32 847 Integrale visie op de woningmarkt

Nr. 131 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2014

Met deze Voortgangsbrief Wijkaanpak informeer ik u over de inzet om meer leefbare buurten, wijken en steden. Daarnaast ga ik in op de ontwikkeling en het realiseren van de gekozen aanpak waaronder de zogenoemde 40 aandachtswijken. Hiermee wordt voldaan aan de wens van uw Kamer zoals is vastgelegd in de motie van het lid Monasch1.

Met de introductie van de wijkaanpak in 2007 is een 10 jarig programma gestart voor de wijkvernieuwing van de aandachtswijken. Op basis van lokale wijkactieplannen zijn charters opgesteld waarin de afspraken zijn vastgelegd tussen het Rijk en de betrokken gemeenten. Dit afsprakenkader loopt tot en met 2017. Inmiddels is er 7 jaar ingezet op deze wijken met als resultaat dat er zowel op fysiek als op sociaal terrein forse stappen zijn gezet. Voor wat betreft het fysieke aspect geldt dat de rijksbijdrage aan stedelijke vernieuwing eind dit jaar eindigt. Deze bijdrage wordt sinds 2000 via het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) verstrekt. De beëindiging na 2014 is al eerder gemeld, onder meer in de brief Revolverende Fondsen van 13 juli 20122.

Op de oorspronkelijke lijst van 40 aandachtswijken zijn inmiddels 2 wijken in mindering gebracht. Dit op verzoek van de betreffende gemeente, corporatie en bewonersorganisatie. Het betreft de wijken Kruiskamp in Amersfoort en Hatert in Nijmegen. Deel I van deze brief geeft dan ook een beeld van de resterende 38 wijken in 16 gemeenten. In deel II informeer ik u over de voortgang van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Daarnaast zijn twee bijlagen toegevoegd. In Bijlage 1 worden verschillende voorbeelden gegeven die een relatie met de wijkaanpak vertonen, daarnaast zijn er voorbeelden gegeven van het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving, kennisdeling en het ondersteunen van experimenten en pilots3. Bijlage 2 betreft het Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak4.

Belangrijke instrumenten bij de beoordeling van de leefbaarheidsituatie in de wijken zijn de Leefbaarometer en het Woon Onderzoek Nederland (WoON). Met deze instrumenten wordt de beoordeling van de leefbaarheid en veiligheid in de wijken respectievelijk elke twee of drie jaar geactualiseerd. In de voortgangsrapportage 2013 bent u over uitkomsten van beide monitors geïnformeerd5. Dit jaar is alleen een veiligheidsmonitor van het CBS beschikbaar.

Deze brief geeft in het bijzonder aandacht aan de stand van zaken bij de aanpassing van regelgeving, het kennisdelen en de experimenten binnen de wijkaanpak. Daarnaast is er specifieke aandacht voor de thema’s veiligheid en criminaliteit.

Met deze brief voldoe ik eveneens aan een aantal eerder gedane toezeggingen. Zo heb ik tijdens de behandeling van de uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek6 toegezegd uw Kamer voor het eind van het jaar te informeren over de resultaten van de experimenten rond community rights. Aangezien een aantal pilots en experimenten nog doorloopt tot 2016 wordt met deze Voortgangsbrief een tussenstand beschreven. Verder heb ik tijdens het Algemene Overleg inzake de voortgang van de Wijkaanpak7 toegezegd om mee te denken met de gemeente Rotterdam over oplossingsrichtingen voor de aanpak van de particuliere voorraad op Rotterdam Zuid. Het is een zoektocht die nog niet is afgerond. In de brief vindt u een overzicht van hetgeen reeds in gang is gezet.

In 2011/2012 hebben de leden Bochove c.s. kamervragen8 gesteld over de inspanningsverplichting van het Rijk zoals afgesproken in het charter tussen de gemeente Maastricht en het Rijk ten aanzien van de wijkaanpak. Ik kan u melden dat aan de inspanningsverplichting van het Rijk, voor het realiseren van het onder de grond brengen van hoogspanningskabels en een tunnel onder het spoor in de wijken Limmel en Nazareth in Maastricht, is voldaan. De beide wijken zijn vanaf 9 november 2014 beter met elkaar verbonden, waardoor gezamenlijke voorzieningen mogelijk worden.

Deel I: Voortgang wijkaanpak

De veranderende rollen en verantwoordelijkheden van partijen in de wijkaanpak

De wijkaanpak beweegt zich naar een nieuwe fase en daarmee verandert de rol van het Rijk; van actieve inzet met geld gekoppeld aan doelstellingen naar een meer ondersteunende rol, op verzoek acterend in verhouding tot wat anderen doen. Deze rol heb ik vorig jaar in mijn brief over leefbaarheid9 aan u beschreven.

De invulling van de rol van de rijksoverheid ligt allereerst in het nationaal beleid van het kabinet op het terrein van wonen, onderwijs, veiligheid, werk en zorg. Deze elementen zijn cruciaal voor de leefbaarheid in dorpen en steden. Daarnaast is de rol van de rijksoverheid gericht op het geven en creëren van ruimte, zodat lokale en regionale partijen hun rol en verantwoordelijkheid op het terrein van leefbaarheid ook daadwerkelijk kunnen nemen in het vinden van de oplossing van problemen bij huishoudens in de fysieke woon- en leefomgeving. Hierbij gaat het naast het wegnemen van knellende wet- en regelgeving, ook over het meedenken over de overheveling van taken naar gemeenten in het sociale domein en het doorgaan met monitoren van de voortgang op het gebied van de leefbaarheid en veiligheid in de wijken. Op basis van de diverse monitors kan worden nagegaan waar en in hoeverre er stappen worden gezet op het terrein van de leefbaarheid.

Het partnerschap ontwikkelt zich ook binnen nieuwe vraagstukken, waarbij gezamenlijk met de steden wordt gewerkt aan het verbeteren van de concurrentiekracht en leefbaarheid van Nederlandse steden en stedelijke regio’s, ook in Europese context. Het Ministerie van BZK werkt samen met de ministeries van Infrastructuur en Milieu (I&M) en Economische Zaken (EZ) aan de Agenda Stad. De stad biedt namelijk door zijn concentratie van productie, activiteiten en (sociale) innovatie grote kansen. Tegelijkertijd blijft de stad een plek waar grote uitdagingen bestaan bijvoorbeeld op het gebied van armoede, leefbaarheid en veiligheid waar volop aandacht voor nodig is.

De nieuwe gemeentebesturen zijn zich bewust van de enorme opgaven waarvoor zij staan. Het kabinet heeft met de decentralisaties in het sociale domein via de WMO, de Participatiewet en de Jeugdzorg een beweging in gang gezet. De inzet van het kabinet is daarbij om gemeenten financieel en organisatorisch beleidsruimte te geven en in staat te stellen om met een samenhangende aanpak van problemen op het terrein van zorg, ondersteuning, en werk en inkomen te werken; lokaal vormgegeven op de daar aanwezige behoeften. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de lokale coalitieakkoorden de aandacht vooral daar naar uitgaat. Er is in de akkoorden aandacht voor de inzet en aanpak van de fysieke wijkvernieuwing. Hoewel tegelijkertijd ook wordt erkend dat het geheel een dynamisch proces is dat zich continu ontwikkelt.

Ook de rol van de bewoners in de wijk ontwikkelt zich in een snel tempo. Werd er bij de start van de wijkaanpak nog geëxperimenteerd met bewonersbudgetten en vouchers, nu nemen bewoners veel meer verantwoordelijkheid en regie op hun eigen woon- en leefomstandigheden en zien we talloze vormen van zelfbeheer in de openbare ruimten en het opzetten van woon-, zorg- en energiecoöperaties. Bewoners nemen met eigen initiatieven de handschoen op en maken zich sterk voor de leefbaarheid in de buurt. Dit gebeurt vaak in de vorm van een wijkonderneming of als een lokaal fonds. Deze voorbeelden worden verder uitgewerkt in bijlage 1. Dit soort initiatieven vraagt nieuwe partnerschappen om bewoners ook daadwerkelijk in positie te brengen en de initiatieven naar zich toe te trekken. Een voorbeeld hiervan vinden we onder andere terug in het collegeakkoord van Zaanstad:

«Samen het verschil maken» coalitieakkoord Zaanstad 2014–2018

Dat vertrouwen in eigen kunnen is juist nu nodig, want we staan voor nieuwe ontwikkelingen die tot fundamentele veranderingen zullen leiden. De verzorgingsstaat verandert. De tijd van kant en klare blauwdrukken is voorbij. Nieuwe arrangementen en verhoudingen met bewoners, ondernemers en instellingen moeten worden verkend. Daarin houdt de lokale overheid de verantwoordelijkheid om te zorgen voor mensen die het niet op eigen kracht kunnen. Het instrumentarium ontwikkelt mee en wordt aangepast als de noodzaak zich voordoet.

De nieuwe wegen in het ruimtelijk domein leiden steeds meer naar een flexibele ontwikkeling van de stad. Daarin werkt de gemeente vaak samen met verschillende grote en kleine partners, aan plannen die passen bij de buurt en de tijd. Hier liggen kansen om ruimte te geven aan initiatieven van anderen en deze te ondersteunen. Daarnaast verwachten bewoners en ondernemers terecht dat de basisvoorzieningen en de gemeentelijke dienstverlening betaalbaar blijven en toegankelijk en op orde zijn.

De prioriteiten in de coalitieakkoorden zijn in het algemeen:

  • de implementatie van de drie grote decentralisatieopgaven in het sociale domein: zorg, welzijn en werk;

  • het initiatief voor beleid en uitvoering komt in toenemende mate bij de inwoners en particuliere organisaties te liggen. Gemeenten willen ruimte geven, men streeft naar een open bestuursstijl, de transparantie wordt groter (opzet begroting, burgerbegroting, wijkbegroting). Kortom, «samen» is het nieuwe mantra;

  • de verbreding en ontwikkeling van de wijkaanpak naar een stadsbrede aanpak.

Buiten de fysieke opgaven, is de rol en betrokkenheid van woningcorporaties op het terrein van leefbaarheid, in de meeste coalitieakkoorden sterk teruggebracht. De uitkomsten van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties, de verhuurdersheffing, de komende nieuwe regelgeving over DAEB en niet-DAEB activiteiten en de beleidsdiscussie rondom de corporatierol binnen leefbaarheid zijn hier uiteraard op van invloed. De corporaties hebben het commitment voor de wijkaanpak wel behouden en zijn daarmee zeker nog een actieve speler in de wijk. Ook naar de toekomst toe blijven corporaties een belangrijke partner in de stad. Het is wel duidelijk dat corporaties zich bezinnen op hun (toekomstige) rol, taken en activiteiten.

Doorontwikkeling, regelgeving, kennisdelen en experimenteren

In 2007 was de aanpak vooral gericht op het aanbrengen van focus en het gebiedsgericht werken. Niet langer werd er ingezet op een generieke aanpak voor de stad, maar maatwerk in buurten en wijken, dicht bij de mensen waar het om gaat, werd het streven. We zien nu dat wijken de afgelopen jaren zijn uitgegroeid tot de arena waar de wijken als het ware tot landingsbaan zijn verworden voor de drie decentralisaties. Vrijwel elke gemeente herordent momenteel de inzet van het welzijnswerk, de maatschappelijke dienstverlening, de zorg en de arbeidsbemiddeling in sociale wijkteams, die integraal, generalistisch en dichtbij burgers moeten gaan opereren. Er wordt gesproken over wijkbegrotingen en wijkmonitoren. Er zijn wijkbewoners die het heft in eigen hand nemen en steeds vaker wijkvoorzieningen in zelfbeheer nemen. Wijken zijn daarmee het speelveld van stedelijke innovaties geworden.

Nieuwe partijen (burgers, sociaal ondernemers en commerciële bedrijven) staan op om van onderop, samen met burgers en geworteld in de lokale context, alternatieve organisatievormen te ontwikkelen en een antwoord te geven op de uitdagingen waar de lokale samenleving mee te maken heeft. Zij nemen het op zich om «publieke waarde» in het publieke domein (daar waar de overheid een regulatieve rol of bevoegdheid heeft) te realiseren. Soms door taken over te nemen van de overheid, in andere gevallen door meer aanvullend te opereren. Binnen deze context is er bij bepaalde initiatiefnemers en partijen een wens voor buurtrechten. In Amsterdam is een experiment gestart rond de invulling van buurtrechten (MaakdeBuurtwet). Aangezien een aantal pilots en experimenten een lange doorlooptijd heeft, kan nog niet worden gesproken over eindresultaten. Naar verwachting zullen in 2016 de resultaten bekend zijn van het Amsterdamse experiment inclusief de verbreding daarvan naar andere gemeenten, de pilot Budgetmonitoring, de invulling van de Right to Challenge in de WMO en het experimentenprogramma over regelgeving van Platform31.

Binnen de wijkaanpak is onderscheid zichtbaar tussen de aandachtswijken van de middelgrote steden en die van de vier grootste steden. In de grotere steden zijn de opgaven in omvang vaak groter, de problematiek hardnekkiger en de urgentie om in te grijpen hoger. Vooral de wijken in Rotterdam Zuid, maar bijvoorbeeld ook de Schilderswijk in Den Haag behoeven extra aandacht en betrokkenheid van het Rijk. Met Rotterdam werkt het Rijk samen met stedelijke partners aan het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (zie deel II van deze brief). Met de gemeente Den Haag wordt verkend hoe extra ondersteuning kan worden gegeven op het gebied van veiligheid en radicalisering in relatie tot leefbaarheid. Het Buurtwet experiment samen met Amsterdam is als broedplaats van de participatieontwikkeling een belangrijke impuls aan de innovatie op dit terrein. Het Buurtwet experiment, kortweg: Maakdebuurtwet, is een drietal perspectieven naar voren gekomen waarop buurtrechten vormgegeven kunnen worden. Om te onderzoeken op welke manier deze perspectieven en uitgangspunten bijdragen aan het versterken van de participatie, leefbaarheid en democratische vernieuwing zal hiermee in het komende jaar in een zestal gemeenten worden geëxperimenteerd.

De inzet in de aandachtswijken buiten de grootste steden blijft aandacht vragen van (met name lokale) partners. Het voortzetten en doorontwikkelen van een gebiedsgerichte aanpak blijft in de verschillende wijken en buurten dan ook van belang. De rijksinzet in deze steden richt zich daarbij vooral op het wegnemen van specifieke knelpunten (waaronder belemmerende regelgeving) die een rijksinterventie rechtvaardigen alsmede op het aanbieden van kennis- en leertrajecten. Ik verwijs hierbij naar Bijlage1. Hierin is een overzicht opgenomen van regelingen die gemeenten kunnen inzetten bij leefbaarheidsvraagstukken.

Veiligheid in wijken en buurten

Veiligheid en veiligheidsgevoelens zijn blijvend belangrijke aandachtspunten. Het is een thema dat direct van invloed is op de leefbaarheid in wijken in Nederland. Daarnaast manifesteren veiligheidsvraagstukken zich vooral in die stedelijke gebieden, waar de leefbaarheid onder druk staat. In de monitoring van de leefbaarheid (Leefbaarometer) is hier dan ook specifiek aandacht voor. Het begrip veiligheid omvat verscheidende subthema’s, zoals veiligheidsbeleving – schoon, heel en veilig – (woon-)overlast – hangjongeren – lichte criminaliteit tot ondermijnende (criminele) structuren binnen de wijkaanpak en meest recent, de Jihadproblematiek.

Uit de Veiligheidsmonitor van het CBS(201410) blijkt dat bewoners van de 40 aandachtswijken in 2013 gemiddeld een 6,0 geven voor de veiligheid in hun buurt. Dit is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Bewoners van de 18 gemeenten waarin de 40 aandachtswijken liggen, geven gemiddeld een 6,7 en het Nederlandse gemiddelde ligt op 7,1. Ook voor de 18 gemeenten waarin de 40 wijken liggen alsook Nederland als geheel zijn deze cijfers vrij stabiel sinds 2008.

Dat de bewoners van de 40 wijken zich minder veilig voelen, uit zich op een aantal manieren. Zo doet groter deel ’s avonds de deur niet open, omdat zij zich niet veilig voelen. Ook lopen of rijden zij om zodat ze onveilige plekken vermijden, voelen ze zich niet veilig ’s avonds op straat en in de eigen woning en zijn ze bang slachtoffer te worden van criminaliteit.

Het afgelopen jaar is vanuit het Rijk op het terrein van overlast en criminaliteit de volgende inzet gepleegd:

Woonoverlast

Gemeenten krijgen per 1 januari 2015 meer mogelijkheden om overlast en verloedering aan te pakken via de versterking van het handhavinginstrumentarium in de Woningwet, waarbij onder andere malafide pandeigenaren strenger kunnen worden aangepakt. De gewijzigde Woningwet11 introduceert een bestuurlijke boete, verduidelijkt de zorgplicht en wijzigt de al bestaande maatregel voor beheerovername en sluiting van gebouwen. Met deze maatregelen wordt het onder andere mogelijk om gebouwen, open erven en terreinen in beheer te nemen als er sprake is van overtredingen van het Bouwbesluit waarbij de veiligheid, gezondheid of leefbaarheid in het geding is. Ook voorziet de wet erin om beheerkosten makkelijker te innen dan nu mogelijk is.

Ook de recente wijziging van de Huisvestingswet, die gemeenten de mogelijkheid biedt om een vergunning tot woningvorming in te stellen voor gebieden waar er al een overaanbod is aan kleine woningen, kan bijdragen aan de aanpak van overlast en verloedering. Malafide pandeigenaren kan hiermee ook de voet dwars worden gezet.

De gewijzigde Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp)12 is op 15 april 2014 in werking getreden. Met de wijziging hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om het aantal termijnen voor het instellen van een gebiedsaanwijzing met meer dan één periode van vier jaar te verlengen. De Wbmgp heeft tot doel om gemeenten extra wettelijke mogelijkheden te bieden om in bepaalde gebieden met een opeenstapeling van problemen, deze geconcentreerd en met meer slagkracht aan te kunnen pakken en zo de leefbaarheid te verbeteren. Voor de Wbmgp – en voor de wijziging van de Woningwet (versterking van het handhavinginstrumentarium) – wordt een kennis- en leertraject opgezet.

Verder is in opdracht van de ministeries van BZK en V&J, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) een pilot gestart waarbij overlastgevende huurders een gedragsaanwijzing opgelegd krijgen door een rechter. Een gedragsaanwijzing is een voor een overlastveroorzakende huurder geldend gebod («verplichting tot het doen van iets») of een verbod («verplichting tot het nalaten van iets»). Voorbeelden zijn een verbod op het ontvangen van drugsverslaafden, een contactverbod of een gebod om hulpverlening in de woning te aanvaarden. Doel van de gedragsaanwijzing is om de overlast snel aan te pakken, de slachtoffers serieus te nemen en te voorkomen dat de overlastveroorzaker en zijn familie uit hun huurwoning worden gezet. Met een gedragsaanwijzing wordt geprobeerd om onderliggende oorzaken van de overlast (zoals psychische problemen, verslaving of familieproblemen) aan te pakken. De pilot zal meer inzicht bieden in de werking van het proces van het opleggen van een gedragsaanwijzing.

Aanpak van ondermijnende criminele structuren in de wijkenaanpak

In januari 2013 is het experiment wijkenaanpak veiligheid en georganiseerde criminaliteit gestart. In de vier deelnemende steden wordt met dit experiment inzicht gegeven in de in de wijk aanwezige ondermijnende invloed van georganiseerde en onzichtbare criminaliteit. De Politieacademie voerde dit onderzoek uit in opdracht van de ministeries van BZK en V&J. Uit de resultaten van het onderzoek komt het volgende beeld naar voren:

  • Het probleem van ondermijnende criminele structuren is geen exclusief probleem van de onderzochte wijken. De successen van de wijkenaanpak worden ondermijnd door de aanwezigheid van georganiseerde misdaad in de wijk via vijf patronen:

    • 1. Aantasting van de gezagspositie van politie en overheid;

    • 2. Aangetast vertrouwen onder frontlijnwerkers;

    • 3. Sluipende maatschappelijke acceptatie van misdaad(geld);

    • 4. Aangetaste marktwerking;

    • 5. Aantasting van instituten die zich richten op legale kansen.

  • Er is vaak sprake van een gesloten (straat)cultuur die snel verandert. Hierdoor is «harde» informatie niet direct voor handen. Veel zachte informatie over de ondermijnende structuren is wel aanwezig op straat bij de wijkagent en andere professionals in de wijk. Door informatie te delen tussen politie, professionals en gemeente kan beter zicht gekregen worden op de ondermijnende structuur.

  • Er gaat heel veel geld om in de criminele structuren. Een deel wordt gebruikt om de overheid in haar aanpak te frustreren door bijvoorbeeld rechterlijke procedures aan te spannen. Een ander deel wordt in contracten aangetroffen, dan wel door een deel van de criminelen «belegd» in het tweede vaderland of daar uitgegeven.

  • De ondermijnende gevolgen van drugsgerelateerde criminaliteit zijn niet direct zichtbaar. Indirect zorgt de drugsgerelateerde criminaliteit naast ondermijning ook voor veel zichtbare problemen. Heel veel High Impact Crimes zijn terug te voeren op drugcriminaliteit en georganiseerde misdaad.

  • Ondermijnende criminaliteit is op allerlei manieren vertakt en verbonden met het alledaagse leven in de onderzochte wijken. Tussen de harde criminele en normale wereld bestaan tussenvormen als het bewust wegkijken of een graantje meepikken. Ook investeren criminelen in de wijk, bijvoorbeeld een sportcentrum en draaien sommige lokale bedrijven, zoals juweliers en uitzendbureaus op crimineel geld.

  • Door cumulatie van problemen in kwetsbare wijken is er een voedingsbodem voor criminele activiteiten. Aanpak daarvan vergt een gebiedsgerichte benadering, waar criminaliteitsbestrijding integraal onderdeel van uitmaakt.

