Besluit van de Minister van Economische Zaken van 24 juni 2014, nr. ETM / TM / 14101881, houdende wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2005 (pakket 2014-1)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3.1 van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage bij het besluit van de Minister van Economische Zaken van 4 februari 2005, nr. WJZ 5004374, houdende vaststelling van het Nationaal Frequentieplan 20051 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de frequentietabel worden de regels, luidende

Frequentieband

Frequentiebandtoewijzing

ITU Radiodienst ‘verkort’

Hoofdcategorie

Bestemming

Beleid

   

608

MHz

       
       

RAST

4

Radioastronomie.

Bescherming van passief gebruik.

   

614

MHz

       

vervangen door:

Frequentieband

Frequentiebandtoewijzing

ITU Radiodienst ‘verkort’

Hoofdcategorie

Bestemming

Beleid

   

608

MHz

       
       

RAST

4

Radioastronomie.

Bescherming van passief gebruik.

       

mob

1

Mobiele communicatie, laagvermogen audioverbindingen.

Beperkt vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

   

614

MHz

       

B

In de frequentietabel worden de regels, luidende

Frequentieband

Frequentiebandtoewijzing

ITU Radiodienst ‘verkort’

Hoofdcategorie

Bestemming

Beleid

3.6

GHz

3.6

GHz

       
       

F

1

Vaste verbindingen.

Geen nieuwe vergunningen voor vaste verbindingen in verband met uitbreiding van de bestemming met mobiele communicatie.

       

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)

Vergunningverlening is niet van toepassing.

   

3.8

GHz

       
       

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

       

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)

Vergunningverlening is niet van toepassing.

4.2

GHz

4.2

GHz

       

vervangen door:

Frequentieband

Frequentiebandtoewijzing

ITU Radiodienst ‘verkort’

Hoofdcategorie

Bestemming

Beleid

3.6

GHz

3.6

GHz

       
       

MOB

1

Mobiele communicatie tot 1 september 2022, HOL008.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

               
       

FS(D)

1, 3

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)

Vergunningverlening niet van toepassing.

               
   

3.7

GHz

       
       

MOB

1

Mobiele communicatie, lokale besloten netten tot 1 september 2022. HOL008.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

               
       

FS(D)

1, 3

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)

Vergunningverlening niet van toepassing

   

3.8

GHz

       
               
       

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

       

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)

Vergunningverlening is niet van toepassing.

4.2

GHz

4.2

GHz

       

ARTIKEL II

  • 1. Onderdeel A van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Onderdeel B van dit besluit treedt op 1 september 2014 in werking.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de rechtbank Rotterdam, Postbus 50950, 3007 BL, Rotterdam.

TOELICHTING

Nationaal Frequentieplan

Bij besluit van 4 februari 2005 is op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet het Nationaal Frequentieplan 2005, hierna ‘NFP’, vastgesteld. In het NFP licht de rijksoverheid de systematiek van de ordening van het frequentiespectrum toe, en beschrijft de doelstellingen van het frequentiebeleid en frequentiebeheer; het vermijden van interferentie (storing) tussen frequentiegebruikers is hierbij de hoofddoelstelling.

Het belangrijkste onderdeel van het NFP is de frequentietabel waarin per frequentieband wordt aangegeven voor welk type gebruik deze band bestemd is en volgens welk verdeelbeleid het gebruik daarvan wordt toegewezen. In feite is het NFP een bestemmingsplan voor het radiospectrum. Op basis van dit plan wordt de vergunningverlening, het gebruik en het beheer van het spectrum uitgevoerd. Het Nationaal Frequentieregister2 (NFR) geeft nadere informatie omtrent laatstgenoemde zaken.

In tegenstelling tot wat eerder is aangegeven, wordt nu voorzien dat in de loop van 2014 een geheel herzien NFP zal worden uitgebracht (onder andere ter implementatie van de Nota Frequentiebeleid 2005). In de tussentijd vindt echter nog een wijziging van het NFP2005 plaats in verband met marktomstandigheden die een spoedige beschikbaarheid van frequentieruimte noodzakelijk achten.

Dit wijzigingsbesluit betreft de volgende onderdelen. Ten eerste beperkt medegebruik van TV-kanaal 38 (608 – 614 MHz) door draadloze microfoons voor professioneel gebruik. Dit kanaal wordt thans uitsluitend voor radioastronomie gebruikt. Daarnaast heeft deze NFP-wijziging tot doel om uitvoering te geven aan EG beschikking 2008/411/EG3 voor wat betreft het banddeel 3600 – 3800 MHz. Verder wordt met deze wijziging bescherming geboden aan veiligheids- en defensietaken die worden uitgeoefend in de frequentieband 3600 – 3800 MHz.

Gevolgen voor regeldruk

Onderdeel A betreft draadloze audiotoepassingen ten behoeve van het maken van programma’s en evenementen. Voor dit onderdeel geldt een vergunningplicht. Een vergunning wordt verleend per evenement en voor de duur van het evenement. De vergunningen voor kanaal 38 zullen hierbij onderdeel gaan uitmaken van een zogenaamde evenementenvergunning. Naar verwachting zal een aanvraag voor een evenementenvergunning vrijwel nooit beperkt zijn tot alleen gebruik van kanaal 38, maar gecombineerd worden met de gebruikelijke vraag naar frequenties voor gebruik van bijv. videoverbindingen en portofoons. In dat geval zijn er niet of nauwelijks meerkosten te verwachten. De kosten voor een evenementenvergunning zijn variabel, omdat het maatwerk betreft. Echter in de regel zijn deze in de orde grootte van € 300,–. De verwachting is dat het hierbij gaat om ongeveer 300 evenementdagen per jaar waarbij het gebruik van kanaal 38 onderdeel zal uitmaken van een dergelijke evenementenvergunning.

Bij evenementen in het noorden van het land (Drenthe, Friesland en Groningen) is hierbij ook coördinatie nodig met de huidige frequentiegebruiker (ASTRON). Dit betreft een beperkt aantal evenementen in de orde grootte van circa 15 evenementen per jaar. De coördinatielast die dit voor ASTRON met zich meebrengt, is dan ook beperkt.

Onderdeel B betreft een bestemmingswijziging waarbij enerzijds algemeen mobiel gebruik wordt toegelaten in het banddeel 3600 – 3700 MHz en anderzijds lokale breedbandtoepassingen voor besloten communicatienetwerken worden toegelaten in het banddeel 3700 – 3800 MHz. Dit om uitvoering te geven aan de hierboven genoemde EG beschikking. Voor dit onderdeel geldt een vergunningplicht, waarbij vergunningverlening per opstelpunt zal plaatsvinden (in plaats van regionale of landelijke vergunningverlening). Voor vergunningverlening per opstelpunt geldt dat de toepassing waarvoor vergunningverlening plaatsvindt binnen een bepaalde periode operationeel moet zijn. Registratie in het antenneregister zal automatisch plaatsvinden.

Op basis van de hier voor genoemde behoeftepeiling wordt ingeschat dat er circa 10 bedrijven een vergunningaanvraag zullen indienen. Het te verwachten totaalbedrag aan administratieve lasten zal € 4.000,– (8 uur x € 50,– x 10 vergunningaanvragen) zijn.

Voor de bescherming die met deze wijziging wordt geboden aan veiligheids- en defensietaken die in de frequentieband 3600 – 3800 MHz worden uitgeoefend, geldt dat ten noorden van grofweg de lijn Amsterdam – Zwolle het niet is toegestaan om van deze frequentieruimte gebruik te maken. Bij het gebruik van deze frequentieruimte ten zuiden van deze lijn worden beperkingen opgelegd om storing richting het satellietgrondstation van Defensie op ‘vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)’ te voorkomen. Bij de vergunningverlening zal per opstelpunt een individuele frequentieplanning nodig zijn om voldoende bescherming te bieden voor het satellietgrondstation van Defensie en waarbij ook storing tussen verschillende basisstations wordt voorkomen. Voor de naleving van de vergunningvoorwaarden zullen jaarlijkse kosten in rekening worden gebracht.

