32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 155 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2021

Hierbij informeer ik uw Kamer over de stand van zaken betreffende enkele verzoeken en toezeggingen.

Reactie op de brief van BO Akkerbouw

De akkerbouw is een belangrijke gebruiker van gft-compost en de toepassing van compost past in het streven naar een circulaire landbouw. BO Akkerbouw heeft in een brief uitgesproken dat de sector zich zorgen maakt om de aanwezigheid van verontreinigingen in de compost. Naar aanleiding van uw brief van 16 april geef ik u hierbij mijn reactie.

Verontreinigingen in de compost moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Eijs van 25 januari jl.1 is schoon gft-afval zonder verontreinigingen daartoe cruciaal. Daarom bied ik aan de betrokkenen via het programma VANG-huishoudelijk afval een uitgebreid pakket aan hulpmiddelen en ondersteuning aan. Zo zijn in het Aanvalsplan gft en textiel aanknopingspunten benoemd om samen met gemeenten, inzamelaars en verwerkers een beter inzicht te krijgen in mogelijke problemen voor de kwaliteit, een indicatie voor de herkomst van die problemen en aangrijpingspunten voor oplossingen. In de Handreiking aanpak vervuiling gft-afval en textiel worden gemeenten interventiestrategieën geboden. De Handreiking kwaliteitsverbetering gft-afval via verwerkingscontracten ondersteunt gemeenten en inzamelaars die verwerking van gft-afval tot compost in de markt gaan zetten, om kwaliteit mee te nemen in aanbestedingen. De Wel/niet lijst gft-afval is gericht op de consument om duidelijkheid te geven wat er wel en niet in de gft-bak mag. Tot slot bied ik gemeenten nog specifieke hulp op locatie aan via VANG-Support.

De aangeboden hulpmiddelen grijpen dus aan op alle schakels in de keten, van consument tot verwerker. Het borgen van de kwaliteit en het voorkomen van verontreinigingen vraagt inzet van al deze schakels. Daarnaast is het van belang dat deze schakels ook daadwerkelijk samenwerken om de gewenste kwaliteit van zowel de grondstof gft-afval als de compost te realiseren. Ik heb inmiddels kunnen constateren dat deze samenwerking ook daadwerkelijk plaatsvindt.

BO Akkerbouw vraagt mij om te komen met passende regels en normen voor de grondstof om daarmee de noodzakelijke kwaliteitsverbetering te realiseren. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen van mevr. Van Eijs heb aangegeven zijn gemeenten en verwerkers vrij om in hun onderlinge contracten eisen voor de maximale verontreiniging van gft-afval op te nemen. Ik waardeer het positief als zij dit doen en bied daarbij ook ondersteuning via de hierboven reeds genoemde Handreiking kwaliteitsverbetering gft-afval via verwerkingscontracten. Inmiddels blijkt dat deze eisen reeds in een aantal aanbestedingscontracten zijn opgenomen. Op dit punt zie ik dan ook geen aanleiding voor een aanvullende interventie. Tot slot wijs ik op de Green Deal «Koffiepads en theezakjes bij het gft» die ik onlangs heb afgesloten, waarin de Nederlandse koffie- en theebranche toezegt zijn koffiepads en theezakjes composteerbaar te maken, zodat deze bij het gft-afval kunnen en daarin geen verontreiniging meer veroorzaken.

De noodzaak van eventuele aanvullende interventies zal blijken uit de monitoring van de kwaliteit van het gft-afval en de compost. Daartoe onderhoud ik intensief contact met de ketenpartners, waaronder de Vereniging Afvalbedrijven.

De focus op verbetering van de kwaliteit van het gft-afval en daarmee van de compost zal ik voortzetten in het programma VANG-huishoudelijk afval 2021–2025. Ik verwacht dat deze inzet zal leiden tot een nog betere samenwerking in de keten, een hogere transparantie en daarmee tot het verminderen van verontreinigingen en het verder verhogen van de kwaliteit van gft-afval.

Stand van zaken Green Deal «Afvalreductie en -recycling op treinstations en in treinen» en uitvoering motie Dik-Faber en Teunissen

Ik heb toegezegd de Kamer te informeren over de Green Deal Afvalscheiden op stations. Deze liep tot en met 2020. De inzet hiervan was dat NS en ProRail de benodigde inspanningen zouden leveren om de volgende doelstellingen (kostenneutraal voor de reiziger) te realiseren: 25% afvalvermindering in 2020 (t.o.v. 2014) en 75% afvalscheiding. Gedurende de looptijd is veel geleerd en is ervaring opgedaan over afvalscheiden in een complexe omgeving. Daarbij werd duidelijk dat de doelstellingen ondanks de inspanningen buiten bereik lagen. De praktijk van de afvalketen op stations blijkt door het specifieke reizigersgedrag weerbarstig. Zo wordt bijv. het gescheiden ingezamelde pmd-afval vrijwel altijd vanwege een te hoge vervuilingsgraad door de verwerkers afgekeurd en alsnog verbrand. In de openbare ruimte zoals het station is het op de juiste manier laten scheiden door reizigers extra ingewikkeld en moet dus zo eenvoudig mogelijk zijn. NS en ProRail hebben daarom een koerswijziging aangebracht: bronscheiden wat moet, nascheiden wat kan; dat komt neer op bronscheiden van papier (station en trein) en gft (in Retail) en de rest van het afval via nascheiding sorteren voor recycling. Deze koerswijziging was nodig om te voorkomen dat afval dat aan de bron wordt gescheiden door de afvalverwerker alsnog wordt verbrand door de hoge mate van vervuiling. In de context van de gezamenlijke visie afvalvrije stations 2040 werken we verder aan oplossingen voor de knelpunten die nu nog worden gesignaleerd. Daarnaast zijn op 200 stations watertappunten geplaatst, waarmee de verkoop van plastic flesjes werd verminderd.

In de motie van de leden Dik-Faber en Teunissen2 wordt de regering verzocht om ProRail en NS aan te spreken op de afspraken uit de Green Deal, met als inzet te bevorderen dat het aantal stations waar afvalscheiding plaatsvindt wordt verhoogd naar ten minste alle IC-stations, en te zorgen dat op deze stations meerdere soorten afval worden gescheiden, waaronder in elk geval plastics. Aan de motie is invulling gegeven door bovengenoemde aangepaste inzet uit te voeren voor de top 50 stations. Hier ontstaat ruim 90% van al het reizigersafval. Daarnaast ben ik met NS en ProRail in gesprek over de inspanningen die mogelijk zijn op het gebied van afvalpreventie. Mijn inzet is voldoende inzamelpunten voor statiegeldflessen (en blikjes), minder wegwerpkoffiebekers en minder (soorten) verpakkingen in de Retail. Tot slot is een gezamenlijke visie opgesteld voor afvalvrije stations in 2040, waaraan momenteel uitwerking wordt gegeven.

Verkenningen naar toepassing van Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV)

Uw Kamer heeft gevraagd naar de voortgang van verkenningen naar de mogelijke toepassing van UPV voor diverse productgroepen, opgenomen in het Uitvoeringsprogramma CE. Inmiddels zijn de resultaten van een tweetal verkenningen opgeleverd en kan ik u daarover informeren.

UPV-verkenning naar alle typen vloerbedekkingen

Naar aanleiding van de motie van het lid Van Eijs (D66) van 12 december 2019 (Kamerstuk 32 852, nr. 99) om te onderzoeken of uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) een geschikt middel is om de circulariteit van tapijt en andere vloerbedekking te bevorderen, is een verkenning uitgevoerd door het bureau Partners for Innovation3. De onderzoekers achten een UPV een goede manier om circulariteit voor tapijt en andere typen vloerbedekking verder te brengen, mits geïmplementeerd onder de juiste randvoorwaarden, waaronder:

  • Het waarborgen van een gelijk speelveld door een UPV-stelsel te introduceren voor alle verschillende productgroepen en afgestemd in Europees verband.

  • Uit te gaan van een vrijwillig UPV-systeem als voorkeur van de stakeholders, waarbij koplopers het initiatief nemen om invulling te geven aan deze transitie, gevolgd door een algemeenverbindendverklaring.

  • Het stimuleren van innovatie door ambitieuze doelen en toepassing van tariefdifferentiatie.

  • Het voldoende tijd geven aan bedrijven om een effectief systeem op te bouwen voor inzameling en recycling van verschillende vloertypes.

  • Af te spreken dat wanneer de doelen niet worden gehaald, deze alsnog wettelijk zullen worden afgedwongen. Maak de invoering van een UPV geleidelijk, maar niet vrijblijvend.

  • Ik bezie momenteel hoe de bevindingen van de onderzoekers het beste kunnen worden omgezet in een concreet traject van nadere uitwerking door partijen.

UPV-verkenning naar circulaire windparken

In het Uitvoeringsprogramma CE is een actie opgenomen gericht op het meer circulair maken van windturbines, onder meer door toepassing van UPV. Het Versnellingshuis heeft daartoe het moonshotproject Circular Wind Farms uitgevoerd4 waarin de huidige stand van zaken omtrent circulariteit van windparken uiteen wordt gezet en aanbevelingen worden gedaan hoe stappen kunnen worden gezet richting betere integratie van circulariteit in de windindustrie. De onderzoekers van bureau ECHT concluderen in het rapport dat:

  • De windsector zeer gecommitteerd is en zich sterk inzet om de transitie naar een circulaire industrie te maken.

  • Momenteel circa 85–90% van de onderdelen van windturbines met de huidige stand van technologie al recyclebaar is.

  • De grootste uitdaging om te komen tot 100% recyclebare windparken ligt in de windturbinebladen die voor een groot deel uit composietmaterialen bestaan, waarvoor het momenteel nog een uitdaging is om deze goed te kunnen recyclen. Overigens verschenen onlangs berichten in de media dat een grote windturbine fabrikant een oplossing zou hebben gevonden voor dit probleem5, waarmee ook de bladen recyclebaar zouden worden.

Het moonshotproject zal een vervolg krijgen via de in het rapport voorgestelde werkgroepen die moeten leiden naar het verbeteren van de circulariteit van windparken en het in de praktijk brengen van deze circulariteit. In hoeverre de toepassing van UPV daarin een rol moet spelen om het gewenste resultaat te bereiken is op dit moment nog niet vastgesteld door partijen.

UPV-verkenning naar een circulaire gevelbouw

Vorderingen zijn gemaakt in het voornemen een circulaire gevelbouw te creëren met toepassing van UPV, zoals gemeld in het Uitvoeringsprogramma CE. Een aantal brancheverenigingen in de gevelbouw heeft de Minister van BZK en de Staatssecretaris van IenW uitgenodigd om met hen samen te werken om te komen tot een systeem voor UPV voor de gevelbouw6. Momenteel zijn de ministeries met de branches in gesprek over het tot stand brengen van een ketenakkoord dat als doel heeft om tot zo’n systeem te komen. De doelen die de branches voor ogen hebben betreffen:

  • Het realiseren van een CO2-reductie van 0,2 Mton CO2-eq in 2030 ten opzichte van het scenario «ongewijzigd handelen».

  • Na het einde-levensduur van een gevel overgaan tot hergebruik van grote onderdelen van gevels, gevelproducten en gevelmaterialen met:

    • gemiddeld 90% abiotisch materialen;

    • een aanvang met cascaderen en/of hergebruik van biotische materialen.

Financiële zekerheid en kolencentrales

Tijdens het AO Externe Veiligheid van 5 juni 2019 (Kamerstuk 29 826, nr. 119) vroeg het lid Von Martels (CDA) naar de toepasbaarheid van de op handen zijnde wijziging van het Omgevingsbesluit omtrent financiële zekerheid bij het voorkomen dat de belastingbetaler opdraait voor de ontmanteling van kolencentrales.

De bepalingen omtrent financiële zekerheid in deze wijziging van het Omgevingsbesluit hebben uitsluitend betrekking op majeure risicobedrijven en specifiek aangewezen activiteiten in de afvalsector. Het instrument financiële zekerheid is ontworpen voor het afdekken van risico’s op milieuschade, niet voor het afdekken van saneringskosten ten behoeve van de energietransitie. Afspraken met betrekking tot ontmanteling van kolencentrales kunnen gemaakt worden door het vergunningverlenend bevoegd gezag met het betreffende bedrijf dat een aanvraag tot intrekking van de vergunning indient. Bevoegd gezag stelt de voorwaarden waaraan de ontmanteling moet voldoen. Zo wordt er bijvoorbeeld bodemonderzoek uitgevoerd en wordt gekeken of alle milieu-relevante stoffen zijn verwijderd. Wanneer nog opruimkosten gemaakt moeten worden dan zijn deze voor het bedrijf en wordt de aanvraag tot intrekking van de vergunning voorlopig geweigerd tot het moment dat alle opruimwerkzaamheden zijn verricht.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven