verwerken van kleding. Maar dan zijn we er nog niet. Als we de keten echt willen sluiten, is niet alleen de verwerking belangrijk, maar ook de productie cruciaal. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een doelstelling van bijvoorbeeld 20% gerecycled materiaal in 2025?

De circulaire economie heeft nog geen definitieve plek in de klimaataanpak. Er is geen duidelijk eindbeeld en zo'n perspectief haalt de circulaire economie wel naar voren. Kan de Staatssecretaris in beeld krijgen, al dan niet bij benadering, hoeveel megatonnen CO2-reductie er bijvoorbeeld in potentie ligt? Hoeveel CO2 reduceren wij bijvoorbeeld als we 100 ton plastic recyclen?

In de verschillende sectoren bestaan uiteenlopende cijfers over onze recycling. Als we een helder beeld willen van de totale keten en een eind willen maken aan naar elkaar wijzen voor verantwoordelijkheid in de keten, vraagt dat een onafhankelijke meetmethode en monitoring. Kunnen we een onafhankelijk meting- en monitoringssysteem optuigen, zodat we eenduidige en adequate cijfers hebben om de voortgang van circulaire economie te monitoren?

We kunnen als land vooroplopen en eisen stellen. De markt heeft ons hierbij overduidelijk nodig. Dit zijn veel vragen van mijn kant in deze commissie, op zoek naar de weg zonder afvalbergen, want er is nog een weg te winnen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Hagen, voor uw vragen. U bleef ook netjes binnen de tijd. Er is een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ga toch nog even door op die kleding. Ik ben het eens dat goed is dat er stappen worden gezet als het gaat om recycling en het kunnen hergebruiken van kledingstoffen. Maar ik denk dat we ook hierin weer twee stappen overslaan. Ik ben zo benieuwd hoe D66 daarnaar kijkt. Volgens mij zijn de stap van het consuminderen, het gewoon minder kopen van kleding, en de stap van het hergebruiken – dus niet het recyclen maar het hergebruiken van kleding – niet terug te vinden. We gaan dus meteen naar de stap recycling. Ik ben benieuwd hoe D66 daartegen aankijkt. Ik vind recycling goed. Ik ben daar niet tegen. Maar ik mis in de kledingbusiness – om het zo maar even te zeggen – binnen de circulaire economie die twee eerste stappen. Die mis ik ook in uw verhaal. Dat kan natuurlijk. Ik ben gewoon benieuwd hoe D66 daarnaar kijkt. Hoe kunnen we die stappen wel stimuleren, want dat gebeurt op dit moment volgens mij te weinig.

Mevrouw Hagen (D66):

Volgens mij begint die stimulering juist met de toevoeging van kwaliteit. Want als u elke week een nieuw kledingstuk koopt, dan consumeert u heel veel. Als u een mooi item heeft dat u niet meer wilt gebruiken, maar uw buurvrouw dat bijvoorbeeld wél wil dragen, dan kan dat, omdat het langer meegaat. Wij hebben het met elkaar gepresteerd om de afgelopen tijd het gewicht van een katoenen T-shirt dat eerst 180 of 170 gram woog, terug te brengen naar 70 gram. We gebruiken dus nog slechts 30% van het materiaal voor de kleding die we nu produceren. Als u mij vraagt waar de nadruk van consuminderen ligt, dan zeg ik dat het met name gaat om het terugbrengen van de kwaliteit in het product, want dan kunnen producten langer meegaan.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, nu gaat wel uw tweede interruptie in.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat snap ik. Dan zijn ze daarna op. Dan is het ook...

De voorzitter:

U heeft nog een interruptie in tweeën.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, kijk. Ik denk juist dat de grote slag gehaald kan worden bij mensen die constant maar kleding kopen. Die gaan niet een product langer gebruiken, maar kopen constant weer nieuwe dingen. Dat product is helemaal nog niet op als mensen het wegdoen, ook niet de slechte kleding die mensen nu kopen. Het product blijft ofwel in de kast liggen en wordt überhaupt niet meer gebruikt ofwel het wordt gewoon in de afvalbak gegooid, omdat mensen per se iets nieuws willen. Daar gaat het om. Mensen die constant maar iets anders, iets nieuws willen, kunnen prima schoenen die nog jaren meekunnen, terugbrengen naar de winkel, want dan kunnen ze nieuwe schoenen kopen. Ik ben er benieuwd hoe D66 denkt over dat concept, want volgens mij ligt hem daar juist de crux van het tegengaan van consumptie. Dat consuminderen is volgens mij de essentie en die mis ik in die kledingbusiness die er nu is.

Mevrouw Hagen (D66):

Als we iets hebben kunnen leren van deze crisis en als we hebben gezien welke lange rijen er bij de gemeentewerven zijn ontstaan, dan is het wel dat we ons bewust zijn van hoeveel spullen we hebben en dat we ons afvragen of dat nog wel nodig is. Maar zonder Marie Kondo-achtige praktijken door de commissie te smijten denk ik wel dat het heel belangrijk is dat wij kijken naar consuminderen. Tegelijkertijd ben ik er ook van overtuigd dat het belangrijk is om producten van kwaliteit te maken. Ik weet niet hoe vaak u een stofzuiger koopt, maar ik heb nog nooit de behoefte gehad om de volgende dag een rode stofzuiger te kopen. Ik weet niet hoe u daarin staat. Ik denk dat het belangrijk is om een mooi stuk kleding te maken, want dan kun je het lang gebruiken en kun je het ook nog doorgeven. Ik maak juist veel gebruik van de tweedehandslijn van kleding, maar dan is kwaliteit wel belangrijk.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Hagen. Dan gaan we naar meneer Stoffer namens de SGP. O nee, er is nog een interruptie van de heer De Groot, voor mevrouw Hagen, neem ik aan.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb een vraag over de CO2-afdruk, waar u het over heeft. Collega Mulders van het CDA vroeg daar ook om. Aan de ene kant dacht ik: hé, dat is wel een goed idee, want dan hebben we dat inzichtelijk. Aan de andere kant vroeg ik me af welk doel dat eigenlijk dient. Want volgens mij gaat het in de circulaire economie vooral over meer grondstoffen hergebruiken en uiteindelijk helemaal circulair worden. Het met CO2 drukken daarop kan natuurlijk een nadelig effect hebben. We zien dat een beetje in de afvalmarkt. We meten de CO2-voetprint hier in Nederland en voor de rest sturen we afval naar het buitenland en dat meten we dan niet. Je krijgt dan misschien wel aparte stromen, maar je wilt eigenlijk heel goed inzichtelijk hebben welke grondstoffen je gebruikt en wat je hergebruikt en daarmee de circulaire loop sluiten. Ik was even benieuwd waarom u het zo belangrijk vindt om dat te zien.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik denk dat we met het Klimaatakkoord hele belangrijke stappen hebben gemaakt, juist op weg naar de aanpak van klimaatverandering. Het idee van de circulaire economie circuleert hier al een tijdje, maar de daadwerkelijke stappen moeten nog gemaakt worden. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we ook een doelstelling of perspectief bieden aan dat écht circulair zijn. Dat helpt, maar we hebben ook niet echt een meetmethode. Misschien is het niet CO2, maar iets anders. Hoe zorgen we er dan voor dat we dat goed in beeld hebben? Ik stelde de vraag precies daarom, zodat we er dus iets tegenover kunnen zetten. Want dat helpt ons natuurlijk wel bij het Klimaatakkoord en de aanpak, maar dat maakt er nog niet helemaal integraal deel van uit, terwijl dit wel de weg is waar wij naartoe willen.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb nog een vervolgvraag. Ik snap dat we meer inzichtelijk moeten hebben wat we gebruiken. Maar waarom kiezen we dan niet voor tonnen grondstoffen – we hebben al het percentage van recycling, de tonnen recyclaten – in plaats van te gaan kijken naar CO2-uitstoot, want dat is maar één kant van de medaille? Waarom kiest D66 hier dan toch voor? Waarom wil D66 de CO2-uitstoot zien?

Mevrouw Hagen (D66):

Ik stelde deze vraag ook aan de Staatssecretaris. Ik hoor graag of dit de weg is om te gaan. Als het beter in kilo's grondstoffen kan, dan lijkt me dat uitstekend. Maar we moeten in ieder geval een goede meetmethode hebben om te zien wat we met elkaar bereiken.

De voorzitter:

Meneer Stoffer, dan is de beurt nu echt aan u, namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Hartelijk dank, voorzitter, we gaan het eens proberen.

In een circulaire wereld kunnen beleidsmakers ook snel rondjes blijven draaien, maar dan om de hete brei. Maar bij flesjes en blikjes wordt nu doorgepakt met statiegeld. Ik wil de Staatssecretaris een compliment ervoor geven dat dit nu gelukkig gebeurt. Op een aantal andere punten mag, denk ik, ook nog wat doorgepakt worden. Daarom pak ik er een paar bij de kop.

Het eerste is de importheffing op buitenlands afval. De SGP is het niet eens met de Kamerbrief over het handhaven van de importheffing voor buitenlands afval en het wegwuiven van het sectoralternatief. Mijn vraag is of het klopt dat de VN Europa onlangs heeft opgeroepen om werk te maken van de reductie van methaanemissies. Op één staat – u hoort het goed – het voorkomen van methaanemissies bij het storten van afval. Klopt het dat verschillende onderzoeken leren dat het risico groot is dat er in het buitenland meer afval gestort wordt en dat de heffing uiteindelijk leidt tot meer CO2-emissie in plaats van minder? Inhoudelijk is er mijns inziens geen reden om de importheffing te handhaven en ook budgettair niet. Want vanaf 2022 is er in de begroting geen opbrengst meer ingeboekt. De sector heeft zelfs een alternatief gepresenteerd om wel 0,2 megaton CO2-winst te boeken, zonder weglek. Aan de verschillende voorwaarden werd voldaan tot in april het mes op tafel kwam en de sector moest tekenen voor zijn eigen ontmanteling, terwijl nota bene in het Landelijk Afvalbeheerplan staat dat afvalenergiecentrales hun restcapaciteit moeten kunnen benutten voor verbranding van buitenlands afval dat anders gestort zou worden en terwijl afvalenergiecentrales inmiddels onder het CO2-emissiehandelssysteem vallen en zo toch al mee moeten bewegen met de klimaatdoelen. Ik heb echt de indruk dat dit inconsistent is en ik vraag de Staatssecretaris dan ook om een inhoudelijke reactie op de punten die ik zojuist aanhaalde. Mijn hamvraag is uiteraard: wil de Staatssecretaris de importheffing alsnog van tafel halen?

Voorzitter. Een groot probleem is ook dat ruwe grondstoffen vaak goedkoper zijn dan recyclaat. Een aannemer vertelde dat houten balken uit Scandinavië goedkoper zijn dan gedemonteerde balken uit een schoolgebouw in Rotterdam. Experts geven aan dat er fiscale prikkels nodig zijn, zoals een lager btw-tarief, voor het gebruik van die sloopbalken uit Rotterdam of elders. Mijn vraag is of de Staatssecretaris daarop aan zou willen sturen.

Ook zou de SGP graag zien dat we vaart maken met de erkenning van herwonnen grondstoffen als grondstof in plaats van afvalstof. Sinds 2019 ligt er al een advies van de taskforce. Uit het veld maak ik op dat sindsdien vooral gepraat wordt, maar nog niet al te veel serieuze stappen gezet zijn. Mijn vraag is: komt er dit jaar duidelijkheid over de beoordelingsprocedures en de kaders? Worden dit jaar nog de ministeriële regelingen voor struviet en cellulose ingediend? Gaat de Staatssecretaris ook aan de slag met zo'n regeling voor de slibkorrel Kaumera? En gaat de Staatssecretaris nog dit jaar zorgen voor een wettelijke experimenteerbepaling? Een hoop vragen, maar ik ga ervan uit dat er een serieus antwoord op komt.

Royal HaskoningDHV ging een verbrandingsverbod voor recyclebaar afval verkennen en kwam met een andere interessante aanbeveling dan zo'n verbod, namelijk dat gemeenten niet moeten sturen op meer afvalscheiding maar op meer recycling. Er is dus genoeg werk aan de winkel alvorens te kijken naar een verbrandingsverbod. Dat wordt nog eens onderstreept door onderzoek van Wageningen met een nieuwe, uitgebreidere meetmethode. Maar 27% van de kunststofverpakking kan goed gerecycled worden. Mijn vraag is: wat betekent dat dan voor het halen van het doel van 50% hergebruik in 2025? Wat ons betreft moeten we ook werk maken van beter recyclebare producten. Laat overheden vooroplopen bij circulair inkopen. Dat is niet alleen iets voor de inkoopmanager, maar verdient ook regie op de bestuurstafel. Bestuurlijke afspraken zijn hard nodig. Een goed voorbeeld is het gebruik van duurzaam hardhout in plaats van kunststof en beton in de weg-, water- en kantoorbouw. Mijn vraag is of dit geconcretiseerd kan worden in bestuurlijke afspraken.

Beaumix is door anderen ook al genoemd. Vanuit Zuid-Holland wordt aan de bel getrokken over het voorkomen van verbrande batterijen in de bodemas die gebruikt wordt als bouwstof. Voor het al dan niet voorkomen van de batterijen gelden geen normen. Dat baart zorgen. Binnenkort komen resultaten van regionaal onderzoek naar buiten. Mijn vraag is of de Staatssecretaris het stokje wil overnemen en vooral wil kijken hoe we die batterijen uit onze bodem houden.

Tot slot, voorzitter, het compost. In compost zitten steeds meer plastics. De Staatssecretaris biedt gemeenten hulp aan om scherp te zijn op het plasticvrij houden van gft, maar in de praktijk is dat effect nog niet zichtbaar, dus mijn vraag is of de Staatssecretaris zou willen zorgen dat dit in alle aanbestedingscontracten meegenomen wordt.

Daar laat ik het bij. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer namens de SGP. Tot slot gaan we in de eerste termijn van de Tweede Kamer naar meneer De Hoop namens de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Excuus dat ik wat later was. Wij hadden ook het debat over de opening van het voortgezet onderwijs. Ik ben blij dat ik de eerste termijn van dit belangrijke commissiedebat nog kan meemaken.

De voorzitter:

Het is u vergeven. We weten allemaal hoe druk Kamerleden het hebben, want we maken het zelf allemaal mee. Geen probleem.

De heer De Hoop (PvdA):

Gelukkig. Dat is goed voor mijn gemoedstoestand, voorzitter.

De maatschappelijke discussie over circulaire economie lijkt eigenlijk op een punt te zitten waar klimaatverandering een jaar of tien geleden zat. Iedereen weet dat er snel iets moet gebeuren als we de wereld leefbaar willen houden voor onze kinderen en kleinkinderen, maar er gebeurt helaas nog veel te weinig. Wat de Partij van de Arbeid betreft is de tijd van vrijblijvende afspraken voorbij, want vrijblijvendheid blijkt keer op keer niet te werken. De enige manier om de afgesproken doelen te kunnen halen, is om zo snel mogelijk over te gaan naar stevige wetgeving, normering en beprijzing. Het vervroegde besluit om naast plastic flesjes ook statiegeld in te voeren op blikjes is een mooie stap in deze richting.

De benodigde maatregelen om echt tot verandering te komen zijn niet meer aan dit kabinet, maar ik wil de Staatssecretaris oproepen om alle mogelijke voorbereidingen te treffen zodat de formerende partijen weten wat er nodig is om de doelen te halen en een volgend kabinet zo snel mogelijk aan de slag kan gaan. Om het Europese klimaatdoel te halen heeft de studiegroep-Van Geest bijvoorbeeld in kaart gebracht op welke manieren dat gehaald kan worden – ik hoorde dat mevrouw Mulder daar ook al over gesproken had – en met welke maatregelen, en met zelfs een afvinklijst met de belangrijkste vragen voor tijdens de formatie, daarbij natuurlijk ook rekening houdend met het verwachte Europese beleid. Is de Staatssecretaris bereid een vergelijkbare studiegroep in te stellen ten behoeve van de doelen voor de circulaire economie, zodat de benodigde maatregelen om de doelen te halen zo scherp mogelijk op het netvlies blijven staan?

Een ander belangrijk punt, voorzitter. Elk jaar wordt er zo'n 270 kiloton aan asbest gestort in Nederland. Omdat we dit pas sinds 1994 bijhouden, weten we niet hoeveel asbest er in totaal al gestort is. Dit afval is weliswaar goed ingepakt, maar blijft volgens deskundigen niet permanent onschadelijk, omdat helaas vroeg of laat alles gaat lekken. Het ontbreekt nu aan een visie op gestort asbest of nog te storten asbest. Is de Staatssecretaris bereid een visie te ontwikkelen op het gestorte asbest in Nederland, vanuit het idee van veiligheid voor de omgeving en het idee van een circulaire economie? Er zijn manieren om asbestafval onschadelijk te maken en te gebruiken als grondstof voor bouwmaterialen, maar daar wordt in Nederland geen gebruik van gemaakt. Als antwoord op de schriftelijke vragen hierover lees ik dat het ontwikkelen van verwerkingsmethoden bij de markt ligt. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit een maatschappelijk probleem is en dat het niet enkel aan de markt moet worden overgelaten? Is de Staatssecretaris bereid om initiatieven te stimuleren voor de verwerking van asbest?

Dank.

De voorzitter:

U heeft het record verbroken; u bent de snelste vandaag. Proficiat daarmee. Kort en krachtig.

Voor degenen die even sanitair willen relaxen of trek hebben in een gevulde koek, schorsen we tot 14.10 uur.

De vergadering wordt van 13.49 uur tot 14.10 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan door met het commissiedebat circulaire economie. Ik geef dadelijk het woord aan de Staatssecretaris. Ik denk dat twee interrupties wederom voldoende moet zijn. We zullen daar uiteraard coulant mee omgaan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Het waren toch weer een hoop interessante vragen van u allen bij elkaar. Ik heb ze geprobeerd in een paar mapjes over een paar onderwerpen te bundelen. Misschien behandel ik eerst de importheffing – daar waren een aantal vragen over – dan verpakkingen en plastic ... Laat ik die anders samennemen, want anders worden het wel heel veel mapjes. Even kijken. Nee, laat ik de volgorde ietsjes anders doen. Ik doe eerst de importheffing en dan de ICER en de doelen, want dat hoort eigenlijk echt wel bij waar we het met elkaar over hebben. Ik ga die zelfs als allereerste doen, sorry.

De voorzitter:

Als u het even aangeeft als u aan het einde van het blokje bent, dan kunnen we dan ...

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Mij was gevraagd om hier op tijd te zijn, dus het was nog even schakelen wat betreft de volgorde.

De voorzitter:

U bent in ieder geval niet buiten adem, dus u heeft nog een goede conditie.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Zeker.

De voorzitter:

Maar als u het einde van het blokje wil aangeven, dan sta ik dan de interrupties toe. Dan kunt u ten minste uitpraten per blokje.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat is helemaal goed. Oké. Dan ga ik eerst de ICER en de doelen doen. Want dat schetst denk ik gewoon de breedte van de opgave waar we met elkaar voor staan. Dan ga ik daarna de importheffing doen, plastic, breder afval en recycling en dan wat vragen over stoffen en bodem, textiel en overig. De vragen over stoffen en bodem liggen voor een deel meestal in andere algemeen overleggen. Maar ik zal mijn best doen om, daar waar ik er toch wat over kan zeggen vandaag, de leden niet teleur te stellen. Wellicht zal ik op een enkel punt moeten zeggen: daar kom ik verder schriftelijk op terug als er nadere vragen zijn. Maar ik ga alvast mijn best voor u doen.

Ik begin met het bredere beeld van de circulaire economie. Ik vind het heel mooi om te zien dat in deze commissie, in de nieuwe samenstelling, ook voor mij een aantal hele vertrouwde gezichten zitten. Ik zou bijna tegen mevrouw Mulder van het CDA willen zeggen: welkom terug bij deze portefeuille. Want lang geleden zijn wij ooit samen gestart met deze portefeuille, toen allebei als Kamerleden en niet als voorzitter van de commissie. Ik kan ook vanuit mijn eigen ervaring zeggen: het went om een tijdje voorzitter van deze commissie te zijn en dan toch weer in een andere rol hier te zitten. Dat went.

Wat ik ook heel herkenbaar vind, is de breedte van het onderwerp en de betrokkenheid van de leden daarbij. We zien allemaal – en dat hoor ik ook steeds in de debatten met de Kamer terug – dat de noodzaak om hiermee aan de slag te gaan heel duidelijk herkend wordt. Tegelijkertijd is het soms ook letterlijk een worsteling: hoe doen we het? Nederland is wereldwijd koploper circulaire economie. Dat betekent ook dat wij op een bepaalde manier pionieren bij uitvinden hoe we de dingen doen, hoe we die verstandig doen, hoe we die haalbaar en betaalbaar doen en hoe we ervoor zorgen dat we niet in de valkuilen stappen, maar juist de kansen benutten. Ook de komende tijd zullen we hierover altijd in gesprek blijven. Ik vind het altijd heel mooi om te zien hoe we het debat verder brengen en verrijken in het gesprek met de Kamer.

Tien jaar geleden – een van u refereerde daaraan – is de allereerst motie over een grondstoffenrotonde hier ingediend. Toen wist echt nog niemand waar dat over ging. Nu zien we dat er een Integrale Circulaire Economie Rapportage ligt die aangeeft waar we staan, dat we een Grondstoffenakkoord hebben en dat we vijf transitieagenda's hebben met uitvoeringsprogramma's. Ook hebben we nu een echte doorrekening en een methodiek laten ontwikkelen door het Planbureau voor de Leefomgeving, die ons ook kunnen helpen om te meten waar we staan. En soms kom je tot de conclusie dat je gehoopt had dat we al verder waren of dat er nog heel veel te doen is. Ja, maar we kunnen nu wel meten waar we staan. Dat is een ontzettend belangrijke basis om vervolgens weer stappen te kunnen nemen en te kunnen toetsen of we de juiste dingen doen en of we in het juiste tempo werken. We hebben echt flinke stappen gezet de afgelopen jaren. Samen met alle betrokken departementen, medeoverheden en maatschappelijke partners is er echt een fundament gelegd en zijn heel veel dingen al in gang gezet.

Steeds duidelijker blijkt – daar kom ik straks nog wat meer in detail op terug, ook naar aanleiding van een aantal vragen die u daarover heeft gesteld – dat circulaire economie ook leidt tot een aanzienlijke CO2-reductie. Daarmee leidt die echt tot een forse bijdrage aan de klimaatopgave. De heer De Groot zei: ja, maar dat is niet het enige. Daar heeft hij ook volledig gelijk in. Ik denk dat een van de complexe dingen van de circulaire economie en het sturen daarop is dat je niet zo'n eenvoudige indicator hebt als bij het klimaat, want daar kun je zeggen: als je alleen naar CO2 kijkt, dan ben je er. Maar het is wel heel belangrijk om ons bij de klimaatopgave, kijkend naar de wereldwijde opgave, te realiseren dat grondstoffenverbruik zo'n 20% van de totale CO2-uitstoot vormt. Daarmee is het vergelijkbaar met een aantal andere hele grote sectoren. Het is dus ongelofelijk belangrijk om ook die grondstoffenkant aan te pakken, anders haal je de doelstellingen van het Parijsakkoord niet. Dus wij hebben met elkaar in deze sector echt ook een CO2-opgave te realiseren. Met maatschappelijke partijen brengen we een circulaire economie dichterbij door met vijf transitieagenda's en tien dwarsdoorsnijdende thema's focus te geven aan het beleid. We hebben elkaar allemaal echt hard nodig.

Evenals bij de klimaataanpak zal het ook hier niet in elke sector even snel gaan. Er zullen sectoren of delen zijn waar het moeilijker gaat dan in andere. Er zullen maatregelen zijn die wel een oplossing zijn voor de ene sector, maar nog niet voor de andere sector. We zullen het dus steeds met elkaar ook gedifferentieerd moeten aanpakken en moeten bekijken hoe we in alle sectoren het maximale kunnen doen.

Een belangrijk resultaat in de afgelopen periode is inderdaad het statiegeld. Ik zou zeggen: we hebben daarmee een kantelpunt bereikt met de circulaire economie, maar ook een kantelpunt in dit debat, want voor het eerst is er geen enkele vraag over statiegeld gesteld. Dat is toch een belangrijk kantelpunt voor ons allemaal, ook voor de ambtenaren die hier in de Kamer altijd al uw vragen daarover beantwoordden. Het is wel mooi om dat te markeren.

En in één dag waren er meer dan 80 aanvragen voor de subsidieregeling voor circulaire ketenprojecten. Mevrouw Mulder refereerde daaraan: circulair gaat echt over het ook tot stand brengen van nieuwe ketens. Als onderdeel van de Urgendamaatregelen hebben we ook geld voor ketenprojecten beschikbaar kunnen stellen. In één dag waren er 80 aanvragen. Daar is dus ook echt heel veel potentie.

De ICER was echt een heel belangrijke mijlpaal. Die laat ook zien dat de efficiëntie is toegenomen, maar dat overall de grondstoffentrends nog niet de goede kant op gaan. We hebben daar echt nog veel werk te verrichten. Dus we moeten intensiveren; we moeten echt intensiveren. We hebben een kantelpunt bereikt, de structuur staat, de meetmethode staat, de agenda's zijn er, maar een volgend kabinet zal echt moeten besluiten. «Meer drang en dwang», zo formuleert het PBL dat. Maar het kan ook gewoon «meer geld» betekenen, of «meer ondersteuning». Er is meer nodig als we die lijn willen doorzetten.

Ik kom op een aantal vragen die daarover zijn gesteld, en begin bij een vraag van mevrouw Mulder. Zij vroeg hoeveel procent circulaire economie kan bijdragen. Mevrouw Van Geest zei: 55%. Wereldwijd is het dus ongeveer 20% van de totale opgave. TNO heeft in een recent onderzoek berekend dat met de huidige uitvoering van het uitvoeringsprogramma en de doelen van de vijf transitieagenda's ruim 7 megaton CO2-reductie kan worden gerealiseerd. En dat is ongeveer 22% van de resterende opgave tot 2030 zoals die tot het publiceren van het Klimaatakkoord in juni 2019 werd aangenomen. Dus ook binnen Nederland is het echt een aanzienlijk onderdeel dat we kúnnen realiseren. De potentie is er dus. En uiteindelijk zijn het natuurlijk politieke keuzes die bepalen hoeveel je daarvan gaat realiseren. Bepaalde potentie is immers alleen realiseerbaar als er ook middelen beschikbaar komen of wetgeving wordt vastgesteld. Anders zal die niet gerealiseerd worden. In die zin blijft het ook hier echt een politieke keuze, maar de potentie is er echt, ook tot 2030.

De heer De Groot vroeg of er gekeken wordt naar belemmerende regels. Inderdaad, ik heb ook een onderzoek laten uitvoeren naar belemmering in de wetgeving. Vervolgens ga je kijken welke belemmeringen je daarvan kunt wegnemen.

Maar we zijn ook echt aan de stimulerende kant gaan zitten. Het Versnellingshuis Nederland Circulair! is in de afgelopen jaren opgericht. Dat is onder andere gebeurd samen met VNO-NCW en MVO Nederland. Het Versnellingshuis speelt een belangrijke rol bij het ondersteunen van die circulaire bedrijven. Het is met meer dan 70 versnellingspartners in heel Nederland verbonden. Daar kunnen ze terecht met allerlei vragen over wet- en regelgeving, maar ook over kennis, over het vinden van partners en over financiering. Dat Versnellingshuis brengt op basis van die ervaringen samen met de partners jaarlijks een Rode Draden-notitie uit. Daarin staat elke keer ook waar ondernemers op dat moment tegen aanlopen. Dat biedt ons weer heel concrete handvatten. Aan de hand daarvan kunnen we zeggen: oké, dus we moeten kijken of we hier of hier een aantal problemen kunnen oplossen. Ik ben trouwens Het Groene Brein nog vergeten te vermelden. Dat is ook een belangrijke partner daarvan.

In Het Versnellingshuis wordt ook gezorgd voor matchmaking en wordt om maatwerk gevraagd. Ook werkt men daar – ik zal mevrouw Beckerman toch nog een keertje moeten irriteren met een Engels woord – aan «moonshots», een soort «vrouw-op-de-maanprojecten», om circulaire transitie in ketens verder op gang te brengen. En IenW heeft dus de subsidieregeling circulaire ketenprojecten opgezet in 2020. Daar was 4,5 miljoen voor beschikbaar. Op 6 juli gaan er twee subsidieregelingen open die circulaire innovaties faciliteren, namelijk de DEI+-regeling, voor technologische innovaties in demonstratieprojecten, en een nieuwe regeling gericht op de kennis- en innovatieagenda voor circulaire economie. We hebben daarnaast vanuit het EZK-standaardinstrumentarium geld beschikbaar voor het mkb dat circulair wil werken, zoals financieringsmarkt mkb. Ik dacht dat mevrouw Mulder daar specifiek aan refereerde. De ROM's, de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, hebben circulaire economie als apart thema in het innovatiebeleid. En start-up- en skillsregelingen staan ook open voor circulaire initiatieven. Dus op allerlei manieren wordt daarnaar gekeken.

Straks, in de context van de vragen over de circulaire-economiewet, kom ik nog even terug op een aantal punten waar het wettelijke belemmeringen betreft.

Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een regionale innovatiehub, het bundelen van informatie? Het goed verspreiden van informatie gaat ons enorm helpen, want je wilt eigenlijk niet dat iedereen opnieuw het wiel moet gaan uitvinden. En toch is elke casus anders. Daarom heb je eigenlijk beide nodig. Maar ik erken helemaal het belang van die regionale aanpak. Sander de Rouwe is vanuit het IPO trekker, en heeft een prachtige kansenkaart opgesteld. Hij heeft een echt hele mooie toer door Nederland gemaakt en overal heel goed de kansen weten te identificeren. Het is een prachtige regionale kansenkaart geworden.

Dat laat eigenlijk ook zien dat op regionaal niveau partijen vaak dichter bij elkaar zitten, waardoor het makkelijker is om elkaar te vinden, en om materialen en producten uit te wisselen. Op lokaal niveau is dat makkelijker dan op nationaal niveau. Partijen kennen elkaar daar al wat langer en hebben al een andere relatie, waardoor die contacten wat makkelijker worden gelegd.

De ICER beveelt ook aan om meer samenhang aan te brengen tussen het regionale beleid, de transitieagenda's en de doorsnijdende thema's. Om hieraan gevolg te geven, zal door IenW, samen met andere bij circulaire economie betrokken ministeries, en dus met regionale partijen, overheden en de provincies, echt gekeken worden hoe men die gezamenlijke aanpak kan opzetten en elkaar kan versterken. In de context van Het Versnellingshuis hebben we er het ook al weleens over gehad dat je daar eigenlijk een soort satellietkantoortjes of loketten nodig hebt. We willen de regionale initiatieven beter laten aansluiten op het nationale beleid, en andersom. Dat is dus absoluut de vertaalslag die we aan het maken zijn.

De heer De Hoop zei: we gaan naar een formatie toe. Hij vroeg: als het belangrijk is dat een volgend kabinet echt doorpakt, wat zijn dan de concrete maatregelen waar je aan zou kunnen denken? Er is een aantal rapporten. Het rapport Naar een economie zonder afval is in 2020 uitgebracht in het kader van de brede maatschappelijke heroverweging. Daar zitten effectieve beleids- en uitvoeringsopties in. Er is ook nog een doelentraject. We hebben het Planbureau voor de Leefomgeving gevraagd om, eigenlijk een beetje zoals we het bij het Klimaatakkoord hebben gedaan, nog eens inzichtelijk te maken waar die totale potentie dan zit, en hoe je dat zou kunnen vertalen naar doelen voor sectoren. Ik zou me kunnen voorstellen dat ik probeer om voor de zomer, in samenhang met dat PBL-traject, nog een keer die punten voor de Kamer op een rijtje te zetten die uit dat rapport van de brede maatschappelijke heroverweging kwamen. Misschien zijn er sinds april vorig jaar ook weer nieuwe inzichten, is er al voortgang geboekt, zijn er dingen voorbereid. Daardoor kunnen sommige dingen misschien nóg meer laaghangend fruit geworden zijn. Misschien is er sprake van Europese initiatieven waarop het ook goed voortbouwen is. Dat kan wellicht ook nog helpen om de potentie te benutten. Ik zal proberen om de Kamer dat nog voor de zomer bij elkaar in een brief toe te sturen, ook als basis voor verdere afwegingen.

Is er een onafhankelijk meetinstrument? Daar beogen we inderdaad toe te komen met die Integrale Circulaire Economie Rapportage, de ICER. En er komt ook een jaarlijks monitoringsrapport. Dat is dus niet een eenmalige uitgave, maar echt een cyclus. Tweejaarlijks komt die Integrale Circulaire Economie Rapportage, maar er is elk jaar een monitoring. We doen dit een beetje naar analogie van de KEV, de Klimaat- en Energieverkenning. Daarbij houden we het ook tweejaarlijks bij, en tussentijds is er dan een monitoring. Waar staan we? Hoe staan we erbij? Zijn we op koers? Daardoor kunnen we steeds met elkaar de afweging maken of we onze mensen en middelen effectief inzetten. Dat heb ik ook op willen zetten voor circulaire economie. Daarvoor is de ICER opgezet. Die komt dus elke twee jaar en is sturend voor de beleidscyclus.

Mevrouw Beckerman zegt: het PBL constateert inderdaad dat er gewoon meer drang en dwang nodig is. In een periode waarin je de gedachten aan het ontwikkelen bent, is het heel erg goed om vooral te werken met pilots, maar op een gegeven moment moet je van al die parels ook een parelsnoer maken. Op een gegeven moment moet je ervoor gaan zorgen dat het structureel dé logische optie wordt, of de verplichte optie. Er werd al genoemd dat we in de afgelopen periode met het statiegeld en met een aantal UPV's zeker wel stappen hebben gezet in een aantal sectoren waar dat al binnen bereik was. Waar we de mogelijkheden zagen en dachten dat het rijp was, hebben we het dus zeker gedaan. Naar de toekomst toe zal dat nog meer moeten gaan gebeuren.

Soms heb je daarvoor ook Europa nodig. Daarom is het ongelofelijk belangrijk dat in het circulair actieplan van de Europese Commissie, als onderdeel van de Green Deal, ook echt wordt gesproken over bijvoorbeeld een verplicht aandeel gerecycled plastic. We verwachten de voorstellen daarvoor voor het einde van het jaar. Dat is typisch een voorbeeld dat ook weer helpt om in Nederland dit soort dingen wettelijk te verankeren. Dit kun je bijna niet als land alleen doen. Het blijft een speelveld, maar zeker zal dit belangrijk zijn. Daarom zei ik ook dat zo'n circulaire-economiewet zou kunnen bijdragen aan die transitie. Ik zal er straks nog even op terugkomen hoe ik dat voor me zie.

Beprijzing van milieuschade is ook een belangrijk instrument om de circulaire economie te stimuleren. Het al dan niet beprijzen van milieuschade kan natuurlijk onderdeel zijn van de opties die we in kaart brengen, en dat wordt ook in kaart gebracht. Er is overigens ook nog een motie van mevrouw Beckerman die daarom vraagt. Ik zeg dat omdat zij dat anders vast in een interruptie naar voren had gebracht, voorzitter.

Mevrouw Bouchallikh vroeg: waar zijn de kansen het grootst? Het kabinet heeft in de startfase van het rijksbrede programma een «mobiliserende doelstelling» geformuleerd: namelijk in 2030 50% minder primaire abiotische grondstoffen. Maar die doelstelling moet natuurlijk gewoon concreet gemaakt worden. Dat is precies het proces waar we in zitten. We hopen dus voor de zomer met het PBL met die nadere uitwerking te komen.

Voorzitter. Hiermee ben ik aan het einde van het blokje algemeen, ICER en de doelen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ben benieuwd of ook bekend is hoeveel van alle projecten, convenanten en afspraken van de afgelopen tien jaar zijn gegaan over «consuminderen». Heel veel van de projecten gaan over recyclen. En begrijp me niet verkeerd: ik vind dat hartstikke essentieel. Maar ik wil graag weten in hoeverre men zich ook richt op dat consuminderen. Is er een percentage te noemen? Zijn er projecten of subsidiepotten die zich specifiek richten op dat consuminderen? Ik zou het namelijk echt zonde vinden als we die stap zouden overslaan, ook bij de mogelijkheden die er vanuit een ministerie zijn.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik denk dat mevrouw Van Esch heel terecht zegt dat circulaire economie niet alleen gaat over recyclen. Sterker nog, bij circulaire economie is er een ladder, en eigenlijk staat recycling pas onderaan die ladder. Je wilt eerst inzetten op het voorkomen van afval. Je wilt inzetten op reparatie en hergebruik van producten. Als producten vervolgens echt «hun leven hebben uitgenut», dan moeten de materialen heel goed recyclebaar zijn. Voor het ene product zal die keten korter zijn, en voor het andere kan die ook langer zijn.

Laten we beginnen met te erkennen dat er veel gebeurt op het gebied van recycling. Er is ook veel technologieontwikkeling op dat vlak. Dat draagt allemaal direct bij aan het voorkomen van vervuiling. Maar we moeten ook zien dat we kunnen intensiveren op die andere treden van de R-ladder. Onze gezamenlijke zoektocht gaat denk ik uit naar de vraag: hoe doen we dat goed? Een van de zaken die we concreet hebben gefinancierd in de afgelopen tijd, zijn de Repair Cafés. De stichting die die Repair Cafés opzet, zorgt er actief voor dat reparatie ook een aantrekkelijk onderdeel wordt. We hebben ook geld beschikbaar gesteld voor die DEI+-regeling die gaat over innovatieve verpakkingen; ik noemde die net. Als je verpakking kunt hergebruiken, voorkom je dus afval. We zijn in de context van de SUP ook bezig met nadenken over herbruikbare koffiebekers of dat soort dingen. Ik kom straks terug op de SUP. Hierdoor kun je afval voorkomen. Dat is ook een vorm van consuminderen. Je drinkt niet minder kopjes koffie, maar je produceert er wel minder afval mee. Ik kan het niet in een percentage aangeven. Across the board zien we dat er nog een zwaartepunt ligt bij recycling, maar we moeten met elkaar ook bekijken wat we hoger op de ladder kunnen doen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik kan me voorstellen dat er nu geen percentage aan te hangen valt, maar ik zou het toch wel fijn vinden om een beter overzicht te krijgen. Dat hoeft niet meteen, maar ik zou een beter zicht willen krijgen op wat er nou in de afgelopen tien jaar specifiek op het vlak van consuminderen is gedaan. Hergebruik is daar natuurlijk een deel van, maar consuminderen is eigenlijk de stap daarvóór. Je wilt gewoon minder gaan consumeren, dus minder kopen, minder spullen gebruiken. Uit Earth Overshoot Day blijkt dat we gewoon te veel producten gebruiken, zeker in Nederland. Daar richt ik mijn focus vooral op. Hergebruik is eigenlijk de stap erna. Laten we tien jaar pakken. Kan er worden gekeken wat er in die tien jaar specifiek met de doelstelling «consuminderen» is gedaan?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik vind het toch een beetje ingewikkeld. Wat is dan de definitie van «consuminderen»? We hebben de verschillende stappen op de R-ladder. Het lijkt me prima om nog eens in kaart te brengen: waar staan we nou bij die verschillende stappen? Maar laten we dat dan weer wel doen op een logisch moment van rapportage, zodat we dat dan goed kunnen meenemen. Anders kom je weer bij een heel andere definitie. Wat noem je «consuminderen»? En moet dat wel of niet een doel op zich zijn? Voor mevrouw Van Esch is dat duidelijk een doel, maar je zou ook kunnen zeggen dat activiteiten die niet leiden tot extra grondstoffenverbruik doordat je de grondstoffen steeds hergebruikt, niet leiden tot het opschuiven van die Earth Overshoot Day. Dan kun je de problematiek ook anders wegen. Maar dat is een politieke discussie. Het lijkt mij goed om te proberen om bij de rapportage die wij naar de Kamer sturen, steeds goed inzichtelijk te maken welke activiteiten we zien op de verschillende onderdelen van de R-ladder. Dat kan bijvoorbeeld bij zo'n ICER of bij zo'n monitoring gebeuren. Een overzicht van activiteiten op de verschillende onderdelen van de R-ladder lijkt me zeker nuttig, want dat geeft zicht op hoe onze aandacht is verdeeld over die hele keten.

De voorzitter:

Mevrouw Mulder wil een vraag stellen, en dan meneer De Groot.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb een heel korte vraag. Ik had het niet in mijn inbreng staan, maar de Staatssecretaris komt nu zelf met het voorbeeld van de Repair Cafés. We hebben denk ik allemaal de e-mail gehad over de subsidie daarvoor die ophoudt. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan? Je gaat zo een goed initiatief in de kiem smoren. Dit is geen begrotingsdebat, dus het is lastig om zo'n punt hier in te brengen. Daarom had ik het ook niet in mijn inbreng staan. Maar ik ben er toch wel benieuwd naar. De Staatssecretaris vindt het dus wel een goed initiatief.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, ik vind het absoluut een heel goed initiatief. Daarom hebben we ook in de afgelopen periode al bekeken wat we kunnen doen. We hebben ons ook bij het verlenen van ondersteuning aan partijen altijd te houden aan een aantal Europese financiële kaders. Daar dreigen we hier tegen aan te lopen. Maar ik ben met mevrouw Mulder van mening dat het stimuleren en het makkelijk maken van het laten repareren van dingen onderdeel is van de totale ladder die we met elkaar willen invullen. Het is alleen nog niet zo makkelijk om op dit moment te zeggen wat je nog kunt, als we eenmaal tegen die kaders zijn aangelopen. Maar ik ga graag verder kijken hoe we het repareren in de lucht houden. De vraag is ook een beetje: je kunt het niet altijd een-op-een koppelen aan één specifieke partij. Dat voelt soms een beetje moeilijk, maar ik denk dat we ons met elkaar aan bepaalde financiële kaders te houden hebben waar we ook niet buiten kunnen gaan. Maar volgens mij is dit meer een kwestie van met elkaar de creativiteit opzoeken om ervoor te zorgen dat de dingen die goed zijn ook kunnen gebeuren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Is de Staatssecretaris bereid om op een later moment op mogelijk creatieve uitkomsten van die zoektocht bij ons terug te komen? Dat zou ons allen namelijk best wel goeddoen.

De voorzitter:

Wat is daarop uw antwoord, Staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik ben altijd bereid om erop terug te komen. Ik kan niet op voorhand garanderen dat het een positieve uitkomst is. Maar mevrouw Mulder hoort, denk ik, wel in de manier waarop ik erover spreek dat ik er ook mee worstel, omdat we daar niet voor niks de afgelopen jaren geld aan hebben gegeven.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb een vervolgvraag op het betoog over Het Versnellingshuis, de innovatiehub en mijn vragen in de eerste termijn. Subafdelingen zouden heel goed kunnen werken, denk ik. De vraag is alleen of u zich daarvoor gaat inzetten. Wij zien dat mkb'ers vooral – ik heb misschien wel honderd-en-een voorbeelden uit de praktijk – vanwege de administratievelastendruk en het dagdagelijks bezig zijn met het runnen van hun business eigenlijk zelf die stap niet zetten. Mijn vraag is dus: er is net een stapje extra nodig dan de opzet van Het Versnellingshuis zoals dat nu georganiseerd is; gaat u zich ook actief inzetten voor subafdelingen of moet u dat nog bezien?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik vind het belangrijk dat we het effect vooropzetten. Ik wil het makkelijker toegankelijk maken, ook voor de mkb'ers in de regio. We zijn nu met de provincies en met de andere partijen aan het bekijken hoe we dat zouden kunnen doen. Welke rol kunnen ook de provincies daarin spelen of de regionale ontwikkelingsmaatschappijen? Er komen dus nog allerlei varianten voorbij. Ik leg me dus nog even niet vast op een variant, maar dit is wel het effect dat ik wil bereiken. We zullen daar zeker op terugkomen bij de Kamer.

De voorzitter:

Zijn er nog verdere interrupties bij dit blokje? Nee. Dan kunt u doorgaan met het volgende blokje. Ik ben even vergeten wat het tweede blokje was.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter. Ik wil nu ingaan op de importvrijstelling, de belastingvrijstelling die vervallen is. Het kabinet besloot in de context van de uitvoering van het Urgendavonnis om het belastingvoordeel voor buitenlands afval te schrappen; dat was uitgezonderd van de belasting die binnenlands afval wel moest betalen. Daarmee werd dus de situatie voor buitenlands afval gelijkgetrokken met Nederlands afval. De spelregel die ons door de rechter is opgelegd in de context van het Urgendavonnis was: je mag alleen maar kijken naar het effect binnen je grenzen. We hebben met het proberen te voldoen aan dat Urgendavonnis soms ook weleens oplossingen geïdentificeerd die vooral over de grens heel veel zouden kunnen opleveren, maar die mochten we dan niet inboeken. We moesten ons houden aan de regel dat we het op Nederlands grondgebied moeten realiseren. Zo heeft de rechter het bepaald.

Van het begin af aan heb ik aangegeven, ook aan de sector, dat ik bereid was om met hen te spreken over een alternatief. Nogmaals, het gaat mij om het effect dat ik wil bereiken. Ik ben niet uit op een specifieke maatregel, maar op het effect. De afgelopen maanden is hierover gesproken, maar ik ben er echt vanaf het begin aan heel duidelijk over geweest dat we met elkaar toewerken naar een klimaatneutrale en volledig circulaire economie. Daarom vond ik het zonet belangrijk om te beginnen met dat langetermijnperspectief. Als je al je grondstoffen gaat hergebruiken, dan ga je ze dus niet meer verbranden. Die transitie naar volledig duurzame energie en een volledig circulaire economie betekent voor sommige sectoren afbouw, ombouw en opbouw. Dat hoort bij zo'n transitie.

Vanaf het begin heb ik dus gezegd dat ik bereid ben om na te denken over een alternatief als dat ook past in zo'n lange lijn. Er waren drie voorwaarden. Overeenstemming over een gezamenlijke circulaire-economieagenda met maatregelen om recycling te bevorderen en een afbouwpad voor verbranden en storten. Gelijkwaardige CO2-reductie met additionele maatregelen. Een toereikende financiële dekking en een positieve uitvoeringstoets door de Belastingdienst. Zo zijn we gaan praten. In de aanloop naar dit AO moest ik constateren dat we daar gewoon nog niet zijn, bij zo'n pakket. Ik kan daar nog een heel lang verhaal over houden, maar ik ben uiteraard bereid om met de sector daar verder over door te praten. Dat langetermijnperspectief hebben we namelijk wel met elkaar.

Ik begrijp ook heel goed het punt van de positie van werknemers. Dat punt wil ik wel heel nadrukkelijk maken. Volgens mij vroeg mevrouw Beckerman daar ook aandacht voor. Natuurlijk moeten we daar heel goed naar kijken. Ik heb ontzettend veel respect voor de mensen die in de afvalsector werken. Gedurende de coronacrisis heeft u mij een aantal keren specifiek aandacht horen vragen voor het belang van het werk van deze mensen, dat ongelofelijk belangrijk is. Het is een vitale sector, ook voor de toekomst. Als grondstoffenproducenten zijn dit echt heel belangrijke sectoren.

De circulaire economie levert ook veel nieuwe banen op. Natuurlijk is het wel zo – dat geldt voor iedereen; daar moeten we reëel in zijn – dat de ene baan de andere niet is. Net zoals wij allemaal onze ervaring en onze voorkeuren hebben, kun je van werknemers in deze sector niet zomaar zeggen «hop, die planten we ergens anders neer». Als we dus een transitiepad gaan vormgeven, moeten we goed kijken naar wat dit betekent voor werknemers. Hoe zorg je voor passend werk in deze sectoren? Zo'n transitie kun je over de tijd heen ook alleen maar samen maken. In z'n algemeenheid verwachten we per saldo – dat heeft TNO berekend – een positief effect op de werkgelegenheid in Nederland, een nettogroei van 0,3% tot 0,8% tot 2030. Maar daar zullen we dan wel samen met de sector goed naar moeten kijken.

Mevrouw Mulder vroeg over welke termijn je het dan hebt. We hebben doelstellingen voor 2030 en 2050. De afbouw van de verbrandingscapaciteit moet hand in hand gaan met de verdere opbouw van recycling en de vermindering van het restafval. Het succes van het ene bepaalt ook het succes en het tempo van het andere. Maar er is dus geen sprake van het overnight sluiten van de hap, nee. Maar we moeten samen de transitie maken naar het doel dat we onszelf hebben gesteld. Een compleet klimaatneutrale economie in 2050 kan niet zonder een circulaire economie. Dat betekent dat we op een gegeven moment deze capaciteit niet meer nodig hebben.

Wanneer je afval verbrandt, houd je bodemassen over. Een aantal van u refereerde ook aan de zorgen over bodemassen. Kun je die overal wel zomaar toepassen? Wat zijn de randvoorwaarden die we daaraan moeten stellen? Als je dan zou zeggen «wij blijven wel voor heel Europa afval verbranden», dan blijf je dus wel al die bodemassen importeren. Is dat dan wat we willen? Volgens mij is dit dus een kwestie van met elkaar goed doorpraten en ervoor zorgen dat je tot een zorgvuldig traject komt voor, uiteindelijk, de afbouw van overcapaciteit. Ik ben heel graag bereid om die gesprekken door te zetten. Dat is waar ik nu sta.

Voorzitter. Als we dat belastingvoordeel opheffen, dan is het belangrijk dat andere landen ook stappen zullen ondernemen. Nogmaals, Europa heeft een actieplan voor circulaire economie en een doelstelling om naar een circulaire economie te gaan. Andere landen om ons heen hebben dat ook: Engeland heeft een doelstelling van 68% CO2-reductie, Duitsland zit boven de 60% met de CO2-reductiedoelstellingen. Die landen zullen ook allemaal stappen moeten zetten om meer naar een circulaire economie te gaan. Dan helpt het als er ook een prikkel is en als er geen goedkope manier is om het even slim in Nederland te verbranden. Als zij dus gewoon dezelfde belasting moeten betalen als iedereen in Nederland voor het verbranden in Nederland, dan ontstaat er ook in die andere landen een eerlijker afweging tussen het kiezen voor circulaire oplossingen of het niet kiezen voor circulaire oplossingen en het maar over de grens sturen voor verbranding, waarbij het afval in een ander land achterblijft. Dat is in feite ook onderdeel van de keuze waar we nu voor staan.

Dat is ook het antwoord op de vraag van de heer De Groot over CO2-afvang. Je loopt ook weer het risico dat je naar een lock-in gaat, waarbij je grote investeringen doet in iets waarvan je op een gegeven moment moet constateren dat het eigenlijk niet meer nodig is. Dan kun je misschien beter die investeringen op een andere plek in de industrie doen, zeker ook omdat die vaak ondersteund worden met belastinggeld, dat wij weer met elkaar opbrengen.

Voorzitter. Er was nog een vraag van de SGP over methaan. Methaan is in belangrijke mate in de landbouw een punt van reductie, zoals de heer Stoffer weet.

Ik denk dat ik ook antwoord heb gegeven op een aantal van de andere punten. Ik heb al gezegd waarom ik bereid ben om door te praten, maar niet tot het zomaar op voorhand opheffen van deze heffing.

De voorzitter:

Meneer De Hoop, ik heb even gewacht tot het einde van het blokje, maar u bent nu als eerste aan de beurt met uw vraag.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik wil toch even terug naar de importheffing. Ik vind het zelf als nieuw lid van deze commissie technisch best wel een lastige discussie, maar de afgelopen week heb ik veel gesproken met afvalverwerkingsbedrijven en ook met de FNV. We hebben een petitie ontvangen van onder anderen Kitty Jong. Ik zit toch te zoeken naar hoe de Staatssecretaris voor zich ziet hoe we concreet voor die afbouw van die verbrandingscapaciteit kunnen zorgen. Het is mij nu namelijk niet duidelijk of die importheffing meewerkt aan de reductie die we willen, ook met het Urgendavonnis, of dat het nu niet meewerkt. Ik vind het heel lastig om daar een goed beeld van te hebben. Hoe kunnen we nou zorgen voor een pad waarmee dat wel zo werkt? Ik neem die signalen namelijk heel serieus en ook het punt van die werknemers, dat mevrouw Beckerman aanstipte. Hoe ziet de Staatssecretaris het pad daarnaartoe? Ik vind het namelijk nu heel lastig om in te schatten wat mogelijke vervolgstappen zouden zijn.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Absoluut. Het gaat eigenlijk om het volgende. Er was een belastingvrijstelling voor afval dat uit het buitenland kwam. De belasting moest in Nederland wel worden betaald, maar er was een vrijstelling voor het afval dat uit het buitenland kwam. Het kabinet heeft die vrijstelling geschrapt. Het is dus in feite gewoon het beprijzen van vervuiling, net zoals de Nederlandse burgers daarvoor moesten betalen. Wij hebben gezegd: ook andere burgers die in Nederland hun afval willen laten verbranden, moeten daar gewoon voor betalen. Het is dus gewoon zo dat de vervuiler betaalt. Daarom hebben we die vrijstelling geschrapt. Dat betekent dat er een andere prikkel ontstaat in die landen om keuzes te maken tussen recycling en verbranden. Ik denk dus dat dit een positief effect heeft.

We moeten – dat wil ik heel graag – samen met de sector tot een transitiepad komen waarin zij overschakelen van het verbranden van het afval dat zij ophalen naar het omzetten in grondstoffen van dit afval. Het afval zal namelijk geproduceerd blijven worden, hopelijk steeds meer in afgescheiden stromen, zodat we dat zo hoogwaardig mogelijk weer opnieuw kunnen gebruiken. Maar daarmee is er dus een omschakeling in deze sector nodig, denk ik, naar grondstoffenproducent worden. Ik ben heel graag bereid om samen met de sector te bekijken wat daarvoor nodig is. Dan ga je dus naar de afbouw van de ene activiteit en naar de opbouw van de andere activiteit.

Ik vind het heel terecht – laat ik dat hier nog eens heel nadrukkelijk zeggen – dat de FNV aandacht vraagt voor de positie van werknemers. We moeten ook goed kijken wat werknemers nodig hebben om te komen tot die omschakeling in werkzaamheden. Ik ben graag bereid om met de sector verder te praten over zo'n afbouwpad, zo'n transitiepad, en de Kamer daar dan over te informeren. Want als u het totaalplaatje heeft, kunt u natuurlijk pas zeggen of u zich er al dan niet iets bij kunt voorstellen.

De heer De Hoop (PvdA):

Een vervolgvraag. Ik denk inderdaad dat die importheffing er in de toekomst toe leidt dat we minder mondiale uitstoot hebben. Maar die sectoren zeggen: op dit moment heeft het juist een tegengestelde werking. Ik vind het lastig om in te schatten of dat wel of niet zo is, dus ik hoor graag of de Staatssecretaris op dat punt ook nog even wil reageren.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Daarom begon ik met de spelregels die de rechter ons met het Urgendavonnis heeft opgelegd. Die zegt: je moet binnen de Nederlandse grenzen kijken. Het PBL heeft berekend dat dit binnen de Nederlandse grenzen leidt tot een CO2-reductie. Dat is dus waar we staan.

De heer Stoffer (SGP):

Ook in het verlengde van de vraag...

De voorzitter:

Mijn excuses. Ik had meneer De Groot inderdaad al; die heb ik tekortgedaan. Sorry, daarna komt u aan de beurt.

De heer Stoffer (SGP):

Dan mag de heer De Groot uiteraard eerst.

De voorzitter:

Mijn excuses, meneer De Groot.

De heer Peter de Groot (VVD):

Geen probleem, voorzitter. Dank, meneer Stoffer. Even over die afvalverbrandingssector. De VVD snapt heel goed dat we uiteindelijk ernaartoe gaan dat afvalverbranding er niet meer hoeft te zijn. We geloven ook dat het best nog een tijd duurt voordat we daar zijn. Maar wij vinden dat het wel moeilijk te vatten is. Heel veel problemen die we willen aanpakken, pakken we gezamenlijk in Europa aan, ook als het gaat over CO2-reductie. Alleen, in de afvalverbrandingssector, waarvan we zeggen dat het een vitale sector is, zeggen we: hier kijken we alleen naar Nederland; voor de afvalstort en afvalverbranding in andere landen moeten ze daar maar een oplossing vinden. Snapt de Staatssecretaris ook dat dit voor de VVD een beetje voelt als «dit is een specifiek dossier, met een specifieke Urgenda-uitspraak; daarom kijken we alleen maar naar Nederland», in plaats van dat we ook gezamenlijk die bal proberen te spelen? Eigenlijk is dat de vraag: snapt de Staatssecretaris het gevoel van ongenoegen dat er is ten aanzien van een vitale sector, die een goede dienstverlening heeft?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik antwoord daarop met twee elementen, want ik kan me voorstellen dat het zo zou kunnen binnenkomen. Het is niet een speciale sector, maar de uitspraak van Urgenda gaf ons wel een specifieke opdracht. Dat is een opdracht die de rechter aan Nederland heeft gegeven en niet aan Europa. Dat maakt de kaders voor de afweging die we hier als kabinet hebben moeten maken anders. Op heel veel plekken in de maatschappij in Nederland hebben we extra maatregelen moeten nemen. Het sluiten van de kolencentrales vloeit daar rechtstreeks uit voort. In Duitsland staan er ook kolencentrales, maar toch moesten we die maatregelen in Nederland nemen. Dit is zo'n maatregel die daaronder valt. Je kunt dus eigenlijk de parallel met de kolencentrales trekken, want helaas zitten we in dezelfde situatie. Wat ik wel echt heel belangrijk vind om nog een keer te benadrukken is dat dit het beëindigen van een belastingvrijstelling is. Het is het beëindigen van de belastingvrijstelling. Als je «de vervuiler betaalt» serieus neemt, begin je misschien met het schrappen van vrijstellingen. Het is dus ook geen importverbod. Maar als je het doet, dan betaal je daarvoor de reële prijs, namelijk de prijs die mensen in Nederland er ook voor betalen. Daar gaat dit eigenlijk over.

De voorzitter:

Is het zo goed, meneer De Groot? Dan gaan we naar meneer Stoffer en daarna naar mevrouw Bouchallikh.

De heer Stoffer (SGP):

Eén opmerking vooraf: ik hoor de Staatssecretaris telkens aangeven dat dit het gevolg is van de uitspraak in het Urgendaproces. Ik zou denken: als ik Urgenda was, zou ik me toch eens op mijn hoofd krabben en me afvragen of ik hier nu voor de wereld wel het goede heb gedaan, omdat het klimaat niet ophoudt bij de grens; maar dat terzijde. Dat blijft voor mij echt superpijnlijk, maar goed, dat zij maar zo. Dat is hier niet aan de orde. Als ik hiernaar kijk, dan zegt de Staatssecretaris: ik wil in gesprek met die sector en bekijken hoe we de transitie ingaan. Het is natuurlijk mooi als je dat doet vanuit het uitgangspunt: we staan hier en we gaan samen kijken hoe we dat doen. Maar de importheffing wordt nu al geschrapt. Wat daar dus eerst wel binnenkwam en nu niet meer, is al keihard weg. Dan maak je de transitie dus niet vanuit het punt waar je nu staat, want eerst ga je al keihard de sanering doen en dan ga je kijken of je samen een bepaald pad kunt inzetten. Mijn vraag is: haal eerst de importheffing van tafel en kijk dan samen waar je uit kunt komen. Dat is toch veel constructiever? Nu zet je ze gewoon voor het blok. Dat is niet goed voor de banen. Het is wereldwijd gezien volgens mij ook niet geweldig voor het klimaat. Er ligt een mooi plan van de sector zelf. Kijk daarnaar en bekijk hoe je dan verder kunt komen. Waarom bekijkt de Staatssecretaris het niet vanuit die optiek, maar doet ze eerst keihard een importheffing? Nou ja, het is maar vanuit welke kant je dat bekijkt. Ik ben het eens met de Staatssecretaris dat er een vrijstelling wordt weggehaald. Dat is zo. Maar waarom doe je dat nu? Waarom ga je niet eerst kijken wat voor effect je wilt gaan bereiken voordat je een soort instrument, een maatregel weghaalt?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nu draait de heer Stoffer het toch wel een klein beetje om, want die belastingvrijstelling is al anderhalf jaar geleden geschrapt. Dat is eigenlijk de bestaande situatie. Die prijs is al anderhalf jaar geleden gelijkgetrokken. Nu vindt de heer Stoffer dat ik eerst de belastingvrijstelling voor buitenlands afval weer moet instellen en dan weer moet gaan praten over de transitie. Ik ben bereid om naar het totaalplaatje te kijken als onderdeel van een transitieagenda. Dat kan. We kunnen heel dicht bij elkaar komen. Maar als hij zegt «ga uit van de bestaande situatie», dan is dat wel de situatie waarin de belastingvrijstelling geschrapt is. Nogmaals, ik zet de gesprekken graag door, maar dan wel vanuit deze basis. Dat was ook de afspraak die we hebben gemaakt. Dat was een van de voorwaarden waaronder we zijn gaan spreken.

De voorzitter:

U zei: een draaiende Stoffer. Moeten we hem nu Swiffer gaan noemen? Of mag ik hem nog meneer Stoffer blijven noemen? Meneer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Dan stel ik hier wel mijn concrete vraag, want dat was mijn uiteindelijke vraag. De Staatssecretaris wil de importheffing dus niet van tafel halen en dan gaan praten. Ze zegt: eerst gaan we kijken waar we uitkomen en de importheffing blijft gewoon bestaan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik heb vanaf het begin gezegd dat ik bereid was om met de sector te praten over een alternatief pakket voor deze belastingvrijstelling. Dat pakket bestond uit drie dingen. Het transitiepad was er één van, want we moeten wel weten of we met elkaar op de langere termijn de goede dingen aan het doen zijn. Ik ben dus nog steeds bereid om die gesprekken door te zetten en dan zullen we zien waar we uitkomen, maar het gaat dan wel om een alternatief pakket voor wat er nu is. En wat er is nu is, is het feit dat we die belastingvrijstelling geschrapt hebben om te kunnen voldoen aan het Urgendavonnis.

De voorzitter:

Meneer Stoffer, u zet de joker in, want u begint nu aan het eerste deel van uw tweede vraag.

De heer Stoffer (SGP):

Dat doe ik dan maar, voorzitter. Dat betekent dus heel concreet dat die importheffing gewoon blijft bestaan. Die vrijstelling komt dus niet opnieuw terug. Ik hoef eigenlijk geen heel lang antwoord. Ik wil gewoon even echt die constatering, want dat betekent ook dat ik... Ik kijk anders daartegenaan, dus ik zou dan graag een motie indienen en kijken hoe de Kamer uiteindelijk daartegen aankijkt.

De voorzitter:

Eventueel kunt u dadelijk, in de tweede termijn, een tweeminutendebat aankondigen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Als de gesprekken uiteindelijk zijn afgerond, zou je kunnen komen tot een eindsituatie waar de heer Stoffer zijn oordeel over uit kan spreken. Ik geef aan dat ik bereid ben om de gesprekken met de sector door te zetten. Ik ben echter niet bereid om een van de drie voorwaarden die vanaf het begin onderdeel uitmaakten van de gesprekken, te laten vallen. Daar ben ik niet toe bereid. Ik ben wel bereid om de gesprekken over het alternatieve pakket door te zetten. Zoals ik heb gedaan vanaf het begin, zal ik daarbij die drie voorwaarden hanteren. Want als we echt een perspectief hebben op de langere termijn, dan vind ik ook dat je daar de korte termijn in kunt wegen. Maar ik wil niet alleen beginnen bij de korte termijn en dan maar hopen dat het ooit nog goed komt op de lange termijn. Daarvoor hebben we met elkaar een te grote opgave, denk ik. Urgenda heeft recent ook geconstateerd dat de opgave groter is geworden. Dat maakt het allemaal niet makkelijker om nu te zeggen: we halen iets van tafel wat er al is. Ik ben wel bereid om de gesprekken door te zetten.

De voorzitter:

Mevrouw Bouchallikh en daarna mevrouw Mulder.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Het is goed dat we het hebben over de uitfasering van afvalverbranding en -verwerking. Het is ook goed om daarbij oog te hebben voor het veld en daarmee in gesprek te gaan. Ondertussen hebben we nog wel te maken met de huidige situatie waarin dit nog steeds plaatsvindt. Er zijn grote zorgen over de branden die vaak ontstaan bij afvalverwerkers. Een groot deel van die branden wordt veroorzaakt door – ik moet het even checken – ion-lithiumbatterijen. Voor zolang het nodig is en we de afvalverwerking moeten laten plaatsvinden, vragen wij ons af of het mogelijk is om het recycledoel van die batterijen te verhogen. Want dat is slechts 45% en het zou mooi zijn als we die branden kunnen beperken zolang de verwerking op die manier nodig is. Ook vraag ik me af of het mogelijk is om wat meer in te zetten op preventieve maatregelen, zodat die branden voorkomen worden. Want ook hiervoor geldt dat vrijwilligheid leidend is. Afvalverwerkers kunnen op vrijwillige basis maatregelen inzetten. Wij vroegen ons af of het mogelijk is om dat wettelijk in te kaderen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik geloof niet dat deze vragen in de eerste termijn gesteld zijn. Ze zijn toch wel van een zekere technische natuur, dus ik kom er graag in de tweede termijn even op terug. Als ik daar in tweede termijn op mag antwoorden, dan zal dat vast wel lukken.

De voorzitter:

Mevrouw Bouchallikh knikt instemmend, dus zij heeft geen tweede interruptie nodig, denk ik. Mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb gewoon een vraag. Ik had begrepen dat het afbouwpad minder richting 2050 maar meer gedurende de komende jaren wordt bewandeld. Daarom is de onrust bij de medewerkers natuurlijk ook zo groot. De Staatssecretaris geeft eigenlijk aan dat ze vanaf het begin heeft gezegd dat dit voor haar een randvoorwaarde is. Ik had ook begrepen dat die toch een beetje later in het traject naar voren was gekomen. Dat maakt de onrust natuurlijk ook nog eens extra groot. De Staatssecretaris zegt hier eigenlijk: nee, die randvoorwaarde was er vanaf het begin. Ze zegt ook dat ze alsnog bereid is om te kijken naar een andere manier om de CO2-heffing te halen en om ook te kijken hoe je gezamenlijk uit het financiële beslag dat dit legt en dat collega Stoffer aangaf, zou kunnen komen. Want nu is de indruk dat het totaal wordt geblokkeerd – zeg ik dan maar even – vanwege het afbouwpad. Dat zou ik heel erg jammer vinden, want ik denk dat we richting 2050 wel een afbouwpad nodig hebben. Dat deel ik met de Staatssecretaris. Dat heb ik ook tegen de sector gezegd. Maar we moeten ook perspectief hebben voor de medewerkers. Want wat ga je dan anders doen? Anders vind ik het bijna een koude sanering en dan voelt het voor mij echt niet goed. Kan de Staatssecretaris hier bevestigen dat zij echt bereid is om met de sector te gaan spreken? Want dan hoef ik de motie van de SGP niet te steunen, omdat wij wel voor een afbouwpad zijn, omdat we met elkaar hebben afgesproken dat we 2050 circulair willen zijn.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik denk dat mevrouw Mulder de spijker op de kop slaat. Het gaat erom dat we met elkaar tot een reëel afbouwpad komen. Dat heeft iets te maken met de termijn waarop je dat doet. Het heeft er ook mee te maken hoe je ervoor kunt zorgen dat de medewerkers het gevoel hebben dat er voldoende perspectief is, bijvoorbeeld in de opbouw van de recyclingactiviteiten bij die bedrijven. Het gaat mij om het afspreken van een echt zorgvuldig, reëel, realistisch afbouwpad met de sector. Daar praat ik graag met de sector over door.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Een van de punten die de sector ook naar voren heeft gebracht, is dat ze een eindstation zijn. De sector heeft heel weinig invloed op de CO2 die daar vrijkomt, maar moet er wel voor betalen. Dat voelt een beetje lastig. Ik kan het me goed voorstellen dat ze daarmee zitten. Een van de zaken die ze hebben gevraagd, is of je in de keten veel betere afspraken kunt maken over het ontwerp en alles. Want anders gaan zij het gewoon plat aan ons – wij allen als inwoners – doorberekenen. Dan gaan wij uiteindelijk de rekening betalen. Daar zit ook een knelpunt. Kan de Staatssecretaris erop ingaan hoe ze daarover met de sector in gesprek wil gaan?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik denk dat mevrouw Mulder daar heel erg gelijk in heeft. Dat sluit eigenlijk aan bij andere vragen die gesteld zijn. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat verpakkingen beter recyclebaar worden? Er werden verschillende percentages genoemd. Een deel is sowieso goed recyclebaar, maar voor een ander deel zijn nog extra stappen nodig. Elke stap kost geld, dus hoe meer verpakkingen er echt in de categorie «makkelijk recyclebaar» vallen, hoe meer geld dat scheelt. Dat scheelt gewoon in de totale rekening die we met elkaar moeten opbrengen. Onder andere met de DEI+-regeling stimuleren we de ontwikkeling van verpakkingen die makkelijker recyclebaar zijn. Misschien is het goed als ik in een volgende brief nog een keer op papier zet hoe we in de keten nog concrete aanknopingspunten vinden om dit soort effecten te verminderen, dus om de door ons allen te betalen totale rekening te verlagen.

Een punt dat ook interessant kan zijn om naar te kijken, is de tariefdifferentiatie. Die geeft nu al een voordeel aan verpakkingen die makkelijk recyclebaar zijn. Die loopt nu een paar jaar. Ik zou ook eens met het Afvalfonds kunnen bespreken of het misschien tijd is voor een evaluatie daarvan om te kijken hoe effectief dat is. Het verschil is nu al 40%, dus dat is al best substantieel. Maar misschien zit daar nog wat rek in. Misschien kunnen we daar nog iets meer mee bereiken. Ik ben dus ook graag bereid om nog eens te kijken naar die tariefdifferentiatie. Zit er misschien nog meer potentie in dat instrument? En door welke andere elementen in de keten kunnen we het makkelijker maken voor deze sector om goed over te stappen richting de rol van de grondstoffenproducent? Ik hoop dat ze die volop gaan pakken, want daar ligt een grote opgave. Daar zullen we gewoon heel veel bedrijven en werknemers voor nodig hebben.

De voorzitter:

Zijn er nog interrupties op dit blokje? Eenmaal, andermaal? Nee. Mevrouw de Staatssecretaris, dan kunt u verdergaan met het volgende blokje.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, meneer de voorzitter. Dan kom ik nu bij plastic en recyclebare verpakkingen. Misschien heb ik een deel van de antwoorden net al tussendoor gegeven. Kan het aandeel recyclebare verpakkingen omhoog, vroegen mevrouw Van Esch, de heer De Groot, mevrouw Mulder en de heer Stoffer. Ja, op dit vlak gaat het wel de goede kant op. Het is ook wel goed om met elkaar te constateren dat er in 2017 volgens WUR sprake was van 53% recyclebare kunststofverpakkingen en dat dat nu 58% is. Het Plastic Pact NL loopt daar weer 5% op voor: 62%. De partijen, de koplopers, die zich hebben aangesloten bij het Plastic Pact doen het echt beter dan de rest en de rest doet het weer wat beter dan in het verleden. Dat is op zich mooi. Maar 1% van de verpakkingen is echt niet recyclebaar. Dat is ook maar een heel klein percentage, maar de kosten zitten hem uiteindelijk in de tussenstappen die nodig zijn om echt te kunnen recyclen. Hoe minder dat is, hoe makkelijker dat is. Tegen mevrouw Van Esch zeg ik: dan hebben we het natuurlijk alleen over de verpakkingen die gerecycled moeten worden, maar we zetten ook hoger op de R-ladder in.

Ik zei net al tegen mevrouw Mulder dat ik bereid ben om te kijken of er nog meer potentie zit in het element van de tariefdifferentiatie. Ik bekijk ik of we het ontwerp van de verpakkingen nog op andere manieren kunnen verbeteren, want dat scheelt enorm. Hier is ook de link met de vraag van mevrouw Van Esch over de reductie van de wegwerpverpakkingen. Ik heb een brief gestuurd over de implementatie van de SUP, de richtlijn Single-Use Plastics. Met het oog op de demissionaire status van het kabinet, de formatie en dergelijke, want ook dat kan de implementatie weer wat vertragen, heb ik er in ieder geval voor gezorgd dat we niet te laat zijn met de implementatie. Daarom zal de publicatie plaatsvinden op 1 juli 2021. Dan hebben we de zuivere richtlijn geïmplementeerd. Ik heb wel meteen geprobeerd om daar het maximale uit te halen. Dat is een belangrijke stap in de aanpak van plasticsoep, maar daarmee zijn we er nog niet.

Rond de zomer komen de wettelijke maatregelen in consultatie om wegwerpbekers en maaltijdverpakkingen te verminderen. Wij bekijken ook of het mogelijk is om bijvoorbeeld bij evenementen en bij catering in een theater of elders, waar je gewoon ter plekke bent, geen wegwerpverpakking of wegwerpbestek meer te gebruiken. Dat was een punt van mevrouw Van Esch. Door corona is het natuurlijk even een andere periode geweest, maar straks kun je daar ook naar kijken en bezien of je toch naar meer herbruikbare alternatieven kunt. Als het eenmaal gangbaar is geworden, kunnen we verder kijken hoe de wegwerpvarianten kunnen worden uitgefaseerd. Ook dat heeft nadrukkelijk onze aandacht rond de zomer. U zult misschien net daarvoor of misschien net als u terug bent van reces verdere informatie daarover van ons krijgen.

Pfas in voedselmaterialen is ook een heel belangrijk item. Mevrouw Van Esch vroeg daarnaar. Er wordt inderdaad gewerkt aan een verbod op het gebruik van pfas voor karton en papier, bijvoorbeeld voor pizzadozen. Dat zit al in de wetgevingsprocedure en gaat in op 1 januari 2022. We hebben echt concrete voortgang geboekt. Dit verbod zal ook gelden voor andere natuurlijke voedselverpakkingen, omdat het gebruik daarvan niet meer wordt toegestaan in materialen van natuurlijke vezels. Het geldt dus ook voor de coating, de deklaag, op alle voedselcontactmaterialen, zoals borden, bekers, bestek en rietjes. Het is nog geen generiek verbod op pfas in plastics. Daarvoor loopt het traject van de Europese restrictie, waar Nederland de kar trekt samen met een aantal andere landen.

Kunnen wij via overheidsinkopen een voorbeeldfunctie hebben? Ja, in de inkoopcriteria zetten we stevig in op het verduurzamen en uitfaseren van wegwerpplastics. Bij verpakkingen vragen we om hoge percentages gerecycled materiaal. Voor koffiebekers hebben we een criterium: biobased bekers. En zo willen we inderdaad ook een voorbeeldrol vervullen. In het hele traject van maatschappelijk verantwoord inkopen zitten natuurlijk ook heel veel trajecten om ook andere overheden te ondersteunen in het creëren van een markt voor nieuwe vormen, initiatieven en ideeën.

Dan de EU-plastictaks. Daar loopt naar aanleiding van de motie-Van Raan een onderzoek naar. Daarbij wordt ook naar voorbeelden uit andere lidstaten gekeken. De resultaten worden voor de zomer verwacht.

Mevrouw Bouchallikh vroeg: kan er misschien toch meer transparantie over het Plastic Pact komen? De afspraken zijn gemaakt zoals ze zijn gemaakt, mede ook vanuit concurrentieoverwegingen. Ik snap de vraag van mevrouw Bouchallikh. Ik ben natuurlijk ook maar een van de deelnemers in dat pact. Maar het is altijd goed om eens met elkaar te bespreken of we nog manieren zien om de transparantie verder te vergroten. Daar hebben we allemaal baat bij. Ik zal die vraag dus zeker stellen in een stuurgroep die we hebben. Maar ik heb er ook wel respect voor dat we niet zomaar in een keer eenzijdig de spelregels kunnen veranderen nadat bedrijven hebben getekend. Maar de partijen hebben zich gecommitteerd om in 2025 eenmalige plastic producten 100% recyclebaar en waar mogelijk ook herbruikbaar te maken. En dat pact bevat ook een doelstelling ten aanzien van hergebruik, zeg ik nog tegen mevrouw Van Esch.

Mevrouw Hagen vroeg naar vispluis. Ja, inderdaad: het klinkt zo klein, maar het is toch heel belangrijk. Er wordt door IenW en LNV ook gesproken met de visserijsector en andere stakeholders over het uitfaseren van vispluis. Dat doen we in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de Kottervisie waar LNV aan werkt. Een van de voorgestelde maatregelen in het ontwerpprogramma van maatregelen onder de KRM is het streven om in 2027 het vispluis uit te faseren. De vraag was: zou dat misschien eerder kunnen? Ik zie dat als een warme aanmoediging om in de gesprekken met LNV altijd te kijken of dat kan. Ik kan daar nu op voorhand niet iets over zeggen, maar we zien het zeker als een aanmoediging.

Voorzitter. Dat was het blokje plastic en verpakkingen.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Van Esch en daarna van mevrouw Bouchallikh.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik heb twee vragen, over twee verschillende onderwerpen. Ik hoor heel vaak het woord «uitfaseren». Dat klinkt op zich heel mooi, maar ik wil gewoon weten wanneer we iets gaan verbieden. Je wilt dat dat het doel wordt. Mijn vraag was meer: kunnen we als overheidsinstellingen of semipublieke instellingen niet gewoon naar een verbod op het gebruik gaan? Op bepaalde plekken zou je prima kunnen werken met het hergebruik van materialen. Dat vind ik het goede voorbeeld geven. Dan zeg je gewoon «dit kan hier» en dan gaan we het verbieden. Ik zeg niet à la minute – dat zou prima zijn, maar ik snap dat dat niet kan – maar toch voelt het fijner om te zeggen: oké, het is gewoon klaar. Punt!

Dat was mijn eerste vraag. Mijn andere vraag gaat over een ander onderdeel. Ik zie dat de Staatssecretaris een prangend antwoord op mijn eerste vraag wil geven.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik moest even lachen, want ik dacht: «het voelt fijner»; het zal misschien ook nog wel per politieke partij verschillen of dat fijner voelt. Maar het is in ieder geval duidelijk. Dat deel ik wel. Maar u zei gelukkig ook dat het niet overnight hoeft, dat het op termijn kan. De eerste stap die je moet hebben, is dat je stimuleert dat er alternatieven ontwikkeld worden die ook gewoon prettig zijn om te gebruiken. Want anders gaan consumenten weer zelf andere dingen meenemen. Maar zoals ik al aangaf: in de brief over het terugdringen van die single-use plastics neem ik nu een aantal stappen. Een volgend kabinet kan ook weer nieuwe stappen nemen. We brengen een aantal dingen in kaart. Daarbij kun je op een gegeven moment ook denken aan bijvoorbeeld een verbod op het gebruik van wegwerpplastics als je ter plekke consumeert. Zo'n soort vorm zou dat kunnen hebben. Dat soort opties brengen we ook in kaart. Maar het is natuurlijk uiteindelijk aan een volgend kabinet om daartoe te besluiten. Ik denk ook dat er voldoende goed werkbare, haalbare alternatieven moeten zijn om ook te onderbouwen waarom zoiets proportioneel is. Dat is allemaal onderdeel van een afweging die een volgend kabinet kan maken. Maar er zijn natuurlijk zeker ideeën over wat zou kunnen. Daar wordt de Kamer ook over geïnformeerd.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat is op zich een mooi bruggetje naar mijn volgende onderwerp. Volgens mij zijn die haalbare alternatieven er heel vaak al wel. Dus ik zou er wel voor willen pleiten om niet constant maar te blijven onderzoeken. Volgens mij zijn er zo veel alternatieven die al prima inzetbaar zijn. Dat is ook het geval bij het recyclen van plastics, waarbij wordt aangegeven dat zo min mogelijk hybride plastics zouden moeten worden gebruikt. Waarom hebben we nou nog steeds producten die én PET én PA bevatten? Zijn er productgroepen die we gewoon al kunnen aanpakken, waardoor ze beter recyclebaar zijn in plaats van dat we nog steeds in die loop zitten van dat we wel meer willen, het ook wel met een stapje vooruitgaat, maar we ook moeten beseffen dat we er nog lang niet zijn? Volgens mij zouden we ten aanzien van hybride plastics nu ook in Nederland echt al stappen kunnen zetten. Dus ik ben wel benieuwd naar welke productgroepen we dan zouden kunnen kijken. Gewoon Nederlandse regelgeving, niet wachten op Europa maar gewoon vast hier in Nederland gaan aanpakken!

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

«Gewoon vast hier in Nederland aanpakken»: dan loop je soms ook tegen de interne markt aan. Dat is gewoon een complicerende factor die we hebben, maar ik zie al deze suggesties van mevrouw Van Esch vooral als een aanmoediging om in kaart te brengen wat er wel kan. Dan kunnen we met elkaar de afweging maken: wat gaan we dan doen? Logischerwijs is die afweging aan een volgend kabinet. Ik hoor dat zij zegt: kijk ook eens waar al voldoende alternatieven zijn, of een verbod een politieke keuze zou kunnen zijn en waar we wel of niet tegen Europese marktregels aanlopen, zodat we ook weten welke opties er zijn; breng dat in kaart. Nogmaals, ik heb nu gekozen voor een zuivere implementatie van de richtlijn om ervoor te zorgen dat we op tijd zijn en dat dit in ieder geval is afgerond. Maar u wordt nog nader geïnformeerd over de andere dingen die mogelijk zijn. Daarbij zullen we dan dus ook in kaart brengen welke mogelijkheden er zouden zijn voor wettelijke maatregelen. Dat is eigenlijk waar u naar vraagt. Op het punt van de verpakkingen kan de toezegging die ik net deed om eens te gaan spreken over tariefdifferentiatie, misschien ook een instrument zijn waarmee we eens kijken of er wellicht een reden is om extra te sturen op dit soort mengvarianten. Dat verlaagt met elkaar allemaal de kosten weer.

Ik denk dus dat dit allemaal elementen zijn van de discussie die we ook echt te voeren hebben. We willen het allemaal zo efficiënt mogelijk doen. Het kan daar misschien tot kosten leiden, maar elders veel kosten schelen. Dan heb je het weer over zo'n keten waarvan mevrouw Mulder vraagt: hoe zorg je er dan voor dat het in de keten ook werkt? We zijn hier dus aan het pionieren, maar dat moeten we zeker ook doorzetten. Dank voor de suggesties.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

De Staatssecretaris noemde net het nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen. Dat is ook een heel goed plan. Het is inderdaad heel goed dat de overheid daar een voorbeeldfunctie in vervult, maar volgens mij kan de overheid meer doen dan een voorbeeldfunctie innemen, want de overheid is ook een grote speler op de markt. Wij vragen ons daarom af of het mogelijk is om daarin een meer leidende rol te gaan spelen naar het voorbeeld van de gemeente Amsterdam, die zich ten doel heeft gesteld om in 2030 volledig circulair in te kopen. De vraag die wij willen stellen, is in hoeverre de rijksoverheid ook hier wat meer concrete doelen zou kunnen stellen zodat het dan niet weer aankomt op vrijwilligheid en vrijblijvendheid.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nou, ik denk niet dat de gemeente Amsterdam door iemand anders aan die doelstelling te houden is anders dan door het politieke gremium dat de gemeente controleert. Ook wij hebben onszelf, zeker ook als IenW, duidelijke doelen gesteld, niet alleen in onze dagelijkse inkoop van bijvoorbeeld alle materialen die we zelf gebruiken, want we hebben bijvoorbeeld ook een afspraak gemaakt met ProRail en Rijkswaterstaat om circulair te gaan inkopen. Ook in de beleidsprioriteitenbrief die ik dan stuur aan bijvoorbeeld ProRail en NS, vraag ik daar expliciet aandacht voor. Het is misschien ook wel mooi om een recent voorbeeld te noemen. Ik ben bij de NS op bezoek geweest. Ik zou u echt allemaal aanraden om daar, als u de tijd heeft, een keer langs te gaan. De NS heeft een werkplaats in Haarlem, het oudste NS-gebouw in Nederland. Daar zorgen zij voor de totale ontmanteling van treinen. Dat zal ook mevrouw Van Esch aanspreken, want een heel groot gedeelte van de materialen die uit een trein komen, gaat er ook weer in terug. Een trapleuning wordt dus gewoon genummerd, gestickerd, gereviseerd en in dezelfde trein teruggeplaatst. Dat doen ze allemaal in Nederland. Dat levert dus ontzettend veel werkgelegenheid op. Het levert heel hoogwaardig hergebruik van materiaal op. Het stimuleert dus ook om te investeren in hoogwaardige materialen in zo'n trein, omdat je die daarna ook weer kunt inzetten. Zo vragen ze ook de nieuwe treinen uit. Sterker nog, ze zijn nu bezig om samen met andere Europese vervoerders te kijken of ze gezamenlijk nadrukkelijker een circulaire vraag in de markt kunnen zetten. Dat vind ik echt weer een heel mooi voorbeeld van hoe je als Nederland over je landsgrenzen heen een effect kunt hebben op bouwen, omdat we toch vaak te maken hebben met een Europese markt en omdat het gewoon helpt als je die Europese markt een sterk genoeg signaal kan geven. Dan kan de markt ongelofelijk veel. Dit zijn misschien mooie voorbeelden daarvan.

De voorzitter:

Mevrouw Bouchallikh? Nee. Zijn er verder nog interrupties over dit blokje? Nee. Dan gaan we verder met het volgende blokje.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter. Dan hebben we afval en recycling. De einde-afvalstatus is ook een technisch ingewikkeld vraagstuk, maar volgens mij willen we hiermee met z'n allen hetzelfde, namelijk dat het makkelijker wordt en dat je sneller weet of je een bepaalde stof opnieuw kunt gebruiken als grondstof. Dat is waar we met elkaar naar streven. Ik wil meer gebruikmaken van het instrumentarium dat het Rijk ter beschikking staat. Dan lijkt het altijd het makkelijkste om te zeggen: centraliseer het dan naar het Rijk. Maar we hebben net ook met elkaar geconstateerd dat het in de provincie vaak sneller gaat, omdat partijen elkaar daar sneller kunnen vinden en beter kunnen beoordelen of de toepassing van die stof in die context wel of geen risico's oplevert voor het milieu. Juist die decentrale kennis is dus cruciaal, maar dan moeten we er wel voor zorgen dat niet overal het wiel opnieuw moet worden uitgevonden en dat we mensen en kennis dus ook weer bij elkaar brengen. We kijken samen met IPO, VNG en Omgevingsdienst NL hoe we kunnen komen tot verduidelijking van de taken, waarvoor met name de omgevingsdiensten aan de lat staan, want die staan natuurlijk heel direct in contact met bedrijven. Ik ben heel erg voor het idee om een gezamenlijk economieoverleggremium in het leven te roepen ten behoeve van de beoordeling. Kennisopbouw en verspreiding staan centraal, waarbij we ook allemaal naar onze verantwoordelijkheid kijken. We zijn de puzzel dus eigenlijk nog aan het leggen, maar precies vanuit die twee elementen: je wil snelheid en dichtbijheid en tegelijkertijd wil je voorkomen dat overal het wiel opnieuw moet worden uitgevonden. Daarvoor moeten we de kennis structureler en beter gaan delen en zorgen dat de rollen helder zijn. Daarover komen we ook nog met een brief; volgens mij hebben we daar ook nog een brief over in de maak. Ja, daar krijgt u een brief over.

De voorzitter:

Ik zeg het weleens voor mensen thuis: «IPO» is «Interprovinciaal Overleg» en «VNG» is «Vereniging van Nederlandse Gemeenten». Mensen thuis begrijpen vaak de afkortingen niet. Dan vind ik het netjes om dat te zeggen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

U heeft groot gelijk, voorzitter. Ik probeer erop te letten, maar het lukt me niet altijd.

De voorzitter:

Precies. Niet iedere kijker en luisteraar, vooral de iets ouderen onder ons, heeft de beschikking over een iPad om iets op te zoeken. Dat is ook nog vaak het probleem.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, en het is belangrijk om te weten wat de partijen zijn waarmee we samen voor die oplossing zorgen. Dus dank voor de precisering.

Welke rol ziet de Staatssecretaris voor zichzelf in het inzamelen van afval om te gaan naar meer hoogwaardige recycling? Gemeenten kiezen hun eigen systeem van inzameling, want het maakt natuurlijk nogal uit of je op het platteland woont en de plek hebt om drie containers neer te zetten of dat je in Amsterdam driehoog-achter woont, waar het gewoon moeilijker is om al die stromen op dezelfde manier te scheiden als de inzameling op dezelfde manier zou plaatsvinden als in een plattelandsdorp. Maar in het kader van het programma Van Afval Naar Grondstof ondersteun ik gemeenten wel met kennis en kennisuitwisseling bij hun beleid voor afvalinzameling. Dan kunnen ze kiezen wat het beste bij hen past, maar ook daar is die kennisdeling ongelofelijk belangrijk. Wat ik op zich ook wel mooi vond om te zien, is het diftarsysteem. Dat woord «diftar» komt van «een verschillend tarief». Je ziet dat in veel gemeenten die dat invoeren, de kosten omlaaggaan. Er werd gesuggereerd dat dat altijd duurder zou zijn, maar dat blijkt in de praktijk dus niet zo te zijn. Dan is het belangrijk om de ervaring te delen, zodat gemeenten ook kunnen beoordelen onder welke voorwaarden en hoe ze het moeten invoeren om het ook te laten leiden tot die kostendaling.

Hoe kijkt de Staatssecretaris naar het Afvalbeheerplan en het verzoek van de gemeenten om dit anders aan te vliegen? Volgens mij noemt mevrouw Mulder hier een belangrijk punt, want we hebben het over een Landelijk Afvalbeheerplan, maar als we in 2050 circulair willen zijn, hebben we het natuurlijk gewoon over een materialenplan, een circulair materialenplan. Ik wil dat LAP dus echt omvormen van een afvalplan naar een materialenplan. Dan zullen we bijvoorbeeld ook tegen dingen aanlopen die we moeten veranderen in de wetgeving. We doen op dit moment dus ook een evaluatie van de Wet milieubeheer om te kijken wat daar voor prikkels in zitten die eigenlijk leiden tot een afvalstatus in plaats van iets wat past in een circulair materialenplan. Dat zijn we dus aan het verkennen.

De heer Stoffer heeft een aantal vragen gesteld over btw. Dat is echt de verantwoordelijkheid van mijn collega van Financiën. Wellicht kunt u deze vragen dus nog eens bij hem stellen. Ik ben best bereid om ze aan hem door te geleiden, als ik de heer Stoffer daar blij mee maak. Maar ik denk dus dat het niet aan mij is om deze vragen op dit moment mee te nemen.

De heer Stoffer (SGP):

Per ongeluk doe ik die commissie ook. Ik zal de vragen dus daar neerleggen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Uitstekend. Dank. Dat scheelt mij ook weer werk.

De voorzitter:

Dat is sympathiek van u. Dank u wel.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Maar ik begrijp de vraag uiteraard heel goed.

Dan batterijen. Het gebruik van batterijen gaat natuurlijk enorm toenemen. Daarmee worden dus ook alle vraagstukken die met batterijen te maken hebben extra urgent, zowel aan de zorgkant – de vragen over lithiumbatterijen – als aan de kansenkant. Als we al die batterijen willen gaan hergebruiken, wat biedt dat dan voor kansen? Ik verwelkom het dus zeker wanneer bedrijven initiatieven in die richting kenbaar maken. Ik ben altijd bereid tot nader contact om te kijken of we elkaar kunnen vinden.

Dan vroeg de heer Stoffer nog naar gft: kan dat in alle aanbestedingscontracten worden meegenomen? Ik ondersteun gemeenten met onder andere het Aanvalsplan kwaliteit groente-, fruit en tuinafval en textiel, dat samen met afvalbedrijven is opgezet. We hebben een handreiking en er is een wel/niet-lijst gft, hulp op locatie en een Handreiking kwaliteitsverbetering gft-afval via verwerkingscontracten. Ik ondersteun de gemeenten dus waar we kunnen, ook bij het opstellen van hun aanbestedingscontracten. Dat werkt ook goed, maar gemeenten blijven wel zelf verantwoordelijk voor het contract. Ik kan er dus niet voor zorgen dat dit in alle contracten wordt meegenomen. Ik kan wel alle gemeenten ondersteunen in hoe ze dit in hun contracten kunnen meenemen.

Dan vroeg mevrouw Mulder nog naar de Wakkere Wegwerpers Tour, een prachtig initiatief. Ik ben zelf ook een keertje mee geweest naar zo'n school. Het was echt ontzettend mooi om te zien hoe het voor kinderen superlogisch is dat je op school je afval gewoon goed scheidt, net als thuis, en dat ze het zelfs heel gek vinden als je het op school ineens wél in één prullenbak moet gooien, terwijl je thuis alle dingetjes netjes scheidt. Er zijn ook kinderen die na school thuis hun ouders uitleggen dat het toch echt tijd is voor bijvoorbeeld een aparte bak voor het plastic en dat ze veel wakkerder kunnen omgaan met wegwerpen. Dat is dus hartstikke mooi. Het is wel een actie van de Plastic Soup Surfer, dus niet van het ministerie, maar ik zal kijken hoe de verschillende activiteiten die we hebben, elkaar kunnen ondersteunen, want dit najaar starten we ook een nieuwe actie ter ondersteuning van de stimulering van basisscholen bij het volkomen scheiden van afval. Wellicht kunnen we dus nog wat op elkaar aansluiten.

Voorzitter, dat was dit blokje.

De voorzitter:

Meneer De Groot en dan mevrouw Hagen.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb nog een aanvullende vraag over het programma Van Afval Naar Grondstof in gemeenten. Ik heb de eer gehad de afgelopen jaren de woordvoerder daarvan te zijn voor de gemeenten, dus ik ken alle discussies over diftar, bronscheiding, nascheiding et cetera. De crux van de vraag die ik stel is natuurlijk dat je niet wilt dat die kosten exorbitant stijgen per gemeente. U zegt: ik ga daar kennis brengen. Mijn eigen ervaring is dat als je keuzes maakt als gemeente, het vooral over infrastructurele aanpassingen gaat die duur zijn. Daar gaan soms wel miljoenen in om. Een extra bak onder containers, wel of geen voor- of nascheidinginstallaties; je kunt het zo gek niet noemen. Daar ging mijn vraag met name over. Kunt u daar ook hulp in bieden of zelfs sturend zijn als het gaat om wat nu verstandige keuzes zijn? Daar kan heel veel geld in verloren gaan, wat uiteindelijk wel op het bordje terechtkomt van de inwoner die het moet betalen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

In de vraag «kunt u sturend zijn in belangrijke keuzes» zitten eigenlijk twee elementen: «sturend» en «inzicht in verstandige keuzes». Het sturen kan ik niet doen, want dat is echt een gemeentelijke verantwoordelijkheid, maar kennis delen over verstandige keuzes is zeker onderdeel van de kennisuitwisseling en ook van het goed verspreiden van de best practices, zodat gemeenten ook verstandige keuzen kunnen maken. Op dat punt ben ik dus graag bereid om kennisdeling te versterken.

Mevrouw Hagen (D66):

Dit ligt eigenlijk een beetje in het verlengde van wat de heer De Groot vraagt. Kennis en kennisdeling bij gemeenten zijn natuurlijk goede uitgangspunten, maar zeker niet voldoende om de keten rond te krijgen. Naast een ex-raadslid zit hier ook nog een ex-wethouder aan tafel die afval in haar portefeuille had. Ik kan zeggen dat we bijvoorbeeld signalen krijgen dat textielrecyclaars per kilo textiel een bedrag aan de gemeente moeten betalen om het op te halen, terwijl hun hele verdienmodel eigenlijk zit in tweedehandskleding. En dan gaan we weer: we weten inmiddels dat de kwaliteit van die kleding niet voldoende is. Kunnen we misschien eens bezien of het Afvalfonds ... Als we de cirkel van het hergebruiken van textiel echt gesloten willen maken, moeten we de gemeenten misschien iets meer bieden dan kennisdeling.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

De vraag is dan natuurlijk wel: wat bedoelt u met «iets meer»? Misschien moeten we, als we de volgende keer spreken over uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, nog eens nader met elkaar van gedachten wisselen over wat er eventueel nog ontbreekt.

Voorzitter, ik ga dan even stiekem over naar het blokje textiel, want daarin kom ik voor een deel misschien al tegemoet aan de vraag. We gaan een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hebben voor textiel. Dat zal een prikkel zijn voor de van-vezel-tot-vezelrecycling van textiel. Dat sluit ook aan bij vraagstukken over textiel met meerdere stoffen, het verbeteren van de kwaliteit en de verbetering van recycling. De brancheverenigingen zijn ook van plan om met tariefdifferentiatie te werken. Dat kan ook weer een prikkel zijn om naar kleding te gaan die hoogwaardig te recyclen is. Dat zal wellicht ook iets doen met de prijs. Er is meer kans op afname daarvan dan wanneer het alleen textiel is dat je kunt verbranden. Ik denk dat het goed is om dat veld nog eens in zijn geheel te bezien.

De brancheverenigingen gaan dus tariefdifferentiatie uitwerken, waarbij onder andere de inzet van recyclaat van afgedankt textiel een grondslag voor korting kan zijn. Aan het Rijk zal gevraagd worden om dit voorstel algemeen verbindend te verklaren. Daarmee geef ik denk ik een belangrijke bodem aan de hele discussie over de toekomst van textiel. Nederland is zeker koploper als het gaat om textielbeleid, echter moeten productie-eisen op Europees niveau worden gesteld. De Commissie heeft onlangs het Sustainable Products Initiative in consultatie gebracht. Met dat kader wordt het mogelijk om ambitieuze circulaire eisen te stellen aan productgroepen zoals textiel. Ik ben uiteraard met de Commissie in gesprek over een percentage recyclaat. Nederland heeft met de Denim Deal – ook daar zijn we koploper – natuurlijk een heel mooi voorbeeld van hoe dat kan. 3 miljoen spijkerbroeken krijgen 20% recyclaat en alle spijkerbroeken 5% recyclaat. Wat ik heel mooi vind hieraan, is dat je ziet dat Nederland weer een effect heeft buiten de eigen landsgrenzen. Het spinnen van de garens gebeurt niet in Nederland, maar in bijvoorbeeld Turkije en het weven in bijvoorbeeld Pakistan zodat ook die bedrijven dus circulair gaan werken. Zo hebben we via onze afspraken in Nederland echt tot ver in de keten effect. Dat is precies wat we met elkaar willen realiseren.

Met de UPV voor textiel stellen we eisen aan de productie van textiel voor de gehele ketenindustrie. 50% van de afgedankte textiel wordt opnieuw ingezet voor producthergebruik of voor recycling. Daarvan is ten minste 20 procentpunt hergebruikt en de overige 30 procentpunt mag worden behaald met hergebruik of recycling. Van het hergebruikte deel wordt 10 procentpunt in Nederland hergebruikt en van het recyclede deel wordt 25% vezelgerecycled. Het is dus een mooie gedifferentieerde agenda, waarbij we ook in Nederland de activiteiten ondersteunen via deze UPV.

Ik denk dat dit de vragen waren over textiel. Ik hoop dat ik hiermee ook de vragen van mevrouw Hagen heb beantwoord.

De voorzitter:

Liefhebbers van textiel? Niet? Dan gaan we naar het volgende punt.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Allemaal liefhebbers van textiel, maar de vragen zijn voor dit moment beantwoord.

We komen nu bij een aantal vragen die soms een beetje schuren tegen de agenda aan, maar ik ga mijn best doen. Granuliet. Ik heb ook gezien dat in een deel van de Moleneindse Waard in de bovengrond vermoedelijk granuliet is toegepast, maar dit moet nog met onderzoek worden vastgesteld. In het algemeen zie ik dat er bij het toepassen van secundaire bouwstoffen soms vragen zijn over de kwaliteit en dat er dingen in worden aangetroffen die er niet in zouden moeten zitten. Als iets niet klopt volgens de regels die er zijn, heb je een ander vraagstuk dan wanneer de regels niet kloppen. Ook daarvan zien we soms vraagstukken. Er komt al een meldplicht voor sommige toepassingen zoals immobilisaat. Verder blijf ik in overleg met de sector over hoe verontreiniging van bijvoorbeeld batterijen verder kan worden teruggedrongen. Ik zal u aan het eind van het jaar over de voortgang van dat overleg informeren.

Dan het punt van de asbest. Ik deel de wens – volgens mij was dat een vraag van de heer De Hoop – om asbest op een bevredigender manier te verwerken dan storten. Storten heeft niet mijn voorkeur, maar met uitzondering van asbesthoudend staalschroot is het vooralsnog de enige optie. Misschien is dat asbesthoudend staalschroot ook meteen een mooi voorbeeld van dat we, wanneer we mogelijkheden zien, ook een einde maken aan de mogelijkheid tot storten. Het Landelijk Afvalbeheerplan biedt de mogelijkheid om het afval anders te verwerken dan storten, maar alleen wanneer bij de bewerking de gevaarlijke vezelstructuur geheel wordt vernietigd. Nogmaals, voor het asbesthoudend staalschroot hebben we de mogelijkheid om te storten weer uit de wet gehaald, waardoor er een prikkel is om het echt te verwerken en er dus ook een businesscase ontstaat. Ik deel de wens om bedrijven perspectief te bieden waardoor ze verwerkingsmethoden kunnen opschalen. Bedrijven kunnen hiervoor gebruikmaken van mogelijkheden tot ondersteuning, zoals subsidiemogelijkheden, natuurlijk als ze aan de voorwaarden voldoen. Daarnaast is voor bedrijven die circulair willen ondernemen, Het Versnellingshuis opgericht. Dat kan ook weer helpen bij het vinden van financiering of partners om die doorstart ook gewoon te maken.

Meneer Stoffer vroeg naar normen voor batterijen. Met de Kamer wil ik minder batterijen in bodemassen. Volgens mij is dat een breed gedeelde wens. Daarover ben ik in overleg met de sector. In het verlengde daarvan ga ik kijken wat er technisch mogelijk is en of dit kan worden vertaald in uitvoerbare en kosteneffectieve eisen. Daar komen we dus bij uw Kamer op terug, want ik deel de zorg. Gezien het feit dat we veel batterijen nodig gaan hebben, gaan we die grondstoffen ook nodig hebben. We hebben er dus allemaal belang bij om die uiteindelijk niet in het milieu te laten verdwijnen, maar om ervoor te zorgen dat ze netjes en veilig verwerkt worden en weer als grondstof kunnen dienen voor nieuwe batterijen.

Mevrouw Beckerman refereerde aan Katwijk, hetzelfde verhaal. In opdracht van de Omgevingsdienst West-Holland wordt een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de bodemassen. Ik ben dus ook in overleg met de sector om te kijken hoe de hoeveelheid batterijen in bodemassen kan worden verminderd. Een betere scheiding is van belang, maar hier kan ook de lopende herziening van de Europese batterijenregelgeving nog een rol spelen. Daarbij heb ik bijvoorbeeld expliciet aandacht gevraagd voor kleinere batterijen, zoals fietsbatterijen. Die zaten nog niet in het voorstel, maar ik heb er extra aandacht voor gevraagd om die er ook aan toe te voegen. Gemeenten hebben op dit punt bevoegdheden. Ze zijn bevoegd om bij overtreding van de regelgeving te handhaven. Maar goed, ik denk dat voorkomen dat het erin komt te zitten, de belangrijkste stap zou kunnen zijn en daar kijken we dus naar.

Er was nog een vraag over de ministeriële regelingen voor struviet en cellulose. Op dit moment worden de eerste stappen gezet voor het opstellen van ministeriële regelingen voor struviet en cellulose. De oplevering is beoogd in 2022. Daarnaast wordt er een afwegingskader uitgewerkt om tijdig nieuwe materiaalstromen, zoals Kaumera, te kunnen identificeren voor inzet van het instrumentarium. De voortgang zal worden meegenomen in de aangekondigde voortgangsbrief in het najaar van 2021. Dat was het stukje Bodem.

De voorzitter:

Eerst een interruptie van de heer De Hoop en daarna van mevrouw Beckerman. Mevrouw Van Esch, u hebt bij mijn weten helaas geen interrupties meer, dus u mag dat met uw welbevinden in uw tweede termijn doen. Meneer De Hoop.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik voel dat de Staatssecretaris het probleem dat wij als Partij van de Arbeid zien erkent. Ik heb daar laatst wat technische vragen over gesteld. Maar ik mis toch nog een beetje een bredere visie op hoe we omgaan met dat asbest. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris dat ziet. Ik merk nu dat ze wil stimuleren, maar ik vraag om een bredere, algemene visie op hoe we hiermee omgaan. Want ik maak me toch echt zorgen over die problematiek en ook het lekken daarvan. Dus kan de Staatssecretaris dat in ieder geval meenemen en erover nadenken om daarmee terug te komen bij de Kamer? Ik mis namelijk toch nog een beetje een plan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Asbest is ook nogal lastig spul. Dus als er een gemakkelijke oplossing was, hadden we die inmiddels wel met elkaar gevonden, denk ik. Ik heb de fabriek van PMD in het noorden van het land samen met de Koning mogen openen. Dat laat wel zien dat, wanneer er mogelijkheden zijn, wij actief bijdragen aan het mogelijk maken van dat anders verwerken. Want het is echt door het schrappen van die stortmogelijkheid in de regelgeving dat er ook echt een markt kwam voor dit soort technologie. Dus we kijken echt heel nadrukkelijk met elkaar naar goede alternatieven waarbij de vezelstructuur echt vernietigd wordt. Daar moet je bij asbest natuurlijk heel voorzichtig mee omgaan, want op de stortplaats ligt het in ieder geval geconcentreerd, en anders zou je de controle erover kwijtraken. Dat is wat ik daarover nu kan zeggen. We staan altijd open voor mensen die zeggen dat ze een technologie hebben waarmee dat kan, om dat in ieder geval te bespreken en te evalueren. Maar ik deel uw zorg en het aandachtspunt. Het probleem is niet weg als het op de stortplaats ligt. Ik denk dat dat de basis is die de heer De Hoop hier aangeeft. Ik ben het in essentie met hem eens, maar ik denk niet dat hiervoor een makkelijke oplossing is. Maar laten we hier wel scherp op blijven met elkaar.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik vond het antwoord van de Staatssecretaris op vragen over vervuilde bodemas wel heel erg mager. Ze zegt: dat moeten we voorkomen, ik ga in overleg met de sector. Maar ik haalde het ILT aan dat zegt: het is bijna onmogelijk om goed toezicht te houden. Het is complex, het is versnipperd, niemand heeft overzicht, niemand is eindverantwoordelijk. Ik zou daarop toch wel graag een reactie van de Staatssecretaris willen, want nu wordt bijna gedaan alsof het geen enkel probleem is en dat het, als het al een klein probleem is, wel voorkomen kan worden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Mevrouw Beckerman heeft gelijk dat het echt een brede problematiek is. Het is zelfs veel breder dan alleen batterijen. Daarom heb ik ook een taskforce laten inrichten voor de herinrichting van het bodemstelsel. We zijn echt met elkaar aan het kijken hoe je in dat hele brede domein Bodem – dat schuurt een beetje aan de agenda van dit overleg – kunt komen tot een eenduidiger, beter handhaafbaar, minder versnipperd, helderder kader met ook een betere balans tussen publiek en privaat toezicht. Dat is een proces dat loopt. De commissie-Van Aartsen heeft een aantal aanbevelingen gedaan voor versterking van het VTH-stelsel. Meestal bespreken we die zaken in het AO Leefomgeving. Maar ik heb daar heel nadrukkelijk een agenda op gezet, omdat ik ook zie dat het niet altijd loopt zoals we zouden willen en we niet altijd de grip erop hebben die we zouden willen hebben, in het systeem zoals het nu is. Dat heeft de commissie-Van Aartsen ook geïdentificeerd. Dat is ook mijn aanbeveling geweest. Ik hoop ook dat het volgende kabinet alle aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen volledig overneemt. Ik denk dat daarin een aantal belangrijke waarborgen zitten om de problematiek die mevrouw Beckerman hier schetst verder aan te pakken. Maar dat zal aan een volgend kabinet moeten zijn. Ze heeft gelijk dat dit een bredere problematiek is.

De voorzitter:

Ik krijg net door van onze trouwe griffier dat het CD Leefomgeving staat gepland voor 9 september. Mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is natuurlijk juist dat het ook bij het AO Leefomgeving kan, maar agendapunt 1 van dit overleg gaat specifiek over batterijen. Collega's vroege ook juist aandacht voor de afvalenergiecentrales. Daar is dit natuurlijk een gevolg van. De gemeente Katwijk en de omwonenden, die nu geconfronteerd worden met de vervuilde bodem, als die daar open en bloot ligt, wat kan leiden tot een milieuschandaal – laten we hopen van niet – hebben er natuurlijk niet zo heel veel aan om te wachten tot september, tot er een nieuw kabinet is of tot er dit soort taskforces zijn; dat is weer zo'n woord. Wat wil de Staatssecretaris dus concreet doen met de vragen die de gemeente stelt en die ik net heb herhaald? Zij zeggen: wij zijn op papier het bevoegd gezag, maar we kunnen nu eigenlijk niks.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Maar als zij op papier wel het bevoegd gezag zijn, kan ik ook niet per se heel veel, zeg ik dan maar even heel kort door de bocht, tenzij je het stelsel verandert. Dat is wel de ingewikkeldheid waar we het hier over hebben. Ik snap heel goed dat de batterijen die zijn aangetroffen, vragen oproepen over de kwaliteit van de gebruikte partij bodemas. Er is een aanvullend onderzoek naar deze bodemassen. Ik ben ook in overleg met de sector om te kijken hoe de hoeveelheid batterijen in bodemassen kan worden verminderd. Maar gemeenten hebben de bevoegdheden, zij zijn bevoegd om bij overtreding van de regelgeving het Besluit bodemkwaliteit te handhaven. Dus als er een overtreding is, is de gemeente het bevoegd gezag en de partij met de bevoegdheid om te handhaven.

Daarnaast zie ik dat er een breder vraagstuk is. Daarop heb ik willen antwoorden dat we zelfs breder kijken dan alleen de problematiek van batterijen. We hebben een kortetermijnvraagstuk, en ik begrijp heel goed dat mevrouw Beckerman daar aandacht voor vraagt, maar tegelijkertijd is het onderdeel van een breder vraagstuk. Als we willen voorkomen dat we in volgende overleggen nog drie van dit soort casussen hebben, moeten we proberen het breder aan te pakken, in plaats van elke keer per casus te bekijken hoe we het aanpakken.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, eerste deel van uw tweede vraag.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat is natuurlijk mooi, want niemand is ervoor om te wachten tot er een incident plaatsvindt en dan pas breder te kijken, maar dit incident is er al. Het is niet meer te voorkomen, het ís er. De Staatssecretaris wijst op het Besluit bodemkwaliteit. Dat is terecht, maar volgens dat Besluit bodemkwaliteit is Beaumix een circulaire bouwstof die vrij toepasbaar is, en dat is nou juist het probleem. Je bent bevoegd gezag, maar specifiek ten aanzien van Beaumix kun je vervolgens niks, terwijl je inwoners wel aan de bel trekken en zeggen: wij zien hier een potentieel milieuprobleem ontstaan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Mevrouw Beckerman heeft deze casus nu denk ik beter, tot in detail, op haar netvlies dan ik, maar als de Beaumix niet aan de specificaties voldoet, heb je natuurlijk wel weer een reden om te handhaven. De vraag is dan: voldoet de partij aan de specificaties zoals geïdentificeerd in de Beaumix? Dan hebben we met elkaar gewoon iets toegestaan waarvan we ons achteraf afvragen: is dit eigenlijk wel wenselijk en hebben we wel alle effecten ervan doordacht toen we het toestonden, of voldoet de partij eigenlijk niet aan de specificaties waaraan zij zou moeten voldoen? Dan ontstaat er weer een grond voor handhaving. Er wordt volgens mij nog onderzoek gedaan naar de samenstelling, dus ik kan op dit moment niet beoordelen of er sprake is van casus A of van casus B, maar dat is natuurlijk wel belangrijk voor het vervolg en de mogelijkheid van ingrijpen of handhaven.

De voorzitter:

Prima. Geen interrupties meer. Mevrouw Mulder, bij mijn weten heeft u geen interrupties meer. U mag het ook voor de tweede termijn bewaren, hè? De Staatssecretaris gaat verder, met het laatste blokje, denk ik.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, voorzitter, het laatste blokje, met een aantal overige vragen. GroenLinks vroeg nog naar de verkenningen over eindeafval: wanneer wordt de Kamer over de voortgang geïnformeerd? In het najaar stuur ik een brief om de Kamer te informeren over de stand van zaken in de uitvoering, waaronder ook kwesties omtrent de procedure voor de beoordeling van afval/geen afval en betere kennisuitwisseling en informatiedeling, waar de heer De Groot naar vroeg.

Mevrouw Van Esch vroeg naar het stimuleren van natuurlijk gras. De Tweede Kamer wordt door de Minister voor Medische Zorg en Sport in het najaar van 2021, voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Sport, geïnformeerd of het financieel en uitvoeringstechnisch mogelijk en wenselijk is om de inkoop van kunstgrasvelden in de BOSA-regeling op te nemen om de verduurzaming van kunstgras te stimuleren. Naar aanleiding van de motie van het lid Van Esch zal bij dat onderzoek ook de vraag betrokken worden of de aanleg van natuurgrasvelden langs deze weg kan worden gestimuleerd. Dat hoort u dus in het najaar van de Minister voor Medische Zorg en Sport.

Dan de CE-wet. Dat is natuurlijk ook aan een nieuw kabinet, maar u vroeg aan mij: hoe zou u dat voor zich zien? Wat een CE-wet in mijn ogen wenselijk en nodig maakt, is het bieden van een breed en flexibel wettelijk instrumentarium, inclusief bevoegdheden en instrumenten, waarmee proactief gestuurd kan worden in de richting van onze doelen. De Klimaatwet is ook zo'n wet. Die is gestoeld op internationale en Europese afspraken en bevat concrete doelen die gericht zijn op CO2-reductie. We hadden het er aan het begin over: voor CE zal het meer moeten zijn dan alleen een CO2-doel, dus dat zal om een andere insteek vragen dan alleen maar een CO2-doelstelling. Maar zo'n richtinggevend instrument kan wel heel erg duidelijk zijn om vervolgens de verschillende initiatieven steeds weer aan te relateren. Ik denk dat we dat echt nodig hebben.

De CE-wet zou de regels uit de Wet milieubeheer op dit terrein kunnen samenvatten, zodat helder en eenduidig is dat dit de wet is waar die verschillende regels in staan, en die kunnen uitbreiden om te komen tot het bredere kader dat we nodig hebben. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van financiële prikkels, normering, kaders voor producteisen en de samenhang tussen alle producentenverantwoordelijkheden. Het toekomstige Circulair Materialenplan zou daar dan ook aan gerelateerd kunnen worden. Dus: een eenduidig kader met heldere doelstellingen en instrumenten voor de verdere doorontwikkeling naar een circulaire economie.

De heer De Groot vroeg nog naar de afgifteplicht. De regeling voor de afgifteplicht voor elektronisch afval is ingebed in de Omgevingswet, in het Besluit activiteiten leefomgeving. De invoering van de afgifteplicht is vertraagd door de uitgestelde invoering van de Omgevingswet, maar dat uitstel wil ik benutten om met de diverse partijen die de afgifteplicht moeten uitvoeren of controleren, nog eens te spreken over de details van de regeling. We streven ernaar de regeling uiterlijk medio 2022 in te voeren, ervan uitgaande dat de Omgevingswet dan in werking is getreden. Het hangt dus samen met de Omgevingswet, is het korte antwoord.

Mevrouw Mulder vroeg naar de batterijverwerking in de Rotterdamse haven. Die vraag heb ik volgens mij net al beantwoord.

Mevrouw Van Esch vroeg nog naar het initiatief rondom heling: worden de kringloopwinkels daar niet door geraakt? Dat weet ik zo niet, maar ik zal daar zeker over in contact treden met mijn collega van JenV om dat punt eens nader uit te diepen.

Voorzitter. Dat waren, denk ik, de antwoorden.

De heer Peter de Groot (VVD):

Nog een vervolgvraag over de afgifteplicht. Het korte antwoord is duidelijk: er is een koppeling met de Omgevingswet. U geeft aan dat u de tijd kunt benutten om nog met de partijen in gesprek te gaan. Daar heb ik twee vragen over. Is het nodig om nog met de partijen in gesprek te gaan, of zitten ze er gewoon hard op te wachten? Twee: is het toch niet mogelijk om het los te koppelen van de implementatie van de Omgevingswet? Dan kunnen we er eerder mee aan de slag.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Er moeten alleen nog maar een paar details besproken worden, naar ik begrepen heb, want er is een lang traject aan voorafgegaan en de partijen zijn het uiteindelijk eens geworden. Ik heb geen signalen dat het iets anders is dan het nog eens met elkaar doorspreken van een paar details, als we toch extra tijd hebben.

Is het mogelijk om eerder te starten? Juridisch lijkt dat me lastig. Wellicht is er op vrijwillige basis eerder iets mogelijk, maar ja, dan heb je het niet over een plicht. We zijn nu eenmaal gebonden aan verankering in de wet. Ik kan me niet zo goed voorstellen dat er nog iets sneller zou kunnen zijn dan nu aansluiten bij het traject van de Omgevingswet, maar ik zal de vraag zeker intern eens stellen. Ik hoor dat u er groot voorstander van bent om het zo snel mogelijk in werking te laten treden. Als daar mogelijkheden voor zijn, denk ik dat we daar allemaal baat bij hebben, maar ik wil niet te hoopvol klinken op dat vlak. Maar we zullen er dus naar kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn geen interrupties meer. Dan kunnen we aan de tweede termijn beginnen. Meneer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Een soortement ordevraag. Ik heb verplichtingen elders, dus ik kan geen tweeminutendebat meer aanvragen. Ik hoef helemaal niet de eerste spreker te zijn, dus zou iemand dat debat kunnen aanvragen? Ja? Goed, dan is het probleem al opgelost. Ik dank mevrouw Van Esch.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch gaat het doen. Heel veel succes met uw werkzaamheden elders.

De heer Stoffer (SGP):

Een goede vergadering verder.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer, en bedankt voor uw aanwezigheid en uw inbreng.

Ik stel voor de tweede termijn een dikke anderhalve minuut spreektijd voor. We gaan daar soepel mee om, maar anderhalve minuut is een beetje de richtlijn. Ik begin met mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Dan zal ik eerst het praktische punt even aanstippen: bij dezen vraag ik het VAO aan. Dan hebben we dat in ieder geval gehad.

De voorzitter:

We moeten het nu een tweeminutendebat noemen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

O, excuus.

De voorzitter:

Ik moet er ook nog steeds aan wennen, hoor. Een commissiedebat noemde ik ook nog steeds een overleg. Je moet eraan wennen als je de term zo veel jaren gebruikt hebt, maar het is nu een tweeminutendebat.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Fijn. Heel kort een paar dingen. Ik ben blij met wat werd aangegeven over kunstgras en natuurgras. Hartelijk dank daarvoor. Ik ben benieuwd wanneer er dan een terugkoppeling kan komen over die wetgeving bij JenV. Ik begreep dat de wetgeving nu in consultatie is, maar ik ben wel benieuwd hoe het er op dit moment mee staat en wanneer er een terugkoppeling onze kant op kan komen, dus graag een reactie. Dan weet ik wanneer die komt.

Ik blijf wel een beetje bij het consuminderen. Ik denk dat dat ook gewoon de visie van de Partij voor de Dieren is. Wij zeggen gewoon, als voorbeeld: koop geen auto. Dat is het consuminderenverhaal. Je kunt ook zeggen: hergebruik een auto, koop een tweedehands, of recycle een auto en gebruik de onderdelen nog een keer. Of deel een auto; dat is helemaal mooi. Dat valt wat mij betreft onder consuminderen. Ik vind dat die stap – koop niet te veel kleren, koop geen auto – echt nog wel wat meer benadrukt zou mogen worden. Daar zullen wij als Partij voor de Dieren zeker op blijven hameren.

Nog heel kort, dan rond ik echt af. Ook de circulaire economie ...

De voorzitter:

Sorry, mevrouw Van Esch, mevrouw Mulder heeft een interruptie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik snap op zich de oproep van collega Van Esch, maar als je uit het Noorden komt, zoals ik, dan denk je onmiddellijk: dan kom ik dus nergens meer. Het is leuk voor mevrouw Van Esch in de stad, maar voor mij op het platteland is dit gewoon ondoenlijk. Is mevrouw Van Esch zich daar wel van bewust als zij dit soort dingen zegt?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik kom ook uit een dorp, hoor, dus ik ben me daar zeer van bewust. Het is niet zo dat ik, omdat ik nu in de stad Utrecht woon, me er niet meer van bewust ben hoe het is om op het platteland te wonen. Dat is absoluut niet het geval. Maar ik kan u wel verzekeren dat in de stad, in een stad als Utrecht, waar ik woon, mensen nog gewoon twee of drie auto's hebben staan. Dan denk ik: de inzet om auto's te delen en het autobezit te verminderen is nog steeds een essentieel onderdeel waar we aan moeten werken. Volgens mij kan dat prima naast elkaar bestaan. Ik heb helemaal niet de behoefte om mensen in een dorp meteen hun auto af te pakken, maar misschien is het goed om eens in de stad te kijken hoeveel auto's daar nog zijn en hoeveel we daar op autoconsuminderen kunnen gaan zitten.

De voorzitter:

Misschien kunt u mevrouw Mulder af en toe gaan ophalen en thuisbrengen; dat zou ook nog kunnen. U heeft nog 10 seconden. Was u klaar? Sorry, er is nog een interruptie, van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik voel wel een beetje mee met mevrouw Agnes Mulder, en tegelijkertijd ook met mevrouw Van Esch. Als ik vanuit mijn eigen ervaring mag spreken: ik had nooit de intentie om een rijbewijs te halen, maar ik heb dat op mijn 34ste wel moeten halen, omdat er op heel veel plekken geen alternatief is. Ik vind het lastig om de verantwoordelijkheid helemaal bij de consument te leggen, terwijl wij hier als politiek op heel veel plekken niet voldoende zorgen voor een alternatief. Misschien als brug ertussen: moeten we niet zorgen dat mensen een alternatief hebben? Want nu leggen we de bal wel heel erg neer bij mensen die misschien in een oude diesel rijden omdat er letterlijk geen bus komt in een dorp.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik voel een beetje een IenW-MIRT-discussie opkomen. Dat vind ik wel leuk. Dat debat doe ik niet meer, maar het voelt wel zo. Volgens mij zitten wij op precies dezelfde lijn als de SP in dat opzicht. Ik ga namelijk graag met de trein naar het Noorden, maar ik snap dat ik sommige plekken nog steeds niet helemaal goed kan bereiken, ook niet met de bus, die misschien maar één keer per uur rijdt. Ook die ervaring heb ik, in het dorp waar mijn moeder woont, en die woont zelfs niet in het Noorden. Ik ken de problematiek dus prima. Volgens mij moeten we zeker stimuleren dat we daar meer mogelijkheden met de bus en misschien wel de elektrische fiets hebben. Hopelijk kunnen we dan nog steeds naar minder auto's toe.

Ik zie dat er nog een interruptie komt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik wandel heel graag en dan komt er regelmatig een bus voorbij, maar die is dan gewoon halfleeg, en dat is ook weer niet zo duurzaam. Er komen dus allerlei problemen bij kijken. Je kan heel makkelijk zeggen: nou ja, dan gaat de goegemeente maar even flink dokken. Maar daarmee houden we het niet haalbaar en betaalbaar. Dat zijn allemaal afwegingen. Ik vind gewoon – daarom heb ik mijn eerste interruptie in de tweede termijn gebruikt voor het betoog van mevrouw Van Esch – dat zij daar wel heel makkelijk overheen stapt. Dat is eigenlijk de kritiek die ik hier heb.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik stap er helemaal niet makkelijk overheen. Ik zeg gewoon dat het minder kan en dat we naar alternatieven moeten kijken. Bij mijn moeder in het dorp – daar komt-ie weer! – heb je bijvoorbeeld gewoon een belbus. Die kun je bellen en dan rijdt die wel. En als er niemand belt, dan rijdt die niet. Volgens mij kunnen we die ook toepassen. Dat is een prima suggestie. Op sommige plekken werkt dat hartstikke goed. En dan kan ik gewoon met het ov naar mijn moeder en heb ik geen auto nodig. Dus het kan echt. Volgens mij is die optie er en kunnen we daar prima naartoe.

Ik ga nu proberen om dit MIRT-debat weer af te ronden en toch nog iets over circulaire economie te zeggen. Nee, toch nog niet!

De voorzitter:

Meneer De Groot, op welke leeftijd heeft u het rijbewijs gehaald?

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik was net 18 jaar, en toen had ik het inderdaad.

Ik zat vorige week in een debat over e-taxi. Toen ging het over wel of niet lege bussen en over slimme oplossingen verzinnen met belbussen als de bus leeg rondrijdt. Ik denk dat we elkaar daar wel in kunnen vinden, mevrouw Van Esch. Ik heb vorige week in het debat over biobrandstoffen gezegd dat het om hergebruik gaat. Hergebruik is een win-win. Dat betekent dus niet dat je alleen maar moet zeggen: goh, we moeten consuminderen. Waarom heeft mevrouw Van Esch toch die focus op minder gebruiken en daarmee ook op het inperken van de vrijheid van mensen? Waarom brengt zij dat hier vanmiddag zo stevig te berde?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Omdat ik echt de stellige overtuiging heb dat we onze Nederlandse Overshoot Day, die nu op 27 april was, niet naar achteren gaan krijgen op het moment dat we alleen gaan zitten op hergebruik en recyclen. Ik ben er gewoon van overtuigd dat dat niet voldoende is. Daarmee zeg ik niet dat ik dan mensen meteen hun auto verbied – wij worden altijd in die hoek gedrukt – maar ik zeg wel, net zoals de SP net ook zei, dat we mensen graag stimuleren om ander duurzaam vervoer te gebruiken. De mogelijkheden op het platteland in Nederland zijn op dit moment vrij beperkt. Daar ben ik het geheel mee eens. Volgens mij moeten we daarop inzetten.

Voorzitter. Ik vind deze discussie hartstikke leuk, maar we zijn echt ver van het onderwerp afgedreven. Ik vind het prima hoor. Ik ben al heel lang woordvoerder op dit terrein, dus ik vind het hartstikke leuk om over dit onderwerp te praten. Maar het gaat naar mijn gevoel nu helemaal niet meer over de circulaire economie.

De voorzitter:

Maar toch wil ik graag de heer De Hoop nog even de kans geven. Hij wil ook nog een vraag stellen.

De heer De Hoop (PvdA):

Sorry, voorzitter, ik kan het niet laten. Dat komt eigenlijk door de reactie die mevrouw Van Esch net gaf op de opmerking van mevrouw Mulder, waarbij de belbus genoemd werd. Die werd vorige week ook genoemd door de VVD. Laten we toch alsjeblieft hopen dat we blijven investeren in die regionale verbindingen en dat belbussen niet de norm worden. Want dat is echt geen goede zaak voor die regionale verbindingen. Ik wil het woord Lelylijn toch stiekem vandaag nog even noemen. Laten we nou nadenken over doorinvesteren juist in die regionale verbindingen. Maar als belbussen de norm worden voor de regio's, dan komen ze er wel heel erg bekaaid vanaf. Dus ik zou toch mevrouw Van Esch en ook de heer De Groot van de VVD willen oproepen om daar toch even over na te denken en niet de belbussen als de norm voor de regio te willen zien.

De voorzitter:

Maar dat kunt u beter onder het genot van een gevulde koek doen. We moeten verder met het debat. Dus uw boodschap komt heel duidelijk aan.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Maar ik heb het nooit als norm genoemd. Daar wil ik dus nog wel even op reageren. Ik zeg: het is een optie. Maar ik ga hier absoluut niet zeggen dat de belbus de norm is. Daar kunt van uitgaan: dat ik vanuit de Partij voor de Dieren een belbus niet als norm ga hanteren voor openbaar vervoer in de plattelandsgemeentes. Dat is absoluut niet geval. U kunt er dus gerust op zijn dat wij dat pleidooi niet zullen houden. Ik wilde het alleen maar meegeven als een suggestie die af en toe kan, maar het moet zeker niet de norm zijn.

De voorzitter:

U heeft overigens nog elf seconden om uw betoog af te ronden.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik heb nog steeds elf seconden! Kijk, ik ga in die elf seconden die ik heb, alleen nog aangeven dat mijn vragen over granuliet voor dit onderwerp waarschijnlijk te specialistisch waren. Ik zal daarmee schriftelijk terugkomen. Ik wil wel benadrukken dat wat ons betreft het storten van afval niet circulair kan zijn op het moment dat we niet weten wat dit voor natuur- of milieuschade in de toekomst kan veroorzaken. Daarom vind ik het zo'n belangrijk circulair onderwerp: omdat we toch niet willen dat – zoals dat voorbeeld in Katwijk en zoals we op dit moment ook op andere plekken zien – we onder het mom van de circulaire economie afval storten en daarmee net doen alsof het circulair is. Dat zou toch niet moeten.

Excuses. Nog een keer excuses voor mijn lange verhaal.

De voorzitter:

U wist er nog meer dan 33 seconden van te maken. Bedankt. We gaan nu naar mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ik begon mijn eerste termijn over vrijwilligheid en vrijblijvendheid. Ik ben in het verlengde daarvan erg blij met de opmerkingen die de Staatssecretaris maakte over het toewerken naar de wet. Ik hoop dat die er heel snel komt en we er inderdaad mee aan de slag kunnen. Waar ik ook blij mee ben, is de opmerking «de vervuiler betaalt». Ik heb daar nog een specifieke vraag over. Ik noemde eerder ook de Europese plastic-heffing die wij nu uit de staatskas betalen, wat uiteindelijk wordt betaald door de belastingbetaler. Ik vroeg mij af of de Staatssecretaris mogelijkheden ziet om de vervuilers ook verantwoordelijk te maken en een oplossing te vinden voor die afwenteling op de staatskas, en daarbij ook naar het buitenland te kijken. In Italië, Oostenrijk, Engeland en Spanje wordt belasting op virgin plastic geheven. In Oostenrijk is dat voorstel ook gekoppeld aan het dekken van de kosten van de plastic-afdracht die ik zojuist noemde. GroenLinks vraagt zich af waarom we daar ook niet naar kijken en in die richting werken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Meneer De Groot, VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik maak eerst even het debat over de e-taxi af. Nee, voor de VVD is de belbus geen norm, meneer De Hoop.

Complimenten aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik vroeg me van tevoren wel af hoe we in die diversiteit aan onderwerpen een goede eerste en tweede termijn gaan neerzetten. Nou, dat is toch heel goed gelukt, waarvoor dank. We blijven als VVD positief-kritisch de discussie over de afvalverbranders volgen. We kijken uit naar de KEV in het najaar en wijzen op de motie-Rienks over een rapportage van de CO2-reductie. Als laatste bedank ik nog even voor de toezegging om te kijken naar de subafdelingen van Het Versnellingshuis. Ik heb het antwoord althans begrepen als een toezegging. De VVD weet namelijk dat die behoefte er zeker bij mkb'ers is. Zij willen ook een bijdrage leveren aan die verhoging van het recyclaat en aan hergebruik. Dan komt het mooi uit als de koplopers qua innovatie goedwillende mkb'ers helpen die er anders niet aan toekomen. Ook eenduidig maatschappelijk verantwoord inkopen door overheidsdiensten kan daaraan overigens een heel goede bijdrage leveren. Ik sluit toch weer af met te zeggen dat er praktische oplossingen nodig zijn die werken. Hergebruik is daarbij een win-winsituatie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Mevrouw Beckerman van de Socialistische Partij.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Bedankt voor alle antwoorden. Het is natuurlijk gewoon een lastige periode, want dit is een demissionaire periode. Dat is ook logisch, terwijl hier mensen staan te trappelen om grote dingen te doen, om grote idealen te verwezenlijken. Dat is gewoon lastig. Vier jaar geleden herkende ik dat, toen kwamen er, na de formatie van een nieuw kabinet, pas eind oktober/begin november de eerste debatten. En toch is het ook wel lastig om in zo'n demissionaire periode te zien dat sommige milieuproblemen niet demissionair zijn. Die blijven natuurlijk wel gewoon doorgaan. We kunnen dan niet zeggen: wacht even, er is geen kabinet. Dat geldt natuurlijk voor granuliet, waar mevrouw Van Esch op wees, maar dat geldt natuurlijk ook voor de zaak in Katwijk. Ik snap dat de Staatssecretaris die casus nu niet tot in detail kent, maar ik zou haar toch willen vragen of zij daar in een brief nog nader op terug kan komen. Want het is toch wel erg onverkwikkelijk. Al die mooie woorden over circulaire economie mogen er gewoon niet toe leiden dat we nieuwe milieuschandalen creëren.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. Dank voor de beantwoording van de Staatssecretaris en de door haar gedane toezeggingen. Hoe gaan we in de keten concrete stappen zetten? Daar gaat ze naar kijken, inclusief de tariefdifferentiatie. Dank voor de toezegging op dat punt. Dank ook dat ze wil kijken naar de mogelijkheden rond het Repair Café. Dat waardeer ik. Ik had nog gevraagd naar de antwoorden op de vragen van mijn collega's Terpstra en Von Martels over Beaumix. Ik hoop dat die er dan wel voor 1 juli, voor het debat over externe veiligheid, zijn. Dan kan het daarbij worden meegenomen. Nogmaals, het zou fijn zijn als we dat voor 1 juli weten en dat niet alleen naar onze vragen wordt teruggekoppeld, maar ook naar de vraag of het A of B is. Verder ging het over hoe wordt gekeken naar de status van afval en de omgevingsdiensten. Daar heeft de Staatssecretaris het een en ander over gezegd. Ik kijk nog even in de notulen of dat concreet genoeg en of ik daar nog iets mee doe in het korte plenaire debat. Dat geldt eigenlijk ook voor het terugpakken van die heffing voor de afvalbedrijven. Daarbij is de vraag belangrijk hoe we goed omgaan met de medewerkers, welke afspraken er zijn gemaakt en welke alternatieven er nog zijn. Ik zou graag zien dat de Minister en de afvalsector goed om tafel gaan zitten en dat er langetermijnafspraken kunnen worden gemaakt. Dat is mijn wens en dat heeft mijn voorkeur. Misschien dien ik op dat vlak nog een motie in.

Voorzitter, hartelijk dank.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mulder, CDA. Dan gaan we naar mevrouw Hagen namens Democraten 66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank. Zo fijn dat de hele partijnaam wordt uitgesproken. Allereerst natuurlijk veel dank voor de antwoorden en de toelichting. Voor de duidelijkheid: ik zei dus dat we elk jaar ongeveer een plastic pinpas opeten, maar ik hoor van bronnen dat het echt elke week zo zou zijn. Het wordt dus steeds erger. Daarmee wil ik benadrukken dat er een enorme taak ligt hier bij ons als politiek, maar ook bij de producenten om ervoor te zorgen dat we dat plastic toch weer uit ons ecosysteem krijgen als dat nog mogelijk is. Laten we ons daarvoor inzetten.

Zoals ik eerder al zei, gaat het er natuurlijk om dat we de kwaliteit verhogen, of dat nou van glas, papier of kleding is. We moeten ervoor zorgen dat er zo min mogelijk vermenging komt van verscheidene materialen, want dat maakt de recycling gewoon minder goed. Pas als we echt zover zijn dat we van een jurk weer een jurk kunnen maken, zijn we circulair. Ik denk dus dat er nog een enorme opgave ligt. Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk dat we minder producten gaan produceren, waardoor we minder grondstoffen gebruiken en er ook minder CO2-uitstoot is. Daar ligt nog een enorme kans. Laten we bezien hoe we dat goed inzichtelijk kunnen maken. Ik overweeg om daar een motie over in te dienen, maar daar kom ik nog op terug in het plenaire debat.

Nogmaals, dank.

De voorzitter:

U wordt bedankt, mevrouw Hagen. Meneer De Hoop.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik denk dat vandaag in dit debat toch weer duidelijk is geworden dat we de doelen voor circulaire economie heel erg serieus moeten nemen en dat die belangrijk zijn, ook richting het Parijsakkoord. We moeten heel goed kijken hoe we dat willen doen. Voor mijn partij is dat in elk geval heel belangrijk en ik merk dat in de hele commissie. Dat betekent ook dat er echt ingrijpende maatregelen nodig zijn.

Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris om richting de formatie te kijken wat er nou echt nodig is. Dat moet voor mij dan wel echt meer zijn dan een nietje door eerdere rapporten. Dus niet alleen dat rapport van 2020 waar de Staatssecretaris aan refereerde, maar juist nog even verder kijken. Dat gaf zij aan, dus daar ben ik blij mee. Het moet dus echt niet alleen gaan over de mogelijke maatregelen, maar ook over hoe ver je moet gaan en wat voor tarieven je eraan hangt. Ik denk dat het heel goed is om dat op te pakken met het PBL. Ik ben er dus blij mee dat de Staatssecretaris die handschoen oppakt.

Wat de importheffing betreft sluit ik me aan bij het betoog van mevrouw Mulder van het CDA. Ik denk dat dat in het tweeminutendebat een belangrijke discussie gaat worden en dat we daar even goed naar moeten kijken als commissie.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel meneer De Hoop, die de tweede termijn van de Kamer sluit namens de PvdA, de Partij van de Arbeid. Moeten we schorsen of kunnen we meteen door?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik zou graag een schorsing van twee minuten willen, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is goed. Dan zeg ik vijf minuten. Dan zitten we veilig.

De vergadering wordt van 16.05 uur tot 16.11 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef in tweede termijn het woord aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de opmerkingen in tweede termijn. Het is in die zin echt een voortzetting van vorige debatten. We gaan er met elkaar vol voor om er zo veel mogelijk uit te halen en we houden ook oog voor de risico's. Dat is precies wat we met elkaar moeten doen.

Mevrouw Van Esch signaleerde het risico van de wet van JenV. Ik weet niet wanneer we er precies op terug kunnen komen, maar laten we kijken of we u daar voor de zomer nog over kunnen informeren. Als het eerder kan, doen we het eerder, maar laten we zeggen rond de zomer.

Dan het punt van consuminderen. Er ontstond een politieke discussie die ook interessant uitwaaierde naar het andere deel van mijn portefeuille, namelijk openbaar vervoer en spoor. Als we het hebben over de circulaire economie, dan hebben we het echt over meer dan recyclen. Daar zit ook in wat wij verder stimuleren. Mevrouw Van Esch zou dat misschien onder de noemer consuminderen scharen, maar anderen noemen het bijvoorbeeld deeleconomie. Zo zijn er verschillende termen voor dezelfde activiteit. Deeleconomie is onderdeel van de transitieagenda consumptiegoederen. RWS is ook bezig met een programma deelauto's. Wij zijn ook bezig met «product als dienst» als nieuw verdienmodel. TNO heeft onlangs onderzocht voor welke productgroepen dit milieutechnisch past. We zijn nauw betrokken bij veel initiatieven en zorgen soms ook voor financiering. Dus er gebeurt echt wel een hoop.

Misschien een paar voorbeelden uit eigen huis. De rijksmarktplaats voor kantoormeubilair, ook weer de link leggend met circulair inkopen, bespaart miljoenen euro's. Dus er wordt nu ingezet op de service van refurbished in plaats van nieuw. De geplande besparing is 6 miljoen per jaar. Dus circulaire economie levert gewoon geld op. Het levert een besparing op omdat je die grondstoffen niet hoeft te vernietigen, even heel simpel gezegd. Dat geldt ook voor ICT-verkoop. De kosten waren circa € 35 per afgedankte laptop. Nu is er een opbrengst van € 15. Een laatste voorbeeld. De vernietiging van oud papier kostte eerst, als het om vertrouwelijke stukken ging, € 500.000 per jaar. Het wordt nu verkocht voor vervezeling omdat het hoogwaardige vezels zijn, en brengt nu € 500.000 op.

Zo zie je dat er heel veel voorbeelden zijn waarbij wij als overheid actief met onze eigen instrumenten onze voorbeeldrol proberen te vervullen. Wij delen dit soort voorbeelden ook graag. Dat is weer het punt van de kennisdeling: er kan zo veel meer als we niet verspillen. Dit zijn een paar leuke voorbeelden van hoe duurzaamheid geld oplevert.

Dan granuliet. Mevrouw Van Esch en anderen zeggen: ook in de circulaire economie moeten we niet blind zijn maar aandacht blijven hebben voor de milieukant ervan. Dat is absoluut waar. Bij alle grondstoffen die we op welke manier dan ook gebruiken, zullen we steeds moeten toetsen of de toepassing ervan binnen de context past. Dat zal steeds de toetssteen moeten zijn. Over granuliet zijn andere brieven en andere debatten geweest, maar er is al wel echt een toets gedaan. Daar is discussie over, maar het belangrijkste is dat we steeds goed moeten kijken naar de grondstof in combinatie met de toepassing en naar milieuverantwoord hergebruik van die grondstof. Dat is voor mij steeds de toetssteen. Als daar discussie over is, dan moet daar discussie over zijn, maar zo moeten wij dat doen.

Mevrouw Bouchallikh vroeg naar de circulaire-economiewet. Ik heb velen van u daarover gehoord. We gaan hem gewoon voorbereiden. Het is natuurlijk aan een volgend kabinet om daar wat mee te doen, maar laten we voorbereiden wat we kunnen voorbereiden. Dan kan een volgend kabinet zeggen «we willen meer deze kant op», «we willen meer die kant op», «we willen het überhaupt niet doen» of «we gaan het met extra veel kracht doen». We zullen er in ieder geval voor zorgen dat in deze demissionaire periode niet alles stilvalt. Dat was ook een beetje het punt van mevrouw Beckerman. Milieuproblemen zijn niet demissionair, zei u. Als demissionair Staatssecretaris ervaar ik dagelijks dat milieuproblemen niet demissionair zijn. We blijven doen wat we kunnen, maar het is echt aan een nieuw kabinet. Dat hoor ik ook een beetje in uw vraag.

Dan de heer De Groot. Ja, we willen het voor het mkb makkelijker toegankelijk maken. We gaan naar al die verschillende oplossingen kijken en bekijken wat we daaraan kunnen doen.

Van mvo heb ik u net een paar voorbeelden gegeven.

Mevrouw Beckerman en mevrouw Mulder vroegen nog naar Beaumix. Ik kan tegen u beiden zeggen dat wij denken de vragen voor 1 juli te kunnen beantwoorden. Dat betekent meteen een wat dieper inzicht in deze casus. Dat lijkt mij een antwoord op uw beider vragen. Dan heeft u voor 1 juli een brief waarin hier wat dieper op ingegaan wordt via de vragen van mevrouw Mulder. Als daar in enige zin nog een klein oplegbriefje bij moet om iets meer inzicht te kunnen geven in de vraag of we in situatie A of B zitten, dan kunnen we dat waarschijnlijk ook meteen meenemen.

Even kijken. Mevrouw Mulder zegt over de belastingvrijstelling dat het gaat om het langetermijnperspectief en vraagt hoe je nou en sector en werknemers daar op een goede manier in meeneemt. Ik kijk uit naar de voorstellen die zij daarvoor wil doen, maar dit is een richting die ik zeker herken.

Hoe maken we goed inzichtelijk wat de voorgang is bij die circulaire economie, vroeg mevrouw Hagen. Dat is absoluut waarom we met die ICER zijn gekomen. De heer De Hoop vroeg hoe we serieus die CE-doelen kracht bij kunnen zetten, met welke maatregelen, en hoe we er na dat rapport verder over hebben nadacht en wat voor verdere updates we daarover kunnen geven. We gaan u geven wat we hebben, maar we zullen pas voor de zomer een eerste stap kunnen zetten. Als we meer willen, zal dat iets later komen. Dat is de fasering. Misschien mag ik een tip geven aan degenen die straks echt aan de onderhandelingstafel zitten: het helpt natuurlijk altijd meer als je afspraken maakt op datgene wat je wilt bereiken, dan als je meer tot in detail afspraken maakt, bijvoorbeeld over een tarief. Dan heb je al veel gedetailleerdere informatie nodig. Je kunt ook op een iets hoger abstractieniveau afspraken met elkaar maken over wat je wilt bereiken en dan later – ik spreek uit ervaring – met elkaar bediscussiëren hoe je die maatregel invult.

Er was nog een vraag van GroenLinks over de EU plastictaks. Die was ik nog vergeten. Er wordt inderdaad onderzocht door de Staatssecretaris van Financiën welke alternatieven er eventueel zijn. Ik denk dat uw vraag daarin wordt meegenomen.

Meneer De Hoop zei: geen nietje door het eerdere rapport. Nee. We zullen kijken wat we voor de zomer kunnen doen. Dank voor het begrip dat het iets meer tijd kost als er meer nodig mocht zijn. Wellicht vindt u een goede manier om daarmee om te gaan.

Verder ben ik heel blij dat u allemaal zegt dat u de circulaire economie heel serieus neemt en dat u er vol tegenaan gaat.

De voorzitter:

Dat moge duidelijk zijn, mevrouw de Staatssecretaris. Mevrouw Beckerman heeft nog een interruptie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Een korte vraag eigenlijk. Ik heb het even opgezocht. Het zijn overigens niet mijn Kamervragen maar die van het CDA, maar ik ben toch even zo vrij. Die wettelijke termijn voor de beantwoording is eigenlijk al heel lang geleden verlopen. Er is ook een briefje gekomen dat het niet lukt. Het is heel mooi dat het voor 1 juli is, maar zou de Staatssecretaris toch willen vragen of zij er niet alsnog naar kan kijken, of zij eventueel een brief kan sturen als niet al mijn vragen kunnen worden beantwoord in die beantwoording en of dat voor het VAO zou kunnen. Want ze zijn echt al oud en 1 juli is toch nog wel vrij ver weg.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Laten we het volgende afspreken. We zullen kijken of dat kan. Dat hangt natuurlijk ook een beetje af van wanneer het VAO wordt ingepland. Als dat al heel snel is, wordt dat lastiger dan wanneer dat net wat later is. Mocht dat niet lukken, hoor ik dit als aansporing om te kijken of we zo snel mogelijk, in ieder geval voor 1 juli, die vragen kunnen beantwoorden. We zullen ze echt niet laten liggen tot 1 juli als we het eerder voor elkaar kunnen krijgen. Die vragen liggen er al een tijdje. Ik zie het echt als een warme aansporing. We zullen ons best daarvoor doen. Misschien hangt het ook af van het onderzoek dat nog gedaan moet worden. Als ik afhankelijk ben van externe onderzoeken, wordt het misschien iets lastiger. Ik heb ambtelijk gehoord dat het voor 1 juli kan en we doen ons best om hier zo snel mogelijk mee te komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bouchallikh.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik heb een aanvullende vraag. Ik wil niet in het straatje van een ander ministerie gaan zitten en ik wil dat ook niet van u vragen, maar heeft u misschien enig idee wanneer er wat meer duidelijkheid is over dat onderzoek?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik fluisterde naar mijn ondersteuners «voor de zomer, toch?» en er wordt teruggefluisterd dat wij het voor de zomer verwachten. Laat ik dat met u delen. Mocht het anders zijn, dan zal ik u dat nog laten weten.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn nogal wat toegezegde brieven. Ik ga de toezeggingen even oplezen. Ik vraag de Kamerleden en de Staatssecretaris om goed mee te luisteren of het allemaal akkoord is zo.

  • De Kamer ontvangt voor de zomer de stand van zaken en het overzicht van de punten uit het rapport Brede maatschappelijke heroverwegingen.

  • De Kamer ontvangt voor het volgende commissiedebat Circulaire economie informatie over eventuele mogelijkheden om Repair Cafés te ondersteunen.

  • Voor het volgende commissiedebat Circulaire economie wordt de Kamer geïnformeerd over het afbouwpad van de afvalverbranding naar recycling van afval en grondstoffen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Het is zeker mijn streven om dat te hebben afgerond voor een volgend debat over circulaire economie, maar het is natuurlijk iets wat ik met de sector doe en ik vind het van belang dat we dan de gesprekken met de sector hebben. Ik kan daar dus iets moeilijker een tijdspad voor geven. Het is zeker mijn ambitie, maar ik weet niet of ik het kan garanderen. Je bent natuurlijk ook afhankelijk van andere partijen, maar de ambitie is het zeker.

De voorzitter:

Die notitie wordt erbij gezet.

  • In een volgende voortgangsbrief zal de Kamer informatie ontvangen over de recycling en het ontwerp van verpakkingen. In deze brief zal onder andere worden ingegaan op de potentie van tariefdifferentiatie en het eenvoudiger maken van de rol van grondstofproducent.

  • De Kamer ontvangt een brief waarin nader wordt ingegaan op de einde-afvalstatus en de instrumenten die kunnen worden ingezet. Die brief zal in het najaar komen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Laat mij ook om praktische redenen zeggen dat ik sommige van de toezeggingen misschien zal bundelen in één voortgangsbrief over circulaire economie. Dat helpt wellicht in de verwerking van al deze punten.

De voorzitter:

Ook dat wordt toegevoegd, Staatssecretaris. Dank u wel.

  • De Kamer ontvangt voor het einde van het jaar informatie over een uitvoerbare en kosteneffectieve oplossing voor batterijen in bodemas.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Deze lijkt me iets te kort door de bocht, want ik weet niet of ze er zijn. We doen een inventarisatie en daarover zullen we de Kamer informeren.

De voorzitter:

Dan heb ik misschien een betere formulering: de Kamer wordt aan het eind van het jaar geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg over batterijen in bodemas. Kunnen we het zo doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat lijkt me goed. Dan zullen we daarbij ook ingaan op de kansen, het punt waar mevrouw Mulder aan refereerde.

De voorzitter:

Super. Dank u wel. Ik verwissel ze even, dan komt het allemaal goed.

  • In het najaar ontvangt de Kamer van de Minister voor Medische Zorg en Sport een brief over de motie van het lid Van Esch over kunstgrasvelden.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de aansluiting van subafdelingen van Het Versnellingshuis en mkb-bedrijven ten behoeve van ondersteuning bij regelgeving en innovaties in de circulaire economie.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik heb gezegd dat ik de Kamer zal informeren over hoe we het aansluiten, waarbij we ook zullen kijken naar het idee van de subafdelingen en dat ik ook andere oplossingen bespreek met de verschillende partners.

De voorzitter:

Dank u wel.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer rond de zomer infomeren over de Wet verbetering bestrijding heling.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nee, dat is een wet van de Minister van Justitie en Veiligheid. Mevrouw Van Esch vroeg mij om in overleg te gaan met mijn collega om te kijken of dat een belemmering oplevert. Logischerwijs wordt het dan in de context van die wet opgelost in plaats van dat ik er een aparte brief over stuur. Ik kan wel de stand van zaken opnemen in de verzamelbrief naar aanleiding van deze vraag.

De voorzitter:

Super. Dank u wel. Dan de laatste toezegging, vooralsnog.

  • De schriftelijke vragen over Beaumix zullen voor 1 juli worden beantwoord.

Dank u wel, mevrouw de Staatssecretaris. Dan kunnen we een einde maken aan het commissiedebat Circulaire economie. Ik wil ook nog een opmerking van huishoudelijke aard maken. Er is een tweeminutendebat aangevraagd, waar mevrouw Van Esch de eerste spreker zal zijn. Meerdere leden hebben al moties aangekondigd.

We kunnen in ieder geval hier een einde aan gaan maken. Ik dank de mensen die thuis hebben gekeken en geluisterd, ik bedank de Staatssecretaris en haar hele team en ook alle Kamerleden, net als onze trouwe bode en de mensen van de Dienst Verslag en Redactie, de lieftallige mevrouw die u niet kunt zien helaas. Bedankt allemaal. Een behouden thuiskomst en een gezegende avond. Hiermee beëindigen we dit commissiedebat.

Sluiting 16.24 uur.

Naar boven