De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 7.52, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, de artikelen 2.2, 4.11 eerste lid, 4.20, eerste lid, 4.21 eerste en tweede
lid, 4.23 eerste lid, 4.24 eerste lid en 4.27 derde en vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit
WHW 2008;
Besluit:
ALGEMENE TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (hierna: regeling) gewijzigd.
De aanpassingen van de regeling hangen samen met de tweede herberekening van de rijksbijdrage
2017 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting van het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voorzien in juli 2017, en de vaststelling van het
collegegeld voor het studiejaar 2018–2019. De eerste herberekening van de rijksbijdrage
2017 betrof de bekostiging van een aantal hogescholen ten behoeve van hun Centers
of Expertise.
2. Gevoerd overleg
Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan VSNU, Vereniging
Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU
heeft gemeld zich te kunnen vinden in de voorgestelde wijzigingen. De Vereniging Hogescholen
spreekt waardering uit voor de inspanningen om de hogescholen zo adequaat mogelijk
te informeren over wijzigingen in de bekostiging. De Vereniging Hogescholen maakt
een voorbehoud bij de voorgenomen wijziging van de regeling voor de agrarische hogescholen
ten aanzien van de loon- en prijsbijstelling voor de vaste componenten. De VSNU verzoekt
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om op korte termijn overleg te
voeren over onzekerheden in de rijksbijdrage. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap is zich bewust van het feit dat er onzekerheden zijn om de rijksbijdrage
voor 2018 en latere jaren. Waar mogelijk, gegeven noodzakelijke termijnen voor finale
besluitvorming binnen de Rijksoverheid en de demissionaire status van het kabinet,
zal het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap instellingen zo snel en adequaat
mogelijk informeren zodat de onzekerheid kan afnemen.
3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
4. Financiële gevolgen
De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging
mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2017 kan op grond van artikel
2.5, vierde lid, van de WHW nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling
opgenomen bedragen en percentages.
5. Gevolgen administratieve lasten
De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs
A
Dit onderdeel betreft een aanpassing van artikel 4 ‘Bedragen onderzoek’ van de regeling.
In de eerste drie leden zijn uitsluitend komma’s toegevoegd. Met de nieuwe leden 4,
5 en 6 is artikel 4 in overeenstemming gebracht met de in 2016 gewijzigde artikelen
4.20, eerste lid, en 4.20, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008.
Om meer stabiliteit en voorspelbaarheid van financiële middelen voor onderzoek bij
de universiteiten mogelijk te maken is bij die wijziging van het Uitvoeringsbesluit
WHW 2008 de groeiende invloed van de promotiecomponent in de bekostiging beperkt.
Het deel van de onderzoeksmiddelen dat verdeeld wordt over de promoties en ontwerperscertificaten
is gemaximeerd op 20%. Dat is naar analogie van de maximering van de bekostiging van
graden in het onderzoekdeel. Tevens zal in het onderzoekdeel van het bekostigingsmodel
voortaan gewerkt worden met een driejarig gemiddelde voor de verdeelparameters promoties
en ontwerperscertificaten en graden (Staatsblad 2016, nr. 346).
B
Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt het
wettelijk collegegeld (gedeeltelijk en volledig) voor het studiejaar 2018/2019 aangepast
aan de hand van de consumentenprijsindex. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan:
de consumentenprijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Alle bedragen die van toepassing zijn op het studiejaar
2018/2019 worden voor afronding verhoogd met € 22,– (artikel 2.2, derde lid, van het
besluit). De som wordt vermenigvuldigd met 101,98 (indexcijfer april 2017) en gedeeld
door 100,40 (indexcijfer april 2016). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond
opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar
2018/2019; zij vervangen per 1 september 2018 de bedragen voor het studiejaar 2017/2018
die per 1 september 2017 in werking treden.
|
2017/2018
|
2018/2019
|
Afgerond
|
Niet-afgerond
|
Verhoging
|
Na indexering
|
Afgerond
|
Volledig wettelijk collegegeld en maximumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld.
|
€ 2.006
|
€ 2.006,15
|
€ 22
|
€ 2.060,06
|
€ 2.060
|
Minimumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld.
|
€ 1.185
|
€ 1.185,38
|
€ 22
|
€ 1.226,39
|
€ 1.226
|
C
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,20568%
van alle ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Daarnaast is er sprake
van wijzigingen om de volgende redenen:
-
a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland
Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor
inkomende en uitgaande beurzen aangepast op basis van gegevens van universiteiten
over het aantal gerealiseerde inkomende en uitgaande beurzen (brief van 15 december
2014 met kenmerk 707380). De bijdrage voor het jaar 2017 komt daarbij voor indexering
uit op € 1.300.000.
-
b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 187.655 opgenomen als
financiële compensatie voor instellingen waar studenten een tweede studie zorg/onderwijs
volgen in collegejaar 2016/2017. Dit betreft de financiële compensatie van universiteiten
in verband met de uitspraak van het CBHO op 8 juli 2015 over de hoogte van het collegegeld
voor studenten die een tweede studie volgen op gebied van onderwijs of gezondheidszorg
(brief 13 augustus 2015 met kenmerk 799560). OCW heeft de universiteiten gewezen op
de gevolgen van deze rechterlijke uitspraak, namelijk om met ingang van collegejaar
2015–2016 aan de desbetreffende categorie studenten (opleiding onderwijs voorafgegaan
door een graad in gezondheidszorg of een opleiding gezondheidszorg voorafgegaan door
een graad in onderwijs) niet meer dan het wettelijk collegegeld te vragen en de andersluidende
indicatie vanuit DUO daarbij te negeren. OCW zal de instellingen via de onderwijsopslag
in bedragen compenseren voor het niet ontvangen van bekostiging voor deze studenten.
-
c. onder de noemer kwetsbare opleidingen zijn de middelen voor de landelijke onderzoeksscholen
van € 189.963 voor indexering, onderdeel van de middelen voor Geesteswetenschappen,
herverdeeld over de desbetreffende instellingen conform het voorstel uit het ‘Vervolgrapport
2015 inzake monitoring Duurzame Geesteswetenschappen’ (https://www.regiegeesteswetenschappen.nl/)
-
d. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bijdrage van € 54.682 opgenomen voor
het experiment educatieve module. In hoofdstuk 4 van het Besluit experimenten flexibel
hoger onderwijs (Stb. 2016, 145) zijn in de artikelen 26 tot en met 32 bepalingen opgenomen op basis waarvan universiteiten
bij experiment in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 juni 2019 een educatieve
module aan kunnen bieden. Deze module wordt gevolgd na afronding van de bachelor,
maar komt naar omvang en inhoud overeen met de minor die kan worden gevolgd tijdens
de bacheloropleiding. Er is sprake van een vaste bijdrage per ingeschrevene via de
onderwijsopslag in bedragen die als volgt wordt opgebouwd: 1/2 van het bedrag dat
bij reguliere bekostiging voor één jaarinschrijving in de betreffende bacheloropleiding
beschikbaar zou worden gesteld vermeerderd met 1/6 van de diplomabonus voor onderwijs
en onderzoek dat bij reguliere bekostiging per afgestudeerde zou zijn ontvangen. De
vergoeding wordt in de jaren 2017 tot en met 2019 jaarlijks verwerkt bij de rijksbijdragebrief
die samenhangt met de eerste suppletoire begroting van OCW.
-
e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is de bijdrage voor instellingen op terrein
van internationaal onderwijs herverdeeld. Dit betreft een technische correctie van
een foutieve verdeling bij de vorige wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs
voor het jaar 2017.
-
f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 521.000 voor indexering
per jaar opgenomen voor de periode 2017 tot en met 2019. Deze bijdrage is bedoeld
als compensatie voor verbod op het vragen van een eigen bijdrage. De compensatie ziet
op de fixusopleidingen tandheelkunde en geneeskunde. Het bedrag van € 521.000 per
jaar is bepaald op basis van het aantal aanmeldingen voor de loting voor het jaar
2016–2017 voor deze opleidingen (brief met kenmerk 1196279).
