32 849 Mijnbouw

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 januari 2017

Tijdens het ordedebat op 22 november jl. heeft uw Kamer verzocht om een brief over het aantal klachten inzake de afwikkeling van schademeldingen door mijnbouwondernemingen (buiten het aardbevingsgebied in Groningen) (Handelingen II 2016/17, nr. 25, item 20). Tijdens het vragenuur van 22 november jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 25, item 5) heb ik toegezegd een rapport van Witteveen+Bos over de gevolgen van een aardbeving bij Emmen op 30 september 2015 voor te zullen leggen aan de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en na te zullen gaan wat de detectiegrens is voor de registratie van aardbevingen bij Emmen. Hierbij geef ik invulling aan het verzoek van uw Kamer en aan mijn toezeggingen.

Afwikkeling schadeclaims

De afwikkeling van claims over schade door gaswinning is een private aangelegenheid tussen gasproducenten en claimanten. Ik heb daar geen bemoeienis mee (zie bijlage 1 voor een beschrijving van de algemene procedure bij schade als gevolg van delfstoffenwinning). Als gevolg daarvan heb ik ook geen zicht op klachten die claimanten hebben over de afwikkeling van hun claims. Waar ik wel zicht op heb, is het aantal claimanten dat zich voor advies wendt tot de Technische commissie bodembeweging (Tcbb). Doorgaans doen claimanten dat omdat ze het niet eens zijn met de manier waarop hun schade is beoordeeld door de gasproducent. Uit de jaarverslagen van de Tcbb blijkt dat in 2012 geen adviesaanvragen zijn ingediend; in 2013 zijn er 2 en in 2014 zijn er 9 adviesaanvragen ingediend (het jaarverslag over 2015 is nog niet gepubliceerd). Het gaat dan om adviesaanvragen in de gaswinningsgebieden in Noord-Nederland, met uitzondering van de provincie Groningen. De genoemde aantallen zijn klein en geven mij geen aanleiding tot verontrusting.

De ervaring leert dat burgers die schade ondervinden door delfstofwinning moeite hebben om te achterhalen waar zij hun claim kunnen indienen. Om die reden heb ik besloten om één landelijk loket voor mijnbouwschade in te stellen. Dat loket is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en gaat per 1 januari 2017 van start. Dit loket gaat ervoor zorgen dat burgers en ondernemingen met hun schadeclaims bij de juiste instantie terecht komen. Een casemanager van het loket bewaakt de voortgang en houdt in de gaten of de claims naar behoren en binnen een redelijke termijn worden afgewikkeld. Voor nadere details over de functie en werking van het loket verwijs ik naar de brief die ik op 24 juni 2016 aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstuk 32 849, nr. 79). Ik ga ervan uit dat met dit landelijke loket het aantal klachten over de afwikkeling van schadeclaims zal afnemen.

Monitoring aardbevingen bij Emmen

Tijdens het vragenuur van 22 november jl. heeft uw Kamer gevraagd of aardbevingen bij Emmen goed worden gemonitord. Ik heb toegezegd dat ik zou bezien of er qua monitoring van aardbevingen een bijzondere reden is om in Emmen iets anders te doen dan op andere plekken. Ik heb aan het KNMI gevraagd om in kaart te brengen wat de minimale sterkte (magnitude) is van aardbevingen die door het KNMI-netwerk (2016) gedetecteerd kunnen worden. Ook heb ik gevraagd om een kaart met de minimale sterkte (magnitude) van aardbevingen die door het KNMI netwerk gelokaliseerd kunnen worden, dat wil zeggen waarvan de locatie van het epicentrum nauwkeurig bepaald kan worden. Beide kaarten heb ik bij deze brief gevoegd (bijlage 2 en 3). Uit de kaartjes van het KNMI kan worden afgeleid dat het huidige netwerk van het KNMI in staat is om bevingen in Emmen met een magnitude tussen de 1,0 en 1,5 (en ook groter dan 1,5) op de schaal van Richter met zekerheid te detecteren en te lokaliseren. Uit de kaartjes van KNMI blijkt ook dat zeer kleine bevingen met een magnitude tussen 0,5 en 1,0 op de schaal van Richter gedetecteerd kunnen worden, maar niet allemaal nauwkeurig gelokaliseerd kunnen worden.

Op grond van de kaartjes van het KNMI kom ik tot de conclusie dat we in de gaswinningsgebieden in Noord-Nederland beschikken over een netwerk waarmee alle bevingen met een magnitude tussen 1,0 en 1,5 (en groter) op de schaal van Richter met zekerheid worden gedetecteerd en gelokaliseerd. Er zijn gebieden waar de registratiegrenzen nog lager liggen door bijzondere omstandigheden, te weten de gaswinning in Groningen, ondergrondse gasopslag (Bergermeer, Alkmaar, Norg, Grijpskerk) en waterinjectie (Twente). Bij Emmen is geen sprake van een bijzondere situatie in vergelijking met andere gasvelden in Noord-Nederland. Daarom zie ik vooralsnog geen aanleiding om het KNMI-netwerk aldaar te laten aanpassen.

Mijn tweede toezegging tijdens het vragenuur op 22 november jl., namelijk om het rapport van Witteveen+Bos over de gevolgen van een aardbeving bij Emmen op 30 september 2015 voor te leggen aan de Tcbb, heb ik inmiddels gestand gedaan. Zodra ik de review van de Tcbb heb ontvangen, zal ik die ter kennis brengen van uw Kamer.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Bijlage 1 – Hoofdlijnen procedure bij schade door winning van delfstoffen en aardwarmte

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet in 2003 is tevens het Burgerlijk Wetboek gewijzigd. Het boek 6, artikel 177, van het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd dat de exploitant van een mijnbouwwerk aansprakelijk is voor de schade die onder meer ontstaat door de beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van dat werk. De exploitant van een mijnbouwwerk is de houder van een opsporings- of winningsvergunning voor delfstoffen of aardwarmte. Met andere woorden: een mijnbouwonderneming (gasproducent, zoutproducent, aardwarmteproducent) is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn activiteiten veroorzaakt.

Als iemand meent schade te hebben door de activiteiten van een mijnbouwonderneming, dan kan hij een (gemotiveerde) schadeclaim indienen bij de betreffende onderneming. De mijnbouwonderneming laat dan een technisch onderzoek uitvoeren, vormt zich een oordeel, en maakt zijn oordeel kenbaar aan de claimant. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden: de claimant conformeert zich aan het oordeel van de mijnbouwonderneming of de claimant vecht het oordeel van de mijnbouwonderneming aan.

Als de claimant het oordeel van de mijnbouwonderneming aanvecht, dan heeft hij verschillende mogelijkheden om zijn claim opnieuw te laten beoordelen. Hij kan zijn claim aanhangig maken bij de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) of bij de rechter. De meeste claimanten kiezen voor de Tcbb, omdat deze commissie laagdrempelig is en speciaal in het leven is geroepen om te beoordelen of de schade een causaal verband heeft met delfstofwinning, of dat er andere oorzaken in het spel zijn. De Tcbb bestaat uit onafhankelijk deskundigen, die beschikken over de specifieke kennis en ervaring om deze beoordeling te kunnen maken. De Tcbb geeft zijn oordeel in de vorm van een advies, dat de claimant kan gebruiken om zijn meningsverschil met de mijnbouwonderneming te beslechten. Tot nu toe hebben de mijnbouwondernemingen het advies van de Tcbb altijd gevolgd. Als de claimant het niet eens is met het advies van de Tcbb kan hij zijn claim voorleggen aan de rechter.

De manier waarop de Tcbb te werk gaat staat nauwkeurig beschreven op de website van de commissie: www.tcbb.nl. Om te voorkomen dat de Tcbb wordt ingeschakeld voor onbetekenende zaken is aan het inschakelen van de Tcbb een toegangsbedrag verbonden van € 90,00 voor natuurlijke personen en € 181,00 voor anderen. Het bedrag wordt teruggestort als de Tcbb adviseert tot een schadevergoeding hoger dan het bedrag dat de mijnbouwonderneming aan de claimant heeft geboden.

Bovenstaande procedure is algemeen van toepassing in alle gebieden waar (diepe) delfstoffen en aardwarmte wordt gewonnen. In de provincies Groningen en Friesland is het tevens mogelijk om gebruik te maken van specifieke procedures. Zo kan in Groningen de schade door aardbevingen aanhangig worden gemaakt bij het Centrum voor Veilig Wonen (CvW). Voor schade door bodemdaling als gevolg van gaswinning kan men zich wenden tot de Commissie Bodemdaling door Aardgaswinning. De provincie Friesland kent een vergelijkbare commissie: de Commissie bodemdaling aardgaswinning Fryslân.

Inlichtingen over gevolgen van mijnbouwactiviteiten

Naast het geven van adviezen over concrete schadegevallen behoort het ook tot de taak van de Tcbb om, zoals de Mijnbouwwet aangeeft (artikel 114, lid c), «degene bij wie schade is te verwachten door bodembeweging die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van mijnbouwactiviteiten, desgevraagd kosteloos inlichtingen te verstrekken over het verband tussen de bodembeweging en de mijnbouwactiviteiten.» Met andere woorden, als iemand niet goed kan beoordelen of delfstofwinning of aardwarmtewinning bij hem in de buurt schade zou kunnen veroorzaken, dan kan hij zich laten informeren door de Tcbb. Daarmee beschikt de burger over onafhankelijke informatie, die hij zo nodig kan gebruiken in zijn contacten met de mijnbouwonderneming.

Eén landelijk loket voor mijnbouwschade

De praktijk wijst uit, dat het voor burgers en ondernemers soms lastig is om te achterhalen wat de precieze oorzaak is van schade door bodembeweging en bij wie hiervoor eventueel een schadeclaim kan worden ingediend. Dit speelt met name in situaties waarin sprake is van een samenloop van meerdere vormen van mijnbouwactiviteiten: gaswinning, oliewinning, zoutwinning, gasopslag, waterinjectie en aardwarmtewinning. Om die reden is er één landelijk loket voor mijnbouwschade ingesteld.

Het loket verstrekt informatie en zorgt ervoor dat burgers en ondernemingen met hun schadeclaim op het goede adres terecht komen. De casemanager van het loket bewaakt de voortgang en houdt in de gaten of de claim naar behoren en binnen een redelijke termijn wordt afgewikkeld. Het loket wordt ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en is vanaf 1 januari 2017 operationeel.

Hoewel het loket mijnbouwschade landelijk is, worden claims of vragen van de inwoners van de provincie Groningen afgehandeld door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Nadere details over de functie en de werking van het landelijk loket zijn vermeld in een brief van de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 24 juni 2016 (Kamerstuk 32 849, nr.79).

Bijlage 2

Minimale magnitude van aardbevingen die door het KNMI netwerk (2016) gedetecteerd kunnen worden.

Bijlage 3

Minimale magnitude van aardbevingen die door het KNMI netwerk (2016) gelokaliseerd kunnen worden.

Naar boven