Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 mei 2011, nr. ETM/IT/11058467, houdende wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2005 [3,5 GHz-band]

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 3.1 van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage bij het besluit van de Minister van Economische Zaken van 4 februari 2005, nr. WJZ 5004374, houdende vaststelling van het Nationaal Frequentieplan 20051 (hierna te noemen: NFP) wordt als volgt gewijzigd:

A

In de Frequentietabel worden de regels, luidende:

Frequentieband

Frequentieband-toewijzing

ITU Radiodienst ‘verkort’

Hoofd-categorie

Bestemming

Beleid

3.4 GHz

3.4 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

      
  

MOB

1

Mobiele communicatie, 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

a

4

Amateur

Onder voorwaarden vergunningvrijheid met meldingsplicht en overigens op volgorde van binnenkomst van de aanvraag

  

rl

3

Radioplaatsbepaling

Vergunningverlening bij voorrang.

 

3.41 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

MOB

1

Mobiele communicatie, 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

rl

3

Radioplaatsbepaling.

Vergunningverlening bij voorrang.

  

/mob/

1

Mobiele communicatie. ENG/OB.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

 

3.5 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

MOB

1

Mobiele communicatie, 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

rl

3

Radioplaatsbepaling.

Vergunningverlening bij voorrang.

 

3.58 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

MOB

1

Mobiele communicatie, 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

rl

3

Radioplaatsbepaling.

Vergunningverlening bij voorrang.

3.6 GHz

3.6 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Geen nieuwe vergunningen voor vaste verbindingen in verband met mogelijke herbestemming FWA.

  

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Vergunningverlening is niet van toepassing.

 

3.8 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

  

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Vergunningverlening is niet van toepassing.

4.2 GHz

4.2 GHz

    

vervangen door:

Frequentieband

Frequentieband-toewijzing

ITU Radiodienst ‘verkort’

Hoofdcategorie

Bestemming

Beleid

3.4 GHz

3.4 GHz

    
  

FS(D)

3

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Toegewezen aan het Ministerie van Defensie

  

RL

3

Radioplaatsbepaling.

Toegewezen aan het Ministerie van Defensie.

  

a

4

Amateur.

Onder voorwaarden vergunningvrijheid met meldingsplicht en overigens op volgorde van binnenkomst van de aanvraag

 

3.41 GHz

    
  

FS(D)

3

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Toegewezen aan het Ministerie van Defensie

  

F

1

Vaste verbindingen, HOL008.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

MOB

1

Mobiele communicatie, HOL008. 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

rl

3

Radioplaatsbepaling.

Vergunningverlening bij voorrang.

  

/mob/

1

Mobiele communicatie. ENG/OB.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

 

3.5 GHz

    
  

FS(D)

3

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Toegewezen aan het Ministerie van Defensie

F

1

Vaste verbindingen, HOL008.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

MOB

1

Mobiele communicatie, HOL008. 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

rl

3

Radioplaatsbepaling.

Vergunningverlening bij voorrang.

 

3.58 GHz

    
  

FS(D)

3

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Toegewezen aan het Ministerie van Defensie

  

F

1

Vaste verbindingen, HOL008.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

MOB

1

Mobiele communicatie, HOL008. 5.430A.

Vergunningverlening via veiling of vergelijkende toets.

  

rl

3

Radioplaatsbepaling.

Vergunningverlening bij voorrang.

3.6 GHz

3.6 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Geen nieuwe vergunningen voor vaste verbindingen in verband met uitbreiding van de bestemming met mobiele communicatie.

  

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Vergunningverlening is niet van toepassing.

 

3.8 GHz

    
  

F

1

Vaste verbindingen.

Vergunningverlening op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

  

FS(D)

1

Vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde).

Vergunningverlening is niet van toepassing.

4.2 GHz

4.2 GHz

    

B

Annex 2a wordt als volgt gewijzigd:

Onder ‘Nationale voetnoten’ wordt na HOL007 de volgende voetnoot toegevoegd:

HOL008

  • 1. De bestemming geldt uitsluitend voor het aanbieden van ‘vaste verbindingen’ of ‘mobiele communicatie’ vanuit het geografische gebied ten zuiden van de grens die in afbeelding 001 grafisch is weergegeven en voor zover geen hinderlijke interferentie op de ontvangst van ‘vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)’ door het defensie-satellietontvangststation in Burum (53° 17’ 05” N en 6° 12’ 50” O) wordt veroorzaakt.

