32 847 Integrale visie op de woningmarkt

34 104 Langdurige zorg

Nr. 1095 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 september 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief van 15 juni 2023 over de reactie op verzoek commissie over de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de bouwambities, met hierin een toelichting op de gevolgen voor de langdurige zorg (Kamerstukken 32 847 en 34 104, nr. 1047).

De vragen en opmerkingen zijn op 7 juli 2023 aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 september 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Smals

De adjunct-griffier van de commissie, Heller

Inhoudsopgave

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

6

     

II.

Reactie van de Minister

7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor LZS. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat de woningbouwambitie voor ouderen onveranderd is en dat voor elke locatie die vertraagt is een andere locatie moet worden aangewezen of versneld. Hoe wordt erop toegezien dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt? Wordt er ook rekening gehouden met de regionale verdeling bij het aanwijzen van deze nieuwe locaties?

Genoemde leden lezen dat uit de regiomonitor van 2022 van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) blijkt dat zorgaanbieders plannen hebben voor een uitbreiding met 19.920 plekken. Dit aantal is niet voldoende om de doelstelling te behalen. Op welke manier wordt alles op alles gezet om deze doelen wel te halen? Wat is de prioritering hierbij?

En wat is de termijn om de actietafels te organiseren om de doelstellingen voor wonen en zorg te bewaken? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de Minister voor VRO hier ook prioriteit aan stelt in de gehele woningbouwopgave?

Genoemde leden vinden het goed dat de Minister ook haar verantwoordelijkheid neemt om de gemeenten aan te spreken om een gemeentelijk volkshuisvestingprogramma op te stellen. Wat de leden van de VVD-fractie betreft mag dit een stevigere inzet zijn dan enkel gemeenten aan te spreken. Wat zijn de middelen die de Minister voor LZS en de Minister voor VRO hebben als de doelen van dit programma niet gehaald worden? Zijn er dan alternatieven zoals tijdelijke/containerwoningen die ingezet kunnen worden?

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van de Minister om ook te investeren in zorgverlening die minder afhankelijk is van het bouwproces. Wordt de vergunningverlening van eventuele verbouwingen die in bestaande woningen moeten gebeuren versoepeld? Zo ja, wordt erop toegezien dat dit in alle gemeentes zo uniform mogelijk wordt, om regionale verschillen tegen te gaan? En hoe worden mensen waar dit een oplossing voor zou zijn hierover geïnformeerd?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de landelijke versoepeling die de Minister voor VRO aan wil brengen als het gaat om de bouw van mantelzorgwoningen, zoals toegezegd in het debat over de woon- en zorgplannen voor ouderen op 23 maart 2023.

Tot slot kijken de leden van de VVD-fractie uit naar de update van de voorgang van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO).

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de bouwambities met betrekking tot de langdurige zorg. De Minister schrijft dat de ambities onveranderd blijven, ondanks de obstakels in de bouwsector. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de Minister een tijdspad kan schetsen voor het uitvoeren van motie van het lid Sahla1, zodat er een inschatting gemaakt kan worden of de bouwplannen op tijd gereed zullen zijn voor 2030. En heeft de Minister een ijkmoment waarop de knoop wordt doorgehakt of de ambities daadwerkelijk nog realistisch zijn?

Voor de realisatie van woningen verwijst de Minister naar regionale woondeal. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de Minister voor VRO al geruime tijd aan de gemeenten vraagt om woonzorgvisies op te stellen om het vraag en aanbod van zorg in kaart te brengen. De deadline voor de woonzorgvisies is recentelijk weer vooruitgeschoven. Kan de Minister toelichten wat de reden is van dit uitstel en hoe de woonzorgvisies zich verhouden tot de regionale woondeals? Wat is de procedure, bijvoorbeeld, als er tegenstrijdige opgaven worden opgenomen in een woondeal en opzichte van een woonzorgvisie? En kan de Minister toelichten in hoeverre de Minister voor VRO dwingend kan en gaat optreden als gemeenten de gestelde deadline voor het opstellen van een woonzorgvisie niet haalt?

Tenslotte, deze leden zien graag een toelichting met betrekking tot het stimuleringsbudget Wet langdurige zorg (Wlz) (€ 70 miljoen per jaar), wat in het kader van het scheiden van wonen en zorg wordt ingezet. Kan de Minister toelichten hoe dit budget is besteed en hoe dit bedrag is verantwoord?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op het verzoek van de commissie over de brief van de Minister voor VRO over de bouwambities, met hierin een toelichting op de gevolgen voor de langdurige zorg, en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie willen van de Minister weten hoeveel nultredenwoningen, geclusterde woningen of verpleegzorgwoningen reeds vergund zijn en snel gebouwd kunnen worden. Verder willen zij van haar weten hoeveel nultredenwoningen, geclusterde woningen of verpleegzorgwoningen er op korte termijn vergund zullen gaan worden. Hoe wordt de bouw van deze woningen gefinancierd?

Hoe zorgen de «actietafels» er concreet voor dat er daadwerkelijk actie wordt ondernomen? Hoe zorgt de Minister ervoor dat dit initiatief niet weer verzandt in het zand van de beoogde bouwplaatsen?

Het kabinet stelt ruim een half miljard euro beschikbaar voor de start-bouwimpuls (minimaal € 250 miljoen) en de versnelde realisatie van flexwoningen (€ 300 miljoen). Wat hebben ouderen hieraan, zo willen de leden van de PVV-fractie weten. Bovendien was het antwoord van de Minister op vraag 45 in de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag VWS 2020 (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 8) dat (deze) ruim € 300 miljoen wordt ingezet om de bouw van flexwoningen voor onder andere statushouders en Oekraïense ontheemden te stimuleren. Dan blijft er niet veel meer over om huizen te bouwen voor ouderen. Kan de Minister concreet aangeven hoeveel van deze ruim half miljard euro wordt uitgetrokken om daadwerkelijk huisvesting voor ouderen en zorgbehoevenden te realiseren?

Er zijn tot 2030 290.000 extra nultredenwoningen nodig, maar de bouwsector heeft het moeilijk. Wat gebeurt er als deze woningen niet gerealiseerd worden?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister uit te leggen wat de ouderen van nu concreet gaan merken van de wet Versterking Regie Volkshuisvesting Wat houdt deze wet precies in en hoe gaat deze wet ervoor zorgen dat de bouwduur van huizen in dit overgereguleerde en űber-gebureaucratiseerde land met meer dan de helft wordt bekort?

Zorgaanbieders hebben plannen voor uitbereiding met 18.920 plekken. Zit in dit aantal ook de 4.800 eerdergenoemde nog te realiseren verpleeghuisplekken? Zo ja, wat is er gebeurd met de plannen voor 18.111 geclusterde verpleegzorgplekken van de sector voor 2021–2027? Hoeveel van de 18.920 plekken kunnen op korte termijn worden uitgewerkt tot concrete bouwplannen? Wanneer verwacht de Minister dat de eerste plekken gerealiseerd zullen zijn?

Kan de Minister alstublieft in éen keer een goed overzicht geven van de aantallen extra nultredenwoningen, geclusterde woningen, verpleegZORGwoningen en verpleegHUISplekken die er nodig zijn in 2030 en 2040? Kan de Minister dit in een tabel weergeven? Kan de Minister per woonvorm (nultredenwoningen, geclusterde woningen, verpleegZORGwoningen en verpleegHUISplekken) de voorwaarden, criteria, rechten en plichten aangeven?

Kan de Minister aangeven hoe zij de € 312 miljoen gaat investeren om de bouw van geclusterde verpleegzorgplekken te realiseren?

Hoe kan de Minister garanderen dat er voor mensen voor wie zorg thuis niet langer een optie is, in de toekomst een plek in het verpleeghuis beschikbaar is en blijft?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat specifiek voor de verpleegzorgplekken ZN plannen heeft voor uitbreiding met 18.920 plekken tot en met 2027, terwijl de doelstelling 40.000 plekken in 2030 is. In de brief geeft de Minister zelf ook aan dat dit lager dan de doelstelling is, maar dat men ook in overweging moet nemen dat de tijdshorizon anders is. Een simpele rekensom laat echter zien dat als men spreekt over 18.920 plekken tot en met 2027 dit gemiddeld zo’n 4204 plekken per jaar betekent (18920 gedeeld door 4,5 jaar2). Om de doelstelling van 40.000 te halen per 2030 betekent dat er in 2028 en 2029 nog 21.080 plekken bij moeten komen. Dit betekent dat men voor die laatste twee jaar van 4204 plekken per jaar er opgeschaald moet worden naar 10.540 plekken per jaar. Hoe denkt de Minister dit voor elkaar te krijgen? Is een dergelijke opschaling in die laatste twee jaar wel realistisch?

Daarnaast vallen onder deze 18.920 verpleegzorgplekken ook verpleeghuisplekken. Hoe ziet de verdeling tussen verpleegzorgplekken en verpleeghuisplekken eruit voor zowel deze 18.920 plekken als voor de ambitie voor 2030?

Verder is er op dit moment al een grote behoefte aan specifiek meer verpleeghuisplekken. Welke maatregelen gaat de Minister op korte termijn nemen om de mensen die nu op de wachtlijst staan voor een plek in het verpleeghuis en voor wie zorg thuis echt niet langer een optie is, alsnog een plek te bieden?

Genoemde leden lezen ook dat de Minister de knelpunten in de bouw voor woningen voor ouderen vooral wil aanpakken via subsidies. In eerdere verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer is naar voren gekomen dat subsidies verstrekt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet altijd doelmatig en/of doeltreffend zijn. Kan de Minister de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze (toekomstige) stimuleringsregelingen onderbouwen? Hoe zal de Minister de rechtmatigheid van deze stimuleringsregelingen nagaan?

Tot slot zijn genoemde leden benieuwd naar de betaalbaarheid van de 290.000 woningen die voor ouderen gecreëerd zullen worden. Kan de Minister betaalbaarheid definiëren en aangeven hoe dit toegepast gaat worden op de 290.000 woningen voor ouderen?

Verder zijn genoemde leden benieuwd in hoeverre de woonwensen van (toekomstige) ouderen en hun zorgverleners worden meegewogen in het ontwerp van deze woningen. Hoe zien de buurten eruit waar deze woningen voor ouderen gebouwd worden? Worden zaken als het ontwerpen van een dementievriendelijke buurt voldoende meegenomen in de bouwplannen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de reactie van de Minister gelezen op de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de bouwambities, en de gevolgen voor de langdurige zorg. Deze leden hebben al diverse malen gewezen op de onrealistische bouwambities en met name op de gevolgen daarvan voor mensen die afhankelijk zijn van langdurige zorg.

Zij vragen een overzicht van de keren dat de Kamer de Minister heeft gewezen op het feit dat de bouwambities niet gehaald zouden worden en de gevolgen voor de langdurige zorg, met name de gevolgen voor de benodigde woningen waar mensen zorg thuis zouden moeten krijgen. Sinds wanneer heeft de Kamer hierop gewezen en wat heeft de Minister precies vanaf toen gedaan om te anticiperen op de gevolgen van de falende bouwplannen en de zorg voor ouderen, thuis of in een verpleeghuis, overeind te houden? Welke aanvullende maatregelen heeft zij ingezet?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe realistisch de ambitie is om tussen nu en 2030 290.000 geschikte woningen voor ouderen te realiseren (170.000 nultredenwoningen, 80.000 geclusterde woonvormen en 40.000 verpleegzorgplekken). Wat zijn de gevolgen voor ouderen als deze ambitie niet gehaald wordt? Hoe zien de tussenstappen per jaar er uit? Hoe houdt de Minister voor LZS de vinger aan de pols en zorgt zij ervoor dat onmiddellijk ingegrepen kan worden en alternatieve maatregelen klaarliggen voor als de ambitie niet wordt gehaald? Welke alternatieve maatregelen zijn dan beschikbaar?

De leden van de PvdA-fractie lezen met verbazing dat zorgaanbieders plannen hebben voor uitbreiding met 18.920 plekken tot 2027 en dat de Minister stelt dat dit weliswaar lager is dan de doelstelling van 40.000 extra plekken per 2030, maar dat dit een inventarisatie betreft voor plannen tot en met 2027, terwijl de tijdshorizon voor de 40.000 plekken 2030 is. Denkt de Minister dan dat in de periode 2027–2030, de overgebleven drie jaar, nog 21.080 plekken gerealiseerd kunnen worden? Waarop is deze verwachting gebaseerd?

De leden van de PvdA-fractie zijn het met de Minister eens dat het van belang is dat de bestaande uitbreidingsplannen zo snel mogelijk worden uitgewerkt tot concrete bouwplannen. Hoe gaat de Minister hiervoor zorgen? Van wie is dat afhankelijk en wie is hiervoor uiteindelijk verantwoordelijk? Als de Minister meent dat zij hiervoor niet eindverantwoordelijk is, is zij het dan met de leden van de PvdA-fractie eens dat zij dan in ieder geval alternatieven moet hebben klaarliggen? En als zij wel eindverantwoordelijk is, welk tijdspad wordt dan gehanteerd, hoeveel plekken worden er per jaar gerealiseerd? Of denkt de Minister dit naar de volgende regeerperiode te kunnen schuiven? Hoe neemt zij dan haar verantwoordelijkheid voor voldoende zorg voor ouderen?

De leden van de PvdA-fractie vragen om in de nadere concretisering van de voornemens voor woningen voor ouderen eind, die 2023 gereed moet zijn, een duidelijk tijdspad op te nemen. Ook vragen zij haar dit vóór de volgende begrotingsbehandeling aan de Kamer te doen toekomen.

De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie van de Minister op het feit dat de publicatie van de «Nota van inlichtingen meerjarig inkoopbeleid Wlz» is uitgesteld door ZN omdat verpleeghuizen in alle zorgkantoorregio’s massaal gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om vragen te stellen en daarmee bezwaar te maken tegen het nieuwe meerjarige inkoopbeleid Wlz dat op 1 juni is gepubliceerd. Klopt het dat de verlaging van het budgettair kader Wlz voor volgend jaar met 1.2 procent, oplopen tot 3 procent in 2026, betekent dat de sector ouderenzorg tot 2026 € 12 miljoen moet bezuinigen en dat dit vooral uit de meerjarige contracten moet komen? Wat vindt zij van het protest van de zorgorganisaties tegen de onderbouwing van het richttariefpercentage, omdat zij voorzien dat dit tariefpercentage onvoldoende kostendekkend is voor een groot deel van de sector, zo vragen deze leden haar. Wat zijn de gevolgen in de praktijk, met name voor ouderen die zorg nodig hebben, als dit werkelijk het geval blijkt te zijn?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de onderhavige stukken. Hier heeft zij nog een aantal vragen over.

De Minister schrijft in haar brief € 312 miljoen vrij te maken voor geclusterde verpleegzorgplekken. Het lid van de BBB-fractie juicht dit van harte toe. Dit maakt zorg dichter bij huis, toegankelijker en verhelpt eenzaamheid. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister hoeveel mensen voor de € 312 miljoen in deze vorm kunnen worden gehuisvest.

Verder schrijft de Minister dat zij samen met de Minister voor VRO in gesprek is met alle regio’s om 290.000 ouderenwoningen te bouwen voor 2030. Dit is een zeer ambitieus streven waarvan genoemd lid zich afvraagt of dit gaat lukken, al heeft zij goede hoop. Het lid van de BBB-fractie ziet graag dat de woningen eerlijk verspreid worden over alle gebieden in ons land. Wat betreft de voorgenomen 290.000 ouderenwoningen die gemeenten moeten gaan bouwen: waar gaan deze ouderenwoningen komen? Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat de Minister dit nog niet precies in kaart heeft, omdat het proces nog in de planningsfase zit. Het lid van de BBB-fractie vraagt aan de Ministers of er voldoende rekening gehouden wordt met landelijke gebieden.

Het lid van de BBB-fractie vindt het uiterst belangrijk dat alle regio’s in Nederland gelijk behandeld gaan worden. Kan de Minister toezeggen dat de 290.000 huizen en de € 312 miljoen voor geclusterde ouderenwoningen evenredig verspreid zullen worden over Nederland? Als de Minister dit niet kan, kan zij uitleggen waarom niet?

II. Reactie van de Minister

Ik heb met belangstelling de inbreng en vragen van de fracties gelezen. In het hiernavolgende beantwoord ik de gestelde vragen, waarbij ik start met een korte parafrasering van de gestelde vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat de woningbouwambitie voor ouderen onveranderd is en dat voor elke locatie die vertraagt is een andere locatie moet worden aangewezen of versneld. Hoe wordt erop toegezien dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt? Wordt er ook rekening gehouden met de regionale verdeling bij het aanwijzen van deze nieuwe locaties?

Per regio is de opgave aan nieuw te bouwen woningen voor ouderen berekend. Deze opgave is met de regio gedeeld, en wordt betrokken in de verdere uitwerking van de woondeals. Daarin is de Minister van BZK voornemens afspraken te maken met gemeenten over verwerking van de opgave in de woningbouwprogrammering. Wanneer projecten binnen de programmering vertraging oplopen, wordt aan de regionale versnellingstafel door overheden en ontwikkelende partijen gezamenlijk besproken hoe belemmeringen kunnen worden opgelost.

Genoemde leden lezen dat uit de regiomonitor van 2022 van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) blijkt dat zorgaanbieders plannen hebben voor een uitbreiding met 19.920 plekken. Dit aantal is niet voldoende om de doelstelling te behalen. Op welke manier wordt alles op alles gezet om deze doelen wel te halen? Wat is de prioritering hierbij?

En wat is de termijn om de actietafels te organiseren om de doelstellingen voor wonen en zorg te bewaken? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de Minister van BZK hier ook prioriteit aan stelt in de gehele woningbouwopgave?

De Minister van BZK heeft in de woondeals met provincies en gemeenten bestuurlijke afspraken gemaakt over de gehele woningbouwopgave. Daaronder vallen ook zorggeschikte woningen. De Minister van BZK zet in om met provincies af te spreken dit jaar actietafels op te zetten en te organiseren, waar gemeenten, provincies, ontwikkelende- en zorgpartijen met elkaar afspraken maken over de ontwikkeling van concrete woningbouwprojecten, waar zorg wordt voorzien. Voorop blijft staan dat het van belang is om het woningtekort op landelijke niveau terug te dringen naar 2%.

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat de Minister ook haar verantwoordelijkheid neemt om de gemeenten aan te spreken om een gemeentelijk volkshuisvestingprogramma op te stellen. Wat de leden van de VVD-fractie betreft mag dit een stevigere inzet zijn dan enkel gemeenten aan te spreken. Wat zijn de middelen die de Minister voor LZS en de Minister van BZK hebben als de doelen van dit programma niet gehaald worden? Zijn er dan alternatieven zoals tijdelijke/containerwoningen die ingezet kunnen worden?

Het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting, dat momenteel voor advies in behandeling is bij de Afdeling advisering van de Raad van State, voegt voor het Rijk, provincies en gemeenten een plicht aan de Omgevingswet toe om een volkshuisvestingsprogramma vast te stellen. Dit programma is vooral bedoeld om de doelen op het terrein van de volkshuisvesting, die worden vastgesteld in de omgevingsvisie, te concretiseren. Zo zal het gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma bijvoorbeeld voornemens kunnen bevatten tot aanpassing van het omgevingsplan gericht op het mogelijk maken van woningbouw of herbestemming. Mochten dergelijke voornemens niet of onvoldoende worden uitgewerkt in deze programma’s, dan is het in eerste instantie aan de provincies om met instructies gemeenten alsnog te doen komen tot beleidsvorming in de volkshuisvestingsprogramma’s. Als ook dit tot onvoldoende resultaat leidt, of wanneer de voornemens in een volkshuisvestingsprogramma onvoldoende worden opgepakt, is het eveneens in eerste instantie aan de provincie om gemeenten met instructies te dwingen om omgevingsplannen aan te passen.

Ook de Minister van BZK beschikt over de bevoegdheden om instructieregels en instructies te stellen ten aanzien van volkshuisvestingsprogramma’s en omgevingsplannen. Er is sprake van taakverwaarlozing wanneer deze instructies en instructieregels onvoldoende worden uitgevoerd. Gedeputeerde staten kunnen in dit geval besluiten om in de uitvoering van deze instructieregels of instructies te voorzien door indeplaatsstelling ten laste van de gemeente. De Minister van BZK komt deze bevoegdheid toe indien provincies taken verwaarlozen. Ook kan de Minister van BZK in overeenstemming met de Minister van BZK in geval van een zwaarwegend algemeen belang het provinciebestuur verzoeken om over te gaan tot indeplaatsstelling vanwege taakverwaarlozing door gemeenten. Wanneer het provinciebestuur daartoe niet binnen de gestelde termijn overgaat, kan de Minister van BZK uiteindelijk zelf besluiten tot indeplaatsstelling. Inzet van dit instrumentarium kan ertoe leiden dat provincies of het Rijk omgevingsplannen wijzigen om de bouw van (tijdelijke) woningen mogelijk te maken.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van de Minister om ook te investeren in zorgverlening die minder afhankelijk is van het bouwproces. Wordt de vergunningverlening van eventuele verbouwingen die in bestaande woningen moeten gebeuren versoepeld? Zo ja, wordt erop toegezien dat dit in alle gemeentes zo uniform mogelijk wordt, om regionale verschillen tegen te gaan? En hoe worden mensen waar dit een oplossing voor zou zijn hierover geïnformeerd?

