32 847 Integrale visie op de woningmarkt

Nr. 544 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2019

De vaste commissie van Binnenlandse Zaken heeft mij d.d. 16 mei 2019, verzocht te reageren op de uitzending van De Monitor van 5 mei jl. over burenoverlast. U verzoekt mij te reflecteren op het gebruik van gedragsaanwijzingen aan bewoners, waarin afspraken staan over wat wel of wat juist niet te doen in de woning of woonomgeving om daarmee overlast te beëindigen. Daarnaast vraagt u over verdere mogelijkheden die partijen hebben om burenoverlast tegen te gaan. Hierbij doe ik u mijn reactie toekomen.

Woonoverlast is een maatschappelijk probleem dat ik zeer serieus neem. Ernstige en herhaaldelijke overlast leidt tot een grote inbreuk op het woongenot en welzijn van buurtbewoners. Het tegengaan van woonoverlast is in eerste instantie een zaak van bewoners onderling, maar als dat niet lukt dan hebben andere partijen de verantwoordelijkheid om op te treden. Het is belangrijk om daarbij oog te hebben voor de context waarin de overlast plaatsvindt en de eventuele achterliggende problematiek van overlastgevende personen. Een passende aanpak verschilt daarom vaak per situatie. Dit vraagt veel van de betrokkenen. Ik probeer het lokale bestuur en haar partners toe te rusten om tot een werkbare oplossing te kunnen komen. Dit doe ik door middel van kennisoverdracht, het geven van goede voorlichting over en bevorderen van de inzet van niet-juridische en juridische middelen. Ondanks de waardevolle voorbeelden die er al zijn, blijkt dat er verbetering mogelijk is op het gebied van de samenwerking tussen lokale partijen. De komende tijd zal dan ook mijn aandacht gericht zijn op versterking van die samenwerking.

Deze brief is als volgt opgebouwd. Ten eerste ga ik in op de omvang van woonoverlast. Vervolgens schets ik instrumenten die partijen in kunnen zetten om woonoverlast tegen te gaan, waaronder gedragsaanwijzingen. Tot slot ga ik in op trajecten die met betrokken partijen zijn ingezet, om samenwerking in de praktijk te stimuleren, zodat woonoverlast kan worden aangepakt danwel het ontstaan ervan vermeden. Ik geef hierbij ook een aantal voorbeelden uit de praktijk.

Woonoverlast, een maatschappelijk vraagstuk

Zoals ook in de uitzending van De Monitor gesteld wordt, neemt burenoverlast (ook wel woonoverlast genoemd) toe. In 2002 hadden 350.000 huishoudens in meer of mindere mate overlast van buren, in 2015 waren dit bijna 500.000 huishoudens1. In de uitzending komen leden van twee huishoudens aan het woord die zelf ernstige woonoverlast hebben ervaren van hun buren. Zoals blijkt uit deze casussen, is burenoverlast een maatschappelijk probleem dat afbreuk doet aan het woongenot en veel impact op het welzijn van buurtbewoners kan hebben. Data van het WoonOnderzoek 2015 bevestigen dat woonoverlast voor een deel van de Nederlandse bevolking een hardnekkig probleem is.2 Bij de aanpak van woonoverlast is het belangrijk na te gaan wat de oorzaak is van de overlast en of er eventueel onderliggende kwetsbaarheid van personen aan de overlast ten grondslag ligt. Corporaties komen in hun werk bijvoorbeeld vaak in aanraking met overlast veroorzaakt door personen met psychische problemen, een verstandelijke beperking, dementie of verslaving.3 Uit onderzoek van RIGO blijkt dat het aantal kwetsbare personen in wijken met overwegend corporatiebezit toeneemt.4 Het rapport stelt dat tegelijkertijd met deze toename, ook de overlast van buren (en buurtgenoten) toeneemt, wat weer van invloed is op de leefbaarheid in de wijk. In de uitzending komen voornamelijk situaties aan de orde waarin sprake is van overlast door mensen met psychische problemen. In de praktijk is dit niet de enige groep die woonoverlast veroorzaakt. De omvang van de ervaren woonoverlast, in combinatie met het feit dat iedere afzonderlijke overlastcasus behoorlijke impact kan hebben, vraagt om gezamenlijke inspanningen van betrokken partijen zoals gemeenten, woningcorporaties en zo nodig zorg- en welzijnsorganisaties. Samen met mijn collega’s van Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geef ik nadrukkelijk prioriteit aan de problematiek van woonoverlast.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de aanpak van woonoverlast

Het voorkomen of beëindigen van woonoverlast is in eerste instantie een zaak van bewoners onderling.5 Echter, wanneer huurders en/of huiseigenaren er onderling niet uitkomen en de overlast neemt ernstige vormen aan, hebben ook andere partijen zoals particuliere verhuurders, woningcorporaties, gemeenten en zorginstellingen verantwoordelijkheden en mogelijkheden om woonoverlast tegen te gaan en hierbij afhankelijk van de specifieke situatie de juiste instrumenten in te zetten. Woningcorporaties en particuliere verhuurders hebben de taak om het woongenot van huurders te bewaken en kunnen inzetten op het voorkomen van overlast. De gemeente is verantwoordelijk voor een leefbare, veilig en gezonde woon- en leefomgeving. Door vroegtijdig signalen te herkennen worden problemen voorkomen of minder groot. De medewerker van een corporatie is vaak de eerste die geconfronteerd wordt met de eerste signalen (huurachterstand, verwaarlozing, conflicten). Alerte corporatiemedewerkers als huismeesters en woonconsulenten kunnen in goede samenwerking met collega’s, zorginstellingen en gemeenten ervoor zorgen dat signalen worden besproken en opgepakt. Indien overlastgevend gedrag wordt veroorzaakt door mensen met psychische problemen of verward gedrag, is het van belang dat de aanpak ervan gepaard gaat met mogelijkheden voor zorg en begeleiding. Ook zorgaanbieders hebben dus een belangrijke, vaak essentiële rol bij de preventie en aanpak van woonoverlast. Vanuit ieders rol is samenwerking essentieel in het voorkomen en bestrijden van woonoverlast.

Ook op landelijk niveau wordt er samengewerkt tussen mijn ministerie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), de Rijksuniversiteit Groningen, Aedes (branchevereniging van woningcorporaties), Bureau Woontalent en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze partijen nemen tevens deel aan het expertteam Woonoverlast dat sinds mei 2016 is ingericht.

De instrumentenkoffer is rijk gevuld

Er bestaan reeds een aantal juridische en niet- juridische instrumenten die lokaal opgepakt kunnen worden om woonoverlast aan te pakken. Daarbij kan gedacht worden aan lichtere instrumenten zoals buurtbemiddeling, begeleiding, hulpverlening, waarschuwingen of een vrijwillig tussen huurder en verhuurder overeengekomen gedragsaanwijzing. In een gedragsaanwijzing staan afspraken over wat de huurder wel of juist niet mag doen in de woning of woonomgeving om overlast te beëindigen. Soms gebeurt dat vrijwillig, soms met tussenkomst van de rechter. Ook de gemeente kan ingrijpen bij woonoverlast door gebruik te maken van de bestuursrechtelijke bevoegdheden die zij tot haar beschikking heeft. Veel gemeenten hebben ook een meldpunt woonoverlast.

In de praktijk is buurtbemiddeling een van de meest belangrijke instrumenten om als eerste in te zetten. In huurwoningen kan de verhuurder (corporatie of particuliere verhuurder) buurtbemiddeling inzetten. Afspraken kunnen uitgewerkt worden in vrijwillige of huurrechtelijke gedragsaanwijzingen. Indien dit toch niet toereikend blijkt kan worden afgewogen of een gedragsaanwijzing van de burgemeester een volgende stap is, waarbij bijvoorbeeld een «tijdelijk huisverbod» aan de orde kan zijn. Het is daarom belangrijk dat gemeenten en verhuurders met elkaar samenwerken en alle interventies afwegen om tot een goede oplossing te komen. Bij koopwoningen zal interventie van de burgemeester sneller aan de orde zijn dan bij huurwoningen.

Sinds 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. In artikel 151d van de Gemeentewet is aan de gemeenteraad de bevoegdheid gegeven om bij verordening te bepalen dat degene die een woning gebruikt6 er zorg voor draagt dat in of vanuit die woning geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De gemeenteraad geeft daarmee de burgemeester de bevoegdheid om een gedragsaanwijzing (last onder bestuursdwang) op te leggen aan de overlastgever. Deze last onder bestuursdwang kan ook een tijdelijk huisverbod inhouden. Dit kan de burgemeester doen met inachtneming van hetgeen de gemeenteraad daarover heeft vastgelegd en geldt voor zowel huur- als koopwoningen. De gedragsaanwijzing kan pas worden ingezet als de overlast redelijkerwijs niet op een andere geschikte manier kan worden tegengegaan. De eerdergenoemde middelen zullen dus veelal ingezet moeten zijn alvorens de burgemeester eraan toekomt een bestuursrechtelijke sanctie op te leggen.

Op basis van de Woningwet kan het college van burgemeester en wethouders sinds 2015 een bestuurlijke boete opleggen bij herhaaldelijke overtreding van de bepalingen van het Bouwbesluit 2012. Ook sluiting of in beheer geven van de woning behoort dan tot de mogelijkheden. Voor bepaalde vormen van hinder vanuit de woning (het bouwwerk), het open erf of terrein (te denken valt aan geluidsoverlast, stankoverlast, maar ook ernstige vervuiling van de tuin) kan een last onder bestuursdwang of dwangsom opgelegd worden en tevens een bestuurlijke boete.

Per 1 januari 2017 kan de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek worden ingezet voor terugdringing van woonoverlast. Deze wet geeft gemeenten de mogelijkheid om selectieve woningtoewijzing toe te passen ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag in door de Minister, op verzoek van de gemeenteraad, aan te wijzen gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat.

Stimuleren gedragsaanwijzingen door corporaties

De mate van inzet van de privaatrechtelijke gedragsaanwijzingen aan bewoners wisselt tussen de verschillende corporaties. De gedragsaanwijzing is weliswaar een bestaand instrument, maar niet altijd bij alle verhuurders bekend. In 2014 is een pilot gestart om de toepassing van de gedragsaanwijzing bij corporaties te bevorderen. Deze pilot werd ondergebracht bij het CCV. De pilot werd in 2016 door Regioplan in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum geëvalueerd. De conclusie was dat corporaties met dit instrument overlast in veel gevallen succesvol kunnen terugdringen, zonder dat daarvoor ontruiming van de woning van de overlastgevende huurder nodig is. Uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen in 2018 naar de rol van de gedragsaanwijzing binnen de aanpak van overlast in de huursector blijkt dat bij de 24 geïnterviewde corporaties die meededen aan de eerdere pilot, in totaal 264 gedragsaanwijzingen zijn ingezet.7 De geïnterviewde corporatiemedewerkers zijn positief over de gedragsaanwijzing als middel tegen woonoverlast. Via het Expertteam Woonoverlast8 wordt het instrumentarium voor de aanpak van woonoverlast breder onder de aandacht gebracht van relevante partijen. Ook Aedes brengt het gebruik van het instrument gedragsaanwijzing extra onder de aandacht van haar leden.

U verzoekt tevens om met voorstellen te komen hoe burenoverlast – naast de huurrechtelijke gedragsaanwijzing door corporaties – eventueel nog meer kan worden tegengegaan. Het ontbreekt mijns inziens niet aan instrumentarium om de problematiek rond woonoverlast aan te pakken. Zoals hierboven is toegelicht, is het juridisch instrumentarium de laatste jaren steeds uitgebreid. Mijn inspanningen zijn erop gericht om de toepassing ervan te stimuleren. Dit vereist kennis bij betrokken partijen en goede samenwerking in de praktijk.

Ter implementatie van de Wet aanpak woonoverlast heb ik daarom in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid het CCV gesubsidieerd om gemeenten, corporaties en hun partners te ondersteunen bij het opzetten van een effectieve aanpak in de strijd tegen woonoverlast met behulp van het nieuwe instrumentarium, maar ook wordt ingezet op het stimuleren van bijvoorbeeld buurtbemiddeling en de huurrechtelijke gedragsaanwijzing. In het kader van de implementatie van de Wet aanpak woonoverlast organiseerde het CCV in 2018 diverse regionale bijeenkomsten, is in 2019 een kenniskring opgezet en organiseert het CCV later dit jaar een aantal verdiepende bijeenkomsten, over de inzet van de wet in combinatie met zorg, bijvoorbeeld bij overlast door kwetsbare personen. Op de speciale themasite www.hetccv-woonoverlast.nl wordt een uitgebreid overzicht van alle mogelijke juridische en praktische instrumenten, voorbeelden, modellen, beoordelingstool en allerhande praktische informatie rondom het voorkomen en aanpakken van woonoverlast ontsloten. Bij de invoering van de Wet aanpak woonoverlast is toegezegd de wet na twee jaar van een tussenevaluatie te voorzien waarbij wordt gekeken naar de werking van het instrumentarium in de praktijk. Momenteel tref ik in samenwerking met de VNG de voorbereidingen hiervoor. De uitkomsten hiervan zal ik u eind 2019 doen toekomen.

Mede in opdracht van BZK kwam bovendien recent de publicatie «Overlast voorkomen in de wijk» van Platform31 in samenwerking met Aedes tot stand. Deze publicatie is vooral bedoeld voor beleidsadviseurs bij woningcorporaties, maar is ook waardevol voor medewerkers bij gemeenten en organisaties voor zorg en welzijn. Gedupeerden van overlast kunnen sinds kort terecht bij de door de Rijksuniversiteit Groningen ontwikkelde website www.overlastadvies.nl. Dat vind ik een goed initiatief om burgers wegwijs te maken in hun mogelijkheden.

Tenslotte ondersteunt het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT.)9 door middel van de inzet van regio-adviseurs gemeenten en hun partners vraaggericht bij het bieden van ondersteuning aan kwetsbare mensen. Onderdeel hiervan kan zijn het onder de aandacht brengen van de instrumenten die beschikbaar zijn voor de aanpak van woonoverlast en adviseren over de implementatie zijn, zodat partijen samen tijdig een passende oplossing voor de gesignaleerde problematiek kunnen bieden.

Belang van regie en maken van goede samenwerkingsafspraken

Het effectief aanpakken van woonoverlast kan alleen als alle betrokken partijen goed samenwerken. Het eerder genoemde RIGO-rapport geeft aan dat problemen beheersbaar gehouden worden in buurten waar onder regie van de gemeente in samenwerking met corporaties, politie en maatschappelijke organisaties gestuurd wordt op de instroom van kwetsbare groepen, wordt gewerkt aan fysieke differentiatie van de wijken (bijvoorbeeld door herstructurering en nieuwbouw), sociaal beheer aandacht krijgt en bestaande vrije ruimte in woningtoewijzing beter wordt benut. In mijn brief aan uw Kamer van 22 februari 2019 betreffende de evaluatie van de Woningwet heb ik een aantal maatregelen gepresenteerd dat deze punten ondersteunt10. Ook in de Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang11 die de Staatssecretaris van VWS en ik hebben opgesteld, wordt ingezet op het maken van praktische lokale afspraken over begeleiding en spreiding van mensen die uitstromen uit het beschermd wonen of de maatschappelijke opvang.

Dat er nog winst te behalen is in de samenwerking tussen verschillende instanties blijkt ook uit de evaluatie van de herziene Woningwet en de corporatiemonitor over huurders die verward gedrag vertonen.12 Ongeveer een derde van de corporaties heeft onvoldoende aansluiting met een sociaal wijkteam, dat kan signaleren wanneer het minder goed gaat met een overlastpleger en hier de juiste begeleiding kan inzetten. Duidelijk is dat het woongenot van bewoners niet achteruit mag gaan doordat partijen elkaar nog onvoldoende weten te vinden in de praktijk. Daarom onderzoek ik de mogelijkheden de samenwerking tussen partijen op verschillende niveaus en de regierol van gemeenten te versterken, waarbij ik zoveel mogelijk wil aansluiten op reeds in gang gezette trajecten.13

Goede voorbeelden: gegevensuitwisseling en samenwerkingsconvenanten

Naast de verbeterpunten zijn er ook al veel goede voorbeelden van het maken van concrete samenwerkingsafspraken. Een daarvan is het actieprogramma «Weer Thuis!» van Aedes, VNG, Federatie Opvang, Leger des Heils en RIBW-Alliantie. In het programma werken woningcorporaties, gemeenten en opvanginstellingen in bepaalde regio’s samen. Zij helpen mensen uit de maatschappelijke opvang of beschermd wonen verhuizen naar een zelfstandige woning met voldoende begeleiding. De resultaten van dit actieprogramma op basis van 8 regio’s zijn positief en de afspraken vormen een goede basis om te zorgen dat een huurder uit de opvang zijn plek terugvindt in de samenleving. Dat is niet alleen prettig voor de persoon in kwestie, maar ook voor de omwonenden. Samen met de Staatssecretaris van VWS heb ik dan ook besloten het actieprogramma voor de periode 2019–2020 uit te breiden naar meerdere regio’s.14 Concrete samenwerkingsafspraken kunnen ook gemaakt worden tijdens het opstellen van de prestatieafspraken tussen woningcorporaties, huurders en gemeenten, waarbij zorg- en welzijnsorganisaties en andere partijen betrokken kunnen worden.

Zoals de uitzending van De Monitor bevestigt, is afstemming en informatie-uitwisseling tussen corporaties/verhuurders en partners zoals de gemeente, politie en hulpverleningsinstanties van groot belang bij de aanpak van aanhoudende ernstige overlast en cruciaal voor het doen slagen van een gedragsaanwijzing15. Het delen van informatie tussen verschillende domeinen kan lastig zijn, zo constateerde ook het voormalige Schakelteam personen met verward gedrag16. In de werkgroep «gegevensdeling in zorg- en veiligheidsdomein», wordt door de GGD, Politie, GGZ, Aedes en VNG in overleg met mensen uit de praktijk, gekeken welke afspraken tussen partijen nodig zijn om tot een rechtmatige en zorgvuldige omgang met gegevens te komen bij de samenwerking tussen partijen rond personen met verward gedrag. Ik onderschrijf het belang van dergelijke afspraken. Uitgangspunt daarbij is niet zozeer de aanpak van woonoverlast, maar de goede zorg- en hulpverlening aan de persoon. Vanuit de gedachte dat als het beter gaat met de persoon ook de overlastgevende situaties zullen verminderen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht met het «Handvat gegevensdeling zorg- en veiligheidshuizen». Dit handvat geeft partijen een helder inzicht in de geldende wet- en regelgeving en kan zorgen voor meer eenduidigheid bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijke basis voor domein-overstijgende gegevensuitwisseling.

In de praktijk zijn er meerdere goede voorbeelden van samenwerkingsconvenanten, waarbij partijen zich samen sterk maken door te streven naar evenwicht tussen enerzijds privacybescherming en anderzijds adequate aanpak van de woonoverlast binnen de bestaande wetgeving. Op veel plaatsen gaat dat goed. Zo kunnen professionals in Eindhoven, indien gesprekken of buurtbemiddeling niet toereikend zijn, overlast-casuïstiek opschalen naar een woonoverlast-team – bestaande uit medewerkers van de gemeente, woningcorporaties, politie hulpverlening. De gemeente telt zes woonoverlast-teams die meldingen onderzoeken. De gemeente Utrecht pakt ernstige woonoverlast aan met de Aanpak Extreme Woonoverlast. Ook in deze aanpak werken verschillende partijen intensief samen. Spin in het web is een onafhankelijke casemanager die de regie over de casus heeft. In de gemeente Rotterdam beschrijft het Actieplan Woonoverlast 2015–2019 de gezamenlijke aanpak van woonoverlast. Bij de aanpak staan de slachtoffers van woonoverlast voorop. De maatregelen uit dit Actieplan moeten woonoverlast voorkomen en waar nodig beëindigen. Op sommige plaatsen kan het meer gestimuleerd worden om te komen tot een werkbare oplossing in het geval van burenoverlast. Ik juich convenanten toe waarin afspraken worden gemaakt over hoe om te gaan met gegevensuitwisseling en wie de regie neemt om woonoverlast te coördineren. Op deze manier weten partijen wat ze van elkaar kunnen verwachten en hoe ze adequaat kunnen samenwerken als overlast zich voordoet.

Tot slot

Woonoverlast is een complex vraagstuk dat alleen op te lossen is door maatwerk te bieden met goede samenwerking tussen verschillende partijen. De instrumentenkoffer om woonoverlast tegen te gaan is rijk gevuld. Ik probeer het lokale bestuur en haar partners toe te rusten om tot een werkbare oplossing te kunnen komen, indien de overlast dusdanig ernstig is dat buren er onderling niet meer uitkomen. Dit doe ik door middel van kennisoverdracht, het geven van goede voorlichting over en bevorderen van de inzet van niet-juridische en juridische middelen. Daarnaast zal ik samenwerking tussen partijen verder stimuleren. Ik verwacht de Kamer eind van dit jaar een tussenevaluatie van de Wet aanpak woonoverlast te kunnen sturen. Alsdan zal ik bezien of het instrumentarium in de praktijk voldoende tot zijn recht komt en zo nodig met nadere voorstellen komen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Binnen de Veiligheidsmonitor is «overlast door buurtbewoners» gemeten. Onder deze categorie valt niet alleen overlast van directe buren, maar ook overlast van bijvoorbeeld hangjongeren en verkeersoverlast.

X Noot
2

Van de ruim 70 duizend Nederlanders betrokken bij het Woononderzoek Nederland in 2015 van het CBS heeft 6,6 procent aangegeven vaak overlast te ondervinden van directe buren. 16,3 procent ervaart soms overlast. Uit de cijfers blijkt dat overlast het meest ervaren wordt in huurmeergezinswoningen (bijvoorbeeld een appartement), in de steden.

X Noot
3

Aedes voerde in 2017 een enquête uit onder 161 woningcorporaties over overlast door huurders die verward gedrag vertonen.

X Noot
4

RIGO in opdracht van Aedes (2018). Veerkracht in corporatiebezit.

X Noot
5

Suggesties over hoe om te gaan met verschillende vormen van beginnende overlastsituaties zijn te vinden op www.problemenmetjeburen.nl. Gedupeerden van overlast kunnen ook terecht bij de door de Rijksuniversiteit Groningen ontwikkelde website www.overlastadvies.nl

X Noot
6

Ook de eigenaar/verhuurder van een woning voor vakantieverhuur, zoals AirBnB, kunnen worden aangesproken op veroorzaakte woonoverlast: «of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven,».

X Noot
7

Vols en Sieljes (2018), Gedragsaanwijzing ingebed in het huurrecht?, RUG. Beschikbaar via https://www.hetccvoonoverlast.nl/doc/Onderzoeksrapport_gedragsaanwijzingen_ingebed_in_huurrecht.pdf

X Noot
8

Het expertteam Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Rijksuniversiteit van Groningen, Aedes, Bureau WoonTalent en de VNG.

X Noot
9

Dit is de nieuwe ondersteuningsstructuur als vervolg van het Schakelteam personen met verward gedrag in opdracht van BZK, VWS, JenV en de VNG

X Noot
10

Kamerstuk 32 847 en 27 926, nr. 470

X Noot
11

Kamerstuk 29 325, nr. 93

X Noot
12

37% van de corporaties werkt nog niet samen met sociale wijkteams (Aedes)

X Noot
13

Kamerstuk 32 847 en 27 926, nr. 470

X Noot
14

Kamerstuk 29 325, nr. 95

X Noot
16

Tussenrapportage Schakelteam Personen met verward gedrag «Niemand tussen wal en schip», aangeboden op 5 oktober 2017 (Bijlage bij Kamerstuk 25 424, nr. 375)

Naar boven