32 849 Mijnbouw

Nr. 19 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2013

In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de start van de terinzagelegging van het ontwerpinstemmingsbesluit met het winningsplan Havenmond van Frisia Zout B.V. (hierna: Frisia) voor zoutwinning onder de Waddenzee vanaf het bedrijfsterrein van Frisia te Harlingen, en de start van de vergunningprocedure op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: NBwet).

Het politiek-bestuurlijk voortraject

Over de zoutwinning in Noordwest-Friesland is in de afgelopen jaren, zowel in de regio als in uw Kamer, al veelvuldig gesproken.

De toenmalig Minister van Economische Zaken heeft bij brief van 11 juni 2009 aan uw Kamer te kennen gegeven inzicht te willen hebben in de milieueffecten van zoutwinning onder de Waddenzee, voorafgaand aan de te nemen besluiten inzake onder andere de mijnbouw winningsvergunningaanvraag van Frisia (Kamerstuk 31 349, nr. 15). Hiertoe zijn adviezen ingewonnen van de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.), de Mijnraad, TNO, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de Technische commissie bodembeweging (Tcbb). Deze adviezen zijn bij brief van 8 juli 2011 toegestuurd aan uw Kamer (Kamerstuk 32 849, nr. 1). De Commissie m.e.r. heeft in haar toetsingsadvies aangegeven van oordeel te zijn dat alle essentiële informatie om het milieubelang een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming in het MER aanwezig is. In het MER zijn diverse varianten voor de zoutwinning onderzocht: geheel onder land, deels onder land en deels onder de Waddenzee, en geheel onder de Waddenzee. De Commissie m.e.r. geeft in haar toetsingsadvies aan dat zoutwinning geheel onder de Waddenzee het meest milieuvriendelijke alternatief is.

Op 3 november 2011 heeft het Bestuurlijk Overleg geleid tot een regionaal politiek-bestuurlijk akkoord om verdere zoutwinning op land in Noordwest Friesland te voorkomen en de zoutwinning, voor zover passend binnen de natuurgrens, zo snel mogelijk te verplaatsen naar de Waddenzee. De belangrijkste elementen van dit akkoord zijn:

  • a. voortzetting tot eind 2021 van de zoutwinning op land in het huidige winningsgebied Barradeel II tot een bodemdaling van maximaal 30 centimeter. Dit is de al eerder toegestane grens,

  • b. verlening van de winningsvergunning voor het gebied Havenmond,

  • c. instemming door alle betrokkenen met het gebiedsproject voor Barradeel II, en

  • d. intrekking van de winningsvergunningaanvraag voor het gebied Oost/Slappeterp.

Daarbij heeft Frisia toegezegd, bovenop de € 13 miljoen die Frisia al zou bijdragen aan het gebiedsproject, nog € 2 miljoen extra te willen bijdragen voor aanvullingen op het gebiedsproject.

Dit akkoord laat onverlet dat Frisia ook een vergunning op grond van de NBwet dient aan te vragen en de procedure hiervoor nog zal moeten doorlopen alvorens tot zoutwinning onder de Waddenzee te kunnen overgaan.

Bij brief van 27 oktober 2011 (Kamerstuk 32 849, nr. 3) is uw Kamer over bovengenoemd politiek-bestuurlijk akkoord geïnformeerd. Met uw Kamer is hierover gesproken tijdens de overleggen op 27 oktober 2011 en op 9 november 2011 (Kamerstukken 32 849, nr.»s 7 en 8). Het bereikte akkoord in het Bestuurlijk Overleg over de zoutwinning in Noordwest Friesland is daarbij door uw Kamer positief ontvangen. Wel is door een aantal fracties gewezen op het belang van een goede bescherming van de natuurwaarden van dit gevoelige gebied bij toekomstige zoutwinning onder het wad.

Op 2 januari 2012 heeft mijn voorganger de winningsvergunning voor zoutwinning in het gebied Havenmond aan Frisia verleend op basis van de uitkomst van het Bestuurlijk Overleg Gas- en Zoutwinning Noordwest-Friesland, de uitkomst van de diverse uitgebrachte adviezen en de overleggen met uw Kamer van 27 oktober 2011 en 9 november 2011.

In vervolg hierop heeft Frisia op 20 maart 2012 een winningsplan voor de zoutwinning in het gebied Havenmond ingediend; een geactualiseerde versie van dit winningsplan is ingediend op 20 december 2012. Dit winningsplan is getoetst door SodM, TNO en de Tcbb. Zij adviseren mij om onder een aantal randvoorwaarden in te stemmen met het geactualiseerde winningsplan Havenmond.

Aangaande bovengenoemde politiek-bestuurlijk akkoord is de verwachting dat in oktober 2013 de betrokken bestuursorganen hun definitieve goedkeuring zullen verlenen aan het gebiedsproject voor Barradeel II. Daarna zal Frisia haar winningsvergunningaanvraag voor het gebied Oost/Slappeterp intrekken.

Toetsing aan PKB Waddenzee en Natuurbeschermingswet

Zoals uiteengezet in de brief aan uw Kamer van 8 juli 2011 (Kamerstuk 32 849, nr. 1) onder het kopje «Winningsvergunningaanvraag Havenmond» dient in de besluitvorming geborgd te worden dat de instandhoudingsdoelen voor het betreffende deel van de Waddenzee door de delfstofwinning niet in het geding komen. De winning van zout onder het wad, aanvullend op de reeds bestaande gaswinning door Vermilion Oil and Gas Netherlands B.V. (hierna: Vermilion), kan pas aan de orde zijn nadat is zekergesteld dat de natuur daarvan geen schade ondervindt.

De planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee (Kamerstukdossier 26 431, hierna: PKB) geeft aan dat gaswinning onder de Waddenzee onder randvoorwaarden (zoals «Hand aan de Kraan») kan worden toegestaan.

Over de winning onder de Waddenzee van overige diepe delfstoffen, zoals zout, is de PKB meer terughoudend. Dit impliceert een zwaardere verantwoordingsplicht. Bij initiatieven voor zowel gas- als zoutwinning onder de Waddenzee geldt dat de natuur- en milieueffecten dienen te voldoen aan strenge toetsingscriteria voordat vergunning kan worden verleend. De PKB verwijst naar de NBwet als toetsingskader voor effecten op natuur. Kort samengevat houdt dit in dat een vergunning op grond van de NBwet pas kan worden verleend als op basis van de meest recente wetenschappelijke kennis is aangetoond dat geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura2000-gebied Waddenzee plaatsvindt.

Toedeling van gebruiksruimte aan zoutwinning en gaswinning

Ik maak in deze brief ook graag gebruik van de gelegenheid om helderheid te verschaffen over de toedeling van gebruiksruimte aan de zoutwinning van Frisia en de gaswinning van Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. (hierna: Vermilion) in het westelijk deel van de Waddenzee. Dit naar aanleiding van vragen vanuit uw Kamer aan de Staatssecretaris van Economische Zaken tijdens het AO Noordzee en Waddenzee op 24 april jl. Kort samengevat blijft de bodemdalingssnelheid van de voorgenomen zout- en gaswinning samen binnen de gebruiksruimte van de Waddenzee. Een afweging omtrent de toedeling van gebruiksruimte is dus niet nodig. De beschikbare gebruiksruimte is voldoende voor beide activiteiten.

Dit kan als volgt worden toegelicht. In het kader van de advisering van SodM en TNO over het geactualiseerde winningsplan Havenmond van Frisia voor zoutwinning onder de Waddenzee is nadrukkelijk gekeken naar de bodemdalingssnelheden die de initiatieven van Vermilion en Frisia met zich meebrengen, in relatie tot de gebruiksruimte.

Voor de kombergingsgebieden Vlie en Marsdiep wordt uitgegaan van het meegroeivermogen van 5 mm/jaar. Het meegroeivermogen betreft hierbij het overschot aan zand dat door het getij netto wordt geïmporteerd in de Waddenzee. Uitgaande van de zeespiegelstijgingssnelheid zoals vastgesteld voor de periode 2011–2016, bedraagt de beschikbare gebruiksruimte tot 2016 circa 2 mm/jaar. Vóór 1 januari 2016 zal deze gebruiksruimte, op basis van de dan geldende verwachtingen voor de zeespiegelstijgingssnelheid, opnieuw worden vastgesteld voor de periode 2016–2021. Dit herhaalt zich elke vijf jaar.

Geconcludeerd is dat tot 1 januari 2016 voor gaswinning van Vermilion kan worden uitgegaan van een reservering voor een bodemdalingssnelheid van 0,4 mm/jaar. Dit betreft de bestaande gaswinning Zuidwal tezamen met een mogelijk toekomstige nieuwe gaswinning vanuit Harlingen. Deze reservering zal vóór 1 januari 2016 worden herijkt. De door Vermilion veroorzaakte bodemdalingssnelheid zal dan nog nauwkeuriger kunnen worden vastgesteld door beter inzicht in de door Zuidwal veroorzaakte bodemdaling en in de realisatie van de mogelijk nieuwe gaswinning.

Op basis van de jaarlijkse zoutbehoefte van de zoutfabriek van Frisia (1,35 miljoen ton) is de maximale bodemdalingssnelheid als gevolg van de zoutwinning berekend op 0,99 mm/jaar. Deze bodemdalingssnelheid door de zoutwinning van Frisia zal pas aan de orde zijn vanaf het moment dat de volledige zouttoevoer plaatsvindt vanonder het wad.

Dit is het geval zodra de tweede boring is uitgevoerd en de tweede zoutcaverne onder het wad in productie is genomen. De eerste boring wordt door Frisia voorzien in 2015/2016 (in productie in 2016/2017), de tweede boring wordt door Frisia voorzien in 2020 (in productie in 2021). Pas in 2021 zal dan de voor Frisia berekende maximale bodemdalingssnelheid van 0,99 mm/jaar aan de orde kunnen zijn. De zoutwinning kan slechts plaatsvinden zolang de hierdoor optredende maximale bodemdalingssnelheid, naast de reservering voor de gaswinning, past binnen de beschikbare gebruiksruimte. Ik beschouw hiermee de hierover gestelde vragen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken als beantwoord.

Vervolgtraject

Op korte termijn zal het ontwerpinstemmingsbesluit met het geactualiseerde winningplan Havenmond van Frisia ter inzage worden gelegd. Ook zal op korte termijn de aanvraag voor een vergunning op grond van de NBwet door Frisia worden ingediend.

Instemming met het winningsplan

De terinzagelegging van het ontwerpinstemmingsbesluit met het geactualiseerde winningsplan Havenmond van Frisia voor zoutwinning onder de Waddenzee, is een belangrijke volgende stap in de procedure op basis van de Mijnbouwwet en zal begin oktober plaatsvinden.

Deze terinzagelegging maakt inzichtelijk onder welke randvoorwaarden en met welke motivatie ik denk te kunnen instemmen met het geactualiseerde winningsplan voor de zoutwinning in het gebied Havenmond. Eenieder zal hiervan kennis kunnen nemen en desgewenst hierop een zienswijze kunnen indienen. Op de ontvangen zienswijzen zal ik vervolgens in een Nota van Antwoord inhoudelijk reageren. Daarna zal ik komen tot mijn definitieve instemmingsbesluit. Na publicatie van dit besluit staat nog de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State open.

Natuurbeschermingswetvergunning

Frisia zal de NBwetvergunningaanvraag en de passende beoordeling die de onderbouwing van de aanvraag vormt indienen gelijktijdig met de terinzagelegging van het ontwerpinstemmingsbesluit. Belanghebbenden kunnen hierop een zienswijze indienen. Deze zienswijzen worden betrokken bij het besluit op de vergunningaanvraag. Ook tegen dit besluit staat nog de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven