32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 128 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2018

Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeer ik u met deze brief over de stand van zaken inzake de frictiekostenregeling regionale omroepen en vensterprogrammering.

Frictiekosten regionale omroepen

Met ingang van 2017 is het totaalbudget voor de regionale publieke omroep verminderd met een bedrag van 17 miljoen euro. Deze taakstelling vloeit voort uit het regeerakkoord van Rutte II.1 Er is een frictiekostenregeling opgesteld op basis waarvan regionale publieke omroepen een financiële bijdrage kunnen aanvragen. Deze frictiekostenregeling vloeit mede voort uit de motie van de leden Mohandis en Elias.2 Op 16 januari 2017 is uw Kamer geïnformeerd over deze frictiekostenregeling die een looptijd kent van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020.3

Nu halverwege de looptijd van deze frictiekostenregeling blijkt in de praktijk dat met name het tweede deel van deze frictiekostenregeling (de zogenoemde regeling B4) voor de stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) en de regionale publieke omroepen lastig uitvoerbaar is. Zij willen namelijk een beroep doen op regeling B voor de bekostiging van een aantal projecten, waarbij naar verwachting geen sprake zal zijn van reorganisatiekosten. Voor regeling B geldt echter de voorwaarde dat het moet gaan om reorganisatiekosten. Deze eis vloeit voort uit de door de motie van de leden Mohandis en Elias gevraagde dekking uit de Algemene Media Reserve (hierna: AMr). In de Mediawet zijn specifieke bestemmingen voor de AMr opgenomen, waaronder dat het moet gaan om reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten.5 Naar aanleiding van de vragen over regeling B heb ik onderzocht of deze regeling verruimd kan worden. De conclusie is echter dat de wettelijke vereisten aan de AMr hiervoor geen ruimte bieden.

Ik heb daarom gezocht naar een alternatieve manier waarop de voorgenoemde projecten van de RPO en de regionale publieke omroepen kunnen worden bekostigd. De enige route daarbij is via de mediabegroting. Voor volgend jaar heb ik gepland dat een deel van het budget van de mediabegroting wordt gebruikt voor het aanvullen van de AMr om een tekort ervan te vermijden. De middelen van de AMr zijn fors afgenomen, omdat in 2016, 2017 en dit jaar een fors beroep moe(s)t worden gedaan op de AMr om de tegenvallers van de Ster-inkomsten op te vangen. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn mediabegrotingsbrief van 17 november 2017 (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 31).

Het deel van het budget van de mediabegroting dat voor volgend jaar is gereserveerd voor het aanvullen van de AMr kan ik ook inzetten voor de bekostiging van de voorgenoemde projecten van de RPO en de regionale publieke omroepen. Ik kan hierdoor weliswaar minder geld vanuit de mediabegroting overhevelen naar de AMr, maar dit heeft geen nadelige consequenties voor de AMr. Ik hield er tot nu toe namelijk rekening mee dat ik de voorgenoemde projecten zou bekostigen vanuit de AMr. Dit is met deze alternatieve bekostigingswijze niet meer nodig. Per saldo heeft die dus geen effect op de AMr.

Ik moet bij deze bekostigingswijze wel een voorbehoud maken ten aanzien van de financiële ruimte die ik volgend jaar heb voor de bekostiging van de voorgenoemde projecten. Deze financiële ruimte is afhankelijk van de Ster-inkomsten volgend jaar. Zij vormen namelijk samen met de rijksmediabijdrage de inkomsten van de mediabegroting en bepalen daarmee de omvang van het budget dat hiervoor kan worden gebruikt. Uitgaande van de raming van de Ster-inkomsten die ik in mijn mediabegrotingsbrief6 van 17 november 2017 heb toegelicht, is er voldoende ruimte voor de bekostiging van de projecten uitgaande van de voorgenoemde motie van de leden Mohandis en Elias die uitging van een maximaal bedrag van 17 miljoen euro.

In mijn brief aan uw Kamer over de stand van zaken rond de bekostiging van de LPO7 heb ik u echter toegelicht dat ik voor de rest van dit jaar rekening houd met Ster-tegenvallers. Later dit jaar krijg ik van de Ster een geactualiseerde meerjarenraming. Op basis daarvan hoop ik een beter beeld te hebben van de verwachte Ster-inkomsten in 2019, dan kan ik ook bepalen wat de financiële ruimte is voor de bekostiging van de projecten van de RPO en de regionale publieke omroepen. Ik zal in mijn mediabegrotingsbrief voor 2019 uw Kamer hierover informeren.

Ook aan deze alternatieve vorm van bekostiging wil ik een aantal voorwaarden koppelen, waarbij de voorgenoemde motie van de leden Mohandis en Elias.8 en het Regeerakkoord van dit kabinet het uitgangspunt vormen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan projecten die onder coördinatie van de RPO de samenwerking binnen de mediasector bevorderen, zoals meer samenwerking in de regio tussen lokale en regionale media, en projecten die de regionale publieke omroepen meer toekomstbestendig maken. Ik zal hierover in gesprek gaan met de RPO en de regionale publieke omroepen en hen uitnodigen om een selectie te maken van projecten die hierop aansluiten.

Ik zal de RPO en de regionale publieke omroepen vragen om bij deze selectie van projecten te prioriteren zodat ik uw Kamer in mijn mediabegrotingsbrief voor 2019 kan informeren over de projecten die als eerste in aanmerking komen voor een financiële bijdrage. Hierbij wil ik, indien de financiële ruimte dit toelaat, in ieder geval het pilotproject Vensterprogrammering bekostigen. Dit project is belangrijk voor de RPO en de regionale publieke omroepen. Tevens geef ik hiermee invulling aan het Regeerakkoord dat voorziet in de realisatie van regiovensters bij de landelijke publieke omroep.

Vensterprogrammering – Regionale nieuwsvensters op een landelijk net

Op 22 februari 2017 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over vensterprogrammering.9 In deze brief is aan de RPO en NPO gevraagd een plan van aanpak voor een pilot rond vensterprogrammering op te stellen. Met vensterprogrammering wordt bedoeld dat in de programmering van een landelijk televisiekanaal een tijdslot, een zogenaamd venster, wordt vrijgemaakt voor regionale content. De pilot vensterprogrammering wordt door de RPO en NPO regionale nieuwsvensters op een landelijk net genoemd. De verwachting is dat door regionale nieuwsvensters op een landelijk net het bereik van regionale journalistiek kan worden vergroot. Dit sluit aan bij de ambitie van deze regering in het Regeerakkoord om de regionale journalistiek te versterken en de samenwerking tussen de verschillende publieke omroepen te bevorderen. De realisatie van regiovensters op de kanalen van de NPO in de komende kabinetsperiode is ook opgenomen in het Regeerakkoord.10

Opzet pilot Regionale NieuwsVensters op een van de landelijke tv-netten

Door de RPO en NPO is gewerkt aan een plan van aanpak voor een pilot regionale nieuwsvensters op een landelijk net. Een dergelijke pilot zal helpen een beter beeld te krijgen van de praktische uitvoerbaarheid, de afspraken die partijen onderling moeten maken en de baten en lasten die verwacht kunnen worden, zoals het effect op bereikcijfers en de kosten voor landelijke uitrol.

De pilot zal gedurende 3 maanden lopen in drie regio’s (Gelderland, Friesland en Zuid-Holland-Zuid). De pilot betreft een 5 minuten durend nieuwsvenster op NPO2 op werkdagen na het NOS-journaal van 18.00 uur voor de kabelnetwerken van distributeurs VodafoneZiggo, Kabelnoord en CAI Harderwijk.

De gekozen oplossingsrichting voor deze pilot is door de specifieke inrichting van de kopernetwerken qua techniek en bandbreedte niet geschikt voor de distributeurs zoals KPN. RPO en NPO zijn met KPN in gesprek om alternatieven voor deze vorm van vensterprogrammering te onderzoeken zoals het «simuleren» van regiovensters via een app.

Financieel

De kosten voor de pilot zijn door de NPO en RPO op ongeveer 1,5 miljoen euro geraamd. Dit is inclusief kosten die door de NPO en door de kabeldistributeurs gemaakt moeten worden. Over de hoogte van deze kosten wordt momenteel in mijn opdracht een externe financiële validatie gedaan. Ik verwacht dat dit onderzoek op de korte termijn zal zijn afgerond waarna ik de uitkomsten ervan samen met het plan van aanpak voor de pilot uw Kamer zal doen toekomen.

Juridisch

Regionale nieuwsvensters op een landelijk net zijn voor de betrokken regionale omroepen een activiteit in het kader van de hoofdtaak. Het betreft verspreiding van een programma dat ook op het hoofdaanbodkanaal van de betreffende regionale omroep wordt uitgezonden. Voor de NPO is vensterprogrammering in de vorm van beschikbaarstelling van zendtijd aan een regionale omroep op een landelijk net een reguliere nevenactiviteit: het beschikbaar stellen van zendtijd aan derden is geen hoofdtaak. Conform Mediawet 2008 artikel 2.132 lid 1 zal de NPO hiervoor een reguliere aanvraag bij het Commissariaat voor de Media indienen.

Tot slot

Ik hoop dat ik de RPO en de regionale omroepen met de beschreven oplossingsrichting een alternatief kan bieden voor de frictiekostenregeling en op deze wijze het pilotproject Vensterprogrammering mogelijk kan maken. Dit biedt kansen voor de RPO en de regionale omroepen om de regionale content en journalistiek te versterken en innovaties in de regio te stimuleren.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Hieraan is uitvoering gegeven met de Wet van 18 december 2013 tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (Stb. 2013, nr. 570).

X Noot
2

Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 83.

X Noot
3

Kamerstuk 32 827 VIII, nr. 96.

X Noot
4

De frictiekostenregeling bestaat uit twee delen: regeling A en regeling B. Regeling A bevat voorschriften inzake de toekenning van een financiële bijdrage aan een regionale omroep voor reorganisatiekosten als gevolg van opgelegde overheidsbezuinigingen. Regeling B bevat voorschriften inzake de toekenning van een financiële bijdrage aan een regionale omroep voor reorganisatiekosten als gevolg van samenwerking met andere publieke en/of private media-organisaties.

X Noot
5

Zie lid 1b van artikel 2.166 Mediawet 2008.

X Noot
6

Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 3.

X Noot
7

Deze brief zal kort voor verzending van deze brief aan uw Kamer verzonden worden (Kamerstuk 32 827, nr. 129).

X Noot
8

Kamerstuk 32 827 VIII, nr. 96.

X Noot
9

Kamerstuk 32 827, nr. 98.

X Noot
10

Zie ook paragraaf 1.7 van het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte-III (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34).

Naar boven