  • 2. De grens loopt van punt 0, dat zich bevindt op de westgrens van het aan Nederland toekomende deel van het continentaal plat, via punt 1, dat zich bevindt op de Nederlandse kust, via punt 2, naar punt 3, dat zich op de grens van Nederland en Duitsland bevindt, waarbij de verbindingen tussen de punten door middel van een rechte lijn tot stand komt.

  • 3. Van hinderlijke interferentie is sprake indien het maximaal uitgestraald vermogen bij elk opstelpunt in de richting (±1°) van Burum (53° 17’ 05” N en 6° 12’ 50” O) in het horizontale vlak niet ten minste 15 dB lager is dan het maximaal uitgestraald vermogen dat met de betreffende antenneconfiguratie te realiseren is.

Afbeelding 001

Afbeelding 001

C

Annex 4 wordt als volgt gewijzigd:

Onder ‘EG Beschikkingen’ wordt volgens oplopende datumvolgorde toegevoegd:

2008/411/EG

Beschikking van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3400–3800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap.

ARTIKEL II

Tot en met 15 december 2015 is de nationale voetnoot HOL008 niet van toepassing op de houder van de vergunning voor het gebruik van frequentieruimte 3500–3580 MHz, kenmerk AT-EZ/5418736, bij het aanbieden van ‘vaste verbindingen’ of ‘mobiele communicatie’ met het op 1 mei 2010 aanwezige aantal opstelpunten vanuit het geografisch gebied dat ligt binnen de volgende geografische coördinaten:

52°18’04" N en 4°57’32" O

52°18’47" N en 4°51’54" O

52°20’33" N en 4°49’39" O

52°22’39" N en 4°50’05" O

52°24’07" N en 4°52’19" O

52°22’41" N en 4°56’02" O

52°22’07" N en 4°56’49" O

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de rechtbank Rotterdam, Postbus 50950, 3007 BL, Rotterdam.

TOELICHTING

Nationaal Frequentie Plan

Bij besluit van 4 februari 2005 is op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet het Nationaal Frequentieplan 2005, hierna ‘NFP’, vastgesteld. In het NFP licht de rijksoverheid de systematiek van de ordening van het frequentiespectrum toe, en beschrijft de doelstellingen van het frequentiebeleid en frequentiebeheer; het vermijden van interferentie (storing) tussen frequentiegebruikers is hierbij de hoofddoelstelling.

Het belangrijkste onderdeel van het NFP is de frequentietabel waarin per frequentieband wordt aangegeven voor welk type gebruik deze band bestemd is en volgens welk verdeelbeleid het gebruik daarvan wordt toegewezen. In feite is het NFP een bestemmingsplan voor het radiospectrum. Op basis van dit plan wordt de vergunningverlening, het gebruik en het beheer van het spectrum uitgevoerd. Het Nationaal Frequentieregister1 (NFR) geeft nadere informatie omtrent laatstgenoemde zaken.

Doel van deze NFP-wijziging is tweeërlei. Enerzijds heeft de wijziging tot doel bescherming te bieden aan veiligheids- en defensietaken die worden uitgeoefend in de frequentieband 3400–3800 MHz. Daarnaast wordt in deze wijziging, rekening houdende met voornoemde bescherming, de bestemming van de frequentieruimte 3410-3600 MHz verruimd naar mobiele communicatie in den brede (‘geflexibiliseerd’). Beide wijzigingen treden gelijktijdig in werking.

Dit besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het als voorgenomen besluit zes weken publiek ter inzage heeft gelegen. Deze terinzagelegging van het ontwerpbesluit heeft plaatsgevonden van 27 mei 2010 tot en met 1 juli 2010. Belanghebbenden hebben tot en met 1 juli 2010 schriftelijk of mondeling een zienswijze kunnen indienen over het ontwerpbesluit. Hieronder wordt nader ingegaan op de reacties op deze consultatie en de wijzigingen die nadien nog hebben plaatsgevonden.

