32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)

Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2017

Tijdens het verzamel algemeen overleg van 15 februari 2017 heb ik toegezegd u te informeren over de voortgang van de grensoverschrijdende samenwerking en u een overzicht te verstrekken van de uitputting van de Europese financiële middelen ten behoeve van grensoverschrijdende samenwerking.1 In de eerste twee delen van deze brief kom ik, mede namens de Ministers van Economische Zaken (EZ), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), en Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW), tegemoet aan die toezeggingen.

In het derde deel van deze brief geef ik u, mede namens de Minister van SZW en de Staatssecretaris van Financiën, op verzoek van uw vaste commissie voor Binnenlandse Zaken een reactie op het rapport van de Vereniging van Belastingwetenschap naar fiscale, sociaalverzekerings- en pensioenaspecten van grensoverschrijdend werken.

1. Voortgang grensoverschrijdende samenwerking

Het rapport van het actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid2 is op 30 januari 2017 aan uw Kamer aangeboden.3 Tijdens het algemeen overleg van 15 februari 2017 is daarover met uw Kamer gesproken. Bij de aanbieding van het rapport heb ik aangekondigd dat het actieteam in 2017 blijft bestaan om de voortgang van de uitvoering van de actieagenda te monitoren, waar nodig op de uitvoering bij te sturen en eventuele nieuwe actiepunten op te pakken. Voorts zal de Minister van BZK uw Kamer jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van de actieagenda op de hoogte brengen. Het eerste voortgangsbericht over de uitvoering van de actieagenda zal begin 2018 naar uw Kamer toegezonden worden. Vooruitlopend daarop schets ik u per thema op hoofdlijnen de stand van zaken van de actieagenda en van de bestuurlijke samenwerking in een door het actieteam geadviseerde meer regionaal gedifferentieerde opzet met onze buurlanden Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.

Om de grensoverschrijdende economie en arbeid te stimuleren heeft het actieteam 15 doelen en 40 actiepunten geformuleerd voor informatievoorziening, arbeidsbemiddeling, onderwijs, bereikbaarheid en ondernemerschap. Voor de volledigheid treft u bijgaand een overzicht van de geformuleerde doelen en actiepunten aan (bijlage4). Het actieteam heeft zich niet gericht op het wegnemen van verschillen in wetgeving tussen landen bij fiscale- socialeverzekerings- en pensioensaspecten. Nederland heeft, net als de omringende landen, voor een nationaal primaat op deze onderwerpen gekozen. Harmoniseren van wetgeving is in het algemeen geen haalbare kaart. De logische consequentie daarvan is dat er tussen landen op deze onderwerpen verschillen zijn en blijven.5 Het actieteam richt zich daarom op informatievoorziening, zodat de verschillen in wetgeving en administratieve praktijken tussen landen inzichtelijk worden en potentiële grenswerkers, afhankelijk van hun persoonlijke situatie, weten wat de gevolgen voor hen zijn van werken en/ of wonen in één van onze buurlanden.6

Alle bij het actieteam betrokken partijen zijn zich bewust van het momentum dat gecreëerd is met de totstandkoming van het rapport met de gezamenlijke actieagenda begin 2017. Zij zijn voortvarend aan de slag met de uitvoering van alle actiepunten. De urgentie wordt ook gesteund door de uitkomsten van het onderzoek van het CPB in november 2016. Het CPB concludeert dat er, uitgaande van de hypothese dat er geen grensbelemmeringen meer zijn, baten zijn voor de werkgelegenheid, lonen en het Bruto Regionaal Product in grensregio’s.7 Voortgang is er bij alle onderwerpen, maar voor alle onderwerpen geldt ook dat er nog veel werk te verzetten is om de gestelde doelen te behalen. De meeste actiepunten vergen in ieder geval de komende jaren aandacht. Dat geldt bijvoorbeeld voor gezamenlijke arbeidsmarktanalyses of het vergroten van het bewustzijn van de mogelijkheden van werken over de grens. Een gedetailleerde stand van zaken per actiepunt volgt begin 2018 met het eerste voortgangsbericht. Daarbij zal het actieteam ook aangeven wat er nodig is om de gestelde doelen te behalen.

Informatievoorziening

De acties bij dit onderwerp zijn: opstellen van één uniforme website, een dekkend netwerk voor persoonlijke informatievoorziening en het organiseren van een evaluatie en borging van de structurele financiering van de informatiestructuur (front- en backoffice). Er is een netwerk van grensinformatiepunten (GIP’s) opgezet en die GIP’s opereren ook onder één website (www.grensinfopunt.eu) en doen o.a. via een gezamenlijke applicatie en databank aan kennisdeling.

Het Ministerie van SZW werkt aan een evaluatie van de totale informatiestructuur en de effectiviteit daarvan, zodat de standpunten en inzichten van alle betrokkenen meegenomen kunnen worden in de besluitvorming over de structurele financiering van de informatiestructuur. De evaluatie zal eind 2017 zijn afgerond. Besluitvorming over de structurele financiering van de gehele informatiestructuur volgt daarna. Het Ministerie van SZW is hierover ook in gesprek met de buurlanden.

Arbeidsbemiddeling

De inzet is erop gericht om arbeidsbemiddelingorganisaties aan beide zijden van de grens structureel samen te laten werken, zodat bij de arbeidsbemiddeling ook gekeken wordt naar de mogelijkheden om in de buurlanden te werken. Daartoe is o.a. inzicht nodig in de arbeidsmarkt over de grens. De afgelopen jaren zijn, volgend uit afspraken in Benelux-verband, onderzoeken beschikbaar gekomen van het PBL en het CBS en statistiekbureaus van de buurlanden, over de arbeidsmarkten in de grensgebieden van Nederland met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen. Er zijn vervolgprojecten in voorbereiding voor het grensgebied Nederland Duitsland (Arbeidsmarkt in de grensregio’s D-NL) en Nederland Vlaanderen (Werkinzicht).

Het Ministerie van SZW heeft voor 2017 per centrumgemeente van de 14 arbeidsmarktregio’s aan de grens € 100.000 beschikbaar gesteld voor grensoverschrijdende arbeidsbemiddeling. Het actieteam zal het effect van de extra impuls in de veertien regio’s volgen.8

Het actieteam steunt regionale initiatieven waarbij zowel informatievoorziening als arbeidsbemiddeling worden aangeboden. Een goed voorbeeld is het Grensinfopunt Aachen-Eurode. Onder andere gemeenten, UWV, Agentur fur Arbeit zitten daar bij elkaar, zodat grenswerkers niet alleen geïnformeerd kunnen worden over de eventuele (financiële) gevolgen van werken over de grens, maar ook daadwerkelijk bemiddeld en begeleid kunnen worden naar werk over de grens.9 Initiatieven waarbij partners aan weerszijden van de grens voor zowel de informatievoorziening als de arbeidsbemiddeling elkaar vinden worden nu ook elders opgezet, zoals in West Brabant, Maastricht en in Enschede.

Onderwijs

De actiepunten gaan over buurtaal- en cultuur, diploma-erkenning en stages en leerplekken. Voor het stimuleren van de Duitse taal en cultuur in het Nederlandse grensgebied met Duitsland zijn er meerdere trajecten in gang gezet, zoals landelijk het plan van aanpak buurtaalonderwijs, het Actieplan Grensoverschrijdend Leren en Werken in Limburg en het project «Vroege Buurtaal» in het Noordelijke grensgebied. Vanuit het in 2016 gestarte plan van aanpak buurtaalonderwijs vindt ondersteuning plaats van schoolbestuurders, overheden en leraren om Duits of Frans in basisscholen in de grensstreek te implementeren. Er vindt inzet plaats van diverse ervaringsdeskundigen. Bijeenkomsten, zoals de conferentie buurtaalonderwijs op 27 september 2017, worden georganiseerd om het buurtaalonderwijs te promoten en direct betrokken scholen te ondersteunen. Het bewustzijn voor goed buurtaalonderwijs kan de komende jaren duidelijk toenemen als de in gang gezette initiatieven, zoals het plan van aanpak buurtaalonderwijs van het nuffic, tot volle uitvoering komen. In het middelbaar beroepsonderwijs heeft de Lerende Euregio veel bereikt met keuzedelen Duits in de beroepscontext.10 Dat moet uiteraard uitmonden in meer aanbod van onderwijs in Duitse taal op Nederlandse scholen, maar ook in groter besef bij ouders en leerlingen van het belang van de buurtaal in met name de grensgebieden. Maar het lerarentekort, dat zich op meerdere plekken en vakgebieden voordoet, is ook hier een praktisch probleem dat zich niet eenvoudig laat oplossen. Inzet van Duitse leraren is één van de mogelijkheden die wordt bekeken.

De erkenning van diploma’s en van beroepskwalificaties is een complex vraagstuk dat uiteenvalt in een aantal te onderscheiden categorieën. De focus van het actieteam richt zich op erkenning van diploma’s voor de MBO-beroepen, omdat diploma’s van hogere beroepsopleidingen en wetenschappelijke opleidingen minder erkenningsproblemen geven. Een aantal diploma’s voor (gereguleerde) beroepen is automatisch erkend. Daarnaast gelden er regimes voor gereguleerde en voor niet-gereguleerde beroepen.

Bij niet-gereguleerde beroepen beoordelen werkgevers of een kwalificatie van een werkzoekende uit een ander land voldoende is om het beroep uit te kunnen oefenen. Geautoriseerde beschrijvingen van de Lernende Euregio11, en samenwerkingstrajecten van onderwijsinstellingen met instellingen en werkgevers over de grens, zijn hiervoor opgezet.

Voor gereguleerde beroepen moet, behoudens waar sprake is van een automatische erkenning op basis van Europese regelgeving, een formele erkenning van het diploma worden aangevraagd. De looptijd van procedures en het wederzijdse vertrouwen in elkaars opleidingen vergen allemaal verbetering, bovendien zijn de kosten in bepaalde gevallen hoog. Het Ministerie van OCW voert daarover bilaterale en multilaterale gesprekken met de partners in de buurlanden. De bereidheid van de buurlanden om de erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties aan te pakken is toegenomen.

Bereikbaarheid

Voor het verbeteren van het grensoverschrijdend openbaar vervoer en de infrastructuur concludeerde het actieteam dat voor elke grensregio een structureel grensoverschrijdend overleg met de buurlanden moet worden ingevoerd, zodat niet alleen de nationale en regionale infrastructuurplanning beter op elkaar raken afgestemd, maar ook gezamenlijk wordt geïdentificeerd waar nog verbeteringen in de grensoverschrijdende infrastructuur kunnen plaatsvinden en hoe en wie dat zouden kunnen realiseren. Nederland en Noordrijn-Westfalen hebben al tien jaar een mobiliteitsoverleg voor de operationele en bestuurlijke afstemming over grensoverschrijdende infrastructuur.

Vlaanderen en Nederland zijn, in navolging van de afspraken die daarover zijn gemaakt tijdens de Vlaams- Nederlandse top van november 201612, gezamenlijk gestart met de ontwikkeling van een Grenslandagenda MIRT voor het structureel overleg bij ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur van wederzijds belang.

Ondernemerschap

Het actieteam heeft bij drie opgaven acties bepaald op het gebied van grensoverschrijdend ondernemerschap: het verbeteren van de informatievoorziening en dienstverlening, grensoverschrijdende samenwerking bedrijfsleven en onderwijs stimuleren en het wegnemen van administratieve lasten en juridische belemmeringen. Het miniserie van EZ heeft opdracht gegeven voor het uitvoeren van een klantenreis (customer journey) grensoverschrijdend ondernemen. Ervaringen en behoeften van ondernemers in de grensstreek worden hierbij geanalyseerd en inzichtelijk gemaakt. Op basis hiervan wordt informatie en dienstverlening verder verbeterd. Ook de grensprovincies hebben op dit vlak initiatieven genomen richting de buurlanden. De provincies in Noord-Nederland hebben dit opgepakt met partners als de Eems Dollard Regio en de Industrie- und Handelskammer in Nedersaksen. Overijssel, Gelderland, Limburg en Brabant hebben hun samenwerkingsambities gepresenteerd aan het Wirtschaftsministerium in Noordrijn-Westfalen. MKB-Nederland en VNO-NCW zijn via hun regionale organisaties actief in het voortzetten en uitbreiden van activiteiten gericht op voorlichting, netwerken en coaching van het bedrijfsleven in de grensregio’s. De Kamer van Koophandel adviseert en informeert ondernemers over internationaal ondernemen en organiseert regelmatig met partner organisaties over de grens Road2Germany en Road2Belgium bijeenkomsten en de jaarlijkse Duits-Nederlandse en Vlaamse-Nederlandse handelsdag.

De INTERREG A programma’s spelen een belangrijke rol bij het stimuleren van de grensoverschrijdende samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, zie verder punt 2 in deze brief.

De Ministeries van EZ en I&M hebben een verzoek gericht aan de Inspectieraad om een inventarisatie uit te voeren naar de bestaande formele en informele overlegstructuren van inspectiediensten en vergunningverleners in de grensstreek met hun collega diensten in het aanliggende grensgebied van Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen, Wallonië en Vlaanderen. Dit is een eerste stap om na te kunnen gaan waar behoefte is aan intensivering. Het meldpunt regelgeving bij het Ondernemersplein en initiatieven zoals de maatwerkaanpak regeldruk, uitvoering experimentenwet gemeenten en het programma Ruimte in Regels worden gebruikt voor het ontvangen van concrete signalen van bedrijven over de (beleefde) werking van de wet in de grensregio. De Ministeries van I&M, EZ en BZ voeren dit najaar met Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen gesprekken om de stand van zaken uit te wisselen op het brede terrein van de «circulaire economie». Hieronder valt de dialoog over het omgaan met grondstoffen, alsmede de grensoverschrijdende afvalstromen en bestaande belemmeringen.

Citydeal Eurolab

In het kader van het interbestuurlijk, tevens interdepartementaal, initiatief Agenda Stad wordt sinds enige tijd ook gewerkt aan de Citydeal Eurolab met als doel grensoverschrijdend werken, leren en ondernemen te versnellen. In de Citydeal wordt samengewerkt met de Ministeries van EZ, OCW, SZW, de provincie Limburg, Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen, de Stichting Limburg Economic Development, de Brightlands campussen en Maastricht University.

Governance

De sociaal-economische opgaven, waar de grensgebieden van Nederland met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen mee te maken hebben, verschillen en dat geldt ook voor de taal, cultuur en de bestuurlijke organisatie in de buurlanden. Die verschillen tussen de grensregio’s rechtvaardigen een meer thematisch en regionaal gedifferentieerde aanpak met onze buurlanden. Op mijn verzoek zijn de commissarissen van de Koning van Zeeland, Limburg en Overijssel daarom, in hun hoedanigheid als Rijksheer, bezig om samen met hun collega’s uit Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen, voorstellen uit te werken voor een gezamenlijke governance van de grensoverschrijdende samenwerking. In die governance participeert de rijksoverheid vanzelfsprekend ook. Het Ministerie van BZK zal in ieder geval participeren in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, niet alleen om de samenwerking met de vakdepartementen in Den Haag te bevorderen, maar ook voor de contacten met de overheden in de buurlanden. Daarop vooruitlopend zullen het Ministerie van BZK en de grensprovincies vanaf begin 2018 de voortgang van het werk van het actieteam monitoren en waar nodig bijsturen op de uitvoering. Het actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid zal, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, in het kalenderjaar 2017 nog blijven bestaan.13 Zodra de vernieuwde governance samen met de verschillende buurlanden is opgezet, zal die monitoring en sturing logischerwijs in die setting plaats gaan vinden.

2. Europese financiële middelen ten behoeve van grensoverschrijdende samenwerking

Via de vier INTERREG A-programma’s investeren de Europese Unie, het Ministerie van Economische Zaken (EZ), de provincies en de overheden in de buurlanden gezamenlijk een miljard euro in grensoverschrijdende economie in de periode 2014–2020.14 De bijdrage van het Ministerie van EZ heeft een omvang van € 49 miljoen. De grensoverschrijdende projecten richten zich o.a. op innovatie en efficiënt omgaan met grondstoffen en energie. De belangrijkste doelgroepen zijn het mkb en de kennisinstellingen. Binnen elk INTERREG programma is budget beschikbaar voor grensarbeid, mobiliteit en de grensoverschrijdende arbeidsmarkt

De programma’s zijn inmiddels volop in uitvoering. Meerdere projecten zijn goedgekeurd. Bij de programma’s gezamenlijk is aan projecten tot en met 2016 voor circa € 280 miljoen aan EU budget gecommitteerd. De Tweede Kamer wordt regulier over de voortgang geïnformeerd middels de Bijlage Europese geldstromen in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Ministerie van EZ. Aanvullend daarop zal vanaf dit najaar informatie over de voortgang bij de programma’s beschikbaar worden gesteld via de monitor bedrijvenbeleid van EZ, die te vinden is op https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl/. Meer informatie over de afzonderlijke projecten staat op https://www.europaomdehoek.nl/.

3. Onderzoek grenswerkers: fiscale, socialezekerheids- en pensioenaspecten

De Vereniging voor Belastingwetenschap heeft in het tweede kwartaal van 2017 het rapport van haar Commissie grenswerkers gepubliceerd, getiteld «Grenswerkers in Europa. Een onderzoek naar de fiscale, sociaalverzekerings- en pensioenaspecten van grensoverschrijdend werken».15 De Vereniging heeft het rapport besproken op 28 juni 2017.

Het rapport gaat achtereenvolgens in op het juridische speelveld waarmee grenswerkers te maken hebben, het woon- en vestigingsplaatsbegrip, de actieve grenswerker en de inactieve grenswerker. Volgens het rapport bestaat dé grenswerker niet en kan onderscheid worden gemaakt tussen de klassieke grenswerker, de «(highly) mobile worker», de internationaal gedetacheerde werknemer, de zelfstandige grenswerker en de postactieve grenswerker. De diverse grenswerkers worden geconfronteerd met verschillende problemen, voor de oplossing waarvan in veel gevallen maatwerk nodig is, aldus nog steeds het rapport. In totaal komt de Commissie grenswerkers tot 39 aanbevelingen om de positie van de grenswerker te verbeteren. Deze aanbevelingen zijn zeer divers. Ze zien onder meer op informatievoorziening, verzoeken om nadere onderzoeken (al dan niet op Europees niveau), om duidelijkere definities en criteria, om betere afstemming van belastingheffing en premieheffing, om oplossingen voor specifieke groepen en om wijziging van Europese verordeningen.

Vanwege de demissionaire status van het kabinet is het geven van een inhoudelijke reactie op de aanbevelingen niet opportuun. Wel zal ik enkele meer algemene en feitelijke opmerkingen maken over onderwerpen waarop de aanbevelingen zien en zal ik verwijzen naar (lopende) discussies met uw Kamer over deze onderwerpen.

Het kabinet heeft met veel interesse en waardering kennisgenomen van dit omvangrijke, gedegen en deskundige onderzoek. Zoals eerder in deze brief uiteengezet hechten Nederland en andere EU-lidstaten aan nationale bevoegdheid voor het sociaal-economisch en fiscaal beleid, zoals op het gebied van de organisatie van de arbeidsmarkt, loonvorming, sociale zekerheid en pensioenen. Over de complexe problematiek van fiscale, sociaalverzekerings- en pensioenaspecten voor grenswerkers wordt al jaren gediscussieerd. De complexiteit schuilt in de omstandigheid dat grenswerkers aan twee verschillende rechtsstelsels zijn onderworpen, en niet goed vergelijkbaar zijn met mensen die in één land wonen en werken. De potentiële grenswerker kan, afhankelijk van zijn persoonlijke situatie, (financieel) voor- of nadeel ondervinden van werken over de grens. Aanbeveling 1 in het rapport heeft betrekking op goede informatievoorziening. Het kabinet heeft eerder aangegeven fors in te zetten op het optimaliseren van de informatievoorziening voor grenswerkers, zodat de verschillen inzichtelijk worden en een (potentiële) grenswerker niet voor verrassingen komt te staan.16

In het rapport wordt een (grens)effectentoets door de wetgevende en uitvoeringsinstanties bepleit bij de totstandkoming van wetgeving en administratieve procedures inzake grenswerkers (aanbeveling nr. 2). Over grenseffecten heb ik uw Kamer geschreven dat in Nederland geldt dat nieuwe wet- en regelgeving altijd moet voldoen aan het Integrale Afwegingskader (IAK). Het IAK bepaalt dat er antwoord gegeven moet worden op zeven vragen. Eén van die vragen is: Wat zijn de gevolgen? Als er gevolgen zijn, grenseffecten of anderszins, dan dienen die in de toelichting op de voorgenomen wet- en regelgeving zichtbaar te zijn gemaakt. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toetst vanuit zijn verantwoordelijkheid voor goed openbaar bestuur, of bij nieuw beleid of regelgeving, in gevallen waarin dit aan de orde kan zijn, grenseffecten (mede) in beschouwing zijn genomen.17

Nederland zet in op het maken van bilaterale of multilaterale afspraken over fiscale en socialezekerheidsaspecten. Dat uit zich bijvoorbeeld in bilaterale belastingverdragen, maar ook in de EU-verordening voor de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels (Verordening (EG) nr. 883/2004). Met deze internationale afspraken wordt mede beoogd om ongewenste effecten van verschillende inkomstenbelastingstelsels of sociale zekerheidsstelsels voor grenswerkers te voorkomen.

Omdat oplossingen voor grenswerkers veelal bilateraal of in EU-verband moeten worden bereikt, leidt dat soms ook tot andere uitkomsten dan waar het kabinet zich voor heeft ingezet. Zo is al eens het opnemen van het bruto loon op de zogenaamde A1-verklaring voor gedetacheerde werknemers in EU-verband besproken (zie ook aanbeveling 14 in het rapport). Dat is niet haalbaar gebleken.

Een ander voorbeeld waarbij de oplossing moet worden gevonden in bilateraal verband is het zogenoemde hooglerarenartikel in het belastingverdrag met België (zie aanbeveling 17 in het rapport). Nederland heeft deze problematiek inmiddels bij de onderhandelingen van het Nederlands-Belgische belastingverdrag aan de orde gesteld.18 Het betrekken van sociale zekerheidsexperts bij de onderhandelingen met België en Duitsland (aanbeveling nr. 10) is een punt dat al in de praktijk wordt gebracht en waarmee o.a. wordt nagestreefd om waar mogelijk discoördinatie tussen belasting- en premieheffing te voorkomen.

Een aantal van de onderwerpen waar de commissie grenswerkers aanbevelingen over heeft gedaan komt terug in de herziening van de Europese regels over de coördinatie van sociale zekerheid.19 Daartoe heeft de Europese Commissie (hierna: EC) op 13 december 2016 een voorstel gepubliceerd voor wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004, waarop het kabinet zijn standpunt en inzet heeft bekendgemaakt in een BNC-fiche.20 Ook de arbeidsrechtelijke kant van grensoverschrijdend werk wordt op dit moment in Europa herzien en daar hebben aanbevelingen 18 en 22 betrekking op. De Europese Commissie heeft op 8 maart 2016 een voorstel tot herziening van de detacheringsrichtlijn gepubliceerd. Dit voorstel is er op gericht het vrij verkeer van diensten te bevorderen door onduidelijkheid over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden voor gedetacheerde werknemers weg te nemen en een gelijk speelveld te creëren. Het standpunt en de inzet van het kabinet is weergegeven in een BNC-fiche.21

Dit alles laat onverlet dat de positie van grenswerkers permanent aandacht vergt om te voorkomen dat zij met nieuwe knelpunten worden geconfronteerd. Het rapport van de Vereniging voor Belastingwetenschap kan daarin een bijdrage leveren.

Tenslotte

De grensoverschrijdende samenwerking, zoals op het gebied van economie en arbeid, kan verbeterd worden door een aanpak waarbij met oog voor regionale verschillen enerzijds en samenhang tussen diverse onderwerpen anderzijds, maatwerk gemaakt en toegepast wordt. Daarbij is van belang dat niet alleen maatregelen die aanpassing vergen van wet- en regelgeving worden meegenomen, maar vooral ook aanpassingen in de huidige praktijk in ogenschouw worden genomen. Verbetering van de informatievoorziening, arbeidsbemiddeling, bereikbaarheid, buurtaalonderwijs, bewustzijn van de mogelijkheden over de grens en inzet van compensatiemaatregelen zijn vaak mogelijk zonder dat wet- of regelgeving aangepast moet worden. Het is niet gezegd dat het daarmee eenvoudig is; de acties vergen inzet en samenwerking van meerdere partijen in Nederland en de buurlanden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstuk 32 851, nr. 34

X Noot
2

Het actieteam staat onder voorzitterschap van dhr. Matthijs Huizing en bestaat verder uit vertegenwoordigers van euregio’s, gemeenten, provincies, ministeries, en het MKB-NL.

X Noot
3

Kamerstuk 32 851, nr. 34

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Negatieve gevolgen van verschillen bij inkomstenbelasting kunnen wel gecompenseerd worden. Zie daarvoor deel 3 van deze brief

X Noot
6

Het CPB stelt overigens dat institutionele verschillen, zoals verschillen in wetgeving, en (niet door beleid gecompenseerde) verschillen in belasting- en pensioensystemen, een barrière vormen, maar dat het, ondanks dat hier nog geen consensus over is in de literatuur, erop lijkt dat deze belemmering minder belangrijk is dan bijvoorbeeld taal- en cultuurverschillen. CPB, notitie 23 november 2016: De arbeidsmarkt aan de grens met en zonder grensbelemmeringen, pagina 4. https://www.cpb.nl/publicaties

X Noot
7

CPB, notitie 23 november 2016: De arbeidsmarkt aan de grens met en zonder grensbelemmeringen. https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Notitie-23nov2016-De-arbeidsmarkt-aan-de-grens-met-en-zonder-grensbelemmeringen_0.pdf

X Noot
8

Meicirculaire gemeentefonds 2017

X Noot
11

Een geautoriseerde beschrijving is een, door bevoegde opleidingsinstanties goedgekeurde, vergelijkende beschrijving van de opleidingsprofielen van een beroep in Nederland en Duitsland. De vergelijkende beschrijving wordt gemaakt aan de hand van de competenties waarover men dient te beschikken op basis van vakdiploma's. De beschrijving wordt opgesteld door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Arbeidsmarkt (KBA), de Ler(n)ende Euregio, de Niederrheinische IHK in Duisburg en het kenniscentrum van de betreffende bedrijfstak. http://lerende-euregio.com/nl/ler(n)ende-euregio/geautoriseerde-beschrijving-en-euregionaal-certificaat

X Noot
13

Kamerstuk 32 851, nr. 34

X Noot
14

Kamerstuk 32 851, nr. 27.

X Noot
15

Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap,no. 257. ISBN: 978-90-825275-1–3

X Noot
16

Zie bijvoorbeeld Aanhangsel Handelingen 2016/17, nr. 1437, blz. 1–2.

X Noot
17

Kamerstuk 32 851, nr. 29

Kamerstuk 32 851, nr. 30

X Noot
18

Zie in dit kader ook: Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 129.

X Noot
19

Zie aanbeveling 13, 14, 15, 22, 23, 25, 28, 35, 36 en 38.

X Noot
20

Kamerstuk 22 112, nr. 2299.

X Noot
21

Kamerstuk 22 112, nr. 2104.

Naar boven