-
g. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor het jaar 2017 een bedrag van
€ 25.000 voor indexering toegevoegd voor het winnen van de verkiezing ‘Docent van
het jaar’ (brief van 1 mei 2017 met kenmerk 1184986).
-
h. aan de onderwijsopslag van de Technische Universiteit Delft is voor het jaar 2017
een bedrag van € 41.472 voor indexering toegevoegd voor de werkzaamheden van de schrijver
van het Nationaal Plan Open Science (brief van 12 december 2016 met kenmerk 1095966).
-
i. aan de onderwijsopslag van de Technische Universiteit Delft is voor het jaar 2017
een bedrag van € 157.130 voor indexering toegevoegd ten behoeve van de uitvoering
van het project ‘Open Up Math’. Dit project heeft als doel om in 4TU-verband de wiskundecommunity
te ondersteunen in het ontwikkelen, delen en hergebruiken van open leermaterialen
in het eerste jaar van het onderwijs teneinde de kwaliteit, flexibiliteit en efficiëntie
van het onderwijs te vergroten (brief van 23 maart 2017 met kenmerk 1139882).
-
j. aan de onderwijsopslag van Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam en
de Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2017 een bedrag van € 250.000 (5
x € 50.000) voor indexering toegevoegd voor de honorering van de aanvragen voor een
Comenius Teaching Fellowship (brieven van 2 maart 2017 met kenmerk 1158483, 1158513,
1158524, 1158534 en 1158541).
-
k. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is structureel een bedrag
van € 832.346 voor indexering toegevoegd ter financiering van het Hindoe seminarium,
het Boeddhistisch seminarium en de Islamitische ambtsopleiding. De financiering voor
deze denominaties liep af en een verlengingsaanvraag was aangehouden. De middelen
zijn afkomstig uit het macrobudget wo (brief van 21 december 2016 met kenmerk 1105000).
-
l. aan de onderwijsopslag van de Radboud Universiteit Nijmegen is voor het jaar 2017
een bedrag van € 253.000 voor indexering toegevoegd vanwege de doorontwikkeling van
het project ‘Eerst de Klas’ (brief van 27 september 2016 met kenmerk 1074890).
-
m. aan de onderwijsopslag van de Open Universiteit is voor het jaar 2017 een bedrag van
€ 485.000 voor indexering toegevoegd vanwege een toekenning uit de vrijvallende 2%
profileringsmiddelen, afkomstig uit de prestatieafspraken. De middelen zijn afkomstig
uit het macrobudget wo.
D
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,34894%
van alle ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Daarnaast is er sprake
van wijzigingen om de volgende redenen:
-
a. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland
Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende
en uitgaande beurzen aangepast op basis van gegevens van hogescholen over het aantal
gerealiseerde inkomende en uitgaande beurzen (brief van 15 december 2014 met kenmerk
707380). De bijdrage voor het jaar 2017 komt daarbij voor indexering uit op € 844.960.
-
b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 1.479.905 opgenomen
als financiële compensatie voor instellingen waar studenten een tweede studie zorg/onderwijs
volgen in collegejaar 2016/2017. Dit betreft de financiële compensatie van hogescholen
in verband met de uitspraak van het CBHO op 8 juli 2015 over de hoogte van het collegegeld
voor studenten die een tweede studie volgen op gebied van onderwijs of gezondheidszorg
(brief 13 augustus 2015 met kenmerk 799560). OCW heeft de hogescholen gewezen op de
gevolgen van deze rechterlijke uitspraak, namelijk om met ingang van collegejaar 2015–2016
aan de desbetreffende categorie studenten (opleiding onderwijs voorafgegaan door een
graad in gezondheidszorg of een opleiding gezondheidszorg voorafgegaan door een graad
in onderwijs) niet meer dan het wettelijk collegegeld te vragen en de andersluidende
indicatie vanuit DUO daarbij te negeren. OCW zal de instellingen via de onderwijsopslag
in bedragen compenseren voor het niet ontvangen van bekostiging voor deze studenten.
-
c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is een bijdrage van € 2.500.000 voor indexering
per jaar opgenomen voor de periode 2017 tot en met 2019. Deze bijdrage is bedoeld
als compensatie voor verbod op het vragen van een eigen bijdrage. De compensatie ziet
op de opleidingen met aanvullende eisen op gebied van kunst- en hotelonderwijs en
de fixusopleidingen mondzorgkunde en fysiotherapie. Het totaalbudget van € 2.500.000
per jaar voor het hbo is bepaald op basis van het aantal aanmeldingen voor het studiejaar
2016–2017 voor deze opleidingen. De verdeling over de instelling is op basis van het
voorstel van de Vereniging Hogescholen (brief met kenmerk 1196297).
-
d. aan de onderwijsopslag van NHL Hogeschool, Christelijke Hogeschool Ede en de Hogeschool
van Arnhem en Nijmegen is voor indexering € 150.000 voor het jaar 2017 en € 150.000
voor het jaar 2018 toegevoegd ten behoeve van de startsubsidies voor het experiment
vraagfinanciering van € 50.000 per bestaande bekostigde deeltijdopleiding die deelneemt
aan het experiment vraagfinanciering per jaar (brieven 11 april 2017 met kenmerk BEK-2017/10032
M).
-
e. aan de onderwijsopslag van de NHTV, Saxion Hogescholen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen,
de Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Amsterdam is voor het jaar 2017 een bedrag
van € 250.000 (5 x € 50.000) voor indexering toegevoegd voor de honorering van de
aanvragen voor een Comenius Teaching Fellowship (brieven van 2 maart 2017 met kenmerk
1158487, 1158501, 1158508, 1158519 en 1158529).
-
f. aan de onderwijsopslag van NHL Hogeschool, Hogeschool Zuyd en Hogeschool van Arnhem
en Nijmegen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 3.000.000 (3 x € 1.000.000) voor
indexering toegevoegd vanwege de financiering van een Center of Expertise. In de jaren
2011 tot en met 2016 ontvingen deze Centers of Expertise middelen via het Platform
Bèta Techniek. Op basis van de positieve beoordeling van de Commissie van Staalduinen
is door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische
Zaken besloten de financiering te verlengen met één jaar (brieven van 26 april 2017
met kenmerk 1179467, 1179470 en 1179472).
-
g. aan de onderwijsopslag van Saxion Hogescholen is voor het jaar 2017 een bedrag van
€ 100.000 voor indexering toegevoegd voor het aanstellen van een kwartiermaker voor
het China-consortium (brief van 1 november 2016 met kenmerk 1082053).
-
h. aan de onderwijsopslag van Hogeschool Utrecht is voor het jaar 2017 een bedrag van
€ 16.182 voor indexering toegevoegd vanwege de organisatie van de conferentie Bildung
Lerarenopleidingen (brief van 20 april 2017 met kenmerk 1176822).
-
i. aan de onderwijsopslag van de Hogeschool van Amsterdam is voor het jaar 2017 een bedrag
van € 26.159 voor indexering toegevoegd vanwege activiteiten van de faculteit Onderwijs
en Opvoeding in het kader van de Working Group Schools van de Europese Commissie (brief
van 6 september 2016 met kenmerk 1063581).
-
j. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor het jaar 2017 een bedrag van
€ 742.000 voor indexering toegevoegd als investeringsbijdrage voor een Expertisecentrum
Professionalisering (Technisch) Beroepsonderwijs (brief van 13 juli 2016 met kenmerk
1022956).
-
k. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor het jaar 2017 een bedrag van
€ 150.000 voor indexering toegevoegd voor het projectvoorstel ‘Boegbeeldproject OER
– Hbo Verpleegkunde’ (brief van 31 maart 2017 met kenmerk 1139943).
E
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,21595%
van alle ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Daarnaast is
er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:
-
a. aan de voorziening onderzoek in bedragen van alle universiteiten is structureel een
bedrag van € 118.084.619 voor indexering toegevoegd voor profilering. In de kabinetsreactie
op de Nationale Wetenschapsagenda van 27 november 2015 is op pagina 7 te lezen dat
een deel van de onderzoekbekostiging binnen de universiteiten op een andere manier
wordt ingezet, doordat de promotieparameter wordt gemaximeerd op 20% (zie ook onderdeel A van deze regeling). De middelen
zijn bedoeld ter ondersteuning van profilering op onderzoek dat bijdraagt aan de Nationale
Wetenschapsagenda en blijven bij de instellingen. Per instelling is berekend wat instellingen
ontvangen voor promoties en ontwerperscertificaten in de oude situatie (zonder maximering)
en de nieuwe situatie (gemaximeerd op 20% en driejarig gemiddelde). Het verschil per
instelling wordt toegevoegd aan de voorziening onderzoek in bedragen van de desbetreffende
instelling.
-
b. aan de voorziening onderzoek in bedragen van Universiteit Twente is voor de jaren
2017 tot en met 2021 per jaar een bedrag van € 150.000 voor indexering toegevoegd
voor deelfinanciering van het Max Planck – University of Twente Center for Complex
Fluid Dynamics (brief van 23 maart 2017 met kenmerk 1159540).
-
c. Vanwege de besluitvorming over het advies van NWO van 30 maart 2017 over toekenningen
Zwaartekracht 2017 worden de bedragen bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen,
Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven en Radboud Universiteit
Nijmegen verhoogd conform het onderstaande overzicht (brieven van 2 mei 2017 met kenmerk
1190153, 1190157, 1190160, 1190161, 1190163 en 1190165). In de Strategische Agenda
Hoger Onderwijs 2012 is aangegeven dat wanneer een onderzoekschool de status ‘exemplary’
heeft, deze in aanmerking kan komen voor continuering van de financiering. Toponderzoekscholen
NOVA en Zernike hebben een beroep gedaan op deze voortzetting van financiering. Hierover
heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overleg gevoerd met betrokken
instellingen en NWO. Besloten is om nog eenmaal tegemoet te komen aan de toezegging
uit de Strategische Agenda. Beide onderzoeksscholen kunnen hiermee de noodzakelijke
lange termijn-investeringen doen. Omdat voortzetting van de financiering van zowel
NOVA als Zernike uit de zwaartekrachtmiddelen een grote impact zou hebben op de beschikbare
middelen voor één tranche (ronde 4, 2019–2029) en om te zorgen voor een evenwichtige
domeinverdeling over de tranches, is besloten om de uitgaven aan deze twee toponderzoeksscholen
te spreiden over twee verschillende tranches (ronde 3 en 4). Dit betekent dat de financiering
van de toponderzoeksschool Zernike verlengd wordt met drie jaar (2019–2021) en de
financiering van de toponderzoeksschool NOVA verlengd wordt met vijf jaar (2019-2023).
Bij het aflopen van deze financiering van NOVA en Zernike, zullen beide moeten meedingen
in de reguliere competitie van het Zwaartekrachtprogramma (brief van 19 februari 2016
met kenmerk 888720).
|
Rijksuniversiteit Groningen
|
Rijksuniversiteit Groningen
|
Universiteit Leiden
|
Universiteit Leiden
|
|
Zernike – Materiaalkunde
|
SCOOP: sustainable cooperation
|
Netherlands Organ-on-chip initiative
|
Quantum Software Consortium
|
2017
|
|
€ 1.909.070
|
€ 2.576.066
|
€ 2.332.425
|
2018
|
|
€ 2.262.351
|
€ 1.760.866
|
€ 1.934.779
|
2019
|
€ 4.334.362
|
€ 1.567.444
|
€ 1.011.543
|
€ 1.342.975
|
2020
|
€ 4.296.820
|
€ 1.860.786
|
€ 970.263
|
€ 1.278.009
|
2021
|
€ 4.296.820
|
€ 1.539.000
|
€ 1.392.153
|
€ 1.701.660
|
2022
|
|
€ 1.966.428
|
€ 1.545.878
|
€ 1.931.275
|
2023
|
|
€ 1.759.252
|
€ 1.670.672
|
€ 2.232.244
|
2024
|
|
€ 2.125.064
|
€ 1.962.243
|
€ 2.233.722
|
2025
|
|
€ 2.435.453
|
€ 2.404.260
|
€ 1.969.396
|
2026
|
|
€ 1.375.152
|
€ 3.506.057
|
€ 1.843.516
|
|
Technische Universiteit Delft
|
Technische Universiteit Eindhoven
|
Radboud Universiteit Nijmegen
|
|
Building a synthetic cell
|
Materials-driven regeneration
|
Anchoring innovation
|
2017
|
€ 3.868.409
|
€ 2.289.410
|
€ 24.619
|
2018
|
€ 3.665.364
|
€ 2.260.774
|
€ 1.115.867
|
2019
|
€ 1.786.172
|
€ 1.274.075
|
€ 1.017.790
|
2020
|
€ 1.460.451
|
€ 1.215.862
|
€ 1.414.630
|
2021
|
€ 1.373.620
|
€ 1.285.597
|
€ 2.007.969
|
2022
|
€ 1.235.610
|
€ 1.267.262
|
€ 2.453.547
|
2023
|
€ 1.396.923
|
€ 2.031.536
|
€ 2.809.373
|
2024
|
€ 1.689.499
|
€ 2.472.158
|
€ 2.517.315
|
2025
|
€ 1.497.549
|
€ 2.570.663
|
€ 2.122.679
|
2026
|
€ 826.403
|
€ 2.132.663
|
€ 3.316.210
|
F
Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle ‘bedragen academische ziekenhuizen’ in
bijlage 7. Aan dit onderdeel is een bedrag van € 15,8 miljoen voor indexering toegevoegd
voor het jaar 2017 vanwege de compensatie voor de universitair medisch centra (UMC)
voor de herstelopslag op de pensioenpremie die het ABP per 1 april 2016 heeft doorgevoerd
(brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 juni 2016
met kenmerk 2016-0000333601). Daarnaast is aan dit onderdeel een bedrag van € 17 miljoen
voor indexering toegevoegd voor het jaar 2017 als uitvloeisel van de afspraken tussen
de NFU en de ministeries van Binnenlandse Zaken, Financiën en Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Deze middelen zijn beschikbaar gesteld ten behoeve van het creëren van een
gelijk speelveld op het terrein van pensioenen tussen UMC’s (aangesloten bij het ABP)
en andere zorginstellingen (aangesloten bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn). De
structurele bijdrage vanaf 2018 wordt verwerkt bij de eerstvolgende wijzigingsregeling
financiën hoger onderwijs voor het jaar 2018. Deze middelen zijn door het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgeheveld naar het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap zodat ze via de rijksbijdrage aan de UMC’s uitgekeerd kunnen
worden. De NFU heeft een voorstel gedaan voor de verdeling van de middelen over de
verschillende UMC’s op basis van de personeelskosten 2015. Het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap heeft dit verdeelvoorstel onverkort overgenomen.
G
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2017 met 2,30631%
van alle ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9.
H
Dit onderdeel betreft uitsluitend een wijziging van de definitie ‘eerste inschrijving’.
De definitie is gewijzigd conform de gewijzigde definitie in het Uitvoeringsbesluit
WHW 2008 (Staatsblad 2016, nr. 346). De overige definities in bijlage 10 van de regeling zijn ongewijzigd.
Artikel II Inwerkingtreding
-
1. Artikel I, uitgezonderd deel B, van de regeling treedt met terugwerkende kracht in
werking per 1 januari 2017 in verband met de verstrekking van de rijksbijdrage voor
het gehele begrotingsjaar 2017.
-
2. De bepaling inzake het collegegeld treedt in werking per 1 september 2018.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker