32 637 Bedrijfslevenbeleid

24 095 Frequentiebeleid

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2013

Naar aanleiding van verzoeken tijdens het Algemeen Overleg op 10 oktober 2013 over de ICT doorbraakprojecten (Kamerstuk 32 637, nr. 88) informeer ik u hierbij over breedband in Nederland, en specifiek over de situatie in de buitengebieden. Nederland doet het mondiaal gezien zeer goed qua beschikbaarheid van super snel breedband. Daarnaast is basisbreedband in Nederland overal beschikbaar. Toch is er nog ruimte voor verbetering. In deze brief schets ik u een aantal ontwikkelingen en ga ik in op verschillende activiteiten die momenteel worden ontplooid om super snel breedband in Nederland nog breder beschikbaar te maken.

Stand van zaken in Nederland

Nederland heeft een goede uitgangspositie voor de ontwikkeling naar (super) snelle breedbandtoegang, en behoort zoals gezegd qua breedbanddekking tot de mondiale top. Op dit moment kan iedereen in Nederland basis breedband internettoegang afnemen via bijvoorbeeld ADSL(2+), niet-opgewaardeerde kabelnetwerken, 3G of satelliet. Ongeveer 95 procent van de huishoudens beschikt inmiddels over de mogelijkheid om een super snelle breedbandverbinding te krijgen van minimaal 100 Mbps. Dat blijkt op dit moment ruim voldoende, want maar ongeveer 5 procent van deze huishoudens benut de mogelijkheden van een super snelle internetverbinding ten volle1. De gemiddeld geobserveerde downloadsnelheid in Nederland ligt op 10,1 Mb per seconde2, wat mondiaal gezien een goede score is.

Ik hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van snelle breedbandverbindingen. Het draagt namelijk bij aan economische groei. Het kabinet ondersteunt daarom ook de Europese breedband ambities.

De goede positie op de vaste Nederlandse breedbandmarkt laat zich verklaren door de concurrentie tussen en op de verschillende infrastructuren. Aangejaagd door concurrentie hebben de breedbandaanbieders fors in de verbetering van hun netwerken geïnvesteerd. Kabelbedrijven hebben in 2008 Docsis 3.0 geïntroduceerd en vervolgens stapte KPN in een joint venture met Reggefiber. Daarmee kreeg de uitrol van glasvezel in Nederland een sterke impuls. Op dit moment investeert KPN verder in de opwaardering van het kopernet waarmee een aanzienlijke snelheidsverbetering kan worden gehaald. Ook kabelbedrijven bereiden zich voor op een upgrade van de netwerken naar het nog snellere Docsis 3.1.

Nederland heeft verder ook mobiel een goede uitgangspositie: ongeveer 99 procent van Nederland is gedekt met 3G. Daarnaast werken verschillende operators momenteel hard aan de landelijke uitrol van hun 4G netwerk. Verwacht wordt dat rond het voorjaar van 2014 in heel Nederland 4G ontvangen kan worden. Tot slot kent Nederland ook landelijke internet dekking via de satelliet. Daarmee is basis breedband internet beschikbaar met snelheden tot maximaal 20Mbps.

Ongeveer 5 procent van de Nederlandse huishoudens of bedrijven heeft op dit moment nog geen toegang tot een snelle vaste breedbandverbinding. Zij hebben bijvoorbeeld geen glasvezel- of kabelaansluiting en zitten ver af van de wijkcentrale waardoor geen gebruik gemaakt kan worden van snel breedband via het kopernetwerk. Het gaat hier vaak om huishoudens of bedrijven die ver van de stads- of dorpskernen afliggen. De aanleg van nieuwe, of upgrade van bestaande infrastructuur gaat daar al snel gepaard met zeer hoge kosten.

De Taskforce Next Generation Networks heeft in 2010 aangegeven dat het aan gemeenten, provincies en woningcorporaties is om de uitrol van breedbandinfrastructuur in die gebieden te bevorderen. Zij hebben immers het beste zicht op wat er in hun regio nodig is; welke vraag er is en welke partijen betrokken zijn. Daartoe presenteerde de Taskforce een aantal praktische handvatten waarmee deze partijen aan de slag kunnen. Er is sindsdien een aantal ontwikkelingen op gang geholpen waarmee de realisatie van snel breedband ook in de buitengebieden dichterbij komt. Op deze ontwikkelingen ga ik hieronder in.

Kostenreductie

Omdat de financiering van breedband in de buitengebieden meestal het grootste probleem is en niet alle decentrale overheden geld beschikbaar hebben voor de uitrol van breedband, is het allereerst van belang de aanlegkosten te beperken. Daar laat de markt creativiteit zien. Zo bestaan er bedrijven die zich specialiseren in het aanleggen van glasvezelkabels door andere netwerken, zoals het riool. Ook zijn er zijn innovaties op het gebied van het graven zelf, en bij het verbinden van glasvezels. Dit soort methoden reduceren de aanlegkosten aanzienlijk.

Daarnaast wordt momenteel geëxperimenteerd met het graven van sleuven door bewoners zelf. Bewoners zijn soms bereid om zelf te graven, wat een aanzienlijke besparing kan opleveren. De betrokken partijen zullen deze onconventionele werkwijze evalueren. Dan zal blijken of deze werkwijze ook in de toekomst ingezet kan worden.

Verder is de samenwerking tussen netwerkbeheerders (zoals waterbedrijven, energiebedrijven en telecombedrijven) een manier waarop de kosten van de aanleg en het beheer van netwerken naar beneden gebracht kunnen worden. Dit gebeurt al in Nederland. Er bestaan verschillende (geografisch georganiseerde) verbanden waarin bedrijven overleg voeren om samenwerking te bevorderen. Voorbeelden van dit soort verbanden zijn Synfra, NoNed, Structin en Combi-Aanleg Fryslân.

Initiatieven decentrale overheden, bewoners en markt

Voor de huishoudens en bedrijven in buitengebieden die verstoken zijn van snel breedband is inmiddels extra aandacht van lokale en regionale overheden, én van de Rijksoverheid. We zien lokale, regionale en provinciale initiatieven ontstaan. Decentrale overheden tonen zich actief bij het stimuleren van de aanleg van snelle breedbandnetwerken.

Daarnaast slaan in sommige buitengebieden bewoners zelf de handen ineen om de aanleg van snelle vaste infrastructuur mogelijk te maken. Zo kunnen bewoners bijvoorbeeld een netwerkcoöperatie of een financieringscoöperatie oprichten. Als bewoners een netwerkcoöperatie oprichten, dragen zij zelf zorg voor vraagbundeling, financiering, aanleg en exploitatie van het netwerk. De coöperatie is eigenaar van het netwerk en de diensten over het netwerk worden geleverd door marktpartijen. Een financieringscoöperatie onderscheidt zich van de netwerkcoöperatie omdat alleen wordt samengewerkt om de vraagbundeling en financiering rond te krijgen. De financieringscoöperatie is niet verantwoordelijk voor de aanleg en exploitatie van het netwerk.

Ik constateer dat ook marktpartijen een goede bijdrage leveren aan de totstandkoming van snelle breedbandnetwerken in buitengebieden. Marktpartijen tonen zich bereid om samen te werken met de initiatiefnemers in buitengebieden, bijvoorbeeld via een hierboven genoemd coöperatief leenmodel voor bewoners in buitengebieden.

Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) ziet een rol voor zichzelf weggelegd om de informatie over en ervaringen van verschillende initiatieven verspreid over Nederland te genereren, bij elkaar te brengen en toegankelijk te maken. Daarbij wordt samengewerkt met stichting Stedenlink. Stedenlink is een netwerkorganisatie die zich inzet voor breedband en open netwerken. EZ heeft ook een rol bij de voorziening van objectieve informatie. Zo heeft EZ onderzoek laten doen door TNO naar de mogelijkheden van alternatieve draadloze breedbandtechnologieën. Om decentrale overheden, bewoners en marktpartijen te ondersteunen zal EZ – in aanvulling op de handreiking3 voor provincies en gemeenten – een nationale website opzetten in samenwerking met provincies. Deze website moet een informatieloket worden waar lokale initiatiefnemers praktische informatie kunnen vinden, bijvoorbeeld over de hierboven genoemde organisatievormen. Maar ook het uitwisselen van best practices tussen decentrale overheden behoort tot de beoogde doelen. De website zal ook verbonden worden met de websites van provincies.

Financiering van buitengebieden

Decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk voor de (financiële) ondersteuning van initiatieven, en de manier waarop ze dat doen. Ook op deze manier wordt invulling gegeven aan het advies van de Taskforce Next Generation Networks.

In sommige gevallen kan financiële steun vanuit Provincies komen. Bijvoorbeeld door deel te nemen in een coöperatie, door een garantie te geven op een banklening (wat leidt tot minder rente), zelf leningen te verstrekken of door het verlenen van aansluitsubsidies. Deze extra ondersteuning is nuttig, omdat er netwerken worden aangelegd in onrendabele gebieden. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat er marktverstoring optreedt. In de handreiking voor provincies en gemeenten is daarom aandacht geschonken aan de Europese richtsnoeren over staatsteun voor buitengebieden. In deze richtsnoeren staan de eisen die worden gesteld aan het verlenen van (financiële) steun door decentrale overheden.