Het hangt van de aard van de verbouwingen van de woning af of deze vergunningsvrij zijn dan wel dat een omgevingsvergunning voor de verbouwing nodig is.

Onder de Omgevingswet, die vanaf 1 januari 2024 in werking treedt, zal de beoordeling van de technische bouwactiviteiten (de «technische bouwactiviteit» omvat het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk) plaatsvinden aan de hand van de regels in het Besluit bouwwerken leefomgeving (BBL). Dit is op dit moment nog het Bouwbesluit.

Het BBL bevat onder meer regels over het (ver)bouwen, gebruiken en slopen van gebouwen en andere bouwwerken, zoals bijvoorbeeld eisen over de veiligheid van woningen en andere bouwwerken. De regels in het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn uniforme landelijke regels en gelden dus voor alle gemeenten gelden.

Veel interne verbouwingen van een woning zullen mogelijk zijn zonder omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit. Via www.omgevingsloket.online.nl kan een check worden gedaan of een vergunning nodig is of niet. Met behulp van deze vergunningscheck kan een algemene indicatie worden verkregen of een omgevingsvergunning nodig is.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de landelijke versoepeling die de Minister van BZK aan wil brengen als het gaat om de bouw van mantelzorgwoningen, zoals toegezegd in het debat over de woon- en zorgplannen voor ouderen op 23 maart 2023.

De leden van de VVD-fractie kijken uit naar de update van de voorgang van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO).

Bij de eerstvolgende inhoudelijke verzamel-AMvB Omgevingswet, zal uitvoering worden gegeven aan de aangenomen motie over mantelzorg. Er zal daartoe een instructieregel worden opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving. De instructieregel zal zich richten op het omgevingsplan om te garanderen dat gemeenten de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor mantelzorgwoningen zo veel mogelijk in stand houden. Er is nog geen planning beschikbaar voor de AMvB-wijziging.

De update over de voortgang van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) heb ik uw Kamer op 3 juli 2023 doen toekomen (Kamerstuk 29 389, nr. 117).

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de bouwambities met betrekking tot de langdurige zorg. De Minister schrijft dat de ambities onveranderd blijven, ondanks de obstakels in de bouwsector. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de Minister een tijdspad kan schetsen voor het uitvoeren van motie Sahla3, zodat er een inschatting gemaakt kan worden of de bouwplannen op tijd gereed zullen zijn voor 2030. En heeft de Minister een ijkmoment waarop de knoop wordt doorgehakt of de ambities daadwerkelijk nog realistisch zijn?

Op dit moment kan dit tijdpad over de invulling van de opgave tot en met 2030 nog niet geschetst worden. Via verschillende bronnen zal hier het komende jaar meer duidelijkheid over komen. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) heeft provincies en gemeenten gevraagd om voor het einde van het jaar afspraken te maken over de verdeling van de opgave per woondealregio. Daarnaast zal ook het gebruik van de stimuleringsregeling meer duidelijkheid gaan geven in welke jaren er gebouwd zal worden.

Voor de realisatie van woningen verwijst de Minister naar regionale woondeals. Tegelijkertijd constateren de leden van de D66-fractie dat de Minister van BZK al geruime tijd aan de gemeenten vraagt om woonzorgvisies op te stellen om het en aanbod van zorg in kaart te brengen. De deadline voor de woonzorgvisies is recentelijk weer vooruitgeschoven. Kan de Minister toelichten wat de reden is van dit uitstel en hoe de woonzorgvisies zich verhouden tot de regionale woondeals? Wat is de procedure, bijvoorbeeld, als er tegenstrijdige opgaven worden opgenomen in een woondeal en opzichte van een woonzorgvisie? En kan de Minister toelichten in hoeverre de Minister van BZK dwingend kan en gaat optreden als gemeenten de gestelde deadline voor het opstellen van een woonzorgvisie niet haalt?

In zes koploperregio’s, Metropool Regio Amsterdam, Parkstad Limburg, regio Haaglanden, Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen, provincie Groningen en regio Enschede, is in 2022 gestart met het opstellen van een regionaal afgestemde woonzorgvisie voor aandachtsgroepen en ouderen. Het opstellen hiervan is een complexe opgave die tijd en veel onderlinge afstemming tussen gemeenten, woningcorporaties, huurders-, cliënt-, zorg- en welzijnsorganisaties vergt, met name omdat deze werkwijze deels nieuw is. Soms moet de samenwerking tussen deze partijen nog worden opgebouwd of veranderd en zijn er verschillende regionale indelingen waarlangs moet worden samengewerkt. Ook is de data om afspraken op te baseren niet altijd voorhanden. Op basis van het koploperprogramma is door de Minister van BZK geconcludeerd dat de eerder gecommuniceerde deadline, dat per januari 2024 iedere gemeente moet beschikken over een regionaal afgestemde woonzorgvisie, niet haalbaar is. De urgentie blijft onverminderd hoog. Gemeenten moeten daarom dit jaar in regionaal verband een start maken met het opstellen van een woonzorgvisie. Onderdeel van de woonzorgvisie zijn regionale afspraken over de huisvestingsopgave van aandachtsgroepen en afspraken over een evenwichtige verdeling van aandachtsgroepen over gemeenten.

De Wet versterking regie op de volkshuisvesting voorziet erin dat de woonzorgvisies in 2026 onderdeel worden van het verplichte volkshuisvestingsprogramma voor gemeenten. Het wetsvoorstel is voor advies naar de Raad van State gestuurd4.

De leden van de D66-fractie zien graag een toelichting met betrekking tot het stimuleringsbudget Wet langdurige zorg (Wlz) (€ 70 miljoen per jaar), wat in het kader van het scheiden van wonen en zorg wordt ingezet. Kan de Minister toelichten hoe dit budget is besteed en hoe dit bedrag is verantwoord?

ZN heeft namens de zorgkantoren een overzicht gegeven van de uitgaven 2022. Uit dit overzicht blijkt dat in 2022 van het budget van € 70 mln. € 66 mln. is besteed.

Het gaat daarbij onder meer om projecten in het kader van «ontwikkeling van nieuwe concepten voor zorg thuis», «regionaal vormgeven van woonzorgopgaven», «inzetten van allerlei technologische innovaties die de kwaliteit van leven van de cliënten vergroten en arbeidsbesparend zijn» en «versterken modern werkgeverschap, door het investeren in het behoud van medewerkers en verbetering van het werkklimaat».

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie willen van de Minister weten hoeveel nultredenwoningen, geclusterde woningen of verpleegzorgwoningen reeds vergund zijn en snel gebouwd kunnen worden. Verder willen zij van haar weten hoeveel nultredenwoningen, geclusterde woningen of verpleegzorgwoningen er op korte termijn vergund zullen gaan worden. Hoe wordt de bouw van deze woningen gefinancierd?

Er is vanuit verschillende datastromen zicht op delen van de productie van woningen voor ouderen. Momenteel wordt uitgewerkt hoe woningbouw voor ouderen (per typologie nultredenwoningen, geclusterde woningen, zorggeschikte woningen) meegenomen kan worden in de landelijke monitor voortgang woningbouw.

Voor het aantal afgegeven bouwvergunningen geldt dat deze niet uitgesplitst per typologie worden bijgehouden. Het meest actuele overzicht van het aantal afgegeven bouwvergunningen vindt u op datawonen.nl.

Voor de realisatie van geclusterde woningen kunnen ontwikkelende partijen een subsidie aanvragen voor de bouw van ontmoetingsruimten in geclusterde woonvormen voor ouderen (stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting; SOO). De stimuleringsregeling wonen en zorg (SWZ) helpt particuliere initiatiefnemers en sociale ondernemers bij de financiering van kleinschalige innovatieve woonvormen die wonen, ondersteuning en eventueel zorg combineren. Daarnaast heb ik op 14 september 2023 de stimuleringsregeling zorggeschikte woningen (SGZW), opengesteld, waarmee de bouw van nieuwe zorggeschikte woningen kan worden gefinancierd.

Het is ook mogelijk om voor deze ouderenhuisvesting aanspraak te maken op algemene subsidieregelingen behorende tot wonen en woningbouw, zoals de Woningbouwimpuls en de Startbouwimpuls.

Hoe zorgen de «actietafels» er concreet voor dat er daadwerkelijk actie wordt ondernomen? Hoe zorgt de Minister ervoor dat dit initiatief niet weer verzandt in het zand van de beoogde bouwplaatsen?

Het is belangrijk dat de juiste partijen, met het juiste mandaat, deelnemen aan de actietafel. De Minister van VRO verzoekt provincies om gemeenten, corporaties, zorgkantoor en waar mogelijk ook marktpartijen en zorgaanbieders uit te nodigen.

Het kabinet stelt ruim een half miljard euro beschikbaar voor de start-bouwimpuls (minimaal € 250 miljoen) en de versnelde realisatie van flexwoningen (€ 300 miljoen). Wat hebben ouderen hieraan, zo willen de leden van de PVV-fractie weten. Bovendien was het antwoord van de Minister op vraag 45 in de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag VWS 2020 dat (deze) ruim € 300 miljoen wordt ingezet om de bouw van flexwoningen voor onder andere statushouders en Oekraïense ontheemden te stimuleren. Dan blijft er niet veel meer over om huizen te bouwen voor ouderen. Kan de Minister concreet aangeven hoeveel van deze ruim half miljard euro wordt uitgetrokken om daadwerkelijk huisvesting voor ouderen en zorgbehoevenden te realiseren?

De crisissituaties omtrent het huisvesten van statushouders en ontheemden uit Oekraïne vraagt om het versneld realiseren van huisvesting. Met het ter beschikking gestelde budget moet huisvesting voor deze groepen worden gerealiseerd. Gemeenten krijgen de ruimte om in deze projecten ook andere groepen te huisvesten waaronder ouderen. De startbouwimpuls (SBI) wordt beschikbaar gesteld om projecten te realiseren die anders dreigen stil te vallen doordat ze hun businesscase niet meer rond krijgen. Deze projecten moeten planologisch ver genoeg zijn om uiterlijk in 2024/2025 te starten met bouwen. Het is mogelijk om projecten voor alle doelgroepen aan te melden voor de SBI waaronder ouderen. In beide regelingen worden geen budgetten per doelgroep opgenomen.

Er zijn tot 2030 290.000 extra nultredenwoningen nodig, maar de bouwsector heeft het moeilijk. Wat gebeurt er als deze woningen niet gerealiseerd worden?

De Minister van BZK zet, ondanks de verslechterde condities, in op het creëren van voldoende aanbod aan woningen voor ouderen. Wanneer er te weinig aanbod wordt gecreëerd, zullen sommige ouderen langer moeten blijven wonen in een woning die onvoldoende bij hun (toekomstige) situatie past. Het is daarom van groot belang om stevig te blijven inzetten op het realiseren van voldoende woningen.

Naast het aanjagen van de bouw van meer geschikte woningen stimuleer ik de zorg thuis in de wijk. Op die manier kunnen mensen in hun eigen huis alle zorg krijgen die ze nodig hebben, in het zogenaamde Volledig Pakket Thuis. We zien dat daar in de afgelopen jaren steeds meer mensen voor kiezen. Het aantal mensen dat hiervan gebruik maakt is in de afgelopen jaren meer dan verdrievoudigd (+225%). Van 3.400 in 2015 naar ruim 11.000 in 2021.

Daarbij blijft ook de huidige verpleeghuiscapaciteit beschikbaar waarbij de komende jaren nog een uitbreiding is voorzien (onomkeerbare plannen).

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister uit te leggen wat de ouderen van nu concreet gaan merken van de wet Versterking Regie Volkshuisvesting. Wat houdt deze wet precies in en hoe gaat deze wet ervoor zorgen dat de bouwduur van huizen in dit overgereguleerde en űber-gebureaucratiseerde land met meer dan de helft wordt bekort?

In het antwoord op een vraag van de VVD-fractie ben ik al ingegaan op de wet Versterking Regie Volkshuisvesting. De Wet versterking regie op de volkshuisvesting voorziet er ook in dat de woonzorgvisies in 2026 onderdeel worden van het verplichte volkshuisvestingsprogramma voor gemeenten. Het wetsvoorstel is voor advies naar de Raad van State gestuurd5.

Voor het versnellen van procedures in de bouw is een plan van aanpak opgesteld. Deze aanpak is aan de Kamer gestuurd en wordt momenteel uitgevoerd binnen het kader van het nationaal programma «Woningbouw»6.

Zorgaanbieders hebben plannen voor uitbereiding met 18.920 plekken. Zit in dit aantal ook de 4.800 eerdergenoemde nog te realiseren verpleeghuisplekken? Zo ja, wat is er gebeurd met de plannen voor 18.111 geclusterde verpleegzorgplekken van de sector voor 2021–2027? Hoeveel van de 18.920 plekken kunnen op korte termijn worden uitgewerkt tot concrete bouwplannen? Wanneer verwacht de Minister dat de eerste plekken gerealiseerd zullen zijn?

De geplande uitbreiding met 18.920 plaatsen is inclusief de nog te realiseren verpleeghuisplaatsen (de genoemde 4800). Het betreft een actualisatie van de eerdergenoemde uitbreiding in de periode 2021–2027. Uit de regiomonitor van ZN over 2022, die ik op 16 maart 2023 aan uw kamer heb aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 114) is te zien dat de bouwplannen voor verpleeghuisplaatsen sterk zijn afgenomen en dat de verwachte oplevering van de extra plaatsen voor een groot deel is verschoven naar de jaren vanaf 2024. Tot en met 2023 werd in deze monitor een uitbreiding met ruim 3000 plaatsen voorzien.

Kan de Minister alstublieft in éen keer een goed overzicht geven van de aantallen extra nultredenwoningen, geclusterde woningen, verpleegZORGwoningen en verpleegHUISplekken die er nodig zijn in 2030 en 2040? Kan de Minister dit in een tabel weergeven? Kan de Minister per woonvorm (nultredenwoningen, geclusterde woningen, verpleegZORGwoningen en verpleegHUISplekken) de voorwaarden, criteria, rechten en plichten aangeven?

Tot en met 2030 moeten er 170.000 nultredenwoningen, 80.000 woningen in geclusterde woonvormen en 40.000 zorggeschikte woningen (verpleegzorgplekken) gerealiseerd worden. Dit aantal zal onder invloed van de demografische ontwikkeling verder toenemen tot 2040. Het aantal verpleeghuisplekken wordt gestabiliseerd op 125.000.

Bij de geclusterde verpleegzorgwoningen hebben de bewoners een VPT, MPT of pgb en betalen zij zelf voor huisvesting. Bij de verpleeghuisplekken is verblijf een onderdeel van het zorgzwaartepakket.

Vanuit de wet zijn er geen verschillen in criteria of rechten en plichten. De concept stimuleringsregeling zorggeschikte woningen stelt eisen aan een wooneenheid en woonvorm om in aanmerking te komen voor subsidie.

Kan de Minister aangeven hoe zij de € 312 miljoen gaat investeren om de bouw van geclusterde verpleegzorgplekken te realiseren?

Met de middelen wordt gestimuleerd dat er nieuwe complexen tot stand komen met zorggeschikte woningen met een huur beneden de liberalisatiegrens. Hoewel de regeling primair gericht is op de bouw van zorggeschikte woningen voor mensen met een Wlz-indicatie, wil ik ook stimuleren dat er meer gemengde woonvormen komen: van mensen met een Wlz-indicatie en mensen die nog geen zware zorg nodig hebben. Dit doen we door ook een subsidie beschikbaar te stellen voor een zorggeschikte woning die niet bestemd is voor mensen met een Wlz-indicatie. Dit stimuleert tevens dat ook partners willen meeverhuizen naar een dergelijke woonvorm. Gezien de grote opgave zal voor de kortere termijn ook de transformatie van bestaande gebouwen noodzakelijk zijn en wordt hier ook een subsidie voor beschikbaar gesteld. We gaan bij nieuwbouw uit van woningen die rolstoelgeschikt zijn, waarbij in de woonvorm ook een ontmoetingsruimte is. Deze ruimte moet helpen te zorgen voor de sociale binding. Omdat bij bestaande gebouwen het veel moeilijker is om aan alle vereisten van een rolstoelgeschikte woning te voldoen, wordt hier uitgegaan van rollatorgeschikte woningen. Na de internetconsultatie zijn nog enkele aanpassingen verwerkt in de regeling, waaronder de verhoging van de subsidie per nieuwbouwwoning. Het totale subsidieplafond van 312 miljoen is niet gewijzigd. De regeling wordt nauwgezet gemonitord en geëvalueerd. De opbrengsten worden benut bij vaststelling van de regeling voor een volgende ronde. De beschikbare subsidiebedragen tot en met 31 oktober 2024 worden:

 

Structureel beschikbaar WLZ

2 of meerkamer wooneenheid

1 kamer wooneenheid

Rolstoelgeschikt/nieuwbouw1

JA

17.500

10.000

 

NEE

12.500

7.000

       

Rollatorgeschikt/transformatie

JA

7.500

5.000

 

NEE

5.000

3.000

X Noot
1

Een transformatie met een gemiddeld bedrag boven de 100.000 euro inclusief BTW wordt met betrekking tot de subsidie gelijkgesteld aan nieuwbouw.

De regeling wordt rond 12 september opengesteld.

Hoe kan de Minister garanderen dat er voor mensen voor wie zorg thuis niet langer een optie is, in de toekomst een plek in het verpleeghuis beschikbaar is en blijft?

Ik heb aan het Zorginstituut gevraagd criteria te formuleren die van toepassing zijn op ouderen waarvoor zorg gecombineerd met verblijf noodzakelijk is. Nadat deze criteria wettelijk zijn vastgelegd zullen de beschikbare verpleeghuisplaatsen aan hen worden toegewezen. De beschikbare verpleeghuizen zullen niet worden afgebouwd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie lezen dat specifiek voor de verpleegzorgplekken ZN plannen heeft voor uitbreiding met 18.920 plekken tot en met 2027, terwijl de doelstelling 40.000 plekken in 2030 is. In de brief geeft de Minister zelf ook aan dat dit lager dan de doelstelling is, maar dat men ook in overweging moet nemen dat de tijdshorizon anders is. Een simpele rekensom laat echter zien dat als men spreekt over 18.920 plekken tot en met 2027 dit gemiddeld zo’n 4204 plekken per jaar betekent (18920 gedeeld door 4,5 jaar7). Om de doelstelling van 40.000 te halen per 2030 betekent dat er in 2028 en 2029 nog 21.080 plekken bij moeten komen. Dit betekent dat men voor die laatste twee jaar van 4204 plekken per jaar er opgeschaald moet worden naar 10.540 plekken per jaar. Hoe denkt de Minister dit voor elkaar te krijgen? Is een dergelijke opschaling in die laatste twee jaar wel realistisch?

De bouwambitie van 40.000 extra verpleegzorgplaatsen is vastgelegd in het programma «Wonen en zog voor ouderen», dat ik op 23 november 2022 aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 112). In dit programma is vooral een extra inspanning van de woningcorporaties voorzien. De bouwplannen die in de regiomonitor van ZN zijn weergegeven betreffen de voornemens van de zorgaanbieders.

Daarnaast vallen onder deze 18.920 verpleegzorgplekken ook verpleeghuisplekken. Hoe ziet de verdeling tussen verpleegzorgplekken en verpleeghuisplekken eruit voor zowel deze 18.920 plekken als voor de ambitie voor 2030?

In de 18.920 is nog een uitbreiding voorzien van minimaal 4.800 verpleeghuisplekken. De uiteindelijke bouwambitie voor 2030 zal totaal worden gerealiseerd in de vorm van verpleegzorgplekken.

Verder is er op dit moment al een grote behoefte aan specifiek meer verpleeghuisplekken. Welke maatregelen gaat de Minister op korte termijn nemen om de mensen die nu op de wachtlijst staan voor een plek in het verpleeghuis en voor wie zorg thuis echt niet langer een optie is, alsnog een plek te bieden?

Jaarlijks verhuizen ruim 50.000 ouderen met een Wlz-indicatie naar een verpleeghuis. Met voorrang wordt aan de mensen op de wachtlijst in de categorie urgent plaatsen en actief plaatsen (circa 40.000) en voor wie zorg thuis niet langer een optie is, een plaats in een verpleeghuis aangeboden.

De leden van de SP-fractie lezen ook dat de Minister de knelpunten in de bouw voor woningen voor ouderen vooral wil aanpakken via subsidies. In eerdere verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer is naar voren gekomen dat subsidies verstrekt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet altijd doelmatig en/of doeltreffend zijn. Kan de Minister de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze (toekomstige) stimuleringsregelingen onderbouwen? Hoe zal de Minister de rechtmatigheid van deze stimuleringsregelingen nagaan?

Bij de nieuwe subsidie gaat het om een tegemoetkoming in de bouwkosten. Het is een gerichte subsidie die de bouw van zorggeschikte geclusterde woning kan bevorderen en daarmee direct doel treft.

Voorafgaand aan het openstellen van de subsidieregeling is getoetst of de regeling voldoet aan de vereisten voor VWS-subsidies en daarmee als rechtmatig kan worden aangemerkt.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de betaalbaarheid van de 290.000 woningen die voor ouderen gecreëerd zullen worden. Kan de Minister betaalbaarheid definiëren en aangeven hoe dit toegepast gaat worden op de 290.000 woningen voor ouderen?

Voor de 170.000 nultredenwoningen geldt dat deze voor twee derde betaalbaar dienen te zijn.

Voor de 80.000 woningen in geclusterde woonvormen en de 40.000 zorggeschikte woningen geldt, dat tenminste de helft daarvan binnen het sociale huursegment dient te vallen.

Verder zijn genoemde leden benieuwd in hoeverre de woonwensen van (toekomstige) ouderen en hun zorgverleners worden meegewogen in het ontwerp van deze woningen. Hoe zien de buurten eruit waar deze woningen voor ouderen gebouwd worden? Worden zaken als het ontwerpen van een dementievriendelijke buurt voldoende meegenomen in de bouwplannen?

Deze woningen zullen voor een belangrijk deel worden gebouwd door corporaties. Corporaties gaan vaak in overleg met (potentiële) bewoners hoe de woonvorm eruit moet zien. Zie bijvoorbeeld de visie hierop van Habion8. Voor de woonwensen van de buurt is het vooral van belang dat gemeenten, corporaties en zorgaanbieders betrekken bij het maken van de woon(zorg)visie. Met de actietafels Wonen en Zorg wordt hier ook op gestuurd. In de woonzorgvisie kunnen ook aspecten van de voorzieningen, leefomgeving in de buurt en dementievriendelijk bouwen aan de orde komen. Bij de stimuleringsregeling zorggeschikte woningen moet de bouwer daarnaast ook verklaren dat hij rekening houdt met dementievriendelijk bouwen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen een overzicht van de keren dat de Kamer de Minister heeft gewezen op het feit dat de bouwambities niet gehaald zouden worden en de gevolgen voor de langdurige zorg, met name de gevolgen voor de benodigde woningen waar mensen zorg thuis zouden moeten krijgen. Sinds wanneer heeft de Kamer hierop gewezen en wat heeft de Minister precies vanaf toen gedaan om te anticiperen op de gevolgen van de falende bouwplannen en de zorg voor ouderen, thuis of in een verpleeghuis, overeind te houden? Welke aanvullende maatregelen heeft zij ingezet?

Dit overzicht is niet beschikbaar. De Minister voor VRO heeft op 22 mei jl. een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over «Doorbouwen in veranderende omstandigheden»9. Hierin staat allereerst de aanpak om de bouwdoelstellingen in 2030 te halen. Tevens heb ik ruimte geboden voor de bouw van extra verpleeghuisplekken als er reeds plannen zijn die onomkeerbaar zijn. Voorts ben ik op dit moment samen met Zorgverzekeraars Nederland bezig om te kijken hoe we de zorg kunnen leveren als de bouwdoelstelling niet gehaald wordt. Dit kan gaan over het leveren van de zorg thuis, of het beter benutten van de huidige capaciteit.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe realistisch de ambitie is om tussen nu en 2030 290.000 geschikte woningen voor ouderen te realiseren (170.000 nultredenwoningen, 80.000 geclusterde woonvormen en 40.000 verpleegzorgplekken). Wat zijn de gevolgen voor ouderen als deze ambitie niet gehaald wordt? Hoe zien de tussenstappen per jaar er uit? Hoe houdt de Minister voor LZS de vinger aan de pols en zorgt zij ervoor dat onmiddellijk ingegrepen kan worden en alternatieve maatregelen klaarliggen voor als de ambitie niet wordt gehaald? Welke alternatieve maatregelen zijn dan beschikbaar?

De Minister van BZK zet, ondanks de verslechterde condities, in op het creëren van voldoende aanbod aan woningen voor ouderen. Wanneer er te weinig aanbod wordt gecreëerd, zullen sommige ouderen langer moeten wonen in een woning die onvoldoende bij hun (toekomstige) situatie past. Het is daarom van groot belang om stevig te blijven inzetten op het realiseren van voldoende woningen.

We kunnen jaarlijks de voortgang bijhouden, daarbij zijn er geen tussentijdse mijlpalen vastgesteld.

Naast het aanjagen van de bouw van meer geschikte woningen stimuleer ik de zorg thuis in de wijk. Op die manier kunnen mensen in hun eigen huis alle zorg krijgen die ze nodig hebben, in het zogenaamde Volledig Pakket Thuis. We zien dat daar in de afgelopen jaren steeds meer mensen voor kiezen. Het aantal mensen dat hiervan gebruik maakt is in de afgelopen jaren meer dan verdrievoudigd (+225%). Van 3.400 in 2015 naar ruim 11.000 in 2021.

Daarbij blijft ook de huidige verpleeghuiscapaciteit beschikbaar waarbij de komende jaren nog een uitbreiding is voorzien (onomkeerbare plannen).

De leden van de PvdA-fractie lezen met verbazing dat zorgaanbieders plannen hebben voor uitbreiding met 18.920 plekken tot 2027 en dat de Minister stelt dat dit weliswaar lager is dan de doelstelling van 40.000 extra plekken per 2030, maar dat dit een inventarisatie betreft voor plannen tot en met 2027, terwijl de tijdshorizon voor de 40.000 plekken 2030 is. Denkt de Minister dan dat in de periode 2027–2030, de overgebleven drie jaar, nog 21.080 plekken gerealiseerd kunnen worden? Waarop is deze verwachting gebaseerd?

De bouwambitie van 40.000 extra verpleegzorgplaatsen is vastgelegd in het programma «Wonen en zog voor ouderen», dat ik op 23 november 2022 aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 29 389, nr. 112). In dit programma is vooral een extra inspanning van de woningcorporaties voorzien. De bouwplannen die in de regiomonitor van ZN zijn weergegeven betreffen de voornemens van de zorgaanbieders.

De leden van de PvdA-fractie zijn het met de Minister eens dat het van belang is dat de bestaande uitbreidingsplannen zo snel mogelijk worden uitgewerkt tot concrete bouwplannen. Hoe gaat de Minister hiervoor zorgen? Van wie is dat afhankelijk en wie is hiervoor uiteindelijk verantwoordelijk? Als de Minister meent dat zij hiervoor niet eindverantwoordelijk is, is zij het dan met de leden van de PvdA-fractie eens dat zij dan in ieder geval alternatieven moet hebben klaarliggen? En als zij wel eindverantwoordelijk is, welk tijdspad wordt dan gehanteerd, hoeveel plekken worden er per jaar gerealiseerd? Of denkt de Minister dit naar de volgende regeerperiode te kunnen schuiven? Hoe neemt zij dan haar verantwoordelijkheid voor voldoende zorg voor ouderen?

De leden van de PvdA-fractie vragen om in de nadere concretisering van de voornemens voor woningen voor ouderen eind, die 2023 gereed moet zijn, een duidelijk tijdspad op te nemen. Ook vragen zij haar dit vóór de volgende begrotingsbehandeling aan de Kamer te doen toekomen.

In bestuurlijke overleggen wordt de voortgang van de programmering besproken en gemonitord. In het antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie ben ik uitgebreid ingegaan op het vraagstuk van de regie op het bouwproces.

Daarnaast blijf ik verantwoordelijk voor voldoende zorg voor ouderen. Dit is ook verankerd in de zorgplicht van zorgkantoren.