Dit wijzigingsbesluit leidt op onderdelen tot een toename van de regeldruk voor bedrijven, in totaal worden de administratieve lasten geschat op € 4.300,–.

I Algemeen

Hoofddoelstelling van het Nederlandse frequentiebeleid is dat er gestreefd wordt naar efficiënt spectrumgebruik. Dat wil onder meer zeggen dat er naar wordt gestreefd dat niet meer frequentieruimte wordt gebruikt dan noodzakelijk voor een bepaalde toepassing en dat frequentieruimte daar waar mogelijk wordt gedeeld door meerdere gebruikers of toepassingen. Dit besluit tot wijziging betreft twee onderdelen die uitvoering geven aan deze doelstelling.

Het besluit om frequentieruimte die tot nu toe uitsluitend voor radioastronomie zijn bestemd ook beperkt open te stellen voor professioneel gebruik van draadloze audiotoepassingen komt voort uit het feit dat enerzijds de mogelijkheden voor dergelijke toepassingen in de omliggende omroepband in de afgelopen tijd zijn afgenomen en anderzijds het gebruik van dit kanaal door radioastronomie zowel in de tijd als plaats beperkt is.

Het betreft hier draadloze audiotoepassingen ten behoeve van het maken van programma’s en evenementen (PMSE: Programme Making and Special Events). Daarbij wordt gebruik gemaakt van draadloze microfonen en soortgelijke verbindingen (intercomverbindingen, regieverbindingen en ‘in-ear’ monitoring), waarbij het in alle gevallen gaat om draadloze audioverbindingen. Dergelijke apparatuur maakt tot op heden gebruik van restruimte in de UHF-omroepband. Door de digitalisering van de TV-omroep en de herbestemming van de 800 MHz band (het zogenoemde ‘digitale dividend’) is de beschikbare hoeveelheid door omroep ongebruikte frequentieruimte afgenomen waar PMSE-apparatuur gebruik van kan maken. De hoeveelheid voor draadloze audiotoepassingen beschikbare frequentieruimte is in de laatste jaren dan ook onder druk komen te staan.

Aangezien het hier gaat om medegebruik in een band met een toepassing, radioastronomie, die zeer gevoelig is voor storing, zijn de mogelijkheden voor medegebruik van dit kanaal beperkter dan in de omliggende TV-omroepband. Medegebruik is derhalve vooralsnog alleen mogelijk voor gebruik tijdens specifieke evenementen op basis van toestemming vooraf en voor de duur van het evenement. Een vergunning voor een specifiek evenement in de noordelijke provincies (Drenthe, Friesland en Groningen) is alleen mogelijk voor zover het daadwerkelijk gebruik door radioastronomie hierbij niet wordt gestoord. Na een periode van een jaar na inwerking treden van dit besluit zal het beleid t.a.v. het medegebruik worden geëvalueerd en eventueel worden aangepast.

Vanuit het oogpunt van efficiënt spectrumgebruik is het 3,5 GHz-spectrum in de afgelopen jaren beperkt beschikbaar gesteld, omdat op het moment van de vaststelling van beschikking 2008/411/EC in 2008 onduidelijk was of in de markt voor mobiele communicatie behoefte was naar meer spectrum, in het bijzonder wanneer dit zogenoemd ‘hoger gelegen’ spectrum betrof. Bij ’hoger gelegen’ spectrum is de reikwijdte van een opstelpunt relatief beperkt en zijn er veel opstelpunten nodig om voldoende dekking te kunnen bieden. Ook was onduidelijk hoe de technologische ontwikkelingen zouden zijn en met welke toepassing gezien die ontwikkelingen het beste efficiënt spectrumgebruik gewaarborgd zou zijn.

In 2010 is derhalve aan TNO gevraagd om te onderzoeken in hoeverre de 3,5 GHz-band geschikt is om uit te geven aan een commerciële marktpartij om het spectrum gedurende ca. 15 tot 20 jaar succesvol te exploiteren, ook gelet op de restricties die eerder in de 3400 – 3600 MHz-band zijn aangebracht ter bescherming van het satellietgrondstation van de Minister van Defensie dat gelegen is in het noorden van Nederland. Uit dat onderzoek4 is gebleken dat het belang van de 3,5 GHz-band voor landelijke aanbieders van openbare telecommunicatiediensten op korte termijn gering is. Verwachting is dat op de langere termijn de situatie in Nederland zal veranderen in verband met de sterke groei in mobiel breedband. TNO concludeerde dat voor een periode van 5 tot 7 jaar (en wellicht met een uitloop naar 10 jaar) andere benutting van het spectrum te prefereren is. TNO constateerde verder dat de breedbandconnectiviteit in diverse sectoren (zgn. niches) overwegend positief te beoordelen is. Met name lokale toepassingen zijn haalbaar en naar het oordeel van TNO ook maatschappelijk en economisch gewenst.

Als vervolg op dit onderzoek is TNO in 2011 gevraagd om een behoeftepeiling uit te voeren naar het 3,5 GHz-spectrum in vijf sectoren, te weten landbouw, industrie, vervoer en opslag, A/V-R/TV producties en overheidsdiensten. De behoeftepeiling was gericht op organisaties die een lokale (draadloze) breedbandbehoefte hebben. TNO concludeerde in deze peiling5 dat de behoefte aan 3,5 GHz-spectrum op het moment van onderzoek matig te noemen is. Bij een klein aantal partijen is slechts behoefte vastgesteld aan een robuuste draadloze breedbandverbinding via 3,5 GHz-spectrum.

In het najaar van 2012 is een marktconsultatie georganiseerd om na te gaan of in vergelijking met de resultaten van de onderzoeken uit 2010 en 2011 er inmiddels sprake was van een gewijzigde marktvraag. Uit deze consultatie blijkt dat de behoefte vanuit de markt nog steeds gering is. Uit de reacties op de marktconsultatie is verder gebleken dat satellietoperators er veel belang aan hechten om als bestaande gebruikers van dit banddeel een ongestoorde ontvangst te behouden. Daarnaast blijkt uit de consultatie dat de huidige Nederlandse mobiele telecomaanbieders dit banddeel graag zouden willen inzetten voor het realiseren van backhaulverbindingen, indoordekking en capaciteitsverbetering van hun bestaande mobiele telefonienetwerken met behulp van micro- en picocellen. Verder lijkt er een opkomende lokale behoefte te zijn aan draadloos breedband die met dit spectrum vervuld zou kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan de inzet van het spectrum ten behoeve van logistieke processen op bedrijventerreinen, in de haven, in het openbaar vervoer en op luchthavens.

Ook kan gedacht worden aan het aansluiten van buitengebieden zonder kabel of glasvezelverbinding. Als laatste heeft de Minister van Defensie verzocht om ook voor dit banddeel om adequate beschermingsmaatregelen te zorgen gelet op de veiligheids- en defensietaken die in deze frequentieband worden uitgevoerd. Bescherming van het gebruik door Defensie in Burum is noodzakelijk om die taken uit te kunnen voeren.

Reacties terinzagelegging

Dit besluit is op grond van artikel 3.3 lid 1 Telecommunicatiewet voorbereid met toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het voorgenomen besluit zes weken publiek ter inzage heeft gelegen. Deze terinzagelegging van het ontwerpbesluit heeft plaatsgevonden van 7 januari 2014 tot en met 17 februari 2014. Belanghebbenden hebben tot en met 17 februari 2014 schriftelijk of mondeling een zienswijze kunnen indienen. Tien partijen hebben een zienswijze ingediend. Hieronder wordt nader ingegaan op de zienswijzen van partijen.

Notificatie

Het ontwerpbesluit is op 6 januari 2014 ingevolge richtlijn nr.83/189/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109) genotificeerd (nr. 2014/0008/NL). Er is één reactie ontvangen op de notificatie van dit ontwerpbesluit. Die opmerking heeft geen gevolgen voor dit wijzigingsbesluit.

Reacties t.a.v. onderdeel A

Eén partij vroeg zich af waarom medegebruik van een band die wordt gebruikt voor radio-astronomie hier wel mogelijk is, terwijl bij de bestemming van de 2,6 GHz-band voor mobiele (breedband)communicatiediensten er voor is gekozen om 5 MHz niet te bestemmen voor mobiele diensten om radio-astronomie te beschermen. Daarnaast wijst deze partij er op dat op mondiaal en Europees niveau wordt nagedacht over de toekomst van de gehele UHF-omroepband. Gevraagd wordt hiermee rekening te houden.

Bij de bestemming van de 2,6 GHz-band ging het om een toepassing, mobiele breedbandcommunicatie, voor landelijk gebruik. Bij deze medebestemming van een band die primair voor radio-astronomie wordt gebruikt, gaat het om gecontroleerd medegebruik dat beperkt is in zowel duur als ook van locatie. Dit maakt het mogelijk om per vergunning na te gaan of dit consequenties heeft voor het gebruik van de band voor radio-astronomie. Bij de 2,6 GHz-band was een dergelijke oplossing door de aard van de toepassing niet mogelijk.

Inderdaad wordt op dit moment nagedacht over de toekomst van de gehele UHF band. Dit betreft met name het toekomstig gebruik van de band voor digitale televisie in relatie tot het gebruik van (delen van) de band voor mobiele breedbandcommunicatie. Deze bestemmingswijziging heeft niet de intentie om op een of andere wijze op toekomstig gebruik van de band vooruit te lopen. Bij de discussie over de toekomst van deze band zal ook goed worden gekeken naar de positie van de andere diensten die van deze band gebruik maken, te weten draadloze audiotoepassingen en radio-astronomie.

Tot slot had één partij een taalkundige opmerking op de toelichting. Deze opmerking is verwerkt.

Reacties t.a.v. onderdeel B

Twee partijen hebben aangegeven dat de noodzaak bestaat voor eigenstandige bescherming van commerciële grondstations t.b.v. vaste satellietverbindingen die opereren in de 3,5 GHz-band. In reactie hierop wordt geantwoord dat deze NFP-wijziging tot doel heeft om uitvoering te geven aan de Europese 3,5 GHz-beschikking. Er is geen Europeesrechtelijke of internationaalrechtelijke verplichting om aan bepaalde gebruikers bescherming te bieden. In de vergunningen die sinds 1995 zijn verleend ten behoeve van de commerciële satellietgrondstations is als voorschrift opgenomen dat de frequenties worden toegewezen op non-interferentiebasis. Dit betekent dat een vergunninghouder geen recht kan doen gelden op een ongestoord gebruik van de frequenties. Het is de verwachting dat op de langere termijn de vraag naar spectrum voor het gebruik van (mobiele) breedbandtoepassingen zal toenemen. Op dat moment zal ook de vraag naar het 3,5 GHz-spectrum toenemen, omdat de 3,5 GHz-band voldoende aaneengesloten spectrum kan bieden voor toekomstige toepassingen. Het is met het oog op dit toekomstscenario derhalve niet wenselijk om eigenstandige bescherming te bieden aan commerciële satellietgrondstations in het banddeel 3600 – 3800 MHz. Gelet op de technische radiokarakteristieken van apparatuur die zowel voor mobiele als voor satellietdiensten wordt gebruikt, is het niet mogelijk om zonder aanvullende voorwaarden beide diensten gelijktijdig hetzelfde spectrum te laten delen in hetzelfde geografische gebied.

Eén partij heeft aangegeven de onderhavige frequentieruimte te willen inzetten voor datatransport van live camerabeelden. In reactie hierop wordt geantwoord dat in beginsel de frequentieruimte hiervoor gebruikt kan worden; het zou echter logischer zijn wanneer voor dit doel gebruik wordt gemaakt van frequenties die hoger in het spectrum zijn gelegen (bijv. de 26 GHz-band), gelet op de beschikbaarheid van apparatuur voor deze toepassing. In het verlengde hiervan heeft een overheidspartij aangegeven de onderhavige frequentieruimte in de toekomst voor publieke taken nodig te hebben. In reactie hierop wordt geantwoord dat te zijner tijd zal worden bezien of en zo ja, hoe dat kan worden gefaciliteerd.

Meerdere partijen hebben aangegeven dat de beperkte inzetmogelijkheden van de 3,5 GHz-band geringe behoefte tot gevolg kan hebben. Uitbreiding van inzetmogelijkheden zou tot een grotere behoefte kunnen leiden, waardoor het beoogde beleid van vergunningverlening op volgorde van binnenkomst niet meer adequaat is. Daarnaast wordt verzocht om de gehele band 3600 – 3800 MHz-band te bestemmen voor mobiele communicatie. In reactie hierop wordt geantwoord dat het op dit moment niet opportuun is om de gehele frequentieband te bestemmen voor mobiele communicatie, ook gelet op de bestaande beperking die deze frequentieband heeft. Daarnaast blijft op dit moment de vraagontwikkeling achter. Tot op heden is de reeds vergunde 2,6 GHz-band, die vergelijkbaar is aan de 3,5 GHz-band, nauwelijks in gebruik genomen. Als laatste dient te worden opgemerkt dat er in het banddeel 3600 – 3700 MHz vergunningen kunnen worden aangevraagd voor mobiele communicatie, waarbij deze frequenties bijvoorbeeld kunnen worden ingezet t.b.v. indoordekking en capaciteitsverbetering van mobiele netwerken met behulp van micro- en pico-cellen. Er worden geen vergunningen verleend voor vaste satellietverbindingen van de ruimte naar de aarde.

Een aantal partijen heeft vragen gesteld t.a.v. de wijze van vergunningverlening. Met name is hierbij de vergunningduur aan de orde gesteld. Twee partijen hebben aangegeven dat de in eerste instantie gekozen looptijd van vijf jaar te kort is. Een andere partij heeft aangegeven dat een initiële vergunningduur van vijf jaar, met de mogelijkheid van verlenging, te lang is. In reactie hierop wordt geantwoord dat naar aanleiding van bovenstaande reacties gekozen zal worden voor een looptijd van de uit te geven vergunningen van maximaal acht jaar. Dit wil zeggen dat de vergunningen een looptijd zullen hebben tot uiterlijk 1 september 2022. Reden hiervoor is dat gelet op de vereiste investeringen een vergunningduur van vijf jaar te kort wordt geacht. Door te kiezen voor een periode van acht jaar is er voldoende ruimte om de investeringen die de opbouw van een netwerk met zich meebrengen, terug te verdienen. Op deze manier kan ook worden bijgedragen aan de ambities die het kabinet heeft ten aanzien van de uitrol van snelle breedbandnetwerken in buitengebieden, zoals ook aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 16 december 2013 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 32 637, nr. 97). Daarnaast wordt aangesloten bij de Europese breedband ambities zoals die zijn neergelegd in de Digitale Agenda uit 2010 (COM/2010/0245). In lijn met het hierboven genoemde TNO onderzoek is het overigens de verwachting dat er rond 2020 meer duidelijkheid zal zijn over de frequentiebehoefte in deze band van landelijke aanbieders van openbare telecommunicatiediensten. Op dat moment zal ook de noodzaak en mate van bescherming van het gebruik door Defensie in Burum worden geëvalueerd.

Verder is door één partij een aantal zeer specifieke vragen gesteld die betrekking hebben op de manier van vergunningverlening. Aangezien een NFP-wijziging slechts ziet op het bestemmen van frequentieruimte, wordt er inhoudelijk verder niet ingegaan op deze reactie.

II Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging betreft het bestemmen van de band 608 – 614 MHz voor laagvermogen audioverbindingen om medegebruik van deze band voor dergelijke toepassingen mogelijk te maken. Ter bescherming van het passief gebruik van de primaire bestemming radio-astronomie is medegebruik van deze band alleen mogelijk op basis van een vergunning.

Onderdeel B

Deze wijziging betreft de subband die de frequentieruimte 3600 – 3800 MHz beslaat. In de eerste plaats wordt het gebruik van Defensie van deze band voor nationale veiligheidsdoeleinden beschermd. In de NFP-wijziging van 23 mei 20116 is al uitgebreid stil gestaan bij nut en noodzaak van het belang van bescherming van het gebruik door Defensie in frequentieband 3400 – 3600 MHz. Dit besluit faciliteert dat ook in deze frequentieband, namelijk door, grofweg boven de lijn Amsterdam-Zwolle, het actieve frequentiegebruik geheel te verbieden en beneden deze lijn beperkingen op te leggen aan het uigestraalde zendvermogen richting het satellietgrondstation van het ministerie van Defensie om zo interferentie te voorkomen.

Gelet op de uitkomsten van de hierboven genoemde marktconsultatie, en rekening houdend met de beschermingseisen ligt een bestemmingswijziging die de vraag naar lokaal breedband ondersteunt, voor de hand. Daarnaast is op basis van de uitkomsten van de consultatie ook te rechtvaardigen om mobiel gebruik toe te staan in frequentieband 3600 – 3800 MHz. Deze frequentieband biedt ook mogelijkheden voor het bieden van inhuisdekking en capaciteitsverbetering van de bestaande mobiele netwerken. Om beide te faciliteren wordt de frequentieband 3600 – 3800 MHz opgedeeld in 2 x 100 MHz. Het banddeel 3600 – 3700 MHz wordt beschikbaar gemaakt voor algemeen mobiel gebruik, terwijl het banddeel 3700 – 3800 MHz beschikbaar wordt gemaakt voor lokale breedbandtoepassingen voor besloten communicatienetwerken. Op deze manier heeft dit banddeel het effect van een guardband tussen het banddeel 3600 – 3700 MHz en het deel voor satellietcommunicatie in de naastliggende frequentieband (3800 – 4200 MHz). De uitrol van landelijk mobiel gebruik in het banddeel 3700 – 3800 MHz zou namelijk tot vergelijkbare problemen leiden zoals we die op dit moment kennen naar aanleiding van de uitrol van LTE in de 2,6 GHz-band en het radargebruik in de daaraan naastliggende band (2,7 GHz-band).

Om co-existentie te bewerkstelligen tussen satellietontvangst door het ministerie van Defensie en terrestrisch gebruik en daarmee op grond van artikel 3.1 lid 3 Telecommunicatiewet schadelijke interferentie te voorkomen, wordt de bestemming met ‘vaste verbindingen’ en ‘mobiele communicatie’ in de frequentieruimte 3600 – 3800 MHz geografisch beperkt. Ten noorden van grofweg de lijn Amsterdam – Zwolle is het niet toegestaan om van deze frequentieruimte gebruik te maken. Daarnaast dienen gebruikers bij het gebruik van deze frequentieruimte maatregelen te treffen om storing richting het satellietgrondstation van Defensie op ‘vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)’ te voorkomen. Daarbij dient in acht te worden genomen dat het maximaal uitgestraalde vermogen bij elk opstelpunt in de richting (±1°) van het satellietgrondstation van Defensie te Burum in het horizontale vlak 15 dB lager moet liggen dan het maximaal uitgestraalde vermogen dat met de betreffende antenneconfiguratie te realiseren is. Dit is vastgelegd in voetnoot HOL008 van het NFP.

De Minister van Economische Zaken H.G.J. Kamp


X Noot
1

Stcrt. 2005, 30. Laatste wijziging: zie Staatscourant 27 november 2012, nr 24255, Besluit van de Minister van Economische Zaken van 6 november 2012, ETM/TM/12354137

X Noot
3

Beschikking 2008/411/EG van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3400 – 3800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEG van 4 juni 2008, nr. L/144/77), zoals gewijzigd door het uitvoeringsbesluit nr. 2014/276/EU van de Europese Commissie van 2 mei 2014 (PbEU 2014 L 139).

X Noot
4

TNO, Exploitatiemogelijkheden 3.5 GHz-band, november 2010

X Noot
5

TNO, Peiling belangstelling 3.5 GHz-band in Nederland, september 2011

Naar boven