Om de initiatieven in Nederland verder te ondersteunen, trekt EZ samen op met Provincies en BZK in het Europese proces rond verlening van geoorloofde staatssteun. Een aantal Provincies is namelijk al actief bezig met het onderzoeken van de mogelijkheden om financiële steun te verlenen aan breedbandinitiatieven. Dit zal uiteindelijk resulteren in een kaderregeling voor het verkrijgen van goedkeuring voor het verstrekken van staatssteun waar andere Provincies op een later moment gebruik van kunnen maken, dat bespaart hen tijd.

Er zijn alternatieven

Voor gebieden waar netwerkverbeteringen of financieringsmogelijkheden niet leiden tot de mogelijkheid om een snelle vaste breedbandverbinding te realiseren, kan het interessant zijn om de alternatieve draadloze verbindingsmogelijkheden te bekijken.

Een belangrijk voordeel van draadloze alternatieven is dat de installatie goedkoper en sneller kan zijn. De geleverde bandbreedte blijft weliswaar achter in vergelijking tot super snelle vaste breedbandnetwerken, maar gezien de gemiddeld geobserveerde downloadsnelheid in Nederland (zoals gezegd 10,1 Mbps), kunnen draadloze alternatieven mogelijk nog langere tijd een reëel alternatief bieden. De inzetbaarheid van de alternatieven zal door decentrale overheden en eindgebruikers zelf ingeschat moeten worden, omdat elk alternatief andere eigenschappen heeft en andere mogelijkheden biedt.

In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken heeft TNO onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van alternatieve verbindingen. Verschillende diensten waarvan momenteel veel gebruik wordt gemaakt (zoals op afstand werken, online gaming, agrarische toepassingen en video on demand) zijn afgezet tegen de prestaties van de diverse technieken. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat verschillende technieken een reëel alternatief bieden. Hierbij springen met name de straalverbinding (ook wel point to point techniek), een draadloos aansluitnet (ofwel de wireless local loop) en 4G-oplossingen (LTE) in het oog.

TNO concludeert dat het een lokale aangelegenheid is om te bekijken welke draadloze oplossing het beste alternatief vormt. Zo zijn de prestaties van bijvoorbeeld een straalverbinding afhankelijk van omgevingsfactoren zoals aanwezigheid van bomen en beïnvloedt het aantal gebruikers in de buurt van een zendmast de snelheid van een mobiel 4G-netwerk.

Verder werken operators ook aan alternatieve hybride vormen van internettoegang. Dat betekent dat zij experimenteren met het koppelen van 4G netwerken aan vaste netwerken. Mogelijk biedt deze hybride vorm van internettoegang in de toekomst meer mogelijkheden voor huishoudens in buitengebieden. Via een dergelijk alternatief zijn bijvoorbeeld in Oost-Flevoland medio 2013 130 huishoudens aangesloten op een draadloze internetverbinding tot 50 Mbps. Satelliet biedt ten slotte ook mogelijkheden voor basis breedbandtoegang, waarbij een voordeel is dat het snel geleverd kan worden en overal in Nederland verkrijgbaar is.

Informatie over de mogelijkheden van en ervaringen met alternatieve oplossingen zal eveneens via de eerder genoemde website beschikbaar gemaakt worden voor andere overheden en lokale initiatiefnemers.

Ruimte voor groei

Zoals ik hiervoor uiteengezet heb, is er een aantal ontwikkelingen die kunnen bijdragen aan de uitrol en beschikbaarheid van snelle breedbandnetwerken in buitengebieden. Het kabinet heeft eerder de ambitie uitgesproken om in 2020 de Europese ambities uit de Digitale Agenda te halen zodat in 2020 alle Nederlandse huishoudens en bedrijven een internetverbinding van ten minste 30 Mbps kunnen krijgen. Die ambitie staat nog steeds. EZ pakt daarin zijn rol bij het faciliteren van dit proces door een platform te bieden voor het genereren en uitwisselen van informatie, kennis en ervaringen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

ACM telecommonitor – rapportage breedband – tweede kwartaal 2013 (www.acm.nl ).

X Noot
2

Akamai, The State of the Internet report, 2nd quarter 2013 (http://www.akamai.com/stateoftheinternet ).

X Noot
3

Deze handreiking is ook digitaal toegankelijk gemaakt en te raadplegen via: http://handreikingbreedband.digitalestedenagenda.nl/handreiking/start.html .

Naar boven