ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN PER DIRECT
De Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een begripsbepaling ingevoegd,
luidende:
- topfunctionarissen in het wetenschappelijk onderwijs:
-
de topfunctionarissen van de instellingen onder nummer 17, genoemd in bijlage 1 van
de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’, en nummer
3 onder het opschrift ‘Ministerie van Economische Zaken’ met uitzondering van de instellingen,
genoemd in de onderdelen c en g van de bijlage behorende bij artikel 1.8, eerste lid,
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘Verlaagde bezoldigingsmaxima’ vervangen door: Bezoldigingsmaxima.
2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II. WIJZIGING REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN PER 1 JANUARI
2015
Artikel 3 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren wordt als volgt
gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
2. Voor de topfunctionarissen in het voortgezet onderwijs, de topfunctionarissen in
het beroepsonderwijs en educatie en de topfunctionarissen van de hogescholen is het
bezoldigingsmaximum, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet van toepassing.
3. In het derde lid (nieuw) wordt vóór de slotpunt ingevoegd: , zoals dat luidde op
31 december 2014.
ARTIKEL III. WIJZIGING REGELING VAN 25 NOVEMBER 2014
Van de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 november
2014, nr. WJZ/696380 (10529), houdende wijziging van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen
OCW-sectoren in verband met de vaststelling van de bezoldigingsmaxima voor het jaar
2015, aanpassing van aanwijzing van toezichthouders en enkele andere wijzigingen vervalt
van artikel I onderdeel A, en onderdeel B, onder 1, en van artikel II het tweede lid.
ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING
-
1. Artikel I van deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de
datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
-
2. De artikelen II en III van deze regeling treden in werking op 1 januari 2015.
-
3. In afwijking van het tweede lid, treden de artikelen II en III van deze regeling
niet in werking indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2014 ingediende voorstel
van wet (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT) (Kamerstukken 33 978) niet op 1 januari 2015 in werking treedt.
-
4. Indien het derde lid toepassing vindt vervallen de artikelen II en III van deze regeling.
TOELICHTING
Algemene toelichting
1 Aanleiding
In de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (hierna: WNT2) wordt het wettelijk bezoldigingsmaximum
verlaagd. Daarom wordt het volgende geregeld:
-
a. Voor de bezoldiging van topfunctionarissen in het voortgezet onderwijs, middelbaar
beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs wordt daarom het verlaagde bezoldigingsmaximum
dat in 2014 gold ‘afgetopt’ (gelijkgetrokken met het WNT2-maximum).
-
b. Voor de bezoldiging van topfunctionarissen in het wetenschappelijk onderwijs en in
het primair onderwijs wordt het bezoldigingsmaximum onderscheidenlijk het verlaagde
maximum uit 2014 met een jaar verlengd waardoor in deze sectoren het bezoldigingsmaximum
afwijkt van het WNT2-bezoldigingsmaximum.
De Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren wordt daarom gewijzigd.
2 Reikwijdte
De WNT – en dus ook de regeling – geldt niet in Caribisch Nederland en evenmin voor
het niet-bekostigd onderwijs.
3 Vaststelling bezoldigingsmaxima
In de WNT2 is een bepaling opgenomen die het mogelijk maakt om de bedragen die zijn
vastgesteld voor het kalenderjaar 2014, van kracht te laten zijn voor het kalenderjaar
2015, ook indien deze bedragen hoger zijn dan het wettelijke bezoldigingsmaximum.
Voor de bezoldiging van topfunctionarissen in het wetenschappelijk onderwijs (wo)
wordt hiervan gebruik gemaakt, waardoor het bezoldigingsmaximum voor de sector wo
dus gelijk blijft, zie verder de artikelsgewijze toelichting. Voor de bezoldiging
van topfunctionarissen in het primair onderwijs wordt het bezoldigingsmaximum uit
2014 ook met een jaar verlengd. Dit bezoldigingsmaximum is lager dan het WNT2-bezoldigingsmaximum.