De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie van de Minister op het feit dat de publicatie van de «Nota van inlichtingen meerjarig inkoopbeleid Wlz» is uitgesteld door ZN omdat verpleeghuizen in alle zorgkantoorregio’s massaal gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om vragen te stellen en daarmee bezwaar te maken tegen het nieuwe meerjarige inkoopbeleid Wlz dat op 1 juni is gepubliceerd. Klopt het dat de verlaging van het budgettair kader Wlz voor volgend jaar met 1.2 procent, oplopend tot 3 procent in 2026, betekent dat de sector ouderenzorg tot 2026 € 12 miljoen moet bezuinigen en dat dit vooral uit de meerjarige contracten moet komen? Wat vindt zij van het protest van de zorgorganisaties tegen de onderbouwing van het richttariefpercentage, omdat zij voorzien dat dit tariefpercentage onvoldoende kostendekkend is voor een groot deel van de sector, zo vragen deze leden haar. Wat zijn de gevolgen in de praktijk, met name voor ouderen die zorg nodig hebben, als dit werkelijk het geval blijkt te zijn?

In mijn brief van 8 juni jl. (Kamerstukken 31 765, nr. 787) heb ik de financiële ontwikkelingen op het terrein van de ouderenzorg in de Wet langdurige zorg (Wlz) uiteengezet. De kern is dat ook na de maatregelen uit het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en overige financiële bijstellingen op het terrein van de Wlz zowel op macro- als op microniveau sprake is van «minder meer» uitgaven. Het totaal aan beschikbare middelen voor de ouderenzorg in Wlz stijgt in de periode 2022–2027 met € 2,4 miljard (nog ongerekend de indexatie). Hetzelfde geldt voor het gemiddeld beschikbare bedrag per Wlz-cliënt, dus rekening houdend met de demografische ontwikkeling. Voor de ondersteuning van de transformatie is een bedrag van € 1,65 miljard beschikbaar in de periode 2023–2027. Het klopt dus niet dat er <<per saldo>> sprake is van een verlaging van het budgettaire kader voor de Wlz. Dit saldo is het resultaat van plussen en minnen, zoals ik heb uiteengezet in de hiervoor genoemde brief. Bij de plussen gaat het dan om groeiruimte om de toenemende zorgvraag als gevolg van demografische en economische ontwikkelingen op te vangen en om extra middelen die ik beschikbaar heb gesteld voor pandemische paraatheid en voor persoonlijke beschermingsmiddelen op grond van vigerende richtlijnen. Bij de minnen gaat het dan om een aantal maatregelen uit het coalitieakkoord om de ouderenzorg organiseerbaar, toegankelijk, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden (waaronder meerjarig contracteren) en om maatregelen uit de ontwerpbegroting VWS 2023 (Kamerstuk 36 200 XVI en Voorjaarsnota 2023 Kamerstuk 36 350 XVI). Per saldo stijgen de beschikbare middelen voor de Wlz-ouderenzorg van € 15,9 miljard in 2022 tot € 18,3 miljard in 2027 (prijspeil 2022).

De aflopen periode heb ik verschillende signalen van zorgaanbieders ontvangen over door hen voorziene financiële knelpunten in 2024. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij gevraagd om een reactie op de petitie getiteld «Geef de ouderenzorg zuurstof – draai de kortingen terug». Deze reactie heb ik u voor het debat over de ouderenzorg van 14 september toegestuurd.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

De Minister schrijft in haar brief € 312 miljoen vrij te maken voor geclusterde verpleegzorgplekken. Het lid van de BBB-fractie juicht dit van harte toe. Dit maakt zorg dichter bij huis, toegankelijker en verhelpt eenzaamheid. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister hoeveel mensen voor de € 312 miljoen in deze vorm kunnen worden gehuisvest.

De doelstelling die gekoppeld is aan de 312 miljoen is de bouw van zorggeschikte woningen voor 20.000 mensen met een Wlz-indicatie. De regeling stimuleert ook de bouw van gespikkelde woonvormen, waarbij er een mix is van mensen met een Wlz-indicatie en mensen zonder of met een lichte zorgvraag. Hiermee kan het aantal wooneenheden oplopen tot 25.000 of 30.000 woningen. Daarbij geldt tevens dat bij de wooneenheden in gespikkelde woonvormen het ook aantrekkelijker is voor een partner om mee te verhuizen. Daarmee zou het aantal mensen dat via de regeling gehuisvest kan worden, verder kunnen oplopen.

Verder schrijft de Minister dat zij samen met de Minister van BZK in gesprek is met alle regio’s om 290.000 ouderenwoningen te bouwen voor 2030. Dit is een zeer ambitieus streven waarvan genoemd lid zich afvraagt of dit gaat lukken, al heeft zij goede hoop. Het lid van de BBB-fractie ziet graag dat de woningen eerlijk verspreid worden over alle gebieden in ons land. Wat betreft de voorgenomen 290.000 ouderenwoningen die gemeenten moeten gaan bouwen: waar gaan deze ouderenwoningen komen? Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat de Minister dit nog niet precies in kaart heeft, omdat het proces nog in de planningsfase zit. Het lid van de BBB-fractie vraagt aan de Ministers of er voldoende rekening gehouden wordt met landelijke gebieden.

Per woondealregio en per gemeente is het aantal nieuw te bouwen woningen voor ouderen berekend. Daarbij is rekening gehouden met de verschillende vergrijzingsopgave per regio. Uitgangspunt is dus dat er gebouwd wordt naar behoefte, zodat ook in landelijke gebieden voldoende nieuwe woningen voor ouderen worden gerealiseerd.

Het lid van de BBB-fractie vindt het uiterst belangrijk dat alle regio’s in Nederland gelijk behandeld gaan worden. Kan de Minister toezeggen dat de 290.000 huizen en de € 312 miljoen voor geclusterde ouderenwoningen evenredig verspreid zullen worden over Nederland? Als de Minister dit niet kan, kan zij uitleggen waarom niet?

De Minister van BZK vraagt elke provincie en gemeente om de eigen opgave voor ouderenhuisvesting vast te stellen, binnen de regionale woondeal en de lokale woonzorgvisies. Hiermee wordt invulling gegeven aan een passende spreiding over Nederland. De 312 miljoen euro is bestemd voor zorggeschikte woningen in geclusterde woonvormen in het sociale huursegment. In de regeling wordt gevraagd om een intentieovereenkomst tussen ontwikkelende partij, zorgkantoor en beoogde zorgaanbieder. Het zorgkantoor toetst of de bouwplannen voor zorggeschikte woningen passen binnen de gestelde regionale opgave.


X Noot
1

Kamerstuk 31 765, nr. 755.

X Noot
2

De helft van 2023, 2024, 2025, 2026 en 2027.

X Noot
3

Kamerstuk 31 765, nr. 755.

X Noot
4

Zie ook het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie en «Documenten bij de Wet versterking regie volkshuisvesting».

X Noot
5

Nader informatie is beschikbaar in de «Documenten bij de Wet versterking regie volkshuisvesting» via Overheid.nl.

X Noot
6

Kamerstuk 32 847, nr. 993.

X Noot
7

De helft van 2023, 2024, 2025, 2026 en 2027.

X Noot
8

Habion, «Een tweede jeugd voor de Benring», 2016.

X Noot
9

Kamerstuk 32 847, nr. 1040.

Naar boven