I Algemeen

Inlichtingen nemen de laatste jaren voor de Nederlandse krijgsmacht in de huidige veiligheidscontext een steeds belangrijker plaats in. Tijdens een crisisbeheersings- of veiligheidsoperatie is het bijvoorbeeld belangrijk dat militairen in het veld tijdig weten dat de tegenstander een aanslag aan het voorbereiden is. De MIVD is wettelijk verantwoordelijk voor het verwerven van inlichtingen. Om tot goede inlichtingen te kunnen komen, wordt onder meer informatie verkregen door interceptie van wereldwijde draadloze communicatie. Het gaat hier in het bijzonder om de interceptie van telecommunicatieverkeer dat via satellieten plaatsvindt.

De interceptie van telecommunicatieverkeer is bij de Nationale Signals Intelligence Organisatie (NSO) ondergebracht. De NSO, opgericht in 2003, is een facilitaire organisatie van de MIVD en de AIVD. De NSO beschikt sinds september 2005 over het Satelliet Grondstation te Burum (SGS Burum). De keuze voor deze locatie is door het ministerie van Defensie gemaakt vanwege een gunstig perspectief op spoedige realisatie van de noodzakelijke uitbreiding van satellietinterceptiecapaciteit en de gunstige geografische ligging. Het mislopen van belangrijke inlichtingen, zal leiden tot het niet of niet tijdig onderkennen van veiligheidsbedreigingen tegen o.a. de (Nederlandse) samenleving. Het kan evenzeer leiden tot (ernstige) veiligheidsbedreigingen van door de Nederlandse Staat uitgezonden personen in inzetgebieden.

In het kader van de uitvoering van de EG beschikking 2008/411/EG2 rees de vraag of het het flexibiliseren van de 3,5 GHz-band gevolgen zou hebben voor de interceptie van informatie door de NSO. De verwachting bestond dat landelijke uitrol van zogeheten Broadband Wireless Access (BWA)-netwerken ten behoeve van mobiele communicatie interferentie met het defensie SGS Burum zou veroorzaken, waardoor de NSO een belangrijk deel van haar interceptiecapaciteit zou verliezen en derhalve belangrijke bronnen en informatie zou kwijtraken. Om die reden heeft TNO onderzoek gedaan naar de effecten van de uitrol van BWA-netwerken. Het onderzoek van TNO heeft met grote mate van betrouwbaarheid aangetoond dat BWA-netwerken in voorkomend geval vrijwel alle interceptie in de 3,5 GHz-band zal blokkeren als geen maatregelen worden genomen om SGS Burum te beschermen.

Het onderhavige besluit betreft derhalve een wijziging van het NFP waardoor bescherming wordt geboden aan de eventuele activiteiten door de NSO in de 3,5 GHz-band evenals aan radioplaatsbepalingsystemen van Defensie die opereren in de frequentieruimte 3400–3410 MHz.

Om co-existentie te bewerkstelligen tussen satellietontvangst door de NSO en BWA-netwerken, wordt de ‘vaste verbindingen’ en ‘mobiele communicatie’ bestemming in de frequentieruimte 3410–3600 MHz geografisch beperkt. Ten noorden van grofweg de lijn Amsterdam–Zwolle is het niet toegestaan om van deze frequentieruimte gebruik te maken. Daarnaast dienen gebruikers bij het gebruik van deze frequentieruimte maatregelen te treffen teneinde storing richting defensie op ‘vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)’ te voorkomen. Daarbij dient in acht te worden genomen dat het maximaal uitgestraalde vermogen bij elk opstelpunt in de richting (±1°) van het satellietgrondstation van Defensie te Burum in het horizontale vlak 15 dB lager moet liggen dan het maximaal uitgestraald vermogen dat met de betreffende antenneconfiguratie te realiseren is.

De technische parameters die onderdeel uitmaken van de bijlage bij EG beschikking 2008/411/EG, waar onder het daarin genoemde maximaal uitgestraalde vermogen, zullen worden verbonden aan de nog uit te geven vergunningen (en aan de bestaande vergunning indien na een verzoek tot flexibilisering van vergunninghouder de vergunning wordt gewijzigd, voor zover het betreft BWA).

De vraag zou kunnen rijzen hoe voetnoot HOL008, in het bijzonder de zinsnede ‘het maximaal uitgestraald vermogen dat met de betreffende antenneconfiguratie te realiseren is’, dient te worden uitgelegd, in relatie tot de in de vorenbedoelde vergunningen op te nemen bovengenoemde technische parameters (onder meer maximum vermogen). Bij de uitleg van voetnoot HOL008 wordt uitgegaan van het vermogen dat krachtens de vergunning ten hoogste mag worden uitgezonden. Met het oog op de rechtszekerheid kunnen hierover nadere voorschriften worden gesteld in de vergunning op grond van artikel 16, eerste lid, onder b, van het Frequentiebesluit.

Omdat op dit moment niet kan worden voorzien welke technologische ontwikkelingen zich komende jaren voordoen, zal over uiterlijk vijf jaar opnieuw worden bezien of de beperkende maatregelen zoals in dit besluit vastgelegd, gehandhaafd dienen te blijven of dat minder beperkende maatregelen mogelijk zijn.

Naast de defensie gerelateerde reden, wordt in de onderhavige wijziging tevens de bestemming van de frequentieruimte 3410–3600 MHz verruimd van ‘vaste verbindingen’ naar ‘mobiele communicatie’ in den brede. Dit betekent dat het de vergunninghouder vrij staat om voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten de technologie van zijn voorkeur in te zetten. Naast technologieën voor vaste verbindingen kan hij vanaf de inwerkingtreding van dit besluit bijvoorbeeld ook de mobiele variant van IEEE 802.16 (WiMAX) inzetten. Wel moet de vergunninghouder daarvoor eerst een verzoek tot wijziging van zijn vergunning indienen bij Agentschap Telecom. Hieronder zal nader op deze flexibilisering worden ingegaan.

Dit ontwerpbesluit is op 6 september 2010 ingevolge richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L109) voorgelegd aan de Europese Commissie (nr. 2010/0599/NL). Er zijn geen reacties ontvangen op de notificatie van dit ontwerpbesluit.

Flexibilisering

Met het onderhavige besluit wordt tevens uitwerking gegeven aan het beleidsuitgangspunt om

zo techniek- en dienstenneutraal als mogelijk te bestemmen (‘flexibilisering’), zoals verwoord in de Nota Frequentiebeleid 2005, en nader uitgewerkt in het transitiekader flexibilisering frequentiegebruik mobiele elektronische communicatietoepassingen uit 20073. Door flexibilisering wordt, naar verwachting, efficiënter gebruik van het spectrum mogelijk. Daarnaast wordt het mogelijk om de positie van de consument te verbeteren in die zin dat er een groter aanbod van mobiele communicatiediensten tegen lagere tarieven beschikbaar komt. Ook de Europese Commissie is voorstander van meer flexibel spectrumgebruik, zoals verwoord in overweging 1 van de EG beschikking 2008/411/EG.

Bij flexibilisering zijn in beginsel twee aandachtspunten nog van belang. In overweging 10 van EG beschikking 2008/411/EG staat dat verschillen in de nationale wetgevingen zouden kunnen leiden tot concurrentieverstoringen. Het bestaande regelgevingskader geeft de lidstaten instrumenten om een oplossing te vinden voor deze problemen op een evenredige, niet-discriminerende en objectieve manier, in overeenstemming met de communautaire wetgeving met inbegrip van de Machtigingsrichtlijn4 en Kaderrichtlijn5.

Allereerst de vraag of flexibilisering in betekenende mate invloed heeft op de concurrentieverhoudingen. Daarbij dient enerzijds de relatie tussen bestaande vergunninghouders onderling te worden bekeken en anderzijds de relatie tussen bestaande vergunninghouders en nieuwkomers. Ten tweede moet worden bekeken of flexibilisering voldoet aan het vereiste van artikel 14 van de Machtigingsrichtlijn; de proportionaliteit. Daarbij moet worden bezien of er een dusdanige verstoring van de concurrentieverhoudingen plaatsvindt dat compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. Daarbij wordt tevens meegewogen welke maatschappelijke baten er van flexibilisering mogen worden verwacht.

In het licht van de beperking die aan het gebruik van de frequentieruimte 3410 tot 3600 MHz wordt opgelegd moet worden vastgesteld dat de effecten van flexibilisering op de concurrentieverhoudingen slechts marginaal zullen zijn. Het is de verwachting dat in het licht van de beperking commerciële mogelijkheden slechts beperkt zullen zijn in deze frequentieband. Met name moet gedacht worden aan kleinschalige toepassingen.

Aldus heeft de flexibilisering van de frequentieruimte 3410–3600 MHz niet in betekenende mate invloed op de concurrentieverhoudingen en zijn compenserende maatregelen niet noodzakelijk.

Reacties consultatie mei–juli 2010

Tussen 23 mei 2010 en 1 juli 2010 is de wijziging van de bestemming van de 3,5 GHz-band in het NFP geconsulteerd. Twee partijen hebben hierop schriftelijk commentaar ingediend.

Eén partij was van mening dat de gehanteerde definitie van hinderlijke interferentie een specifieke fysieke oplossing zou zijn en dat het wenselijk zou zijn wanneer een meer generieke eis t.a.v. de maximale absolute interferentiebijdrage per opstelpunt gewenst is. Deze partij stelt voor om de beperking in termen van een maximaal toelaatbare interferentiebijdrage per opstelpunt te formuleren. In reactie hierop wordt geantwoord dat de in het Nationaal Frequentieplan gekozen formulering nu juist een generieke eis is. Het laat de vergunninghouder immers vrij om het maximaal uit te zenden vermogen, de hoogte van de antenne, en andere frequentietechnische aspecten zelf te bepalen voor elk opstelpunt, met dien verstande dat het uitgestraald vermogen in alle gevallen in de richting van Burum 15 dB minder moet zijn. Hiervoor zijn derhalve meerdere en verschillende fysieke oplossingen mogelijk. De wens voor een maximaal absolute interferentiebijdrage per opstelpunt zou inhouden dat er per opstelpunt een maximum vermogen in absolute zin wordt voorgeschreven. Naar de mening van de Minister beperkt dit onnodig de mogelijkheden van de vergunninghouder om te kiezen voor een oplossing die in zijn ogen het meest opportuun is.

Eén partij heeft verzocht een nadere omschrijving op te nemen waarin tot uiting komt dat opstelpunten die geplaatst zijn beneden het gemiddelde niveau van de dakrand van de omliggende bebouwing, opstelpunten die binnenshuis zijn geplaatst, opstelpunten met een substantiële obstructie in de richting van Burum binnen het primaire dekkingsgebied van het opstelpunt, en vergelijkbare situaties, als afgeschermd dienen te worden beschouwd. In reactie hierop wordt geantwoord dat in alle gevallen reductie bereikt moet worden en dat de manier waarop reductie bereikt wordt afhankelijk is van technologische ontwikkelingen en van de specifieke omstandigheden.

Eén partij heeft aangegeven dat de geformuleerde begrenzing in artikel II feitelijk onjuist is. Willekeurige verplaatsing van opstelpunten met 500 meter is niet mogelijk binnen de aangegeven contour. Uit narekening blijkt dit te kloppen, de contour is op basis van deze opmerking aangepast.

Eén partij is van mening dat, naast de aangekondigde beschermende maatregelen in deze NFP-wijziging, in verband met mogelijke storing aanvullende maatregelen noodzakelijk kunnen zijn om bescherming te bieden aan satellietgrondstations. In reactie hierop wordt geantwoord dat de in deze wijziging beschreven beschermende maatregelen uitsluitend bedoeld zijn als bescherming van defensie-satellietontvangst in Burum. Er is geen Europeesrechtelijke of internationaalrechtelijke verplichting om aan andere gebruikers bescherming te bieden.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging betreft de subbanden die de frequentieruimte 3400 tot 3800 MHz beslaan.

In de eerste plaats wordt het gebruik van Defensie van deze band voor nationale veiligheidsdoeleinden vastgelegd. Ten tweede wordt het gebruik van deze frequentieruimte voor vaste verbindingen en mobiele communicatie mogelijk gemaakt voor zover hierdoor geen storing ontstaat voor het gebruik door Defensie. Ten derde wordt het transitiekader flexibilisering frequentiegebruik mobiele elektronische communicatietoepassingen gedeeltelijk uitgevoerd. Zo wordt de bestemming voor de 3410 tot 3600 MHz subband uitgebreid naar mobiele communicatie, voor zover dat mogelijk is zonder dat daardoor het gebruik van Defensie verstoord komt. Ten vierde wordt de bestemming vaste verbindingen in diezelfde subband om dezelfde reden beperkt. Tot slot krijgen radioplaatsbepalingsystemen (AWACS) in de subband 3400 tot 3410 MHz een primaire bestemming.

Zoals al eerder vermeld maakt de NSO gebruik van de 3,5 GHz-band voor nationale veiligheidsdoeleinden. Door dit gebruik in het NFP vast te leggen en er een primaire status aan te geven wordt een eerste verzekering gegeven dat het gebruik beschermd is. Andere toepassingen in deze band worden door deze status namelijk verplicht om storing op het gebruik van de NSO te voorkomen. Deze primaire status is echter niet voldoende. Om die reden wordt het gebruik van deze frequentieruimte voor vaste verbindingen en mobiele communicatie nog wel mogelijk gemaakt, en daarmee ook flexibilisering van de bestaande vergunning, maar alleen voor zover hierdoor geen verstoring in het gebruik door Defensie ontstaat. Hiertoe wordt, met inachtneming van de nationale voetnoot HOL008 de huidige vergunning van de vergunninghouder voor de frequentieruimte 3500 tot 3580 MHz beperkt op basis van artikel 3.7, lid 2, onder c en d, en lid 3, Telecommunicatiewet. Dezelfde beperking zal blijven gelden indien hij overgaat tot flexibilisering van zijn vergunning.

Gelet op Beschikking 2008/411/EG wordt er naar gestreefd dat de 3,5 GHz-band zoveel als mogelijk gebruikt wordt voor zowel vaste, nomadische, als mobiele elektronische communicatiediensten. Waar de bestemming vaste verbindingen zowel punt-punt als punt-multipunt verbindingen omvat kan op basis van deze bestemming geen nomadische dienstverlening plaatsvinden. Dit betekent dat het de eindgebruiker van de dienst niet is toegestaan zich te verplaatsen.6 Voor zowel nomadische als mobiele communicatiediensten is de ruimere bestemming mobiele communicatie nodig. Door de frequentieruimte 3410 tot 3600 MHz nu ook te bestemmen voor mobiele communicatie wordt (gedeeltelijk) uitvoering gegeven aan beschikking 2008/411/EG.7

Wat betreft de subband 3400 tot 3410 MHz wordt de bestemming ‘Mobiele communicatie, 5.430A’ verwijderd. De reden hiervoor is dat het ministerie van Defensie in deze 10 MHz een radioplaatsbepalingdienst in gebruik heeft, welke van mobiele communicatie storing zou ondervinden en welke hiertegen dient te worden beschermd. Dit gebruik is van belang ten behoeve van NATO Airborne Early Warning (NAEW), ondermeer uitgevoerd door AWACS toestellen. In andere Europese NAVO lidstaten is sprake van eenzelfde situatie. Om deze bescherming duidelijk aan te geven wordt de radioplaatsbepalingdienst met een primaire status aangeduid. De bescherming van deze band is gelegen in de NATO Joint Civil/Military Frequency Agreement (NJFA). Nederland is als mede-ondertekenaar van de NAVO-verdragen aan deze afspraak gebonden.

Onderdeel B

Voetnoot HOL008 maakt het mogelijk om frequentieruimte die Defensie gebruikt voor nationale veiligheidsdoeleinden tevens te kunnen gebruiken voor vaste, nomadische en mobiele elektronische communicatiediensten. Uit door TNO verricht onderzoek8 blijkt dat het onbeperkt gebruiken van betreffende frequentieruimte voor deze diensten tot dusdanige interferentie leidt dat het voor Defensie onmogelijk wordt om haar operaties nog langer uit te voeren. Het belang van dit gebruik wordt dusdanig groot geacht dat het noodzakelijk is hier bescherming aan te bieden. Om voldoende bescherming te bieden is het echter noodzakelijk gebleken om het gebruik van deze frequentieruimte voor overige doeleinden, zoals zakelijk gebruik voor vaste verbindingen en mobiele communicatie, te beperken. Bij het vaststellen van deze beperking is het belang van de huidige en eventueel toekomstige vergunninghouders in deze band zoveel mogelijk in acht genomen. Er is voor een oplossing gekozen waarbij zij zo min mogelijk worden beperkt in hun mogelijkheden om gebruik te maken van deze frequentieruimte. De benodigde geografische beperking is neergelegd in deze voetnoot. Deze beperking houdt in dat grofweg boven de lijn Amsterdam–Zwolle BWA niet is toegestaan. Daarnaast dient het maximaal uitgestraalde vermogen bij ieder opstelpunt in de richting van Burum in het horizontale vlak 15 dB lager te liggen dan het maximaal uitgestraalde vermogen dat met de betreffende antenneconfiguratie te realiseren is.

De technische parameters die onderdeel uitmaken van de bijlage bij EG beschikking 2008/411/EG, waar onder het daarin genoemde maximaal uitgestraalde vermogen, zullen worden verbonden aan de nog uit te geven vergunningen (en aan de bestaande vergunning indien na een verzoek tot flexibilisering van vergunninghouder de vergunning wordt gewijzigd, voor zover het betreft BWA).

De vraag zou kunnen rijzen hoe voetnoot HOL008, in het bijzonder de zinsnede ‘het maximaal uitgestraald vermogen dat met de betreffende antenneconfiguratie te realiseren is’, dient te worden uitgelegd, in relatie tot de in de vorenbedoelde vergunningen op te nemen bovengenoemde technische parameters (onder meer maximum vermogen). Bij de uitleg van voetnoot HOL008 wordt uitgegaan van het vermogen dat krachtens de vergunning ten hoogste mag worden uitgezonden. Met het oog op de rechtszekerheid kunnen hierover nadere voorschriften worden gesteld in de vergunning op grond van artikel 16, eerste lid, onder b, van het Frequentiebesluit.

De onderdelen A en B treden gelijktijdig in werking. Een eventueel verzoek om flexibilisering van de vergunning die is verleend voor de frequentieruimte 3500–3580 MHz kan aldus slechts gehonoreerd worden, voor zover de beperking in onderdeel B dit toelaat.

Artikel II

In dit artikel wordt een uitzondering gemaakt op de in voetnoot HOL008 genoemde beperking voor de bestaande vergunninghouder in de frequentieruimte 3500–3580 MHz. Deze houder hoeft de genoemde maatregel niet te treffen om storing op het gebruik van deze frequentieruimte door ‘vaste satellietverbindingen (ruimte naar aarde)’ te voorkomen. Deze uitzondering geldt slechts voor het aanbieden van ‘vaste verbindingen’ of ‘mobiele communicatie’ vanuit het geografisch gebied dat ligt binnen de genoemde coördinaten. Bij het bepalen van het onderhavige geografische gebied is rekening gehouden met de situatie dat het nodig is een of meer bestaande opstelpunten te verplaatsen. Het onderhavige gebied is bewust iets ruimer gemaakt om verplaatsingen binnen een straal van 500 meter van de bestaande opstelpunten mogelijk te maken. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat binnen het onderhavige gebied nieuwe opstelpunten mogen worden geplaatst ten behoeve van het aanbieden van ‘vaste verbindingen’ of ‘mobiele communicatie’, mits wordt voldaan aan voetnoot HOL008.

Mocht de huidige vergunninghouder de vergunning voor het gebruik van frequentieruimte 3500–3580 MHz overdragen aan een andere onderneming, dan zal dezelfde beperking als beschreven in voetnoot HOL008 van toepassing zijn en blijft voorts de uitzondering daarop in artikel II van toepassing.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.


X Noot
1

Stcrt. 2005, 30. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 februari 2011 (Staatscourant 2011 nummer 2948).

X Noot
1

Zie het Nationaal Frequentieregister, http://www.agentschaptelecom.nl/nfr/main_nfr.html

X Noot
2

Beschikking 2008/411/EG van de Commissie van 21 mei 2008 betreffende de harmonisering van de 3400–3800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEG van 4 juni 2008, nr. L 144/77).

X Noot
3

http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/notas/2007/11/22/transitiekader-flexibilisering-bestaande-vergunningen-voor-mobiele-elektronische-communicatietoepassingen/transitiekader-flexibilisering-publ.pdf

X Noot
4

Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108/21).

X Noot
5

Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 108/33).

X Noot
6

Rb. Rotterdam 11 april 2006, LJN AY6267 & CBB 30 oktober 2008, LJN BG3831.

X Noot
7

Op basis van de beschikking dienen Lid-Staten er naar te streven ook de frequentieruimte 3600–3800 MHz beschikbaar te stellen voor vaste, nomadische en mobiele elektronische communicatiediensten. De implementatiedatum hiervan is echter 1 januari 2012. Zoals onder 2 al is aangegeven wordt nog afgewogen of dergelijk gebruik te verenigen is met het bestaande gebruik door satellietgrondstations.

X Noot
8

TNO, 2009, Co-existentie van Satelliet Grondstation Burum met Broadband Wireless Access netwerken in Nederland in de 3400–3600 MHz band Aanvullend onderzoek.

Naar boven