32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 291 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 25 oktober 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 5 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Uslu, Staatssecretaris Cultuur en Media, over:

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 28 juni 2023 inzake evaluatie project Versterking lokale journalistiek door samenwerking (Kamerstuk 32 827, nr. 283);

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 26 juni 2023 inzake evaluatie gemeentelijke bekostiging lokale publieke omroepen 2019–2021 (Kamerstuk 32 827, nr. 282);

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 30 mei 2023 inzake visiebrief lokale omroepen (Kamerstuk 32 827, nr. 281);

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 16 december 2022 inzake stand van zaken nieuw bestel lokale publieke omroep (Kamerstuk 32 827, nr. 275);

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 4 oktober 2023 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van de antwoordbrief op de brief van Omroep Almelo over de vorming van streekomroepen;

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 4 oktober 2023 inzake reactie op verzoek commissie over de visie op de aanvraag van de NOS, RPO en NLPO in het kader van een mogelijk vervolg van het project Versterking lokale journalistiek door samenwerking (Kamerstuk 32 827, nr. 283).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De griffier van de commissie, Verhoev

Voorzitter: Michon-Derkzen

Griffier: Bosnjakovic

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Kwint, Michon-Derkzen, Mohandis, Sneller, Van Strien en Werner,

en mevrouw Uslu, Staatssecretaris Cultuur en Media.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open hierbij de vergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We spreken vandaag ... Mag ik wat stilte aan de linkerkant? We spreken vandaag van 10.00 uur tot 13.00 uur over het onderwerp lokale, regionale en streekomroepen. Ik heet de Staatssecretaris van OCW van harte welkom. Fijn dat u er bent. Natuurlijk iedereen die hier op de publieke tribune of anderszins dit debat volgt van harte welkom en dank voor de interesse. Welkom aan de leden. Ik zou met u af willen spreken dat we een spreektijd van vier minuten hebben in de eerste termijn en twee interrupties in tweeën. Misschien voor de mensen thuis: meneer Kwint spreekt namens de SP, meneer Mohandis namens de PvdA, mevrouw Werner namens het CDA, meneer Van Strien namens de VVD. Meneer Mohandis wil zeggen dat hij ook namens GroenLinks spreekt; daar moeten we allemaal nog een klein beetje aan wennen, maar hij spreekt namens zowel de PvdA als GroenLinks.

De heer Van Strien (VVD):

Goedemorgen. Zou ik u ten aanzien van de spreektijd mogen uitnodigen om iets van coulance te betrachten? Ik heb begrepen dat mijn collega's daar ook voor in zijn. We zijn met een wat klein groepje en het is een belangrijk onderwerp.

De voorzitter:

Het is heel gevaarlijk om voorafgaand aan het debat al coulance aan de voorzitter te vragen, maar u kent me en we gaan er een mooi debat van maken. Ik geef als eerste het woord aan de heer Kwint, voor vier minuten.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Een sterke journalistieke sector dicht op de wijken, de straten, de dorpen en de steden waar het gebeurt, is goed voor iedereen. Dat is goed voor de burgers van een gemeente, die dan kunnen zien wat er in hun gemeente gaande is. Dat is goed voor lokale politici, zo weet ik uit eigen ervaring, want a kunnen die daar qua informatie hun voordeel mee doen en b is het goed om te weten dat zij scherp gecontroleerd worden. Wij zijn dan ook positief over het extra geld dat naar de ondersteuning van lokale en regionale media gaat. Daar hebben we al langer voor gepleit, dat is meer dan terecht, dat is hard nodig, en dat is goed.

We zijn ook positief over de beweging richting meer streekomroepen. Ik mocht de afgelopen jaren onder andere een kijkje nemen in Twente, in de Achterhoek, bij een aantal van de pilots waar gewerkt werd aan streekomroepen. Dat is hartstikke belangrijk. Daar werden hele mooie dingen gemaakt, die het mogelijkerwijs echt niet gered hadden op het schaalniveau van de lokale omroepen. Ook die richting kunnen wij dus van harte steunen.

Wij zijn wel benieuwd naar hoe die verhouding tussen de streekomroepen en de regionale omroepen er in de praktijk uit gaat zien. Want we zagen in de pilots succesvolle samenwerkingen die juist gebaseerd waren op gelijkwaardigheid, maar ik hoor nu verhalen dat met de beweging richting streekomroepen, dus met de beweging richting fusies van lokale omroepen, de regionale omroepen hun participatie binnen de streekomroep soms wat afschalen. Ik hoor bijvoorbeeld dat op sommige plekken berichten van streekomroepen eigenlijk permanent wel doorgeplaatst worden naar regionale omroepen, maar dat er niet zo heel veel tegenover staat. In het verleden waren er gevallen waarbij er bijvoorbeeld journalisten vanuit een regionale omroep gedetacheerd werden bij een streekomroep, juist om elkaar te versterken. Dan maak je samen content en kun je die ook samen doorplaatsen. Maar ook daarvan hoor ik dat sommige journalisten weer worden teruggetrokken richting hun eigen regionale omroep. Hoe ziet de Staatssecretaris uiteindelijk de verhouding tussen die streekomroepen in de toekomst en de regionale omroepen? En hoe zorgen we ervoor dat die twee elkaar echt versterken in plaats van tegenover elkaar komen te staan? Want je wilt natuurlijk die doorplaatsingen wel degelijk. Waarom? Omdat het goed is als mooie en relevante content een zo breed mogelijk publiek bereikt.

Maar die samenwerking moet wel echt op een gelijkwaardige basis gebeuren. In de evaluatie lezen we namelijk dat het ook niet op alle plekken even natuurlijk gaat. Ik denk dat de voorbeelden die ik net aanhaalde, voorbeelden zijn waarbij je ziet dat het wel degelijk een grote toegevoegde waarde kan hebben. Maar wij lezen ook over plekken waar die samenwerking minder goed van de grond komt. Op welke manier gaat de Staatssecretaris er dan voor zorgen dat die samenwerking echt goed vormgegeven wordt?

Ik snap ook best dat er bijvoorbeeld vanuit de VNG gezegd wordt dat gemeenten nog een grotere vinger in de pap willen houden, om het maar even huiselijk samen te vatten. Maar laten we eerlijk zijn: de afgelopen jaren haalde ruim een derde van de gemeenten hun streefbedrag. Dan is het misschien niet heel erg reëel om dat nu helemaal «van onderaf weer op te gaan bouwen», zoals de VNG het noemt. Eerlijk gezegd verwijt ik gemeenten dat in een hele hoop opzichten nog niet eens. Ik bedoel: ik ken een hoop wethouders van hele uiteenlopende partijpluimage en die staan elke dag voor verschrikkelijk ingewikkelde dilemma's; die hebben steeds meer taken gekregen, met vaak een ontoereikend budget. Dan is het soms kiezen tussen de duivel en Beëlzebub bij waar je je geld aan uitgeeft. Dan sta je voor onmogelijke dilemma's. Laten we ervoor kiezen om in ieder geval dit dilemma bij gemeenten weg te nemen.

Ik begrijp ook de hoofdredacteuren van regionale kranten best wel. Het Friesch Dagblad kwam helaas recentelijk zelf in het nieuws. Als een krant zelf in het nieuws komt, is het bijna nooit goed nieuws. Dat is het in dit geval ook niet, want er komt weer een nieuwe ronde van bezuinigingen aan. Het is dan, vanuit het perspectief van de schrijvende pers, zuur om te zien dat het geld dat beschikbaar is voor de ondersteuning van lokale en regionale media naar de publieke omroep gaat. Dan snap ik ook best waar bijvoorbeeld een oproep van De Limburger vandaan komt. Die zeggen: «Jongens, vergeet ons niet. Denk ook aan ons.» Laat ik hier namens de SP wel zeggen dat deze kranten wat mij betreft op dit moment naar de verkeerde instantie kijken.

Afrondend. Zolang De Persgroep, het Mediahuis, of welke andere Vlaamse mediamoloch met staatssubsidie dan ook, elk jaar tientallen miljoenen aan dividend uitkeert aan aandeelhouders, is dat volgens mij de eerste plek om te klagen. Ik ben in die zin ook wel benieuwd hoe het staat met het onderzoek naar de machtsclustering in de media, aangezien dat hier ook een relatie mee heeft. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om bijvoorbeeld wel lokale verslaglegging van gemeenteraadsvergaderingen te stimuleren? Wil hij in ieder geval ver weg blijven van het subsidiëren van de eindejaarsbonussen van de Van Thillo's van deze wereld?

De voorzitter:

Dank u wel. Welkom aan de heer Sneller van D66. Het woord is aan de heer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat wij hier met elkaar spreken over de ontwikkeling die veel lokale omroepen nu doormaken, waar die naartoe moet gaan, en waar die naartoe gaat. Het is wel zo dat ik natuurlijk niet kan uitsluiten dat vlak na 22 november ook deze commissie anders wordt samengesteld. Het is toch belangrijk om nu al met elkaar vooruit te blikken en na te gaan denken over wat er dan nodig is om die volgende stap te zetten. Uiteindelijk kunnen we het ook alleen maar concreet maken als het in wetgeving wordt gegoten.

Laat ik beginnen met wat ons in de brief opviel; ik duik gelijk even de inhoud in. Dat is de financiering van gemeenten. Wij geloven het argument dat je uiteindelijk tot stabielere financiering komt, als je langs die route gaat. Wat ons een beetje bezighield, was de passage in die brief waarin stond dat alles uit het Gemeentefonds landelijk wordt gecoördineerd en gefinancierd. Het is natuurlijk wel zo dat, zeg ik uit mijn hoofd, ongeveer een derde van de lokale omroepen meer krijgt van hun gemeente dan het richtsnoerbedrag. Hoe voorkomen we nou dat de omroepen die juist meer deden en ook in gemeenten en gemeenschappen meer betrokken waren, in de ontwikkeling naar streekvorming een wat terugtrekkende beweging maken? De garanties in de brief kun je in wet- en regelgeving natuurlijk allemaal nog preciezer duiden. Dat geldt ook voor de zorgplicht van omroepen en hoe zij betrokken blijven in de kernen die juist niet vergeten mogen worden bij streekvorming. Dat snap ik allemaal. Wij zoeken wel nu al iets meer houvast. Hoe voorkom je nou dat iedereen denkt: het Rijk gaat het allemaal maar organiseren en dan zien we het wel? Ik denk dat het geld dat hier nu mee gemoeid gaat dan nog best wel snel, op vrij korte termijn, onder druk kan komen te staan. Als we die wetten straks hier gaan behandelen, zullen we hier echt even wat langer bij moeten stilstaan. Ik neem aan dat dit in de volgende Kamerperiode zal zijn; dat is natuurlijk het meest realistische.

De heer Kwint noemde een paar mooie voorbeelden. Ik ben zelf ook, niet zo lang geleden, bij de Westlandse Omroepstichting geweest. Dat is een mooie streekomroep, waar je ziet wat het kan brengen. Wat het kan brengen, is dat je meer betaalde krachten hebt die het nieuws verslaan. Ik volg ook gewoon in mijn eigen stad, maar ook op andere plekken, hoe lokale omroepen, ondanks een keiharde inzet van vrijwilligers, moeite hebben om iemand te betalen, omdat het budget niet toereikend is vanuit gemeenten. Ik zie wat dat betekent voor de staat van lokale omroepen.

Mijn concrete vraag is: wat is nou het beeld van de Staatssecretaris van het aantal lokale omroepen dat echt concreet bezig is om naar een streekvorm over te gaan? We hebben voorbeelden van omroepen die reeds zijn omgegaan. Er zijn er alleen ook best wel een aantal, zo heb ik me laten vertellen, waarbij dit in ontwikkeling is. Ik ben gewoon benieuwd wat nu de laatste stand van zaken is. Ik weet dat er ook een groep is die hier eigenlijk niet veel van moet hebben. Hoe gaan we die groep ook meenemen in dit proces? Hoe geven we hen de zekerheid dat streekvorming niet een nieuwe regionale omroep betekent, maar echt het brengen van het nieuws in de haarvaten van de buurten, wijken en kernen die we door deze streekvorm niet moeten vergeten?

Voorzitter. De heer Kwint heeft best wel goede vragen gesteld, die ik ook wilde stellen.

De heer Kwint (SP):

Dat klopt.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik sluit mij daar ook gewoon bij aan. Dat is misschien gewoon het makkelijkst, want anders gaan we hier dingen zitten herhalen. Ik sluit me dus aan bij de punten van de heer Kwint. De private partijen, de kranten, hebben een oproep gedaan aan ons: «Praat met ons. Betrek ons bij deze streekvorming, in de vorm van een hoorzitting of anderszins.» Ik pak de handschoen graag op om dat snel met elkaar in een nieuwe Kamer te bespreken. Wij kijken namelijk uit naar wetsvoorstellen die nodig zijn.

Ik heb nog een tip. Het kabinet heeft er vast wel aan gedacht. Dat is echt mijn laatste punt, voorzitter. Wij hebben in 2013, 2014 in de Kamer best wel een intensief traject gevoerd over de vorming van de RPO tot een instituut, dat backoffice shared services zo liet samenwerken dat dertien regionale omroepen slagvaardiger konden opereren. Ik zie veel overeenkomst tussen dat wetstraject en wat er nu zou moeten gebeuren om hier te komen. Ik zou dus zeggen: vind op dat punt het wiel niet opnieuw uit. Er is al veel kennis binnen uw ministerie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Werner, u krijgt het woord voor de eerste termijn.

Mevrouw Werner (CDA):

Dank, voorzitter. Lokale en regionale omroepen zijn natuurlijk hartstikke belangrijk: voor nieuws en calamiteiten, als controleur van de lokale democratie en als verteller van wat er speelt in de buurt. Het is belangrijk dat er structureel jaarlijks 16 miljoen geïnvesteerd wordt in de lokale omroepen. De Staatssecretaris wil dit doen door streekomroepen te vormen. Hier heb ik nog een aantal vragen over. Is er over deze vorming eigenlijk genoeg tevredenheid bij de mensen die dit moeten gaan doen? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er geen geld wegvloeit naar bijvoorbeeld het bouwen van studiootjes, maar dat er echt geïnvesteerd wordt in de lokale journalistiek? De hamvraag is dus eigenlijk: hoeveel journalisten komen erbij?

Voorzitter. Bij de vorming van streekomroepen ontstaat er schaalvergroting. De heer Kwint en de heer Mohandis hadden het hier ook al over. Sommige streekomroepen zijn straks bijna zo groot als de regionale omroepen. Is de Staatssecretaris hier bezorgd over? Hoe zorgen we ervoor dat de streekomroepen straks geen tweede regionale omroepen zijn? Er heeft zich bij mij een aantal lokale omroepen gemeld, waaronder die uit Twente, die zich niet kunnen vinden in de regio-indeling. Ook Zeeland is aan de lijn gekomen: vanwege de criteria komen zij niet in aanmerking voor de professionaliseringsmiddelen. Hoe gaat de Staatssecretaris hiermee om? Ook gemeente Westland is bezorgd. Zij hebben de afgelopen jaren al extra geïnvesteerd in de lokale omroep, in afwachting van de middelen die zouden komen. Nu de komst van de middelen elke keer uitgesteld wordt en gemeenten het financieel zwaar hebben, zijn ze straks genoodzaakt om geen extra geld meer te besteden aan de lokale omroep. Hierdoor is de ingezette professionalisering straks voor niks geweest. Is de Staatssecretaris bereid om hier een oplossing voor te zoeken?

Voorzitter. Ook ik vraag me af waarom de lokale kranten niet op z'n minst ...

De voorzitter:

Mevrouw Werner, laten we dit belmoment even aangrijpen om ...

Mevrouw Werner (CDA):

U hoort een bel!

De voorzitter:

Even voor de mensen thuis die zich afvragen wat er allemaal gebeurt: die bel is de eenminuutbel. Die geeft aan dat de vergadering in de plenaire zaal start. Dat is dus het dagelijks genot dat we hebben als we in een commissiezaal zitten en die bel een minuut lang gaat. Sommige Kamerleden praten door en sommige voorzitters laten het debat doorgaan, maar het lijkt mij prettiger om dat te doen in alle rust. Mevrouw Werner, aan u het woord.

Mevrouw Werner (CDA):

Voorzitter, ook ik vraag me af waarom de lokale kranten niet op zijn minst zijn meegenomen in de toekomstvisie. Zij zijn namelijk ook belangrijke vertellers. Hoe weet de Staatssecretaris of het daar goed mee gaat?

Voorzitter. Het is belangrijk dat de lokale, regionale en landelijke media meer met elkaar gaan samenwerken. Dat is ook al gezegd. Uit de evaluatie van «Versterking lokale journalistiek door samenwerking» komt naar voren dat de sector de tijd rijp vindt voor verdergaande samenwerking. Men is bereid om meer commitment te tonen en staat open voor de volgende stap. Hoe gaat de Staatssecretaris dit omarmen? Welke prikkel kan ze aanbrengen bij het versterken van de lokale media, om de samenwerking tussen de drie lagen te versterken?

Voorzitter. Het verhaal over de regio op een vast kanaal blijft voor mij belangrijk. Te vaak hoor ik van mensen dat ze geen idee hebben waar ze de regio kunnen vinden. Vindbaarheid en zichtbaarheid zijn een mediawettelijke taak, ook voor de regio. En daarom hoort het regioverhaal op een vast kanaal. De Staatssecretaris geeft elke keer aan dat het geld kost. En nu blijkt uit de beantwoording van mijn vragen ook dat hoe hoger de zenderpositie is, hoe hoger de kosten zijn. Ik zou daarom aan de Staatssecretaris willen vragen of ze in overleg met de distributeurs wil zoeken naar een zenderpositie die het beste past in de huidige afspraken met de andere partijen in de keten, zodat de regionale omroepen bijvoorbeeld altijd op 100 te zien kunnen zijn. Zou dat geen optie zijn?

Voorzitter. Dan de toegankelijkheid van media. Samen met mevrouw Westerveld heb ik hier vaak aandacht voor gevraagd. We hebben samen een motie ingediend om te onderzoeken welk percentage ondertiteling voor de RPO moet gaan gelden. Dat is hard nodig, omdat nu maar zo'n 15% van alle nieuwsuitzendingen wordt ondertiteld. De Staatssecretaris heeft afgelopen zomer een verkenning ontvangen en gaf daarbij aan dit najaar met een plan te komen. Kan ze dit toch alvast iets toelichten?

Voorzitter. Wat betreft dit onderwerp ziet de NLPO ook graag dat bij de versterking van de lokale media direct rekening gehouden wordt met de mogelijkheden van lokale media-instellingen om hun onlinetoegankelijkheid te verbeteren voor mensen die slechtziend en slechthorend zijn. Dat is hartstikke belangrijk. Hoe kan de Staatssecretaris dit dan meteen meenemen?

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Werner. Er zijn vragen voor u, eerst van de heer Kwint en daarna van de heer Mohandis.

De heer Kwint (SP):

Ik hoorde mevrouw Werner zeggen dat we niet weten hoe het gaat met de lokale en regionale schrijvende pers. Volgens mij weten we dat wel; het gaat slecht. De redactieomvang staat onder druk. Er werken steeds minder mensen. De vraag is alleen wat het CDA nu verwacht van het kabinet. Deelt het CDA ten minste de overtuiging met de SP dat wij niet zomaar geld hoeven te gaan brengen naar de mediahuizen en persgroepen van deze wereld?

Mevrouw Werner (CDA):

Dat laatste wat de heer Kwint zegt, deel ik helemaal met de SP. Mij viel vooral op dat het in de toekomstvisie helemaal niet is meegenomen. Ik denk toch dat dat wel belangrijk is. Als we het hebben over de media, praten we hier natuurlijk over de NPO, maar bij het hele mediaveld horen toch ook die commerciële partijen, zoals RTL en SBS. Het ging mij dus vooral om de vraag waarom die, ook als het over de regio gaat, niet worden meegenomen in de toekomstvisie voor de regionale en lokale kranten. Maar dat laatste deel ik uiteraard met de heer Kwint. Dat moet niet zo zijn.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik werd even getriggerd toen mevrouw Werner inging op, in mijn eigen woorden, hoe dit de samenwerking tussen die verschillende lagen gaat versterken. Dat waren uw woorden. Kunt u nog iets meer toelichten wat u daarmee bedoelt? Dat is namelijk ook een zorg die wij hebben. Hoe zorgen we ervoor dat die streekomroepen niet een soort nieuwe regionale omroep worden? Die twee moeten wel helder maken hoe ze elkaar versterken in plaats van verstoren. Is dat uw punt of bedoelt u iets anders?

Mevrouw Werner (CDA):

Dat is zeker wat ik bedoelde. We krijgen dadelijk dus drie lagen. We hebben straks de streekomroepen, de regionale omroepen en de landelijke omroepen. Je wil natuurlijk dat die elkaar heel erg versterken en dat de streekomroepen straks niet zo groot zijn dat de regionale omroepen in het gedrang komen. Dat wil je niet. Dan heb je dadelijk de streekomroepen. Ik vraag me ook iedere keer af hoe dat dan gaat qua uitzenden. Ze vertegenwoordigen namelijk een hele streek. De lokale omroepen gaan dus op in die streekomroepen. Ga je dan minuten verdelen? Hoe ziet dat eruit? Dat zijn eigenlijk de vragen die ik aan de Staatssecretaris wil stellen.

De voorzitter:

Meneer Sneller, heeft u een vraag aan mevrouw Werner?

De heer Sneller (D66):

Excuses als ik als herintreder in deze commissie iets gemist heb. Waarom zouden die drie lagen alle drie moeten blijven bestaan in alle provincies? Waarom zouden die streekomroepen en regionale omroepen op een gegeven moment niet als het ware samen kunnen gaan?

Mevrouw Werner (CDA):

Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat we lokale journalistiek behouden. Op het moment dat je zegt «alles kan wel in elkaar opgaan», verlies je lokaal en in de regio ontzettend veel authenticiteit. Dat is dus iets wat het CDA pertinent niet zou willen. Daarom is de samenwerking tussen die drie lagen dus echt ontzettend van belang.

De heer Sneller (D66):

Ziet mevrouw Werner ook dat sommige regionale omroepen uitstekende lokale journalistiek leveren, bijvoorbeeld over gemeenteraadspolitiek?

Mevrouw Werner (CDA):

Ja, uiteraard zie ik dat. De regionale omroepen zijn hele serieuze omroepen. Die kunnen uitstekend verslag doen van wat er in de buurt gebeurt. Zeker. Ik begrijp de vraag niet helemaal.

De voorzitter:

De heer Sneller heeft gemist dat we in het begin hebben afgesproken dat we twee interrupties in tweeën doen. U heeft er dus eentje in tweeën gedaan. We kunnen aan ook de tweede in tweeën beginnen.

De heer Sneller (D66):

Dat is dan de logische consequentie, voorzitter. Dank dat u de spelregels nog even herhaalde. In antwoord op mijn eerste vraag zegt mevrouw Werner namelijk: ze kunnen nooit samengaan, want de lokale journalistiek is heel belangrijk. Maar volgens mij wordt veel van de lokale journalistiek, die inderdaad belangrijk is, op dit moment ook geleverd door sommige regionale omroepen. Ik zou haar dus willen vragen om voor mij nog iets specifieker te duiden waar het verschil in zit. Wat kan een streekomroep wel leveren, maar zou een regionale omroep of een fusie van die twee nooit kunnen leveren?

Mevrouw Werner (CDA):

Voor het CDA is het allerbelangrijkste dat het lokale zich uit in de vorm van journalistiek, dus dat er journalisten zijn die verslag kunnen doen van datgene wat er in de wijk en in de straat gebeurt. Bij de regionale omroep hebben ze ook heel veel faciliteiten. Dan denk ik aan studio's, camera's en equipment om ook vanuit de studio televisie te kunnen maken. Dat vind ik namelijk echt een heel groot verschil. Daarom vindt het CDA het dus wel degelijk heel belangrijk dat de lokale journalistiek blijft bestaan zoals die is. Dat hebben we echt nodig voor die verslaggeving. Het CDA ziet de dertien regionale omroepen meer als echte omroepen met alle faciliteiten die er zijn. Daarin kan dus een hele mooie samenwerking ontstaan tussen het lokale, de streekomroepen die er straks zijn, en de regio, zodat we niet denken van dat geld allemaal studiootjes te moeten bouwen. Dat bedoelde ik ook in mijn inbreng. We moeten investeren in de journalistiek en de samenwerking met bijvoorbeeld de regio, die meer faciliteiten heeft, erkennen.

De voorzitter:

Daarmee gaan we luisteren naar de bijdrage van de heer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Dank, voorzitter. Enige weemoed kan mij niet ontzegd worden nu we toch min of meer voor de laatste keer in deze constellatie, met deze mediawoordvoerders en deze Staatssecretaris samen zijn. We gaan er eens goed voor zitten. Dat is sowieso terecht, want het is een belangrijk onderwerp: een vitaal, lokaal en regionaal medialandschap. Dat is cruciaal voor onze democratie, voor goed geïnformeerde burgers, voor controle op het lokale bestuur en voor verbinding tussen en binnen gemeenschappen in onze buurten, dorpen en steden.

Het is dus goed dat de Staatssecretaris inzet op professionalisering van de 240 lokale omroepen. Door het samengaan van deze omroepen ontstaan streekomroepen met meer budget, meer hoogwaardige journalistieke producten en meer stabiliteit en zekerheid. Een evidente uitdaging is daarbij lokaal herkenbaar blijven; daarover zijn ook al vragen gesteld door mijn collega's. Hoe wil de Staatssecretaris het lokale karakter van deze grotere omroepen waarborgen? Hoe blijft er duidelijk onderscheid bestaan tussen regionale media en streekmedia? En hoe waarborgt zij in de structuur de waardevolle lessen en vruchten uit de pilot Versterking lokale journalistiek door samenwerking? Daaraan is ook al gerefereerd. Kan zij daarbij een beeld en tijdlijn van het proces van het vormen van de streekomroepen schetsen? Loopt dat soepel?

Ook delen we dat het goed is dat de financiering van lokale omroepen geregeld wordt vanuit het Rijk, met daaraan gekoppeld hoge kwaliteitseisen. Zo doorbreken we de afhankelijkheidsrelatie tussen media en lokale politiek en het gegeven dat bijna de helft van de gemeentes minder middelen aan omroepen toekent dan beoogd in het Gemeentefonds.

Tot zover het kumbayagedeelte van mijn inbreng. De VVD heeft namelijk grote zorgen dat de beoogde versterkingsoperatie voor het lokale medialandschap veel te eenzijdig op omroepen is gericht. Er is te weinig oog voor de hofleveranciers van lokaal en regionaal nieuws, zoals de regionale en lokale dagbladen en huis-aan-huisbladen. Precies een jaar geleden – ik mocht erbij zijn – ontving de Staatssecretaris uit handen van het Commissariaat voor de Media het rapport over lokale media waarin de grote waarde hiervan stond beschreven. Zij onderschreef dat op dat podium enthousiast en beloofde met een reactie op dat rapport te komen. Komt die nog of is dat de visiebrief, die zij in reactie op mijn motie net voor de zomer toestuurde? Hierin erkent de Staatssecretaris dat de lokale journalistiek uit meer bestaat dan publieke omroepen en kondigt zij een programma aan van het Stimuleringsfonds en van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Wanneer ontvangen we de vervolgstappen die de Staatssecretaris zal nemen voor het realiseren van deze plannen? Welke ambitie heeft zij hier zelf bij? Welke richting geeft zij mee aan het Stimuleringsfonds?

Maar dit alles gaat nog een beetje voorbij aan de kern van het probleem. U zat er al op te wachten. We tamboereren er al sinds het aantreden van deze Staatssecretaris op dat zij door de wijze waarop zij tracht te versterken, juist het risico loopt te verschralen omdat ze de verdienmodellen van de private media onderuit schoffelt. Dat doet zij bijvoorbeeld door lokale omroepen op te roepen zich vooral te gaan richten op het creëren van onlinecontent. Daarmee concurreren ze direct met de bestaande commerciële lokale media, kranten en huis-aan-huisbladen, die drijven op advertentie-inkomsten.

Zo ken ik helaas nog tal van andere voorbeelden. Een en ander is ook prachtig verwoord in de open brief van de hoofdredacteuren van de regionale en lokale kranten. Kan zij eens op die brief reageren? Ziet de Staatssecretaris die problemen überhaupt? En, zo ja, hoe adresseert ze dit spanningsveld? Ik lees er namelijk niets over in haar brieven. Ons gezamenlijke doel is toch immers het creëren van een sterk medialandschap, en niet zozeer sterke omroepen? Deelt zij dat?

En, zo ja, is zij bereid opties te verkennen die meer balans zouden brengen, zoals het introduceren van spelregels in het lokale en regionale omroepstelsel naar Duits en Vlaams model? De kern daarvan is de focus van omroepen echt te laten liggen op audiovisuele content. Een publieke omroep die een groot aanbod van gratis geschreven nieuwsartikelen publiceert, brengt namelijk het evenwicht uit balans en is daardoor een belemmerende factor bij goede nieuwsvoorziening voor burgers.

Herintroduceer de jongejournalistenregeling gericht op lokale en regionale media. Stimuleer dat er op journalistenstudies weer twee stages gedaan moeten worden, één regionale of lokale en één landelijke; vergelijk het Jong Talent-traineeship, dat OCW wél sponsort. Sta toe dat commerciële en publieke media gezamenlijk een opensource- en geverifieerde nieuwsdatabase creëren waaruit ze beide putten. Zo kunnen ze afspraken maken over wie wat wanneer doet en versterken ze elkaar in plaats van elkaar te beconcurreren. Daartoe moet wel het dienstbaarheidsverbod wat worden aangepast. Is de Staatssecretaris bereid om dat te onderzoeken?

Voorzitter. Laten we ervoor zorgen dat publieke omroepen en private lokale media samen bouwen aan een sterk lokaal medialandschap. Laat dat ons laatste wapenfeit zijn.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, de heer Van Strien. U heeft een vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dat zal de heer Van Strien niet verbazen. Hij zegt dat het verdienmodel onder druk staat. Wat denkt de VVD dat meer van invloed is op het verdienmodel van lokale en regionale kranten? Is dat de beweging richting streekomroepen of is dat het feit dat zij jaarlijks tientallen miljoenen aan dividend overmaken aan Belgische aandeelhouders?

De heer Van Strien (VVD):

Dat laatste is een punt van de heer Kwint waarover we het al vaker hebben gehad. Vervolgens hebben we de Staatssecretaris gevraagd om eens met een visie daarop te komen, met een onderzoek naar die machtsconcentratie. Dat is er helaas nog steeds niet. Ik begrijp dat het in 2024 komt. Een aantal van de collega's die hier zitten, mogen dat gaan bediscussiëren. Het beeld dat u daar constant over schetst, herken ik niet als ik met regionale media praat. Die worden niet afgeroomd, zoals u dat de hele tijd schetst. Kijk naar dagblad De Limburger. Daar zitten nog 122 journalisten. Alles wat daar verdiend wordt, gaat terug het dagblad in. Ik kan dus niet zo veel met het beeld dat u schetst, omdat ik het niet herken. Volgens mij is het ook niet waar, maar laten we even kijken waar de Staatssecretaris mee komt als ze het rapport heeft gemaakt. Het gaat mij niet om de omkatting van lokaal naar streek. Het gaat mij erom dat de versterkingsoperatie van de Staatssecretaris erop is gericht om de omroepen te bewegen om vooral veel onlinecontent te maken. Daarmee schoffel je de private sector onderuit, juist de hofleveranciers van het lokale nieuws. 20% van de mensen die op geen enkele andere manier worden bereikt, wordt nog enigszins bereikt door huis-aan-huisbladen met regionaal en lokaal nieuws. Die drijven op advertentie-inkomsten. Als vervolgens de lokale omroep allerlei artikelen gaat publiceren, doet dat natuurlijk iets met het verdienvermogen. Dan verschraal je in plaats van dat je versterkt. Dat is mijn punt.

De heer Kwint (SP):

Je kunt anno 2023 toch niet serieus een visie op media verdedigen die neerkomt op: op televisie doen we filmpjes en op papier doen we tekst? Dat is toch een volstrekt achterhaalde blik op hoe omroepen en media functioneren? Als ik op de website van Tubantia kijk, kan ik daar ook de voetbalsamenvattingen van de hoofdklasse zaterdagamateurs terugkijken. Daarvan zeggen we ook niet: oe, dat is wel een heftige concurrentie met het televisieaanbod. Je kunt die knip toch niet meer zo hard maken zoals de VVD nu voorstelt? Ten slotte: de dividenduitkeringen staan gewoon online. Dat zijn tientallen miljoenen per jaar, zowel bij DPG als bij Mediahuis.

De heer Van Strien (VVD):

Ik hoop niet dat de Belgische en Duitse ambassadeurs meekijken naar dit commissiedebat, want de heer Kwint heeft hen zojuist beledigd, alsof die dingen niet kunnen. Het kan wel! In België en in Duitsland doen ze het gewoon. Ze maken daar een knip. Ze zeggen daar tegen de omroepen: «Focus je nou op die audiovisuele content. Ga geen longreads publiceren, want dat doen de lokale media.» Het kan dus. Het kan heel goed en het werkt daar goed. Mijn opdracht, waarmee de heer Kwint het denk ik niet oneens kan zijn, is dus: kijk eens naar dat model en wat we daarvan kunnen leren. De lessen die goed zijn, implementeren we.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de bijdrage van de heer Van Strien. Dan gaan we luisteren naar de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Excuus dat ik wat te laat was. Ik mocht de Surinaamse Rekenkamer ontvangen. Toen ik binnenviel, was het goed om te horen dat de heer Kwint nog consistent is met wat hij vier jaar geleden betoogde. Zo niet de toon in de brieven van deze Staatssecretaris ten opzichte van de discussies die wij in de vorige kabinetsperiode hadden, want toen was het schraalhans keukenmeester en nu is het beeld toch een stuk positiever. Ik ben er heel blij om dat de structurele investeringen er zijn gekomen en dat er ook beweging voorwaarts is.

Die beweging zit ’m ook in het bevorderen van de onafhankelijkheid van de lokale omroepen. De huidige constructie blijft mij toch een doorn in het oog. Ik ben blij dat de financiering zo meteen overgaat. Ik hoop dat we het wetsvoorstel inderdaad spoedig krijgen. Het moet in 2025 geregeld zijn, dus ik ben benieuwd wanneer we het krijgen.

Bij het aanwijzen van de lokale omroep houdt de gemeenteraad nog steeds een belangrijke rol. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is hoe zij kijkt naar die onafhankelijkheid van de lokale omroep ten opzichte van de lokale politiek, bij het toch behouden van die rol in de aanwijzing van de lokale omroep door uiteindelijk het Commissariaat voor de Media. Ik zie dat 82% van de omroepen nu een contract heeft voor een jaar, waarna er weer een nieuw contract moet komen. Hoe gaat dat zo meteen? Worden het langjarige commitments of wordt het weer een soort van jaarcyclus? Dat laatste maakt het natuurlijk ook weer kwetsbaarder in de zin van «de volgende keer wijzen we graag een andere aan».

Dan de landelijke dekking. Er ligt nu een kaart van de streekomroepen. Ik neem aan dat daar geen witte vlekken in zitten. Hoe wordt nou bewaakt dat dat ook zo blijft, dat overal daadwerkelijk iemand de handschoen oppakt en de nieuwsvoorziening gaat regelen voor alle kernen, alle gemeenten die erbij horen?

Ik had al even een interruptiedebat met mevrouw Werner over de samenwerking/verhouding tussen de regionale en de lokale omroepen. De Staatssecretaris schrijft dat ze elkaar moeten versterken en niet beconcurreren. Dat is mooi. Ze schrijft ook dat een te grote overlap moet worden voorkomen. Maar wat is nou de verhouding tussen die twee, zowel op de korte termijn als wanneer we tien jaar vooruitkijken? Waar staan ze dan? Ik denk dat de beweging is dat ze toch naar elkaar toe groeien. Ik zie niet de tegenstelling die mevrouw Werner schetste. Ik denk dat je heel goed een lokale journalistiek kunt hebben, waarbij de journalist lokaal in de straat en bij de raad is, en tegelijkertijd gebruik kunt maken van centrale faciliteiten zoals een studio, zodat je die niet twee keer hoeft op te tuigen. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris naar de langeretermijnvisie kijkt. Er lijkt in ieder geval commitment te zijn voor de eerste stap die werd aangehaald in de evaluatie, namelijk dat de tijd rijp is voor verdergaande samenwerking.

Dan de kwaliteitseisen. Hoe gaat de Staatssecretaris die uitwerken in het wetsvoorstel? Laten we die helemaal over aan de NLPO of gaan we die toch zelf meer vastleggen op wettelijk niveau? Welke rol krijgt de nieuwsvoorziening daarin? De nieuwsvoorziening lijkt mij nog steeds de meest cruciale rol van de lokale omroep.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Het eerdere debatje dat u had met mevrouw Werner triggerde mij even. Ik dacht dat nog iets meer zou terugkomen in uw spreektekst. In dat interruptiedebatje met mevrouw Werner zei u dat u de beweging van streek naar regio ook als een manier ziet waarop die twee misschien wel in elkaar zouden kunnen opgaan. U zei iets als: waarom eigenlijk niet? Ik miste daarin een beetje de meerwaarde van de lokale omroepen, die straks wellicht door samenwerking opgaan in een streekvorm. Zij doen veel meer dan alleen het nieuws verslaan. Dan was het heel makkelijk geweest. Het gaat ook om cultuurprogramma's, om educatie, om lokale binding. Lokale omroepen brengen veel meer dan alleen nieuws en programma's. Ik was dus even benieuwd naar wat u nu echt vindt van deze beweging naar streekvorming en hoe u die rol ziet ten opzichte van hoe regionale omroepen zich nu al ontwikkelen.

De heer Sneller (D66):

Ten eerste ben ik heel positief over de verbeterde samenwerking, zowel het doorplaatsen door de NOS van de regionale omroepen als de manier waarop er nu wordt samengewerkt door de lokale en de regionale omroepen. Ik denk dat dat heel belangrijk is, omdat je gebruikmaakt van elkaars kracht. Maar gezien de druk die er nog steeds staat op de financiële positie van de lokale omroepen en op de nieuwe media en de nieuwemediawereld, waarover het net ook even ging in het debat, denk ik dat schaalvoordelen ... Want hoeveel apps voor nieuwsvoorziening installeer je op een smartphone? Dat zijn er niet 27. Ja, de heer Kwint heeft een veelvoud van 27 op zijn telefoon, dat weet ik. Ik denk dat je door samen te werken en meer te fuseren op het niveau van de infrastructuur en de organisatie, ervoor kunt zorgen dat de lokale journalisten, de lokale cultuurprogramma's, de lokale educatieprogramma's et cetera beter tot hun recht komen. Daar kan dan meer aandacht naartoe gaan, omdat de omroepen dan niet ook nog een aparte studio en dergelijke in stand hoeven te houden. Dat is gewoon kwetsbaar.

De heer Mohandis (PvdA):

In het kader van wat ik even «shared services» noem: dat hebben we eigenlijk ook gedaan bij de hele operatie met de dertien regionale omroepen en de NPO. Daar is toen ook veel debat over geweest. Uit mijn hoofd zeg ik dat dat in 2014, 2015 was. Ik hoor de heer Sneller ook het belang onderschrijven dat we actief moeten blijven in de kernen of witte vlekken, daar waar mensen zich straks niet meer gezien en gehoord voelen. Voor mij is dat meer dan alleen maar nieuws brengen. Ten aanzien van die apps zou ik wel een oproep willen doen. Ik zie juist dat er door de streekvorming slagkracht ontstaat waardoor er apps kunnen worden ontwikkeld. De Westlandse Omroepstichting heeft bijvoorbeeld een app waarin ze het nieuws verslaan. Er zijn best wel wat lokale omroepen die het met een app wat meer willen ontsluiten om een wat jonger publiek te bereiken. Zoals het nu is georganiseerd, is dat ingewikkeld. Volgens mij gaan inwoners vooral de app downloaden die gebonden is aan hun regio en niet alle apps. Volgens mij zoekt men uiteindelijk het lokale nieuws daar waar men woont. De heer Sneller heeft mijn angst een beetje weggenomen. Het leek alsof hij zei dat die twee in de toekomst veel meer geïntegreerd moeten worden, maar volgens mij ziet hij het belang van beide nog steeds.

De heer Sneller (D66):

Ik zie het belang van het werk van beide heel erg. Ik ben blij met de passie die ook de heer Mohandis voor dit onderwerp heeft. Ik denk dat het ook niet in elke regio hetzelfde hoeft te zijn. Ik heb redelijk wat regionale omroepen en streekomroepen mogen bezoeken en eigenlijk is het in elke constellatie weer anders. Dit is eigenlijk vergelijkbaar met de discussie die we in de Binnenlandse Zakencommissie voeren over gemeentelijke herindelingen en de verhouding tot de provincie. Ook die is niet overal hetzelfde. Ik denk dus dat we daar wat organische groei moeten laten ontstaan, maar dat we ook de discussie moeten blijven voeren over waar het uiteindelijk naartoe gaat. Je ziet gewoon dat niet elke streekomroep en niet elke lokale omroep de journalistieke slagkracht kan brengen die je zou willen. Nu wordt dat vaak door een regionale omroep overgenomen, omdat daar veel meer geld naartoe gaat. Ik ben dus heel blij met de extra impuls voor de streekomroepen en de lokale journalistiek, maar uiteindelijk moeten we wel bekijken wat voor de I, de C en de E het belangrijkste is en hoe we daartoe het beste resultaat kunnen bereiken met ons belastinggeld.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Het is bijna 10.40 uur. Zullen we tot 11.05 uur schorsen? Dan hebben we een klein halfuurtje. Om 11.05 uur zetten we dit debat voort en gaan we luisteren naar de beantwoording van de Staatssecretaris.

De vergadering wordt van 10.38 uur tot 11.04 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn hier bij elkaar voor het debat met de Staatssecretaris van OCW over de lokale, regionale en streekomroepen. We gaan luisteren naar de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen die in de eerste termijn door de Kamerleden zijn gesteld. Overigens, zeg ik even richting de Kamerleden, ik zei ook hier dat we vrij ruim in de tijd zitten, maar laten we zeggen: twee interrupties in tweeën en dan kijken we even hoe het debat vordert. Ik zal daar, zoals ik ook in de eerste termijn heb gedaan, met coulance mee omgaan. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dank u wel, voorzitter. Lokale publieke omroepen zijn ontzettend belangrijk voor de democratie. Ze zijn de waakhonden van de lokale democratie. Ze informeren burgers over wat er speelt in hun gemeente. Ze jagen het lokale publieke debat aan. Ze brengen lokale cultuur bij mensen thuis. Ze dragen bij aan het vormen van een gemeenschap en brengen mensen met elkaar in contact. Maar de lokale omroepen staan onder druk. Ze kampen met diverse uitdagingen en problemen. Uit de recente inventarisatie van het Commissariaat voor de Media, nog dit jaar, blijkt dat 25% van de lokale omroepen een ongezonde financiële situatie heeft. Bovendien blijkt uit onderzoek van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek uit 2021 dat bijna een op de zeven journalisten weleens onder druk is gezet door gemeentebestuurders om nieuws af te zwakken. Een op de zeven, dat is ontzettend veel. Deze onderzoeken laten zien dat we de lokale journalistiek moeten versterken en verstevigen, dat we een steviger fundament onder onze lokale publieke omroepen moeten leggen en dat we de onafhankelijkheid en professionaliteit moeten verstevigen en versterken. Dat willen we doen door in de toekomst de financiering van lokale publieke omroepen via het Rijk te laten lopen en door vanaf nu structureel ruim 16 miljoen euro per jaar extra te investeren.

Voorzitter. Misschien is het nog goed om vooraf te zeggen dat het hier om een ingrijpende stelselwijziging gaan. Daar zijn terecht heel veel vragen over gesteld. Ik luister dan ook goed naar uw opmerkingen en suggesties, en neem deze mee in de verdere uitwerking. Vervolgens zal een nieuw kabinet zich hierover buigen en er ongetwijfeld ook iets van vinden. Vanuit mijn positie doe ik daar nu voorbereidend werk voor. Daarbij blijf ik uiteraard in overleg met mijn partners in de sector.

Ik ga nu naar de inhoudelijke blokken. Dat doe ik in deze volgorde: als eerste schaalvergroting van lokale omroepen, ten tweede de aanwijsprocedure voor lokale omroepen, ten derde de kwaliteitseisen voor lokale omroepen, dan de regionale omroepen en het belang van samenwerking, de relatie tussen publieke en private media, en vervolgens de lopende projecten richting het nieuwe stelsel.

Voorzitter. Ik begin bij het onderdeel schaalvergroting. Meerdere leden hebben hun zorgen hierover uitgesproken. Dat begrijp ik ook volkomen. Ik zal u proberen mee te nemen in de afwegingen. Schaalvergroting is onderdeel van onze plannen om ervoor te zorgen dat we overal financieel gezonde lokale omroepen hebben, omroepen die kwaliteit, continuïteit en professionaliteit kunnen bieden en kunnen blijven bieden, zodat de burger wordt voorzien van goede, onafhankelijke en kwalitatieve informatie, maar ook zodat de omroepen stevige samenwerkingspartners zijn voor hun lokale, regionale en landelijke partners. Met zo'n 240 lokale omroepen staat dit door de kleinschaligheid en versnippering te vaak onder druk. We willen juist werken aan een stevige, gezonde lokale omroep. Om die reden zetten de NLPO, VNG en lokale omroepen al jaren in op samenwerking en schaalvergroting.

Mijn plannen gaan hand in hand met deze beweging van onderop. Omroepen krijgen een groter verzorgingsgebied, dat vaak breder is dan één gemeente. Daarbij zijn er ook inhoudelijke voordelen. De kwaliteit van de informatie voor de burger gaat omhoog. De omroep kan onafhankelijker opereren; hij is immers niet meer afhankelijk van één gemeente, zoals nu vaak wel het geval is. Een groter verzorgingsgebied betekent ook een groter nieuwsaanbod en meer journalistieke mogelijkheden.

Op meerdere plekken in het land zien we inmiddels al succesvolle voorbeelden van deze schaalvergroting tot stand komen. Ik zag dit met eigen ogen bij RTV NOF in Noordoost-Friesland. Tegelijkertijd besef en begrijp ik dat schaalvergroting vragen en zorgen oproept. Die hoor ik ook hier bij u. Ik neem uw vragen en opmerkingen mee in de uitwerking. NLPO, VNG en ik blijven in contact met de omroepen en gemeenten bij de verdere uitwerking hiervan. Juist die ontwikkeling van onderop is het uitgangspunt.

De heer Mohandis vroeg mij hoeveel lokale omroepen al meedoen met de streekomroepvorming. In ongeveer 30 streken is de samenwerking van gemeenten op het gebied van de lokale omroep vergevorderd of afgerond. In zo'n 40 andere streken zijn gemeenten en lokale omroepen begonnen aan samenwerking. In de overige streken is het niet zo ver, maar bevinden gemeenten en omroepen zich op veel plekken wel in een oriënterende fase. Dat is de update.

Meneer Mohandis vroeg mij ook wat we doen met omroepen die niet mee kunnen of mee willen komen. We doen ons best om zo veel mogelijk omroepen erbij betrokken te houden. De omslag komt ook niet zonder voorbereiding. NLPO en VNG gaan het land in om gemeenten en omroepen te informeren over de plannen en helpen waar nodig. Ook wij zijn vanuit OCW al begonnen met het ondersteunen van de omroepen bij de professionalisering en het opzetten van samenwerking. Dat doen we bijvoorbeeld met de professionaliseringsregeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Ook omroepen die bij de regeling nu net buiten de boot vallen, kunnen steun krijgen bij het professionaliseren. Ze kunnen hulp krijgen van een kwartiermaker bijvoorbeeld, die hen helpt met hun professionalisering en samenwerking. Ze kunnen via de NLPO extra opleiding krijgen, coaching en ondersteuning. Ze kunnen ook bij de VNG terecht met vragen en zorgen. We proberen eigenlijk op die manier ook omroepen die niet meewillen, toch te verleiden om mee te doen in deze beweging. Soms kúnnen ze niet mee; die omroepen proberen we zo ook te helpen om mee te komen in deze beweging.

De heren Mohandis en Van Strien vroegen of ik een beeld en een tijdlijn kan schetsen van de streekomroepvorming. Loopt deze soepel, werd gevraagd, en wat is de voortgang? De sector is zich al jaren aan het voorbereiden op de beweging naar de vorming van streekomroepen. De NLPO heeft hierbij het voortouw genomen en heeft al eerder een streekkaart uitgebracht. De sector wil dus graag zelf die beweging maken. Het is niet zo dat wij van bovenaf dingen opleggen. De sector krijgt hier zelf een verantwoordelijkheid. Deze voorbereiding heeft ook daadwerkelijk vorm gekregen. Momenteel zijn er al 46 samenwerkingsinitiatieven die uit een OCW-regeling ondersteund worden.

Mevrouw Werner vroeg of er eigenlijk wel tevredenheid is over wat we gaan doen. In mijn beleving is er brede steun voor de professionalisering van de lokale publieke omroepen. Het is daarbij niet zo dat we een extra laag creëren. We zetten de beweging van schaalvergroting door, die dus al gaande is. Dat is belangrijk en nodig, omdat we nu zien dat die lokale omroepen vaak te klein en daarmee financieel kwetsbaar zijn. In de toekomst blijven de drie lagen bestaan, waarbij de lokale laag dan bestaat uit minder organisaties dan nu, maar wel uit organisaties die robuuster zijn, professioneler zijn en juist beter in staat zijn om hun publieke functies op lokaal niveau uit te voeren.

Ook de heer Sneller vroeg of er in het nieuwe stelsel sprake is van landelijke dekking. Dat is eigenlijk precies het doel. Daar zijn we ook mee bezig met NLPO. Het gaat erom dat er overal in Nederland sprake is van een lokaal toereikend media-aanbod, verzorgd door een professionele lokale publieke omroep. Elke concessieperiode wordt hier opnieuw naar gekeken door NLPO.

Dan wil ik overstappen naar de aanwijzingsprocedure, maar ik kan me voorstellen dat er misschien nog vragen zijn.

De voorzitter:

Dit is uitlokking. Niet doen!

Staatssecretaris Uslu:

Er is toch wel een vraag? Ik lokte het inderdaad uit.

De voorzitter:

Ja, u lokte het ontzettend uit.

Staatssecretaris Uslu:

Er komen nog heel veel onderwerpen.

De voorzitter:

Wilt u nu echt heel graag, mevrouw Werner?

Mevrouw Werner (CDA):

Ja, misschien toch, als het mag, voorzitter. Ik heb een vraagje over hoe dat dan in de praktijk werkt. Die lokale omroepen gaan dus fuseren. Er ontstaat dan een streekomroep. Maar hoe blijf je dan toch lokaal programmeren? Hoe werkt dat? Komt er dan bijvoorbeeld een verdeling in minuten per lokale omroep binnen die streekomroepen? Hoe zou dat nou in de praktijk eruitzien?

Staatssecretaris Uslu:

Dat is een hele goede vraag. Ik kom erop terug, want dat behandel ik in de komende thema's. Als er daarna wellicht nog vragen over zijn of als het niet voldoende is, dan kunnen we dat uiteraard bespreken.

De aanwijzingsprocedure is een belangrijk onderdeel van het voorstel. Het Commissariaat is verantwoordelijk voor de aanwijzing van lokale omroepen. Dat is nu al zo en dat willen we in de toekomst ook zo houden. Wat in onze plannen ook hetzelfde blijft, is dat er één lokale omroep aangewezen kan worden per verzorgingsgebied. We werken aan een heldere procedure.

De heer Mohandis vroeg hoe je voorkomt dat gemeenten een terugtrekkende beweging gaan maken ten opzichte van hun lokale omroepen. De gemeenten blijven een belangrijke rol spelen in onze plannen. De lokale omroepen worden bovendien professioneler en daardoor op steeds meer plekken een interessante en stabiele partner van gemeenten. De band blijft ook bestaan omdat gemeenten hun wettelijke adviesrol bij de aanwijzing van lokale omroepen behouden. Gemeenteraden kunnen bij de aanvragen kijken naar de toegevoegde waarde van een kandidaat-omroep voor de lokale gemeenschap. Vanuit die adviesrol blijven zij er dus bij betrokken.

De heer Sneller vroeg of het advies van de gemeenteraden niet nog steeds de onafhankelijkheid kan beperken, en hoe we die onafhankelijkheid kunnen garanderen. Ten eerste versterken we de onafhankelijkheid van de omroep juist door de financiering ervan over te hevelen van de gemeenten naar het Rijk. Dit was ook een uitdrukkelijke wens van de NLPO en de lokale omroepen. De adviesrol van gemeenten gaat erover of het karakter van de streek voldoende tot uitdrukking komt in het aanbod van lokale omroepen. Om de onafhankelijkheid van omroepen hierin te bewaken, is het idee dat dit aan de hand van duidelijke criteria gaat gebeuren, zodat een gemeente hier zo objectief mogelijk advies over kan uitbrengen aan het Commissariaat. Zo zorgen we ervoor dat er ook in de adviesrol van een gemeente geen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Ten slotte schrijft de Mediawet voor dat omroepen vrij zijn van commerciële invloeden en overheidsinvloeden. Bij signalen dat het niet goed gaat, kan het Commissariaat optreden als toezichthouder. De criteria die ik nu nog niet helder heb maar waar we wel aan werken, die heldere criteria, moeten er dus voor zorgen dat die onafhankelijkheid gewaarborgd blijft.

Zijn er vragen over de aanwijzingsprocedure? Anders stap ik over naar de kwaliteitseisen voor en taken van lokale publieke omroepen. Ik had het niet moeten vragen, voorzitter. Zal ik maar gewoon doorgaan?

De voorzitter:

Nee, nu niet meer. Meneer Mohandis heeft een vraag.

De heer Mohandis (PvdA):

Zeker. Over de aanwijzingsprocedure ging ook een vraag van onze kant. Ik probeer even te bedenken hoe het dan straks gaat in een toekomstige situatie met een streekomroep. In de ene streek zullen er zes gemeenteraden zijn. In een andere streek zullen er vijf gemeenteraden zijn. Nu bepaalt een gemeenteraad uiteindelijk de voordracht en de aanwijzing van de lokale omroep. Soms heb je twee lokale omroepen die in de gemeente strijden om de licentie. Volgens mij blijft dat hetzelfde, als ik het verhaal zo hoor. Alleen, als ik het verhaal van de Staatssecretaris probeer door te redeneren naar de praktijk, heb je straks zes, zeven gemeenteraden die dan eigenlijk gedwongen worden om met elkaar te gaan praten. Dat doen ze al op andere onderwerpen, maar dan moeten ze ook hierover gaan nadenken. Want anders krijg je de situatie dat drie gemeenten zeggen «we willen die», drie andere zeggen «we willen die andere», en je vervolgens alsnog mot hebt over wie het moet doen. Dus hoe gaat dat straks eruitzien? Kunt u daar iets meer beeld bij geven?

Staatssecretaris Uslu:

Dat ga ik proberen. De gemeenten moeten samen met een advies komen. Dat is eigenlijk het doel. Duidelijker kan ik het niet maken op dit moment.

De heer Mohandis (PvdA):

Helder. Maar goed, dat vraagt straks ook in wet- en regelgeving een hele duidelijke uitwerking, maar dat gaan we nog met elkaar bespreken. Het is namelijk makkelijker gezegd dan gedaan, kan ik u verzekeren.

Staatssecretaris Uslu:

Ja, daar ben ik het totaal mee eens. Dat is zeker niet makkelijk en dat is in de uitwerking nu een heel belangrijk onderwerp. Als er input is, neem ik dat sowieso zo veel mogelijk mee in de voorbereiding.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. We zijn bij de kwaliteitseisen, als ik het goed heb.

Staatssecretaris Uslu:

Ik ga inderdaad naar de vragen over de kwaliteitseisen. De heer Sneller vroeg of ik bereid ben om op kwaliteitseisen te sturen, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan waaraan de financiering die vanuit het Rijk wordt verkregen, wordt uitgegeven. Ja, de financiering vanuit het Rijk is voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht, en daar zijn allerlei eisen aan verbonden. De wettelijke eis die er nu al is, kennen we, namelijk dat het aanbod voor 50% uit informatie, cultuur en educatie moet bestaan. Die eis blijft behouden. Daarbij wordt er meer geïnvesteerd, dus er zullen inderdaad ook meer eisen komen. Maar de precieze eisen zullen echt in de uitwerking uitgekristalliseerd worden.

De heer Sneller vroeg naar de nieuwsvoorziening in lokaal toereikend media-aanbod. Die term heeft nu in de wet geen verdere toelichting. Dat is lastig. Ik vraag de NLPO daarom om het lokaal toereikend media-aanbod verder uit te werken samen met de lokale omroepen. Ik ben eigenlijk nogal terughoudend om nu allerlei eisen te stellen, omdat we nog in de voorbereiding en uitwerking zitten.

Voorzitter. Dan de regionale omroepen en het belang van samenwerking. We spreken vandaag veel over de lokale omroepen. Dat is ook logisch gezien alle plannen en ontwikkelingen daar. Tegelijkertijd zijn de lokale omroepen natuurlijk onderdeel van een breder publiek bestel. Dat hoor ik ook echt in alle vragen, zorgen en aandachtspunten. Ik wil benadrukken dat de regionale omroepen in dat bestel al vele jaren een hele belangrijke rol spelen, niet alleen voor de regionale en lokale nieuwsvoorziening, maar ook bij de samenwerking tussen omroepen, van landelijk tot lokaal. Ze hebben echt een sleutelpositie. Die samenwerking in het publieke bestel is ontzettend belangrijk. Door samen te werken bereik je meer dan door het niet te doen; zo simpel is het eigenlijk. Je kan verhalen vertellen die anders niet verteld worden en mensen bereiken die je anders niet bereikt.

De heer Kwint en de heer Sneller vroegen mij naar de verhouding tussen de regionale omroepen en streekomroepen, en wat de toegevoegde waarde is van die twee lagen. Ten eerste is de vorming van de streekindeling een proces dat door NLPO en VNG in gang is gezet – dat zei ik net ook – en dat de komende jaren verder vorm zal krijgen. Dat proces is niet in beton gegoten; laten we dat helder hebben. Natuurlijk moeten we ook oog houden voor de balans in het bestel. Daarover blijf ik graag in gesprek met RPO en NLPO. Maar RPO en NLPO hebben daar samen ook een belangrijke rol in te spelen, ieder vanuit een eigen rol en een eigen expertise. Ze zijn op dit moment in gesprek over een journalistieke alliantie, eentje die vergelijkbaar is met de journalistieke alliantie die de RPO en NOS al hebben. Dat is een hele mooie ontwikkeling. Ik nodig ze uit om het tijdens deze gesprekken ook te hebben over hoe ze elkaar kunnen versterken. In die samenwerking en in die alliantie kunnen ze dus ook samen kijken hoe ze elkaar kunnen versterken in plaats van beconcurreren.

De heer Sneller vroeg mij ook wat mijn langetermijnvisie is op de lokale en regionale laag. Ik zou willen dat ik nog in de positie was om hier een langetermijnvisie aan te kondigen. Dat past helaas niet meer bij de demissionaire status van het kabinet. Wel zet ik vol in op samenwerking tussen de verschillende lagen in ons omroepbestel.

Mevrouw Werner en de heer Kwint vroegen naar de prikkels om samenwerking op gang te brengen. Naast mijn plannen voor de lokale omroepen blijf ik mij dus inzetten voor het versterken van de samenwerking tussen verschillende lagen. Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat we ook dit jaar het project «Versterking lokale journalistiek door samenwerking» stimuleren met 2 miljoen euro. In dit project werken tientallen regionale en lokale omroepen samen met de NOS. Het project loopt eind dit jaar af. NOS, RPO en NLPO willen hier graag een vervolg aan geven. Ik steun dit voornemen en heb hiervoor geld gereserveerd. De drie partijen zijn op dit moment nog bezig met het plan hiervoor. Zodra ik dat heb ontvangen en beoordeeld heb, zal ik uw Kamer hierover informeren. Bovendien zijn NLPO en RPO dus in gesprek met elkaar over die journalistieke alliantie. Ook dat is een mooi initiatief. Ik heb NLPO en RPO opgeroepen voor mei 2024 overeenstemming te hebben over deze alliantie. Daar zal ik uw Kamer ook van op de hoogte houden.

Mevrouw Werner vroeg mij naar het verbeteren van de vindbaarheid van regionale omroepen. De zichtbaarheid van regionale omroepen is eigenlijk al flink verbeterd. Sinds 1 januari 2021 is het bijvoorbeeld zo dat er om 18.00 uur op NPO 2 een NOS-journaal is met regionieuws. Dat wordt gedaan door de regionale omroepen. Die indeling is deels historisch gegroeid en deels afhankelijk van de contracten tussen omroepen en aanbieders van televisiepakketten. Maar volgens mij vroeg mevrouw Werner mij of ik met distributeurs wil kijken of er iets van een verschuiving naar 10 ... Wat was het ook alweer? Heeft u één moment? Ik zie het antwoord hier even niet, maar misschien kan ik er straks nog op terugkomen. Ik vind het namelijk wel een interessante vraag. Het ging over kanaal 10 in plaats van 100: maakt dat wat uit en wil de Staatssecretaris daarnaar kijken? Het ging ook over de kosten: op 10 is het 20 tot 35 miljoen, maar wellicht is dat een ander bedrag als we toch een vast ... Dat vroeg u. Maar de voorbereiding daarop heb ik hier niet, dus ik ga hier toch even met mijn ambtenaren naar kijken. Misschien kan ik daar dan in de tweede termijn op terugkomen, want volgens mij kunnen we dat best gaan uitzoeken. Dan maak ik deze vraag dus later af.

Dan heb ik nog één vraag. Mevrouw Werner vroeg hoe het staat met de motie-Werner/Westerveld over ondertiteling en of de toegankelijkheid voor slechtzienden online hierin meegenomen kan worden. De verkenningsopdracht naar de actuele mate van ondertiteling van programma's bij dertien regionale omroepen is afgerond. Er wordt nu gekeken welke stappen gezet kunnen worden op basis van de resultaten van het onderzoek en welke partijen daarbij betrokken moeten worden. Ik informeer uw Kamer in de aankomende Mediabegrotingsbrief over de resultaten en vervolgstappen. Het verzoek van mevrouw Werner zou hieraan toegevoegd kunnen worden, maar daar is dan wel aanvullend onderzoek voor nodig. Is dat prima? Dat bespreken we straks. De stappen zelf zullen dus door een andere bewindspersoon genomen worden, maar ik kan het er wel aan toevoegen. Dat heeft dan dus wel iets meer tijd nodig.

Dan kom ik bij de relatie tussen publieke en private media.

De voorzitter:

Maar voordat u dat doet, mevrouw de Staatssecretaris, is er hier en daar een enkele vraag. De eerste vraag was van de heer Mohandis. O, meneer Kwint was eerder, begrijp ik. Dat is heel eerlijk. Deze commissie is echt een warm bad! De heer Kwint, dan de heer Mohandis en dan mevrouw Werner.

De heer Kwint (SP):

Ik wilde net de hulp van de VAR inroepen, maar daar heb ik sinds gisteravond een wat getroebleerde relatie mee!

Bij die samenwerking tussen regionaal en lokaal zie je bijvoorbeeld in de resultaten van de pilot van streekomroepen dat sommige van de succesvolle initiatieven ook echt samenwerking op de werkvloer inhielden, met detacheringen en elkaar wederzijds versterken. Je gaat nu het logische traject in van fusies, om overal te komen tot een streekomroep. Ik denk dat het logisch is dat de lokale omroepen daar primair voor aan de lat staan. Maar ik zou er daarbij voor willen waken dat in dat traject de succesvolle samenwerkingen die nu al bestaan tussen regionaal en lokaal eigenlijk gaan verwateren omdat lokaal vooral met de lokale buurman bezig is om te komen tot een streekomroep. Hoe zorgen we er dus voor dat we de positieve kanten van die samenwerking tussen regionaal en lokaal niet kwijtraken in die fusiebeweging die we de komende jaren gaan doormaken?

Staatssecretaris Uslu:

Volgens mij is dit een belangrijk onderdeel van de alliantie tussen RPO en NLPO: hoe kun je ervoor zorgen dat je de dingen die goed gaan, blijft stimuleren? Maar dat is iets wat daarin opgenomen kan worden. Ik kan dat dus meenemen in de gesprekken met NLPO en RPO, zodat zij ook hier aandacht aan besteden.

De voorzitter:

Dan komen we bij de heer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik had zelf een ander jaartal in gedachten dan het jaartal waar het kabinet nu naar streeft. Het kabinet is nu demissionair, dus wat is nou een realistisch tijdpad om te komen tot inwerkingtreding? Ik zeg het maar even op die manier. Ik hoorde: 2025. Ik dacht: 2026. Dat is wel relevant. Ik heb een vraag die daaraan gekoppeld is. Ik denk dat het volgende cruciaal is. We stippen hier heel veel terechte punten aan – ik heb er ook nog wel een paar – maar we moeten toch ook een wetstraject ingaan met elkaar om echt te kijken hoe je die lokale borging in dat streekverhaal gaat garanderen. Hoe zorg je bijvoorbeeld dat een streekomroep de taak krijgt om echt in de haarvaten van die kernen te opereren? Ik noem maar een voorbeeld. Ik ben dus een beetje op zoek naar wat u zelf nog verwacht te doen als Staatssecretaris. Misschien is het een lastige vraag, maar wat gaat u al in gang zetten en wat niet? Dat vraag ik via u aan de Staatssecretaris, voorzitter.

Staatssecretaris Uslu:

Als er héél lang geformeerd gaat worden, dan kan ik natuurlijk meer doen. Er is met die streekindeling natuurlijk al heel veel aan de gang. Dat kan ik natuurlijk blijven stimuleren: die openheid en die richting. Die 80 is bijvoorbeeld ook iets waar mensen zich zorgen over maken: wat is dat nou, en is dat in beton gegoten? Nee, het kunnen er meer of minder zijn. Dat weten we nog niet. Dat is een hele boeiende ontwikkeling. Ik hoop dat ik dat zo lang mogelijk vanuit OCW kan en mag meemaken. Ik vermoed dat de inwerkingtreding pas in 2026 voorzien zal zijn. Maar goed, dat is uiteraard allemaal heel erg afhankelijk van de verkiezingen, wat er daarna gaat gebeuren en wat de volgende bewindspersoon voor ideeën heeft. Maar in principe denk ik dat dit een hele mooie gang van zaken is. Ik hoor eigenlijk ook vanuit de Kamerleden dat deze wens er is en dat we in de goede richting aan het ontwikkelen zijn. Maar er zijn ook zorgen. Die moeten we meenemen. Voor zo lang ik hier nog zit, neem ik dat zeker mee. En ik geef het ook als voorbereiding door aan het volgende kabinet.

De heer Mohandis (PvdA):

Er is in ieder geval breed draagvlak voor een stabielere financiering in de toekomst. We weten niet hoelang u nog heeft, maar wat mij betreft gaat u in ieder geval voortvarend aan de slag met die overheveling vanuit het Gemeentefonds. En bereid dat wetstraject ook alvast voor, want dat wordt natuurlijk best nog wel een ... Ik heb dat meegemaakt met de RPO. Dat is gewoon een proces dat we niet moeten onderschatten met elkaar. Dat wil ik dus nog even meegeven. Ik vind 2026 realistisch, maar dan moeten we wel alvast dingen in gang gaan zetten en niet gaan wachten tot er echt een nieuw kabinet zit. Dan ligt er wat mij betreft al voldoende om die volgende stappen te gaan zetten. Dus ik wilde nog wel even zeggen dat dat groene licht wel gegeven moet worden.

De voorzitter:

Dat is een aanmoediging aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dank voor deze aanmoediging.

De voorzitter:

Dan komen we nog bij een vraag van mevrouw Werner. Ik had u gezien.

Mevrouw Werner (CDA):

Even nog een vraag voor mijn eigen duidelijkheid. We hebben het hier namelijk over alle lagen. Die moeten geweldig goed samenwerken met elkaar. Dat is natuurlijk ontzettend belangrijk en hoort ook zo te zijn. Maar welke partijen zijn nou eigenlijk betrokken bij de vormgeving van het stelsel? Kan de Staatssecretaris die partijen benoemen? Dan doel ik dus niet op de samenwerking maar op de vormgeving van dit nieuwe stelsel. Met welke partijen wordt er dan gesproken?

Staatssecretaris Uslu:

Ik som ze even op. NLPO. VNG. Het Commissariaat. Maar ook RPO, vanwege de samenwerking. En ook BZK is erbij betrokken. Ik kijk even naar mijn ondersteuning of ik iemand vergeten ben. Nee, dit was het rijtje.

De voorzitter:

Dat is helder. U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Dan naar de relatie tussen publieke en private media. De heer Van Strien stelde vragen over de relatie tussen de publieke en private media die in de lokale journalistiek actief zijn. Dit raakt aan een breder onderwerp: de functie van onze publieke omroep in de samenleving en in een markt waarin ook veel private partijen actief zijn, die ook heel belangrijk en mooi aanbod maken. Het kabinet staat voor een sterke publieke omroep met een brede taakopdracht. Die brede taakopdracht zorgt ervoor dat de programmering van publieke omroepen voor minimaal 50% uit informatie, cultuur en educatie bestaat. Daar houdt het Commissariaat ook toezicht op. Daarnaast heeft de publieke omroep geen winstoogmerk. Dat is wel iets om ons altijd even te herinneren: je zult er niet tegen een betaalmuur oplopen. Tot slot is het aanbod van publieke omroepen altijd vrij toegankelijk voor iedereen. Daarom kiest het kabinet ervoor om fors te investeren in de lokale publieke omroepen, zodat we zeker weten dat het publiek ook op het lokale niveau toegang blijft houden tot het aanbod van lokale publieke omroepen.

Voorzitter. Uiteraard spelen ook private partijen een belangrijke rol in de regionale journalistiek. Dat blijkt uit onderzoek van het Commissariaat: mensen waarderen deze regionale en lokale private partijen volop. Daarom blijven we ook met deze partijen in gesprek en blijven we investeren in de private journalistieke partijen op regionaal en lokaal niveau.

Meneer Van Strien vroeg in dit kader naar mijn reactie op de brief van de regionale en lokale kranten aan uw Kamer. Uiteraard onderschrijf ik het belang van regionale en lokale kranten. En uiteraard wil ik ook in gesprek met de briefschrijvers. Tegelijkertijd deel ik het beeld niet dat het kabinet exclusief beleid voor lokale publieke omroepen maakt. Ja, we zijn voor een sterke publieke omroep op alle lagen, maar daarnaast investeren we wel degelijk in de private journalistiek, ook op regionaal en lokaal niveau. Dat doen we via onze fondsen: het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. De regelingen voor onderzoeksjournalistiek van het Stimuleringsfonds staan ook open voor lokale private journalistiek. Daarnaast is er bij het Stimuleringsfonds een coachingstraject, specifiek voor de lokale private journalistiek. Dit coachingstraject heeft als belangrijk doel te ondersteunen bij het maken van strategische keuzes in de ontwikkeling van de organisaties. Bovendien start in 2024 bij het Stimuleringsfonds ook de incubator. Deze regeling helpt de partijen bij het ontwikkelen van nieuwe oplossingen voor gemeenschappelijke journalistieke vraagstukken. De eerste groep die hier vanaf 2024 gebruik van kan maken, zijn juist de private journalistieke organisaties.

Ik heb in die brief ook gelezen dat ik de lokale omroepen zou aanmoedigen om meer advertentie-inkomsten te genereren. Dat is niet het geval. In mijn visiebrief staat dat het mogelijk blijft dat omroepen zelf inkomsten genereren. Dat is wat anders dan aanmoedigen. Sterker nog, de investeringen kunnen de prikkel voor lokale omroepen om extra inkomsten te moeten genereren ook juist verkleinen.

De heer Van Strien vroeg ook waarom publieke omroepen ook online actief zouden moeten zijn. Hij verwees hierbij naar het Duitse model, waar de onlineactiviteiten van de publieke omroepen beperkter zijn. Een groot bereik voor de publieke omroep is nodig, onder zo veel mogelijk groepen, juist vanwege het belang van de publieke omroep en juist vanwege het feit dat hun aanbod aan bepaalde eisen en waarden moet voldoen, zoals de norm van 50% informatie, cultuur en educatie. Het is bovendien een wettelijke taak van de lokale publieke omroep om media-aanbod voor een breed en divers publiek te verzorgen, en dus niet alleen maar voor de groepen die anderen niet bereiken. Hoe ze dat precies doen, is aan de omroepen zelf. Maar ik snap heel goed dat ze daarbij ook voor online kiezen, omdat steeds meer mensen actief zijn op onlinekanalen. Ik kan ze niet opleggen om het internet te negeren. Ik kan me zomaar voorstellen dat de heer Van Strien dat ook vindt als liberaal die bij de tijd is.

De heer Van Strien vroeg ook naar de regeling voor jonge journalisten en of regionale en lokale organisaties geen jonge mensen mislopen omdat ze nog maar één stage hoeven te doen. We doen op meerdere manieren ons best om de instroom van jonge mensen te bevorderen. Zo wordt via de regeling Jong Talent van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten de instroom van beginnende journalisten volop gestimuleerd. Zij werken op een onderzoeksredactie bij een mediaplatform zoals een krant of een omroep en worden één tot twee jaar begeleid. Met de regeling zijn inmiddels circa 55 journalisten bereikt, ook bij regionale kranten zoals het Eindhovens Dagblad, Leidsch Dagblad, Haarlems Dagblad, De Limburger, en de Gooi- en Eemlander. In het verleden zijn er ook andere regelingen geweest voor jonge journalisten. Toen het voor net-afgestudeerde journalisten erg lastig was om een baan te vinden, werden er werkplekken vanuit de overheid gesubsidieerd. Dat is nu niet meer nodig. De arbeidsmarkt toont nu aan dat er voldoende vacatures zijn. Net-afgestudeerde journalisten hebben nu een keuze. Het subsidiëren van de arbeidsmarkt zal dus niet meer de oplossing zijn.

De heer Kwint vroeg welke kansen ik zie om de verslaglegging van de gemeenteraad te verbeteren. Ik vind dat natuurlijk ook belangrijk, net als de heer Kwint, want onafhankelijke verslaglegging is de kern van de controle van de lokale democratie. Ik wil nu ook niet zover gaan dat ik de mediaorganisaties voor ga schrijven hoe ze te werk moeten gaan, maar ik roep alle lokale en regionale mediaorganisaties op om gebruik te maken van de mogelijkheden die er zijn om hierin samen te werken, want die zijn er.

Ik wil naar het volgende kopje.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de leden. De heer Van Strien, en daarna heeft de heer Kwint ook nog een vraag, zag ik.

De heer Van Strien (VVD):

Dank voor het betoog van de Staatssecretaris. Het is alleen alsof zij in een soort ceteris-paribusbubbel opereert. Ze heeft een doel gesteld, namelijk de publieke omroepen helpen. Ze is bezig met dat doel en ze kijkt niet naar de effecten van dat doel daarbuiten. Het is prachtig dat ze die doelstellingen heeft. Die zou allemaal onderschrijven. Maar als het effect daarvan is dat je op lokaal en regionaal niveau het medialandschap niet versterkt maar verschraalt, dat je op lokaal en regionaal niveau concurrentie aanwakkert in plaats van samenwerking, dan schiet je toch je doel voorbij? Dan kun je wel zeggen ... Niet je, maar u, zeg ik via de voorzitter. Dan kan de Staatssecretaris wel zeggen «het is toch hartstikke leuk en goed wat ik doe met de omroepen?», maar dat is toch niet het doel? Het doel is toch het versterken van het medialandschap? Dat zou ons doel moeten zijn. Ik hoor nog steeds geen duidelijke reflectie van de Staatssecretaris daarop. Ik ben dus toch wel erg benieuwd hoe zij dat ziet. Nogmaals, het gaat om de effecten van haar beleid op de private sector.

Natuurlijk, het internet schijnt een dingetje te worden. Ik heb begrepen dat sommige mensen er heel enthousiast over zijn. Ik ken het zelf niet, maar als de Staatssecretaris het zegt, dan geloof ik dat meteen. Het gaat mij er niet om dat je daar niks mee mag doen. Ook hier gaat het om samenwerking. Laten we nou slim samenwerken. Een mooi voorbeeld uit het oosten van het land was dat van een drukkerij die goed samenwerkte met de lokale omroepen. De een schreef iets, en dat werd dan overgenomen. Uiteindelijk heeft de lokale omroep gezegd: ik krijg nu dat geld, dus ik stop die samenwerking en ik ga zelf een website maken. Dat is overlap. Dat is met elkaar concurreren. Daarmee versterk je het medialandschap niet. Dat zijn de effecten van het beleid waarvoor de Staatssecretaris nu kiest. Ik vraag haar toch nog een keer om daar wat duidelijker op te reflecteren.

Staatssecretaris Uslu:

Volgens mij heb ik dat nu ook best wel gedaan. Naar mijn mening heb ik flink gereflecteerd op de brief, op de vragen van de heer Van Strien en ook op de effecten die het kan hebben, waar we mee bezig zijn en de investeringen. Ik heb dat onderbouwd. Maar ik hoor de heer Van Strien wel. Hij maakt zich zorgen over de mogelijke effecten op met name de private sector. Als ik het goed hoor, is de vraag ook of ik die in kaart kan brengen, of ik kan kijken wat voor effect deze regelingen hebben op de private media, de private sector. Als dat de vraag is, dan kan ik daar misschien nog verder op ingaan.

De voorzitter:

Een verduidelijkende vraag van de heer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

In alle eerlijkheid is het bizar dat dat nog niet in kaart gebracht is. U heeft een visie op de lokale en regionale omroepen gepubliceerd. Daarin is al meerdere keren gevraagd om ook het aspect van de private sector mee te nemen. Ik weet bijvoorbeeld dat huis-aan-huisbladen hebben moeten leuren om langs te mogen komen op uw ministerie. Pas drie weken geleden is dat gebeurd. Toen lag die brief er al. Het lijkt toch echt alsof u daar een blinde vlek voor heeft. Dus als u mij vraagt of u er zelf voor kunt zorgen dat die blinde vlek wordt opgepoetst: ja, graag. Ik vind dat dat allang gebeurd had moeten zijn. Laten we dan afspreken dat dat op heel korte termijn alsnog gebeurt, wat mij betreft nog voor 27 oktober, als we het verkiezingsreces ingaan.

De voorzitter:

De Staatssecretaris. U deed dit aanbod. Dat wordt omarmd. Wanneer kan de Kamer daarover worden geïnformeerd?

Staatssecretaris Uslu:

Natuurlijk heb ik geen blinde vlek. Ik ben ook gewoon in contact met zowel private als publieke partijen. Dat ga ik meteen op deze manier weerleggen. Ik heb geen blinde vlek. Maar ik hoor u wel. Ik hoor ook de zorgen en ik heb de brief gelezen. Ik wil dus echt wel kijken wat de effecten mogelijk zouden kunnen zijn voor de private sector. Daar wil ik zeker naar kijken. Ik ga dat alleen niet redden voor 27 oktober. Dat wordt dus later. Ik kan wel even bespreken wanneer we dat wel kunnen realiseren, als u drie seconden heeft.

De voorzitter:

Ja. Dan wachten we even.

Staatssecretaris Uslu:

Ik heb even overlegd met de deskundige partij naast mij, mijn ambtenaren. Als we hier echt grondig naar willen kijken en het ook mee willen nemen in onze voorbereidingen, dan gaan we begin volgend jaar niet redden.

De voorzitter:

Maar misschien kunt u aangeven wanneer u het wel gaat redden. Dan weten we waar we aan toe zijn.

Staatssecretaris Uslu:

Medio volgend jaar.

De voorzitter:

Helder. Dat is het antwoord, zeg ik richting de heer Van Strien. Het is verder aan u. Ik kijk even naar de leden. De heer Kwint had ook een vraag; klopt dat? Ja.

De heer Kwint (SP):

Heel kort over die controlefunctie binnen de lokale democratie. Ik snap dat we niet vanuit hier kunnen voorschrijven op welke uren er een betaalde journalist aanwezig moet zijn op het raadhuis. Dat lijkt me inderdaad een slecht idee. Maar we kunnen het natuurlijk wel iets gerichter doen. Er zijn een aantal stimuleringsregelingen die zowel voor commerciële als voor publieke partijen openstaan, bijvoorbeeld de stimuleringsregeling voor jonge journalisten, waar de heer Van Strien het over had. Je zou in de hoek van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek natuurlijk wel in overleg kunnen treden om te kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat een stimuleringsregeling die het Rijk of een fonds aanbiedt ook daadwerkelijk de controlerende functie van de lokale democratie kan versterken. Ik heb daar geen kant-en-klaar voorstel voor, maar dat lijkt me wel een nuttig iets om mee te nemen in gesprekken met bijvoorbeeld een Stimuleringsfonds.

Staatssecretaris Uslu:

Ik vind het een goed idee om dit mee te nemen in de gesprekken met de fondsen.

De voorzitter:

Oké. U vervolgt uw ... Meneer Van Strien, heeft u nog een vraag?

De heer Van Strien (VVD):

Ik heb nog een aanvullende vraag. Dan hoeft dat geen aparte interruptie te zijn. Kan de Staatssecretaris dan toch ook het Duitse en Vlaamse model meenemen, waarin dus wel een knip wordt gemaakt tussen de publieke omroepen en de private sector, bijvoorbeeld als het gaat om longreads et cetera? Daar is een onderscheid gemaakt. Ik weet dat de heer Kwint denkt dat dat niet kan, maar dat schijnt wel te kunnen. De vraag is of dat meegenomen kan worden.

De voorzitter:

Kunt u het Duitse en Vlaamse model inderdaad meenemen in de informatie die medio volgend jaar richting de Kamer komt, zoals is toegezegd?

Staatssecretaris Uslu:

Dit is echt een moeilijke vraag van de heer Van Strien, vind ik, want dit staat zó haaks op waar wij voor staan, het belang van de publieke omroep. Dat is echt een heel ander systeem. Om dat mee te nemen, zouden we echt moeten gaan kijken hoe wij ons stelsel willen herinrichten. Ik ga daar toch niet voor lopen, merk ik.

De voorzitter:

Ja, meneer Van Strien ...

De heer Van Strien (VVD):

Kijk, het kan ook zijn dat u in uw brief schrijft: ik vind er niks van; ik vind het een slecht idee. Dat kan ook. Maar neem bijvoorbeeld de huis-aan-huisbladen. In 2002 hebben zij de eerste brief naar u gestuurd met de vraag: neem ons mee. Pas drie weken geleden zijn ze meegenomen. U zegt nu: ik ga nu eens nadenken over de precieze doorwerking op lokaal niveau tussen private en publieke partijen. Kortom, het lijkt alsof wij u als Kamer elke keer allerlei handreikingen moeten doen en allerlei inhoudelijke punten mee moeten geven voordat u er überhaupt op gaat reflecteren. U kunt nu wel zeggen «ik wuif het weg», maar ik wil dat het gewoon in die brief staat. Misschien komt u er namelijk toch achter dat het best wel iets nuttigs kan zijn. Ik wil gewoon dat het meegenomen wordt in die brief. Als u dan schrijft «ik vind er niks van», gaan we daar schriftelijke vragen over stellen en dan gaan we erover doorpraten. Maar ik vind het niet heel chic om het nu bij voorbaat weg te wuiven; laat ik het daarbij houden.

De voorzitter:

Meneer Van Strien vraagt dus nogmaals of u dat vergelijk wilt meenemen.

Staatssecretaris Uslu:

Mag ik daar zo op terugkomen?

De voorzitter:

De Staatssecretaris komt er in tweede termijn op terug, begrijp ik. Dan zijn we bij de lopende projecten voor het lokale stelsel, als ik het op orde heb. Klopt dat? Dat is het laatste blokje. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dat klopt, voorzitter. Mevrouw Werner vroeg nog heel concreet om hoeveel journalisten het straks gaat. De voorstellen in de visiebrief zijn gebaseerd op bevindingen van het Stimuleringsfonds en de huidige projecten voor professionalisering. Die gaan uit van twee of drie professionele journalisten per omroep. Een eenvoudige rekensom zegt dan dat er ruim 150 nieuwe banen te verwachten zijn.

Mevrouw Werner vroeg ook naar de brief waarin de Zeeuwse overheden schrijven dat de regeling dit jaar veel strengere criteria bevat. Zij verzoeken mij om deze aan te passen, zodat ook de kleinschaliger Zeeuwse omroepen toegang houden. Het Stimuleringsfonds heeft dit jaar één criterium toegevoegd ten opzichte van vorig jaar. Aanvragers konden in de beoordeling nu punten krijgen voor het aantal door een omroep bediende kanalen, op de radio, op tv of online. Daar staat tegenover dat het budget dit jaar een stuk groter is dan vorig jaar. Dat betekent dus dat er dit jaar juist meer omroepen konden meedoen. Ook in Zeeland gaat een lokale omroep meedoen. Volgend jaar stijgt het budget verder. Daarnaast krijgen omroepen die nu nog geen toekenning uit de regeling krijgen, alsnog volop steun bij het professionaliseren. Het Stimuleringsfonds en de NLPO staan klaar om ze te helpen met kwartiermakers, met coaching en met ondersteuning op allerlei manieren. Ik zie dus geen noodzaak om die regeling nu te gaan versoepelen, maar wel om omroepen te helpen.

Dan ben ik door mijn antwoorden heen.

De voorzitter:

Ik kijk naar de leden. Mevrouw Werner heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Werner (CDA):

Nou, voorzitter, de vraag is misschien meer aan u. Komt de vraag over het regioverhaal op een vast kanaal, zogezegd, in de tweede termijn? Of komt dat nu nog?

Staatssecretaris Uslu:

Daar kom ik op terug.

Mevrouw Werner (CDA):

Maar wel in dit debat?

Staatssecretaris Uslu:

Ja, in dit debat.

De voorzitter:

Heeft meneer Mohandis ook nog een vraag?

De heer Mohandis (PvdA):

Ja. Misschien heeft u daar iets over gezegd; dan heb ik het gemist. Ik had nog een vraag gesteld over de manier waarop de regionale publieke omroepen hun wettelijke borging kregen en over het takenpakket dat daarmee destijds in de wet is vastgesteld: is dat iets wat u eventueel kunt betrekken bij het voorbereiden van het wetsvoorstel? Er is al best veel voorbereidend werk gedaan, bijvoorbeeld voor hoe je op backoffice shared services ... Het zou zonde zijn als u nu een wetstraject ingaat waarin u helemaal niet dat traject betrekt. Dat zou ik heel erg zonde vinden.

Staatssecretaris Uslu:

Dat doe ik heel graag. Dat is een goed plan.

De voorzitter:

Dan gaan we direct ... O, wil meneer Van Strien op dit punt nog interrumperen?

De heer Van Strien (VVD):

Ja. Ik leid het op dezelfde manier in als de heer Mohandis deed: misschien heb ik de toezegging gekregen om te komen met een reactie op het rapport van het Commissariaat voor de Media gemist. Er werd in dit debat een aantal keer aan gerefereerd, maar ik vroeg echt om een integrale reactie met alle aanbevelingen. Het laatste punt was nog het dienstbaarheidsverbod, dat dus voorkomt dat er op lokaal niveau gewerkt kan worden tussen private en publieke partijen. Is de Staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken? Of neemt ze dat mee in de brief? Ik hoop dat we die toch wat sneller kunnen krijgen en dat die dus niet medio volgend jaar – volgens mij hoorde ik de voorzitter dat plots zeggen – maar maart volgend jaar komt. Misschien wordt het wel in die brief meegenomen, maar dat is een vraag aan de Staatssecretaris. Die twee vragen stonden dus nog open.

Staatssecretaris Uslu:

Die kunnen we meenemen in de brief, maar het is wel medio 2024. Ik hoop dat het dan april wordt, maar maart is toch Q1. Het woord «medio» betekent hierbij dus wel ietsjes later.

De voorzitter:

Is dit het antwoord op de twee openstaande vragen?

De heer Van Strien (VVD):

Er is nog de vraag over het Commissariaat voor de Media.

Staatssecretaris Uslu:

Ja, dat klopt. Op de vraag van de heer Van Strien over het onderzoek van de Commissariaat voor de Media voor het gebruik van lokale media wil ik nog wel reageren. Ik heb dat vorig jaar inderdaad in ontvangst genomen. De heer Van Strien was daarbij. We waren daar samen. We zijn er niet samen naartoe gegaan, hoor. We waren er allebei; laat ik het zo zeggen. Het had gekund – nu hou ik op! Het is altijd goed ...

De voorzitter:

Het wordt steeds erger!

Staatssecretaris Uslu:

Ja, we hebben ook de schuttersfeesten samen meegemaakt! Daar zijn we wel samen naartoe gegaan. Het kan dus; het had zo kunnen zijn. Het is altijd goed om te weten hoe het gaat met de gehele journalistiek, dus het is belangrijk om deze onderzoeken te betrekken. Dat heb ik ook gedaan. In mijn visiebrief schreef ik dat Nederlanders alle media volop gebruiken en waarderen. Ik heb het dus wel meegenomen in mijn visiebrief.

De voorzitter:

We gaan direct door naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We houden één minuut en twintig seconden per spreker aan. Laten we hierbij ook twee interrupties in tweeën aanhouden. We houden gewoon een stabiele lijn. Meneer Kwint, aan u als eerste het woord.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Eigenlijk zijn de meeste van mijn vragen beantwoord. Ik ben benieuwd hoe het traject er de komende tijd uit gaat zien om die samenwerking tussen regionaal en lokaal echt goed te borgen. De omroepen moeten onderling gaan fuseren. Ik word er graag van op de hoogte gehouden, al vermoed ik dat het aan een opvolger zal zijn om ofwel deze bewindspersoon of een volgende daar kritisch op te bevragen.

Voor de rest zijn volgens mij al mijn vragen beantwoord, dus ik kan volstaan met de mededeling dat er vandaag allerlei freelancers actie aan het voeren zijn bij het hoofdkantoor van De Persgroep. Waarom? Omdat zij al jaren onderbetaald worden en ook vinden dat ze recht hebben op een inflatiecorrectie. Wij steunen die mensen van harte. Ze hebben volkomen gelijk. Hup, journalisten!

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Mohandis voor zijn tweede termijn.

De heer Mohandis (PvdA):

Mooie laatste oproep; die kan alleen maar worden ondersteund.

Wij hebben eigenlijk voor nu ook heldere antwoorden gekregen op de vragen, maar er is natuurlijk nog best wel veel in ontwikkeling. Ik sluit niet uit dat we het fundamentele debat – dat is niet onaardig bedoeld naar mijn collega's links en rechts – nog gaan hebben over de werkelijke invulling, want ik denk dat dat ook neer gaat komen op: hoe gaan we nou echt die taakopvatting van de streekomroepen wettelijk borgen, zodat die zo helder mogelijk wordt, om te voorkomen dat die overlap met de regionale omroepen te veel ontstaat? Daardoor zouden zij die een lokale omroep zien verdwijnen, namelijk juist het gevoel hebben: ik ben eerder slechter af dan beter. In die gemeenteraden en op al die andere plekken waar iets gebeurt, zou het nieuws juist moeten worden verslagen. Dat moet juist wel gegarandeerd worden. Het moet dus echt een verbetering worden op lokaal niveau, en geen verslechtering. Dat zal in ieder geval onze inzet zijn als we die wetsbehandeling ingaan. Daar zullen we ook alle overige punten van aandacht, zorg en enthousiasme bij betrekken.

Tegen de collega's die zeker niet terugkeren, zeg ik: ik ga u missen in deze commissie. Dat wilde ik ook even gezegd hebben. Dit is het laatste geplande mediadebat voor de verkiezingen. Sommigen komen zeker niet terug, dus ik wilde dit hier nog even hebben geuit. Bij dezen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Werner voor haar tweede termijn.

Mevrouw Werner (CDA):

Allereerst dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Ik krijg straks natuurlijk ook nog een antwoord op de vraag over het verhaal van een regio op een vast kanaal. Wij hebben het hier namelijk over het versterken en professionaliseren van het medialandschap. Ik denk dat zichtbaarheid en vindbaarheid hier een heel belangrijk onderdeel van moeten zijn. Daarom pleit ik ook al best wel wat jaartjes, zolang als ik hier zit, voor dat vaste kanaal. Dat doe ik ook om dat grote publiek te creëren. Je krijgt dan ook aanhang als regio. Ik denk dat dat ook heel erg belangrijk is. Als je dan toch een beetje gaat scrollen door de vaste zenderindeling van bijvoorbeeld de kabelaars en je ziet dat een Vlaams kookkanaal waarop je ziet hoe je een echte Vlaamse wafel kunt bakken op bijvoorbeeld 39 staat, dan denk je: wat betreft verduurzamen, professionaliseren en versterken, is die zichtbaarheid cruciaal. Ik ben dus heel erg benieuwd naar de antwoorden van straks.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van Strien, voor uw tweede termijn.

De heer Van Strien (VVD):

Dank. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Het is mooi dat we nu horen dat de pilot van het project «Versterking lokale journalistiek door samenwerking» voortgezet wordt. We hebben daar ooit met een paar mensen aan deze tafel hard voor geknokt, vorig jaar, net voor kerstmis. Mijn hoofdpunt is natuurlijk de zorg dat er een visiebrief gestuurd wordt waarin een enorme belangrijke component, de hofleverancier van lokale en regionale nieuwsvoorziening, gewoon niet is meegenomen. Ik hoop toch echt – dat is nogmaals mijn oproep – dat die brief eerder komt. Nogmaals, het had al meegenomen moeten worden. De projecten lopen namelijk wel gewoon door. We moeten echt voorkomen dat we verschralen in plaats van versterken. Dat is hier aan deze kant ook een paar keer gezegd. Ik weet ook zeker dat de Staatssecretaris dat niet wil. Ik denk bijvoorbeeld aan die 200 uitgevers van huis-aan-huisbladen, die 562 bladen en een oplage 7,5 miljoen unieke papieren kranten. We moeten die niet zomaar bij het grofvuil zetten noch daar überhaupt risico op lopen. Ik kijk dus uit naar die brief. Denk daarbij echt buiten de kaders met databases, misschien met een lokale gemeenschappelijke redactie. Ik nodig de Staatssecretaris en het ministerie dus uit om echt met een goed en creatief antwoord te komen. Succes daarbij.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik bemerk dat er breed draagvlak is voor de beweging. Volgens mij was de oproep: maak tempo zodat de invoering goed kan plaatsvinden. Laten we hopen dat het dan in 2026 gerealiseerd is. De Staatssecretaris zegt: ik ben demissionair, dus mij past bescheidenheid. Maar het kan juist ook ruimte bieden om een beetje te filosoferen over de toekomst. Maar goed, dat is dan misschien toch voor een volgend debat in de demissionaire fase. Ik denk dat de vraag hoe je om wilt gaan met die samenloop tussen regionaal en streek inderdaad wel een belangrijk onderwerp is bij het vormgeven van het wetsvoorstel. Als de Staatssecretaris een brief schrijft over dat Duitse model – daar hebben we het de vorige periode ook veel over gehad – dan zou het volgens mij ook goed zijn om het te hebben over alle complexiteit in de Duitse verhoudingen. Daar werkt het allemaal toch weer wat anders dan hoe het hier vaak simpel wordt voorgespiegeld: er mag geen tekst op de website staan. Ik zou dat daar ook graag in terug willen zien, zodat we de discussie daarover in de volle breedte kunnen voeren. Tegen mevrouw Werner zeg ik: bij mijn NLZIET-abonnement is de regionale omroep in ieder geval altijd heel goed te vinden, veel beter dan de kookkanalen.

De heer Van Strien (VVD):

Fantastisch dat de heer Sneller NLZIET noemt. Ik ben één ding vergeten, namelijk aangeven of ik wel of geen tweeminutendebat wil. Moet dat nu of moet dat straks?

De voorzitter:

Dat moet nu.

De heer Van Strien (VVD):

O, dat had ik moeten doen. Ik ben kloek: ik zou het tweeminutendebat alsnog willen aankondigen.

De voorzitter:

Er is een tweeminutendebat aangekondigd door de heer Van Strien. Als voorzitter kijk ik u dan even aan. Het gaat ook over het punt van samenwerking met private media. Ik kijk naar de Staatssecretaris. In feite is het natuurlijk helemaal niet mijn taak, maar ik heb het idee dat er nog één vraag voor u ligt, over de vindbaarheid, van mevrouw Werner.

Staatssecretaris Uslu:

Ik heb er nog drie, en waarschijnlijk maak ik er daar twee van.

De voorzitter:

Goed. Kunnen we gelijk door naar de beantwoording daarvan?

Staatssecretaris Uslu:

Mag ik daar twee, drie minuten voor?

De voorzitter:

Ja. Dan schorsen we daar drie minuten voor. We gaan even onze handen wassen en over drie minuten gaan we verder.

De vergadering wordt van 12.00 uur tot 12.03 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de antwoorden van de Staatssecretaris in tweede termijn. Er zijn nog vier vragen, begreep ik. Ik geef u graag het woord, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dank u, voorzitter. Die zijn toegevoegd aan twee antwoorden.

Mevrouw Werner vroeg naar de vindbaarheid van de regionale omroepen. Ik kan u toezeggen dat ik de vindbaarheid van de regionale omroepen meeneem in de beleidsreactie op het rapport over due prominence, waarin wordt gekeken naar de zichtbaarheid en vindbaarheid van content in het algemeen belang. Uw vraag daarover neem ik daarin mee.

Dan de vraag van de heer Van Strien over het Duits-Vlaams model. Ik ga natuurlijk over mijn eigen brief, dus ik heb er een beetje moeite mee als de heer Van Strien zegt: ik wil. Maar toch wil ik best wel even kijken naar het Duits-Vlaams model en daarop reflecteren. Dat komt dan in de brief van medio volgend jaar. Daarin neem ik ook de punten van de heer Sneller rondom de complexiteit mee.

De voorzitter:

Dan kijk ik even naar meneer Van Strien, want u kondigde een tweeminutendebat aan over dit punt, maar ik hoor hier nu toch een keiharde toezegging van de Staatssecretaris. Ik doe het ook voor alle collega's bij de plenaire planning, maar ik moet u dus toch vragen: volhardt u in uw verzoek om dat tweeminutendebat, meneer Van Strien?

De heer Van Strien (VVD):

Ja, want mevrouw Werner en ik willen toch graag een motie indienen.

De voorzitter:

Over het onderwerp waar net het antwoord op is gegeven?

De heer Van Strien (VVD):

Ook om ervoor te zorgen dat de visie die er dan komt, echt al die elementen in zich heeft die volgens mij van belang zijn. Tot nu toe is dat namelijk niet het geval. Ik ga niet langslopen welke elementen dat allemaal zijn. Het kan een korte motie zijn, dus ik denk dat we aan vijf minuten genoeg hebben.

De voorzitter:

Ik heb mijn best gedaan. De heer Mohandis wil daar nog iets aan toevoegen.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik zie de motie graag tegemoet, maar in dit soort discussies moet echt worden meegenomen dat er in het verleden al publiek-private samenwerkingen zijn ontstaan. Daarbij is ook het dienstbaarheidsverbod tegen het licht gehouden. Er ligt dus al best wel veel. Dus als u met iets gaat komen, leer dan ook van het verleden: waar liggen de kansen, wat was ingewikkeld, hoe zat het met Europa en met staatssteun enzovoort enzovoort? Mijn advies is dus om niet het wiel opnieuw uit te gaan vinden.

De voorzitter:

Uw microfoon staat nog aan, Staatssecretaris. Deze suggestie kunt u wellicht meenemen richting de collega's voor het aankomende tweeminutendebat, meneer Mohandis.

Ik lees even de toezeggingen voor. Ik hoop op ieders aandacht daarvoor, zodat we dat goed administreren.

  • De visie op het vervolg van het traject Versterking lokale journalistiek door samenwerking wordt dit jaar aan de Kamer gestuurd.

  • De Kamer wordt in mei 2024 geïnformeerd over de journalistieke alliantie tussen RPO en NLPO.

  • In de Mediabegrotingsbrief wordt de Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen op het gebied van de toegankelijkheid van de regionale publieke omroepen. Dat betrof een vraag van mevrouw Werner.

  • De Staatssecretaris zal de mogelijke effecten van de regeling op de private media in kaart brengen. Dat komt medio volgend jaar naar de Kamer. Daar zit ook het dienstbaarheidsverbod in en een toelichting op het Duits-Vlaams model.

  • De vindbaarheid van regionale omroepen wordt meegenomen in de brief op reactie van het rapport waarvan ik de titel even niet meer weet. «Due prominence», hoor ik. Wow! Dat was een toezegging in tweede termijn aan mevrouw Werner.

Hebben we niets vergeten? Ik kijk naar links en naar rechts. Meneer Mohandis?

De heer Mohandis (PvdA):

Ik heb niet bij elke toezegging gevraagd om een brief, maar ik wil het volgende punt wel meegeven ter overweging. Als er een nieuwe Kamer is, wil ik toch even een realistische globale voortgangsbrief, om het maar zo te noemen, rondom de visiebrief die hier vandaag centraal stond, al is het maar in het kader van het verschuiven van jaartallen en dergelijke. Ik wil dus iets meer houvast over wat nu een realistische tijdplanning is om te komen tot wetgeving, debat en introductie.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dat is een heel goed plan, dus dat wil ik heel graag doen.

De voorzitter:

Wat voor termijn zullen we daaraan verbinden?

Staatssecretaris Uslu:

Begin volgend jaar is goed te doen, feasible.

De voorzitter:

Die noteren we ook.

  • Begin volgend jaar komt er een voortgangsbrief over de stukken die er nu zijn, met name de visiebrief, waardoor we met de nieuwe Kamer dit debat weer voort kunnen zetten – dat zal ongetwijfeld gebeuren.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat over lokale, regionale en streekomroepen. Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor haar beantwoording en ook hartelijk dank aan de ambtelijke ondersteuning. Dank voor de interesse aan eenieder die dit debat heeft gevolgd. Dank aan de leden voor het prettige debat. Natuurlijk ook dank aan de griffier en de ondersteuning – die moet ik niet vergeten. Fijne dag aan eenieder gewenst.

Sluiting 12.08 uur.

Naar boven