  • Daarbij kan voortgebouwd worden op de integrale aanpak van ondermijning en het frustreren van criminele activiteiten, zoals die inmiddels in het land tot ontwikkeling is gekomen. Zo kunnen bedrijven en organisaties die (on)bewust meewerken door diensten of goederen te leveren, aangesproken worden. Vanwege de ondermijnende effecten blijft het voor de steden belangrijk om binnen de eigen gemeente informatie te delen met alle stakeholders (politie, welzijn, instituties, corporaties etc.) en de problematiek te blijven agenderen. Er moet een duidelijke wil aanwezig zijn bij bestuurders en bij de uitvoerders om het probleem integraal aan te pakken in plaats van het beheersbaar te houden.

De volledige rapportage zal eind november 2014 op de website van de rijksoverheid geplaatst worden.

Deel II: Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ)

Op 19 september 2011 hebben 17 organisaties hun handtekening gezet onder «Zuid werkt! Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid». Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) is een samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, de rijksoverheid, scholen, woningcorporaties, zorginstellingen en het bedrijfsleven. Alle partijen hebben zich verbonden aan de ambities, de langdurige inzet en de gerichte en integrale aanpak zoals die in het Nationaal Programma zijn vastgelegd. Het NPRZ kent drie pijlers: school, werk en wonen. Eind van dit jaar zal het bestuur van het NPRZ de volgende voortgangsrapportage presenteren. De voortgangsrapportage van het NPRZ zal ik daarna apart naar uw Kamer sturen. In dit tweede deel van de voortgangsbrief komen de onderdelen aan de orde, waarbij de rijksoverheid betrokken is geweest.

In het Uitvoeringsplan 2012–2014 van juli 2012 is de focus gelegd op school en werken. Betere scholen, betere leerprestaties, en aan het werk zijn, bieden immers de beste garantie op een beter leven voor bewoners van Zuid. De aanpak van het wonen op Zuid (35.000 woningen in 20 jaar tijd) vergt een fundamentele lange termijn aanpak. Zonder verbetering in deze pijler blijven sociale stijgers (bewoners die vooruitgang boeken in opleiding en inkomen) vertrekken en beklijven de inspanningen in de pijlers school en werk niet, zo stelt het bestuur van het NPRZ.

In het Coalitieakkoord 2014–2018 heeft het college van B&W van de gemeente Rotterdam het belang van het doorgaan met het Nationaal Programma (her)bevestigd. De Children’s Zone wordt verder uitgebouwd, en met goed onderwijs, meer lestijd en gezinsondersteuning door de wijkteams wordt extra geïnvesteerd in de toekomst van kinderen op Zuid. Rotterdam streeft ernaar de beste leraren naar Zuid te halen. Door het benutten van carrièrestartgaranties, een betere aansluiting van onderwijs en bedrijven, Social Return On Investment, gebiedsgerichte maatschappelijke activering en aangescherpte handhaving worden mensen aan werk geholpen. Wat het wonen betreft, wordt de aanpak van achterstallig onderhoud en de particuliere woningvoorraad gecontinueerd. Samen met de corporaties wordt gewerkt aan het realiseren van de ambities uit het uitvoeringsplan.

Naast de drie pijlers is de inzet van het college de komende jaren gericht op de aanpak van de criminele economie in de focuswijken van Rotterdam-Zuid. Samen met de investeringen in wonen, onderwijs en werk draagt deze aanpak bij aan een beter leefklimaat en het vertrouwen van de bewoners en investeerders op Zuid. Voor wat betreft de lange termijn investeringen 2015–2030 ligt de prioriteit bij Rotterdam-Zuid (en de binnenstad), aldus het Coalitieakkoord. De burgemeester van Rotterdam heeft de wethouder Wonen en Ruimtelijke Ordening opgevolgd als voorzitter van het bestuur van het NPRZ.

School

Goed onderwijs is een van de belangrijkste voorwaarden voor de verbetering van Rotterdam-Zuid. Het thema school valt in twee delen uiteen: aan de ene kant het tot stand brengen van Children’s Zones in de focuswijken. Speciale zones rondom de scholen, waar alles is gericht op goede groei- en leeromstandigheden, zodat kinderen met succes hun opleiding kunnen volgen. Aan de andere kant is het zaak jongeren te stimuleren een zo hoog mogelijke opleiding te volgen in vakken die perspectief bieden op een baan.

Bij het verbeteren van de omstandigheden voor kinderen om te kunnen leren en studeren, hoort het mogelijk maken van extra leertijd. Met ingang van schooljaar 2014–2015 wordt in (op drie na) alle basisscholen in de Children’s Zone gemiddeld zes tot tien uur langer leertijd aan hun leerlingen aangeboden. Daarnaast zijn de afgelopen jaren 70 nulgroepen in de focuswijken van start gegaan en worden alle PO-scholen in Rotterdam-Zuid ondersteund door een sociaal wijkteam. De sociale wijkteams leveren zorg aan kinderen en hun gezinnen. Ze doen dat volgens de «frontlijnmethode». Dat houdt in dat de teams bij de ouders thuis «aan de keukentafel» mogelijke problemen signaleren. Op grond daarvan maken zij met ouders en kinderen een goed uitvoerbaar plan om die problemen op te lossen. Het doel van deze aanpak is zorgen bij kinderen weg te nemen, wat uiteindelijk tot betere schoolprestaties zal leiden. De rijksoverheid brengt partijen bij elkaar, draagt bij aan de voortgang en brengt kennis in.

Ouderbetrokkenheid en laaggeletterdheid

Om de leerresultaten van kinderen te verbeteren, wordt er in de Rotterdamse Children’s Zone ook ingezet op ouderbetrokkenheid. Uit onderzoek en uit persoonlijke ervaringen van succesvolle jongeren blijkt telkens weer dat ouders en de directe omgeving een cruciale rol spelen. In het kader van het NPRZ heeft een aantal partijen de handen ineen geslagen om hieraan gehoor te geven met een extra impuls aan ouderbetrokkenheid in de Rotterdam Children’s Zone.

In september 2014 is op zeven basisscholen met de pilot Ouderbetrokkenheid 3.0 gestart om de relatie tussen ouders en scholen te verbeteren. Met deze pilot wordt tevens laaggeletterdheid onder ouders aangepakt. Het Ministerie van BZK heeft samen met het Ministerie van SZW dit traject aangejaagd en bekostigd. Naast de pilot Ouderbetrokkenheid, worden er oudertoppen georganiseerd. Tijdens oudertoppen komen ouders en experts samen om kennis en ervaringen over opvoeding met elkaar te delen. De oudertoppen worden met betrokkenheid van de ministeries van BZK en OCW en in samenwerking met de Rotterdamse Hogeschool georganiseerd.

Onderwijsagenda Rotterdam Zuid

Het Ministerie van BZK heeft in samenwerking met onderwijspartners uit Rotterdam-Zuid een agenda opgesteld met onderwerpen die op het gebied van onderwijs de komende jaren gewenst zijn en/of extra aandacht van het Rijk vragen.

Werk

De opgave voor Rotterdam-Zuid op het gebied van werk is groot. Begin 2012 waren in de drie deelgemeenten op Zuid meer dan 13.600 mensen afhankelijk van een bijstandsuitkering. Voor de zeven focuswijken gaat het om 6.000 mensen, waarvan 60% korter dan 5 jaar bijstandsafhankelijk is. In de werkgeversaanpak van het NPRZ staat de werkgever centraal, waarbij de werkgever zoveel mogelijk wordt ontzorgd. De focus ligt op de kansrijke sectoren en grote werkgevers. Vanuit dat principe worden met werkgevers en scholen «deals» gemaakt om de vraag en het aanbod dat van school komt of in een uitkering zit bij elkaar te brengen en te matchen.

Om deze doelstelling te bereiken zijn de afgelopen periode onderstaande activiteiten gestart.

  • Link2Work is een initiatief van de SER-leden VNO-NCW / MKB-Nederland, FNV Jong, CNV Jongeren, MHP Young Professionals, het Ministerie van SZW en de Ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid mevrouw Sterk wil via de netwerken van SER, SZW en deelnemende gemeenten personen uit het bedrijfsleven werven om jongeren te helpen de stap naar werk te maken. In Rotterdam zijn er tot op heden 41 matches gemaakt tussen jongeren en mentoren.

  • Het college van B&W van de gemeente Rotterdam, het UWV en het Ministerie van Defensie hebben op 24 september 2014 een convenant getekend om meer werkzoekende jongeren uit Rotterdam-Zuid bij Defensie te laten werken. Defensie reserveert 100 opleidingsplekken voor jongeren uit het gebied van het NPRZ, die een technische opleiding hebben afgerond. Ook kunnen jongeren uit de regio Rotterdam bij ROC Zadkine een Defensie vakopleidingstraject volgen van zes maanden, met uitzicht op een baan. Daar zijn 250 plekken voor.

Bewoners

Het NPRZ kan alleen resultaat hebben met behulp van de bewoners. Veel problemen kunnen de bewoners zelf oplossen. Uitgangspunt is dat veel bewoners zelf al het verschil kunnen maken. Anderen moeten daarbij geholpen of aangespoord worden. In 2013 is de burgertop «Duizend op Zuid» georganiseerd in Ahoy. Ongeveer 700 inwoners van Zuid dachten daar mee over de oplossing van de problemen die zich op Zuid voordoen. In 2014 is ingezet op het betrekken van doelgroepen bij het NPRZ die tijdens deze burgertop ondervertegenwoordigd waren.

Tijdens de burgertop van zaterdag 26 januari 2013, georganiseerd door de partners van het NPRZ, was slechts 5% van de aanwezigen tussen de 18 en 24 jaar. Daarnaast was er sprake van een ondervertegenwoordiging van allochtone inwoners. Het afgelopen jaar heeft het Ministerie van BZK ingezet op een sterkere verbinding tussen deze twee doelgroepen en het NPRZ en daarvoor verschillende bijeenkomsten georganiseerd en haar netwerkingezet.

Meer dan een kwart van de bewoners op Rotterdam-Zuid is jonger dan 23 jaar. In navolging van de burgertop wordt op vrijdag 7 november 2014 een jongerentop gehouden: Jong op Zuid. Deze top sluit direct aan op een tiental wijkbijeenkomsten met jongeren, waar leren, werken en wonen op Zuid centraal staan. Jongeren worden geprikkeld om na te denken over hun eigen rol en hun verantwoordelijkheid voor een goede toekomst, en spreken ze zich uit over de knelpunten op Zuid; wat hebben ze nodigen van school, werkgevers, overheid?

Om de bekendheid en het draagvlak van het NPRZ te vergroten, is ingezet op bijeenkomsten tussen allochtone inwoners en het NPRZ. Er is gestart met de grootste etnische gemeenschap in Rotterdam Zuid, middels een ontmoeting tussen de directeur van het NPRZ en sleutelfiguren uit de Turkse gemeenschap.

Vanaf september 2014 zullen medewerkers van het NPRZ ook bij de andere grote etnische gemeenschappen gesprekken voeren. De rol van het Ministerie van BZK hierbij is het activeren van het netwerk om dergelijke bijeenkomsten met NPRZ te laten organiseren. Het doel hiervan is om betrokkenheid bij het NPRZ onder bewoners te creëren, zodat zij actief deelnemen aan de activiteiten omtrent het programma.

Wonen

Rotterdam Zuid telt een groot aantal kleine en goedkope woningen. Veel van de woningen zijn in bezit van woningcorporaties. Maar er is ook een flinke hoeveelheid eigendom van particuliere woningeigenaren. De ontevredenheid over hun woning, of woonomgeving, is groot bij de inwoners van Zuid. Verbetering en differentiatie van de woningvoorraad in Rotterdam Zuid zijn speerpunten in het NPRZ. In het kader van de toepassing van hoofdstuk 3 (toegang tot de woningmarkt) van de Wbmgp heb ik per 15 april 2014 op de aanvraag van de gemeente Rotterdam de gebiedsaanwijzing voor de gebieden Tarwewijk, Hillesluis, Carnisse, Oud-Charlois en Bloemhof verlengd met vier jaar en besloten tot een nieuwe gebiedsaanwijzing voor enkele straten in Delfshaven.13 Dat betekent dat op grond van de artikelen 8 en 9 van de Wbmgp voor deze gebieden eisen kunnen worden gesteld aan woningzoekenden, te weten het stellen van eisen aan de aard van het inkomen en/of het voorrang verlenen aan woningzoekenden met bepaalde sociaaleconomische kenmerken.

Ruimtelijk ambitiedocument

Eind april 2014 heeft het bestuur van het NPRZ het ambitiedocument «Ruimtelijk perspectief Rotterdam-Zuid» vastgesteld. Het document is de lange-termijnuitwerking van de pijler wonen en bevat de strategie waarmee in een periode van 20 jaar Rotterdam-Zuid wordt getransformeerd naar een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Het gaat om een ruimtelijke visie en een ontwikkelingsstrategie op hoofdlijnen dat dient als kader waarbinnen de woonambities van het NPRZ de komende twee decennia gestalte krijgen: meer diversiteit in de woningvoorraad en het creëren van meer banen, een aantrekkelijk winkelaanbod, maatschappelijke voorzieningen, een goede bereikbaarheid en een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte.

In het ambitiedocument wordt tevens benoemd voor welke opgaven nog financiële dekking nodig is. Op korte termijn is er dekking voor de aanpak van sociale woningvoorraad, kleinere infrastructurele ingrepen en verbetering in de particuliere voorraad. Nieuwbouwontwikkelingen, zoals op de Kop van Zuid en Katendrecht, zullen door middel van private financiering worden gerealiseerd als de markt daarvoor rijp is. Er is nog geen overall financiering gevonden voor de grondige aanpak van de particuliere voorraad en lange-termijn infrastructurele ingrepen. Maar er zijn al wel deelmaatregelen genomen die herstructurering wel mogelijk maakt. Een deel van de ongedekte opgave zal op lange termijn (mede) worden gefinancierd door nieuwe vormen van samenwerking, aldus het ambitiedocument.

Herstructurering is in de regel verliesgevend, ook als deze leidt tot de bouw van niet-DAEB woningen. Daarom is in de novelle herziening woningwet14 ruimte gecreëerd voor investeringen in Rotterdam-Zuid. In deze situaties mogen kosten welke worden gemaakt tot het bouwrijp zijn van de grond (voor een deel) gedragen worden door de DAEB-activiteiten. Hierbij geldt, ter bescherming van de DAEB, de eis dat de genoemde in de DAEB te nemen kosten in een bepaald herstructureringsgebied per 10 jaren maximaal een bepaald percentage van de WOZ-waarde van daar aanwezige DAEB woningen mag zijn. Voor Rotterdam-Zuid en de krimpgebieden, waar vanwege de lokale situatie upgrading kan worden geacht het grootste waardevermeerderend effect te sorteren, wordt daarbij gedacht aan een percentage van 10, en voor overig Nederland aan 5%. De DAEB zal baat hebben bij herstructurering omdat de WOZ-waarde van dat bezit positief wordt beïnvloed.

Investeringsfaciliteit op grond van de verhuurdersheffing

Door gebruik te maken van de investeringsfaciliteit op grond van de verhuurdersheffing zijn de woningcorporaties Woonstad Rotterdam, Havensteder, Woonbron en Vestia van plan in de periode 2014–2017 extra te investeren in Rotterdam-Zuid. Bovenop de € 400 miljoen, die al waren afgesproken, investeren de corporaties € 60 miljoen extra. Medio september 2014 waren er door de corporaties bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 629 aanvragen uit Rotterdam ingediend. In totaal ging het hierbij om € 9,3 miljoen. Behalve tot investeringen in renovatie, sloop en nieuwbouw leiden de investeringen ook tot meer werk en stageplaatsen voor de inwoners op Zuid.

Investeringen op Zuid door Vestia

Bij de start van het Nationaal Programma was de ambitie van woningcorporatie Vestia om in totaal € 1,2 miljard in Rotterdam Zuid te investeren. Nu Vestia als gevolg van de derivatenproblematiek een saneringscorporatie is, is deze omvangrijke ambitie losgelaten en zijn de investeringsmogelijkheden naar beneden bijgesteld. De directeur van het programmabureau en de corporatie brengen in beeld welke opgaven Vestia nog voor zijn rekening kan nemen en hoe deze in de doorlooptijd van het programma hun beslag kunnen krijgen. Behalve naar de reguliere mogelijkheden, zoals de aanvraag van projectsteun door betrokken corporaties, wordt hierbij ook rekening gehouden met mogelijke kantelingen die zich gaandeweg het traject kunnen voordoen, waardoor eventuele andere geïnteresseerde (markt)partijen in beeld kunnen komen.

Particuliere woningvoorraad

In het AO over de wijkenaanpak op 27 november 2013 heb ik uw Kamer toegezegd om als ministerie met de gemeente Rotterdam mee te denken over oplossingsrichtingen voor de aanpak van de particuliere woningvoorraad. Van de in totaal 95.000 woningen in Rotterdam Zuid zullen in 20 jaar 35.000 woningen worden aangepakt. 23.000 hiervan zijn particulier bezit (huur en koop). Veelal gaat het om oude, kleine, slecht onderhouden woningen. De aanpak vindt plaats door middel van verbeterd beheer (eigenaargerichte aanpak van VVE-010), investeringen op het terrein van energiebesparing, samenvoeging en sloop. Door de omvang van de opgave en de lage WOZ-waarden van de panden is hier sprake van een kostenpost, die met nieuwbouw niet is te ondervangen. Dit wordt nog versterkt doordat in verschillende gebieden in lagere dichtheden wordt teruggebouwd dan de huidige situatie. Het programmabureau heeft een onrendabele top berekend van € 50 miljoen per jaar.

Op 12 juni 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de verbetering van het functioneren van VVE’s15. Gelet op de problematiek van de grote steden heb ik hierbij specifieke aandacht voor de activering van kleine VVE’s, de reservering voor en de financiering van onderhoud, en de noodzaak van het opnemen van een minimumpercentage voor de onderhoudsreservering om goedwillende eigenaren en VVE-bestuurders een extra instrument in handen te geven om zelf voldoende reserve tot stand te brengen. Zoals toegezegd in de eerder genoemde brief zal ik uw Kamer in 2015 de hiervoor benodigde aanpassingen in wetgeving voorleggen. Daarnaast wordt er invulling gegeven aan een specifiek revolverend fonds met laag rentende leningen, ten behoeve van het treffen van verduurzamingsmaatregelen door VvE’s. Dit fonds zal naar verwachting voorjaar 2015 operationeel zijn.

In opdracht van de gemeente Rotterdam werkt het bureau Twynstra Gudde aan een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse van de aanpak van de particuliere woningvoorraad in de zeven focuswijken van het NPRZ. Aan de hand van verschillende scenario’s zal inzicht worden gegeven in de maatschappelijke kosten en baten. Ambtenaren van het Ministerie van BZK maken deel uit van de stuurgroep van dit traject. De MKBA zal naar verwachting dit najaar worden afgerond.

Op 8 mei jl. hebben het Ministerie van BZK, de gemeente Rotterdam en enkele woningcorporaties overlegd over de inzet van fondsen uit het Energieakkoord voor energiebesparing en de inzet van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector in Rotterdam-Zuid. In het overleg is uitleg gegeven over de inhoud en werking van de regeling. Inmiddels hebben de woningcorporaties Woonbron, Woonstad Rotterdam en Havensteder een aanvraag voor de subsidie van STEP ingediend. In dit overleg heeft Rotterdam ook geïnformeerd naar de reikwijdte van de regeling in relatie tot de aanwezigheid van stadsverwarming binnen de gemeente. Met ingang van 1 januari 2015 telt stadsverwarming (op basis van een gecontroleerde kwaliteitsverklaring) mee op basis van werkelijk rendement voor de energie index en daarmee ook bij het bepalen van de subsidie.

Naar aanleiding van de publicatie van de eindrapportage «Grenzen verschuiven» van de Commissie stedelijke herverkaveling en vooruitlopend op het wetgevingstraject onderzoekt de gemeente Rotterdam de mogelijkheden om een pilot te starten. Het Ministerie van BZK denkt mee over de opzet van deze eventuele pilot.

Conform de toezegging aan uw Kamer heeft het Ministerie van BZK het afgelopen jaar op verschillende onderwerpen, die raken aan de problematiek van de particuliere voorraad met Rotterdam, overleg gehad. De praktijk wijst uit dat definitieve oplossingen nog niet voorhanden zijn en dat een voortzetting van deze zoektocht nodig is. Nieuwe oplossingsrichtingen, zoals de mogelijkheden van de instelling van een Sloopfonds, dat ook voor krimpgebieden relevant is, worden nader onderzocht. Daarnaast wordt in bredere zin met Rotterdam overlegd over het borgen van de investeringscapaciteit in woningen en woonomgeving voor de langere termijn, en het betrekken van private partijen daarbij.

Deze voortgangsbrief heeft vooral een kwalitatief beeld willen geven van de (door-)ontwikkeling van de wijkaanpak en de aanpak op Rotterdam Zuid. Met de voortgangsrapportage Wijkaanpak 2015 zal er wederom en per stad een meer kwantitatieve voortgang worden gegeven op basis van de dan actuele gegevens van de Leefbaarometer. Daarnaast zult u, in vervolg op de voortgangsrapportage stedelijke vernieuwing, begin 2015 worden geïnformeerd over de afronding van vijftien jaar ISV-beleid, de daarbij bereikte resultaten en de wijze waarop betrokken (decentrale) partijen thans zelf invulling kunnen geven aan de bevordering van stedelijk vernieuwing.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 32 847, nr. 16

X Noot
2

Kamerstuk 32 847, nr. 29

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 32 847, nr. 106

X Noot
6

Kamerstuk 33 797

X Noot
7

Kamerstuk 32 847, nr. 106 en 112

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 948

X Noot
9

Kamerstuk 32 847, nr. 106

X Noot
10

Maatwerktabellen, gepubliceerd op CBS website

X Noot
11

Stb-2014-249

X Noot
12

Stb-2014-152

X Noot
13

Kamerstuk 33 340, nr. 3

X Noot
14

Kamerstuk 33 966, nr. 2

X Noot
15

Kamerstuk 27 926, nr. 226

Naar boven