Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 22 december 2011, nr. WJZ / 10146523, tot vaststelling van de aanvraag- en veilingprocedure voor vergunningen voor frequentieruimte in de 800, 900 en 1800 MHz-band ten behoeve van mobiele communicatietoepassingen (Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op de artikelen 2a, 4, 6, 6a en 8 van het Frequentiebesluit;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    a. aanvrager:

    degene die een aanvraag heeft ingediend;

    b. nieuwkomer:

    de aanvrager die op het in artikel 9, eerste lid, genoemde tijdstip geen vergunninghouder is van een of meer vergunningen voor frequentieruimte binnen het bereik van 880–915 MHz en 925–960 MHz en die ook geen deel uitmaakt van een groep waarvan een of meer leden vergunninghouder zijn van een of meer vergunningen voor frequentieruimte binnen het bereik van 880–915 MHz en 925–960 MHz;

    c. biedronde:

    een primaire biedronde, de aanvullende biedronde of de toewijzingsbiedronde;

    d. onderband 800 MHz:

    het frequentiebereik van 791–821 MHz;

    e. bovenband 800 MHz:

    het frequentiebereik van 832–862 MHz;

    f. onderband 900 MHz:

    het frequentiebereik van 880–915 MHz;

    g. bovenband 900 MHz:

    het frequentiebereik van 925–960 MHz;

    h. onderband 1800 MHz:

    het frequentiebereik van 1710–1780 MHz;

    i. bovenband 1800 MHz:

    het frequentiebereik van 1805–1875 MHz;

    j. onderband 2100 MHz:

    het frequentiebereik van 1959,7–1969,7 MHz;

    k. bovenband 2100 MHz:

    het frequentiebereik van 2149,7–2159,7 MHz;

    l. deelnemer:
    • 1°. in de artikelen 14 tot en met 23, in bijlage II, in de primaire biedronden en in de aanvullende biedronde: de aanvrager die voldoet aan de in artikel 11 gestelde eisen en wiens aanvraag voldoet aan de in de artikelen 8 tot en met 10 gestelde eisen en aan wie is meegedeeld dat hij is toegelaten tot de veiling;

    • 2°. in de toewijzingsbiedronde: de aanvrager, bedoeld onder 1°, wiens bieding onderdeel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 31;

    m. winnende deelnemer:
    • 1°. in bijlage III: de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 31;

    • 2°. in de toewijzingsbiedronde, in bijlage IV en in artikel 43: de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 40;

    n. groep:

    een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    o. rente:

    de volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

    p. winnende bieding:
    • 1°. in de aanvullende biedronde en bijlage III: de bieding die deel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 31;

    • 2°. in de toewijzingsbiedronde: de bieding die deel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen, bedoeld in artikel 40;

    q. vertrouwelijke informatie:

    informatie over een aanvrager die niet openbaar is en die, wanneer kenbaar gemaakt aan een andere aanvrager, diens beslissingen met betrekking tot de veiling beïnvloedt of kan beïnvloeden;

    r. finale primaire bieding:

    de laatste bieding met een activiteitsniveau hoger dan nul die een deelnemer in de primaire biedronde heeft uitgebracht;

    s. pakket:

    de specifieke combinatie van vergunningen in een bieding van een deelnemer;

    t. finale pakket:

    het pakket waarop een deelnemer in zijn finale primaire bieding heeft geboden.

  • 2. Onder een groep wordt mede verstaan een rechtspersoon of andere juridische entiteit waarin twee of meer aanvragers gelijke aandelen houden of gelijke juridische zeggenschap hebben.

