32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 282 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2023

Hierbij bied ik uw Kamer de evaluatie aan over de bekostiging van de lokale publieke media-instellingen (hierna: lokale omroepen) gedurende de periode 2019–2021. U ontvangt deze evaluatie conform artikel 2.170b, vijfde lid, van de Mediawet 2008.

Het beeld in de evaluatie is overeenkomstig de eerdere evaluaties over dit onderwerp, die ik heb aangehaald in mijn recent verzonden visiebrief.1

Ruim een derde van de gemeenten (37%) kent een bedrag toe dat lager is dan het afgesproken richtsnoerbedrag. Een kwart kent meer toe aan de lokale omroep, 38% financiert conform het richtsnoerbedrag. Hiermee is het aantal gemeenten dat lager bekostigt dan het richtsnoerbedrag flink toegenomen (van 24% in de periode 2016–2018 tot 37% in de periode 2019–2021).

Gemeenten zijn niet verplicht om het richtsnoerbedrag over te maken. Wel zijn er, in een convenant, afspraken gemaakt over het richtsnoerbedrag. In deze evaluatie is daarvan uitgegaan.

 

2021

2020

2019

2019–2021

2016–2018

Richtsnoerbedrag

€ 1,39

€ 1,34

€ 1,28

Lage bekostiging (<0,95 R.S.)

137

43%

127

42%

82

26%

115

37%

72

24%

Ca. Richtsnoerbedrag (0,95–1,05 R.S.)

108

34%

112

37%

138

44%

119

38%

85

28%

Hoge bekostiging (>1,05 R.S.)

71

22%

66

22%

93

30%

77

25%

144

48%

Bij veel gemeenten en lokale omroepen blijkt onduidelijkheid te bestaan over de vraag of er voorwaarden mogen worden verbonden aan de bekostiging of over de wijze van verantwoorden en het financieel toezicht. Het is gemeenten wettelijk niet toegestaan voorschriften te verbinden die strijdig zijn aan de Mediawet. Het Commissariaat heeft–in de bekostigingsbesluiten–geen voorwaarden gevonden die strijdig zijn met de Mediawet.

De financiële gezondheid van lokale omroepen blijft achter. De wet schrijft voor dat kosten die bedoeld zijn voor de totstandkoming van het media-aanbod en die niet op andere wijze worden gedekt, bekostigd moeten worden door de gemeente(n) waarvoor de lokale omroep is aangewezen. Desalniettemin heeft ruim een derde van het totaal aantal lokale omroepen (36%) een negatief resultaat.

De financiële positie van een kwart van de lokale omroepen is ongezond. Dat is een lichte verbetering, maar nog steeds is de positie kwetsbaar.

Op 30 mei jl. heb ik mijn, al eerder aangehaalde, visiebrief voor de toekomst van de lokale publieke omroepen naar uw Kamer gestuurd. Dit evaluatierapport van het Commissariaat onderstreept nogmaals de noodzaak van het overhevelen van de bekostiging van de lokale omroepen door gemeenten naar het Rijk en de extra investering die ik voorgenomen heb.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Kamerstuk 32 827, nr. 281.

Naar boven