Voor de sectoren hbo, mbo en vo geldt het WNT2-maximum als bezoldigingsmaximum.
4 Uitvoering en handhaving
De Dienst Uitvoering Onderwijs acht de wijziging van de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
5 Monitoring
De bezoldigingsmaxima worden gemonitord en op de naleving wordt toegezien door de
aangewezen toezichthouders; de ontwikkeling van de bezoldiging van de topfunctionarissen
in het onderwijs wordt eveneens gevolgd.
6 Administratieve lasten
Met deze wijziging van de regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen gecreëerd
of geschrapt. De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.
7 Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
De datum van inwerkingtreding van deze regeling is deels vastgesteld op de dag na
de datum van plaatsing en deels gelijktijdig met de inwerkingtreding van de WNT2.
Artikel 2.6 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (hierna: WNT) schrijft voor dat vaststelling van de bezoldigingsmaxima bij
ministeriële regeling geschiedt in de maand november voorafgaande aan het desbetreffende
kalenderjaar. Uit de toelichting bij de WNT2 (Kamerstukken II 2014/15, 33 978, nr. 3, pag. 36, onder I) blijkt dat het ongewenst is voor de vaststelling van de bezoldigingsmaxima
voor kalenderjaar 2015 hetzelfde vaststellingsmoment (november 2014) te hanteren,
omdat op dat tijdstip nog niet vaststond of de verlaging van de norm daadwerkelijk
per 1 januari 2015 zou worden ingevoerd. Daarom is in de WNT2 middels het nieuwe artikel
7.4, eerste lid, van de WNT bepaald dat de bezoldigingsmaxima voor kalenderjaar 2015
uiterlijk in december 2014 moeten zijn vastgesteld. Het is gelet op deze omstandigheden
niet mogelijk deze regeling te publiceren minimaal 2 maanden voor de datum van de
inwerkingtreding. Daardoor is afwijking van het beleid inzake vaste verandermomenten
(aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) in dit geval onontkoombaar.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Als in de gewijzigde regeling wordt gesproken over ‘topfunctionarissen in het wetenschappelijk
onderwijs’ zijn bedoeld functionarissen die werkzaam zijn in het bekostigde wetenschappelijk
onderwijs. Topfunctionarissen is een term die reeds in de wet is gedefinieerd. Nu
ook de sector wetenschappelijk onderwijs met een bezoldigingsnorm expliciet onder
de werking van deze regeling wordt gebracht,1 is het overzichtelijk om deze groep topfunctionarissen in het wetenschappelijk onderwijs
apart te definiëren, zoals dat ook is gebeurd voor de andere afgebakende groepen topfunctionarissen.
Artikel I, onderdeel B
Deze wijziging betreft een wetstechnische verduidelijking. In de WNT1 is het maximum
aan bezoldiging vastgesteld voor topfunctionarissen per kalenderjaar, te weten voor
2014 € 230.474. In artikel 2.6, eerste lid, van die wet is bepaald dat een lager bedrag
dan het bezoldigingsmaximum kan worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Voor
de onderwijssectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en
educatie en hoger beroepsonderwijs is expliciet van deze mogelijkheid gebruik gemaakt,
evenals voor de cultuurfondsen. Door de topfunctionarissen in het wetenschappelijk
onderwijs weg te laten uit artikel 3 van de regeling is destijds geregeld dat voor
deze sector wordt aangesloten bij het hoogste maximum, te weten het maximum uit artikel
2.3 van de wet. Uit de toelichting bij de oorspronkelijke regeling bezoldiging topfunctionarissen
OCW-sectoren blijkt dat ook.2 Voor de sector wetenschappelijk onderwijs was dus vóór de inwerkingtreding van onderhavige
regeling alleen impliciet geregeld dat het WNT1-maximum gold. Dat was te deduceren
uit artikel 3 van de regeling, dat gelet op de reikwijdtebepaling (artikel 2 van de
regeling) formeel wel gold voor het wetenschappelijk onderwijs, maar voor deze sector
geen verlaagde norm bevatte.
In het licht van de WNT2 (Kamerstukken I 2014/15, 33 978, A) is het van belang dat kenbaar is dat de sector wo onder de regeling viel en nog
valt en dat, voorheen weliswaar impliciet, het bezoldigingsmaximum voor deze topfunctionarissen
voor 2014 is vastgesteld op € 230.474. In de WNT2 is namelijk overgangsrecht opgenomen
in het nieuwe artikel 7.4, tweede lid, van de WNT op grond waarvan een door een minister
voor 2014 vastgestelde norm nog één jaar kan worden gecontinueerd. Uit het nieuwe
artikel 7.4 van de WNT, de bedoeling van de wetgever3 en de wetssystematiek volgt dat het overgangsjaar van de WNT2 ziet op het totale
door de minister die het aangaat ingerichte bezoldigingsstelsel voor een sector, ook
indien de bovenkant van dit stelsel thans wordt gevormd door de 130%-norm.
Voor de sector wo wordt geen nieuwe norm vastgesteld voor kalenderjaar 2015 en blijft
dus op grond van artikel 7.4 voor kalenderjaar 2015 het bezoldigingsmaximum voor de
sector wo, zoals genoemd in onderhavige regeling, gelden in plaats van het lagere
WNT2-maximum.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft ervoor gekozen gebruik te
maken van het overgangsjaar dat de WNT2 mogelijk maakt. Daardoor worden onder meer
ten aanzien van bestuurders van de bij de universiteiten behorende academische ziekenhuizen
(hierna: UMC’s) in 2015 de in 2014 geldende bezoldigingsmaxima gecontinueerd. Als
geen gebruik zou worden gemaakt van het overgangsjaar voor de sector wo dan zou de
situatie ontstaan dat bestuurders van UMC’s hogere bezoldigingsmaxima als norm hebben
dan topfunctionarissen van de universiteiten bij de academische ziekenhuizen, terwijl
nauw en op voet van gelijkheid wordt samengewerkt. Dit laatste blijkt onder meer uit
het feit dat de universiteiten substantiële bedragen ten behoeve van onderwijs en
onderzoek beschikbaar stellen aan de UMC's. Met het hanteren van het WNT-bezoldigingsmaximum
2014 voor topfunctionarissen van universiteiten en daarmee dus ook voor topfunctionarissen
van universiteiten met een gelieerd academisch ziekenhuis, vertaalt deze gelijkwaardige
positie zich logischerwijze in een meer gelijkwaardige bezoldiging voor alle topfunctionarissen
in het wetenschappelijk onderwijs. Het overgangsjaar wordt vervolgens gebruikt om
een nieuw bezoldigingsmaximum uit te werken met en voor de sector.
In de periode tussen de inwerkingtreding van de wijziging in artikel I, onderdelen
A en B, van onderhavige regeling en de inwerkingtreding van de WNT2 geldt dat het
bezoldigingsmaximum zoals geldend voor de sector wo zowel in de wet (WNT) is opgenomen
als in de ministeriële regeling. Nu het om exact hetzelfde bedrag gaat is dit niet
bezwaarlijk, in die zin dat er geen onduidelijkheid kan ontstaan over het bezoldigingsmaximum
dat geldt voor de sector wo.
Artikel II
De WNT2 treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. In de WNT2 is opgenomen dat
de bezoldiging per kalenderjaar ten hoogste € 178.000 mag bedragen. In het nieuwe
artikel 7.4, eerste lid, van de WNT is opgenomen dat in afwijking van artikel 2.6,
eerste lid, van de WNT de bezoldigingsmaxima die gaan gelden voor kalenderjaar 2015,
uiterlijk in december 2014 moeten zijn vastgesteld. Uit de tekst en de artikelsgewijze
toelichting bij dat artikel 7.4 (Kamerstukken II 2014/15 33 978, nr. 3, pag. 36-37, onder I) blijkt dat de door een vakminister voor een sector ingestelde
gedifferentieerde bezoldigingsmaxima gedurende één overgangsjaar in stand kunnen worden
gelaten. Voor de onderwijssectoren voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en educatie
en voor het hoger beroepsonderwijs geldt dat voor kalenderjaar 2015 is aangesloten
bij het bezoldigingsmaximum zoals genoemd in de WNT2. Dit houdt in dat in het transitiejaar
direct na de inwerkingtreding van de WNT2 de in de huidige regeling verlaagde bezoldigingsmaxima
die boven de WNT2 grens liggen gelijk worden gesteld met het WNT2-maximum (afgetopt).
De onderwijssectoren vo, mbo en hbo zullen per 1 januari 2015 dus het WNT2-maximum
als bezoldigingsmaximum hanteren. Het overgangsjaar wordt vervolgens gebruikt om een
nieuw bezoldigingsmaximum uit te werken voor alle onderwijssectoren.
Voor het bezoldigingsmaximum van de onderwijssector primair onderwijs geldt dat dit
lager is dan het WNT2-maximum. Het verlaagde bezoldigingsmaximum voor deze onderwijssector
is voor het kalenderjaar 2015 overeenkomstig 2014 vastgesteld in artikel 3. Er wordt
geen indexering voor deze onderwijssector toegepast, omdat over de gehele breedte
de bezoldiging van topfunctionarissen juist naar beneden wordt bijgesteld.
De (verlaagde) plafonds voor het onderwijs bedragen kortom voor 2015 als volgt:
|
(verlaagd) maximum 2014
|
maximum 2015
|
sector
|
bruto beloning
|
totale bezoldiging
|
bruto beloning
|
totale bezoldiging
|
po
|
€ 134.852
|
€ 165.901
|
€ 134.852
|
€ 165.901
|
vo
|
€ 149.928
|
€ 184.448
|
€ 144.108
|
€ 178.000
|
mbo
|
€ 162.492
|
€ 199.905
|
€ 144.108
|
€ 178.000
|
hbo
|
€ 162.492
|
€ 199.905
|
€ 144.108
|
€ 178.000
|
wo
|
€ 187.340
|
€ 230.474
|
€ 187.340
|
€ 230.474
|
Artikel III
De regeling van 25 november 2014,4 waarin normen zijn vastgesteld voor de situatie waarin de WNT2 niet op 1 januari
2015 in werking zou zijn getreden, treedt nu deels niet in werking of wordt overschreven
met onderhavige regeling. Met de wijzigingen in artikel III worden die ‘dode letters’
geschrapt.
Artikel IV
Voor de explicitering van de geldende bezoldigingsnorm in het wetenschappelijk onderwijs
(artikel I) is geregeld dat deze in werking treedt op de dag na de datum van plaatsing.
Daarmee wordt duidelijk dat ook deze norm onder het overgangsjaar op grond van artikel
7.4, tweede lid, van de wet valt.
Voor de artikelen II en III van de regeling geldt dat de inwerkingtreding is gekoppeld
aan de omstandigheid dat de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT op 1 januari 2015
in werking treedt.
Indien de inwerkingtreding van de wet namelijk niet op 1 januari 2015 plaatsvindt,
worden de artikelen II en III overbodig, omdat in dat geval op grond van het nieuwe
artikel 7.4 van de WNT voor kalenderjaar 2016 geen overgangsjaar bestaat. Het overgangsjaar
wordt in dat geval gebruikt om een nieuw bezoldigingssysteem uit te werken voor de
sector onderwijs. Indien voorgaande situatie zich voordoet vervallen de artikelen
II en III omdat deze de facto dan niets meer regelen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker