32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 178 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2019

Op 9 september jl. hebben de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur hun gezamenlijke adviesrapport over de organisatie en financiering van lokale publieke omroepen aangeboden. Aanleiding voor het advies vormt het regeerakkoord en de maatschappelijke opgave om de democratische functie van lokale publieke omroepen te waarborgen.1 Hierbij doen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik u – zoals toegezegd in mijn brief van 10 september jl.2 en op grond van artikel 24 Kaderwet adviescolleges – onze gezamenlijke beleidsreactie op het advies toekomen.

Briefadvies met signalerende en agenderende functie

Wij willen langs deze weg onze waardering uitspreken voor het werk dat de raden hebben geleverd. Zij hebben in korte tijd een heldere, actuele en samenhangende analyse weten te geven van de omgeving waarin lokale publieke omroepen hun werk doen. De raden constateren dat het huidige stelsel van publieke lokale omroepen niet in voldoende mate in staat is om de zo belangrijke agenderende, controlerende en verbindende functies van journalistiek en media binnen de lokale democratie in te vullen omdat het onder hoge spanning staat.

Het voorliggende briefadvies heeft in de ogen van de raden een signalerende en agenderende functie waarin de raden zich vooral hebben toegespitst op de betaalbaarheid, kostenverdeling en organisatie van lokale omroepen. De raden doen in totaal zeven aanbevelingen, waarvan drie voor de korte termijn waarop we hieronder in gaan. De raden stellen dat zij meer tijd nodig hebben om een fundamenteler vervolgadvies te geven. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik staan positief tegenover een dergelijk vervolgadvies en gaan op korte termijn met de raden hierover in gesprek.

Aanbeveling 1: aanbodkanalen en het lokaal toereikend media-aanbod

De raden beargumenteren dat lokale omroepen de ruimte moeten hebben om hun media-aanbod vorm te geven op basis van onderzoek naar de wensen van hun publiek en de kanalen waarlangs deze het best bereikt kan worden. Daarom adviseren de raden om de wettelijke mogelijkheid te creëren dat lokale omroepen zelf bepalen welke aanbodkanalen zij gebruiken voor hun uitzendingen.

De bepaling in de Mediawet 2008 ten aanzien van de publieke mediaopdracht3 is bedoeld om lokale omroepen de ruimte te geven om naar eigen inzicht van de hen beschikbare aanbodkanalen gebruik te maken. Met deze bepaling is beoogd om een techniek-neutrale taakopdracht voor publieke omroepen tot stand te brengen die voldoet aan Europese regels. Van een verplichting voor lokale publieke omroepen om voor alle aanbodkanalen uitzendingen te verzorgen is geen sprake. Lokale publieke omroepen kunnen nu dus al zelf bepalen welke aanbodkanalen zij gebruiken voor hun uitzendingen. Daar is geen wetswijziging voor nodig.

Aanbeveling 2: samenwerking

De raden adviseren om samenwerking tussen lokale omroepen onderling en tussen lokale en regionale omroepen te stimuleren, bijvoorbeeld door een positieve financiële prikkel.

Zoals toegelicht per brief van 4 september jl. gelooft het kabinet in de kansen die verdere samenwerking tussen regionale en lokale publieke omroepen biedt voor het vergroten van de kwaliteit en professionaliteit van lokale journalistiek. In deze brief is ook ingegaan op de 15 miljoen euro die hiertoe is vrijgemaakt voor de periode van 2019 tot en met 2021, de verdeling van deze middelen op hoofdlijnen en het proces van besteding.4 Over de besteding van de middelen die worden aangewend om de motie van het lid Sneller5 inzake een pilot voor een lokaal toereikend media-aanbod uit te voeren is uw Kamer recent geïnformeerd per brief van 15 november jl.6 Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de extra middelen uit het Regeerakkoord voor onderzoeksjournalistiek. Ook hier heeft het kabinet gekozen voor een beleid gericht op ondersteuning van samenwerking en professionalisering met een duidelijke focus op regionale en lokale journalistiek.7 We zien in deze aanbeveling dan ook een ondersteuning van dit beleid.

Aanbeveling 3: financieringssystematiek

De raden stellen dat de huidige financieringssystematiek niet optimaal is als het gaat om het onafhankelijk functioneren van lokale omroepen en geen financiële waarborgen kent. De raden adviseren daarom om de financiering van lokale publieke omroepen over te hevelen vanuit het Gemeentefonds naar de Rijksbegroting.

Het zou te ver voeren om van de raden binnen de hen beschikbare tijd een nadere onderbouwing te verwachten over hoe deze wijziging tot verbetering zou leiden ten opzichte van de uitgangssituatie. Het betreft evenwel een ingrijpende wijziging in het publieke omroepstelsel. Wij vinden het daarom te vroeg om op deze aanbeveling in te gaan. De raden hebben aangekondigd in hun vervolgadvies in te gaan op de publieke waarden en functies van lokale media en nieuwsvoorziening die moeten worden gewaarborgd, met het oog op het levend houden en vitaliseren van de lokale democratie. Met het voorliggende briefadvies is de noodzaak voor een dergelijke fundamentele analyse onzes inziens voldoende aangetoond. De vorm van het lokale omroepbestel van de toekomst zal uit deze analyse moeten volgen, evenals de betekenis van omroepen voor de lokale democratie.

Vervolgadvies en tijdpad

We zullen binnenkort met de raden in overleg treden over de vormgeving van het aangekondigde vervolgadvies. We streven ernaar om dit vervolgadvies, in overleg met de raden, medio 2020 te mogen ontvangen en zullen uw Kamer een afschrift van de adviesaanvraag doen toekomen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Het advies is aan uw Kamer aangekondigd tijdens het wetgevingsoverleg inzake de Mediabegroting 2019. Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 149.

X Noot
2

Kamerstuk 32 827, nr. 161.

X Noot
3

De Mediawet 2008 (artikel 2:1, lid 1 onder a) spreekt van een «publieke mediaopdracht» die via «alle beschikbare aanbodkanalen» tot stand gebracht kan worden. Voor een uitleg bij dit wetsartikel verwijzen we hier kortheidshalve naar de memorie van toelichting bij de Mediawet 2008: Kamerstuk 31 356, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstuk 32 827, nr. 160.

X Noot
5

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 132.

X Noot
6

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 106.

X Noot
7

Kamerstuk 32 827, nr. 131.

Naar boven