§ 2. Beschikbare vergunningen

Artikel 2

  • 1. Ten behoeve van het gebruik van frequentieruimte voor terrestrische elektronische communicatie worden de volgende vergunningen door middel van een veiling verdeeld:

    • a. vergunning A1: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband 800 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 41 MHz;

    • b. vergunning A2: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband 900 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 45 MHz;

    • c. vergunning B: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband 800 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 41 MHz;

    • d. vergunning C: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband 900 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 45 MHz;

    • e. vergunning D: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband 1800 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 95 MHz;

    • f. vergunning E: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz in de onder- en bovenband 2100 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 190 MHz;

    • g. vergunning F: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van 14,6 MHz binnen het frequentiebereik 1900 en 1904,9 MHz en tussen 2010 en 2019,7 MHz;

    • h. vergunning G: vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van 5 MHz binnen het frequentiebereik 2565 en 2615 MHz;

    • i. vergunning H: vergunning voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2615–2620 MHz.

  • 2. Voor de verdeling, bedoeld in het eerste lid, zijn twee vergunningen A1, één vergunning A2, vier vergunningen B, zes vergunningen C, veertien vergunningen D, twee vergunningen E, één vergunning F, tien vergunningen G en één vergunning H beschikbaar.

  • 3. Vergunningen A1 en A2 worden uitsluitend verleend aan nieuwkomers.

  • 4. Aan één nieuwkomer worden ten hoogste twee van de drie beschikbare vergunningen A1 en A2 verleend.

  • 5. Indien er een vergunning G wordt verleend aan een aanvrager, worden aan hem ten minste twee vergunningen G verleend, waarbij ter voorkoming van interferentie beperkingen worden opgelegd aan het gebruik van de laagst gelegen frequentieruimte van 5 MHz waarvoor die aanvrager een vergunning G verkrijgt.

  • 6. De vergunning H wordt verleend aan de aanvrager waaraan een vergunning G wordt verleend voor het gebruik van de frequentieruimte tussen 2610–2615 MHz.

  • 7. De vergunningen A1 en B worden zodanig verleend dat, met inachtneming van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid:

    • a. de vergunningen A1 en B tezamen in de onderband van alle aanvragers aaneengesloten zijn en beginnen bij 821 MHz;

    • b. de vergunningen A1 en B tezamen in de onderband per aanvrager aaneengesloten zijn.

  • 8. De vergunningen A2 en C worden zodanig verleend dat, met inachtneming van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid:

    • a. de vergunningen A2 en C tezamen in de onderband van alle aanvragers aaneengesloten zijn en beginnen bij 880 MHz;

    • b. de vergunningen A2 en C tezamen in de onderband per aanvrager aaneengesloten zijn.

  • 9. De vergunningen D worden zodanig verleend dat, met inachtneming van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid:

    • a. de vergunningen D in de onderband van alle aanvragers samen aaneengesloten zijn en beginnen bij 1710 MHz;

    • b. de vergunningen D in de onderband per aanvrager aaneengesloten zijn.

  • 10. De vergunningen G worden zodanig verleend dat, met inachtneming van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid:

    • a. de vergunningen G binnen het frequentiebereik van 2565 en 2615 MHz van alle aanvragers samen aaneengesloten zijn en beginnen bij 2565 MHz;

    • b. de vergunningen G per aanvrager steeds betrekking hebben op aaneengesloten frequentieruimte.

  • 11. Per nieuwkomer worden niet meer vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 220 activiteitspunten.

  • 12. Per aanvrager anders dan een nieuwkomer worden niet meer vergunningen B, C, D, E, F of G verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 190 activiteitspunten.

Artikel 3

  • 1. Indien aanvragen die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 zijn ingediend door nieuwkomers en die voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen, in totaal ten aanzien van vergunningen A1 en A2 betrekking hebben op twee of meer vergunningen A1 en geen betrekking hebben op een vergunning A2, zijn in afwijking van artikel 2, tweede lid, voor de verdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, twee vergunningen A1, vier vergunningen B, zeven vergunningen C, veertien vergunningen D, twee vergunningen E, één vergunning F, tien vergunningen G en één vergunning H beschikbaar.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2, achtste lid, van toepassing, met dien verstande dat dit uitsluitend betrekking heeft op de verlening van vergunningen C.

  • 3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, worden in afwijking van artikel 2, twaalfde lid, per aanvrager anders dan een nieuwkomer niet meer vergunningen verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 205 activiteitspunten.

Artikel 4

  • 1. Indien aanvragen die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 zijn ingediend door nieuwkomers en die voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen, in totaal ten aanzien van vergunningen A1 en A2 uitsluitend betrekking hebben op één vergunning A1 en geen betrekking hebben op een vergunning A2, zijn in afwijking van artikel 2, tweede lid, voor de verdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, één vergunning A1, vijf vergunningen B, zeven vergunningen C, veertien vergunningen D, twee vergunningen E, één vergunning F, tien vergunningen G en één vergunning H beschikbaar.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2, achtste lid, van toepassing, met dien verstande dat dit uitsluitend betrekking heeft op de verlening van vergunningen C.

  • 3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, worden in afwijking van artikel 2, twaalfde lid, per aanvrager anders dan een nieuwkomer niet meer vergunningen verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 220 activiteitspunten.

Artikel 5

  • 1. Indien aanvragen die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 zijn ingediend door nieuwkomers en die voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen, in totaal ten aanzien van vergunningen A1 en A2 uitsluitend betrekking hebben op één vergunning A1 en één of meer vergunningen A2, zijn in afwijking van artikel 2, tweede lid, voor de verdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, één vergunning A1, één vergunning A2, vijf vergunningen B, zes vergunningen C, veertien vergunningen D, twee vergunningen E, één vergunning F, tien vergunningen G en één vergunning H beschikbaar.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, worden in afwijking van artikel 2, twaalfde lid, per aanvrager anders dan een nieuwkomer niet meer vergunningen verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 205 activiteitspunten.

Artikel 6

  • 1. Indien aanvragen die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 zijn ingediend door nieuwkomers en die voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen, in totaal ten aanzien van vergunningen A1 en A2 geen betrekking hebben op een vergunning A1 en betrekking hebben op één of meer vergunningen A2, zijn in afwijking van artikel 2, tweede lid, voor de verdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, één vergunning A2, zes vergunningen B, zes vergunningen C, veertien vergunningen D, twee vergunningen E, één vergunning F, tien vergunningen G en één vergunning H beschikbaar.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2, zevende lid, van toepassing, met dien verstande dat dit uitsluitend betrekking heeft op de verlening van vergunningen B.

  • 3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, worden in afwijking van artikel 2, twaalfde lid, per aanvrager anders dan een nieuwkomer niet meer vergunningen verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 220 activiteitspunten.

Artikel 7

  • 1. Indien geen aanvraag overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 door een nieuwkomer wordt ingediend of indien aanvragen die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 zijn ingediend door nieuwkomers en die voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen, geen betrekking hebben op een vergunning A1 en A2, zijn in afwijking van artikel 2, tweede lid, voor de verdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zes vergunningen B, zeven vergunningen C, veertien vergunningen D, twee vergunningen E, één vergunning F, tien vergunningen G en één vergunning H beschikbaar.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2, zevende lid, van toepassing, met dien verstande dat dit uitsluitend betrekking heeft op de verlening van vergunningen B.

  • 3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, is voorts artikel 2, achtste lid, van toepassing, met dien verstande dat dit uitsluitend betrekking heeft op de verlening van vergunningen C.

  • 4. In het geval, bedoeld in het eerste lid, worden in afwijking van artikel 2, twaalfde lid, per aanvrager anders dan een nieuwkomer niet meer vergunningen verleend dan die gezamenlijk overeenkomen met 235 activiteitspunten.

§ 3. Vergunningaanvraag en zekerheidstelling (inschrijvingsfase)

Artikel 8

  • 1. Degene die voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking wil komen, dient een aanvraag in.

  • 2. Een aanvrager kan uitsluitend aan de veiling deelnemen op eigen titel dan wel als lid van één groep.

  • 3. Per groep wordt ten hoogste één aanvraag ingediend.

  • 4. Een aanvraag van een nieuwkomer heeft betrekking op ten hoogste twee van de drie beschikbare vergunningen A1 en A2.

  • 5. Een aanvraag van een nieuwkomer heeft betrekking op ten hoogste 220 activiteitspunten en een aanvraag van een andere aanvrager dan een nieuwkomer heeft betrekking op ten hoogste 190 activiteitspunten.

  • 6. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, of 5, eerste lid, heeft in afwijking van het vijfde lid, een aanvraag van een andere aanvrager dan een nieuwkomer betrekking op ten hoogste 205 activiteitspunten.

  • 7. In het geval, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, of 6, eerste lid, heeft in afwijking van het vijfde lid, een aanvraag van een nieuwkomer betrekking op ten hoogste 235 activiteitspunten en een aanvraag van een andere aanvrager dan een nieuwkomer betrekking op ten hoogste 220 activiteitspunten.

  • 8. In het geval, bedoeld in 7, eerste lid, heeft in afwijking van het vijfde lid, een aanvraag van zowel een nieuwkomer als een andere aanvrager dan een nieuwkomer betrekking op ten hoogste 235 activiteitspunten.

  • 9. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 10. De aanvraag bevat verder de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage I, en wordt overeenkomstig het model in die bijlage ingedeeld.

  • 11. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 12. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tiende lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 13. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het twaalfde lid, mogen in afwijking van het elfde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

  • 14. Op het tijdstip, bedoeld in artikel 9, eerste lid, heeft de aanvrager overeenkomstig artikel 15 een bedrag tot zekerheid van de gestanddoening van zijn bieding gedaan.

Artikel 9

  • 1. De aanvraag wordt uiterlijk op 16 juli 2012 om 14.00 uur per post ontvangen dan wel door persoonlijke overhandiging ontvangen op het volgende adres:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Veilingteam 800, 900 en 1800 MHz

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in het eerste lid gestelde eisen, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 10

  • 1. De aanvrager informeert de minister onmiddellijk over een wijziging met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage I, onderdeel A. Hij informeert de minister per post of door persoonlijke overhandiging van informatie over de wijziging op het adres, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 2. De gegevens, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, worden niet gewijzigd na het tijdstip, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 3. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan:

    • a. de in artikel 8, tweede, derde, negende, tiende, elfde of dertiende lid, gestelde eisen,

    • b. het in artikel 8, vierde lid, gestelde vereiste,

    • c. de in artikel 8, vijfde, zesde, zevende, of achtste lid, gestelde eisen, of

    • d. het in artikel 8, veertiende lid, gestelde vereiste,

    deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt hij de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 4. De aanvrager heeft gedurende zeven werkdagen, te rekenen vanaf de dag nadat de mededeling, bedoeld in het derde lid, is verstuurd, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 5. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel, bedoeld in het derde lid, onder a, b en c, worden per post verzonden of door persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 6. Het verzuimherstel, bedoeld in het derde lid, onder d, geschiedt overeenkomstig artikel 15.

  • 7. Indien het verzuim, bedoeld in het derde lid, onder a en d, binnen de termijn, genoemd in het vierde lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan de in artikel 8, tweede, derde, negende, tiende, elfde, dertiende of veertiende lid, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

  • 8. Indien het verzuim, bedoeld in het derde lid, onder b, binnen de termijn, genoemd in het vierde lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan het in artikel 8, vierde lid, gestelde vereisten, wordt de aanvraag afgewezen voor zover deze betrekking heeft op meer vergunningen A1 en A2 dan waarvoor de nieuwkomer op grond van artikel 2, vierde lid, in aanmerking kan komen.

  • 9. Indien het verzuim, bedoeld in het derde lid, onder c, binnen de termijn, genoemd in het vierde lid, niet is hersteld of de aanvraag na herstel niet voldoet aan de in artikel 8, vijfde, zesde, zevende of achtste lid gestelde eisen, wordt de aanvraag afgewezen voor zover deze betrekking heeft op meer activiteitspunten dan waarvoor de aanvrager op grond van artikel 2, elfde of twaalfde lid, artikel 3, derde lid, artikel 4, derde lid, artikel 5, tweede lid, artikel 6, derde lid, of artikel 7, vierde lid, in aanmerking kan komen.

  • 10. Indien het verzuim betrekking heeft op artikel 8, tiende lid, bestaande uit een aangegeven voorkeur voor vergunning A1 of A2 terwijl de aanvrager geen nieuwkomer is, wordt de aanvraag afgewezen voor zover die betrekking heeft op vergunning A1 of A2 en wordt het aantal aangevraagde activiteitspunten dienovereenkomstig verminderd. Voordat de aanvraag wordt afgewezen, deelt de minister het voorgenomen besluit mee aan de betrokken aanvrager en wordt de aanvrager overeenkomstig het vierde lid in de gelegenheid gesteld om aan te geven naar welke vergunningen en welke frequentieruimte zijn voorkeur uitgaat.

  • 11. Uiterlijk binnen twee weken nadat de minister overeenkomstig het zevende lid heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, stort de minister de waarborgsom terug aan de betreffende aanvrager of stuurt de minister een schriftelijke verklaring als bedoeld in bijlage II, onder II, onder 4, aan de bank van die aanvrager die ter zekerstelling een bankgarantie heeft overgelegd. De minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de aanvrager. Artikel 44, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie;

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd, en

    • c. er is geen beslag gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen dan wel een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager die een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager vormen.

  • 3. Met de eisen van het tweede lid worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. Binnen zes weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 9, eerste lid, stelt de minister vast of de aanvrager wiens aanvraag in behandeling is genomen, voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, en of hij een nieuwkomer is. Deze termijn kan eenmalig met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5. Indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is voldaan, wijst de minister de aanvraag af.

§ 4. Vaststellen noodzaak tot veilen

Artikel 12

  • 1. Voor het vaststellen of er noodzaak is tot het veilen van de vergunningen A1 tot en met G wordt bij de toepassing van het tweede tot en met vijfde lid uitgegaan van de aanvragen die overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 zijn ingediend door aanvragers die voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen.

  • 2. De vergunningen A1 tot en met G worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde tot en met twaalfde lid, zonder veiling verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F en G, bedoeld in bijlage I, onder B.1, onderdeel a, en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel a, of

    • b. er slechts één aanvraag is ingediend.

  • 3. In het geval, bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden in afwijking van het tweede lid, de vergunningen A1 en B tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 3, tweede en derde lid, zonder veiling verleend, indien voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A1, B, C, D, E, F en G, bedoeld in bijlage I, onder B.1, onderdeel b, en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel b.

  • 4. In het geval, bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden in afwijking van het tweede lid, de vergunningen A1 en B tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 4, tweede en derde lid, zonder veiling verleend, indien voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A1, B, C, D, E, F en G, bedoeld in bijlage I, onder B.1, onderdeel c, en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel c.

  • 5. In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, worden in afwijking van het tweede lid, de vergunningen A1 tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 5, tweede lid, zonder veiling verleend, indien voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F en G, bedoeld in bijlage I, onder B.1, onderdeel d, en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel d.

  • 6. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, worden in afwijking van het tweede lid, de vergunningen A2 tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 6, tweede en derde lid, zonder veiling verleend, indien voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen A2, B, C, D, E, F en G, bedoeld in bijlage I, onder B.1, onderdeel e, en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel e.

  • 7. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden in afwijking van het tweede lid, de vergunningen B tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 7, tweede tot en met vierde lid, zonder veiling verleend, indien voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen B, C, D, E, F en G, bedoeld in bijlage I, onder B.1, onderdeel f, en geen van de aanvragers voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel f.

  • 8. Uiterlijk binnen twee weken nadat op grond van het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde of zevende lid door de minister is besloten dat vergunningen zonder veiling worden verleend, stort de minister de waarborgsom terug aan de betreffende aanvragers of stuurt de minister een schriftelijke verklaring als bedoeld in bijlage II, onder II, onder 4, aan de bank van die aanvragers die ter zekerstelling een bankgarantie hebben overgelegd. De minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de aanvrager. Artikel 44, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 9. De vergunningen A1 tot en met G worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde tot en met twaalfde lid, onder toepassing van de artikelen 36 tot en met 44 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar de vergunningen A1 tot en met G, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel a.

  • 10. In het geval, bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden in afwijking van het negende lid, de vergunningen A1 en B tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 3, tweede en derde lid, onder toepassing van de artikelen 36 tot en met 44 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar de vergunningen A1 en B tot en met G, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel b.

  • 11. In het geval, bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden in afwijking van het negende lid, de vergunningen A1 en B tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 4, tweede en derde lid, onder toepassing van de artikelen 36 tot en met 44 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar de vergunningen A1 en B tot en met G, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel c.

  • 12. In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, worden in afwijking van het negende lid, de vergunningen A1 tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 5, tweede lid, onder toepassing van de artikelen 36 tot en met 44 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar de vergunningen A1 tot en met G, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel d.

  • 13. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, worden in afwijking van het negende lid, de vergunningen A2 tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 6, tweede en derde lid, onder toepassing van de artikelen 36 tot en met 44 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar de vergunningen A2 tot en met G, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel e.

  • 14. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden in afwijking van het negende lid, de vergunningen B tot en met G met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, en 7, tweede tot en met vierde lid, onder toepassing van de artikelen 36 tot en met 44 verleend, indien:

    • a. voldaan kan worden aan de vraag naar de vergunningen B tot en met G, en

    • b. een aanvrager voorkeur heeft uitgesproken voor specifieke frequentieruimte als bedoeld in bijlage I, onder B.2, onderdeel f.

  • 15. In de gevallen, bedoeld in het negende tot en met veertiende lid, zijn de artikelen 14 tot en met 23 van toepassing.

Artikel 13

  • 1. De minister deelt de aanvragers zo spoedig mogelijk mee welke vergunningen overeenkomstig artikel 12 worden verleend.

  • 2. Nadat de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, zijn verleend, deelt de minister de aanvragers mee aan wie welke vergunningen zijn verleend.

§ 5. Toelating tot de veiling

Artikel 14

  • 1. Indien na toepassing van artikel 12 de noodzaak van veilen is komen vast te staan, deelt de minister iedere aanvrager schriftelijk mee of hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling. De minister deelt iedere aanvrager hierbij tevens mee voor hoeveel activiteitspunten hij op basis van de artikelen 2, elfde of twaalfde lid, 3, derde lid, 4, derde lid, 5, tweede lid, 6, derde lid, of 7, vierde lid, vergunningen mag verwerven tijdens de veiling.

  • 2. De minister deelt iedere deelnemer hierbij tevens mee:

    • a. welke vergunningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met h worden geveild;

    • b. hoeveel andere deelnemers zijn toegelaten tot de veiling;

    • c. de datum en het tijdstip van aanvang van de veiling;

    • d. het faxnummer voor het indienen van een verzoek als bedoeld in artikel 21, tweede en vijfde lid, en van een schriftelijke bieding als bedoeld in artikel 21, eerste lid;

    • e. het telefoonnummer waarop de minister ingeval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 17, tweede lid, bereikbaar is;

    • f. de combinatie van zijn inlogcode en zijn wachtwoord;

    • g. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen;

    • h. de voor de veiling benodigde programmatuur.

Artikel 15

  • 1. Iedere deelnemer voldoet een bedrag tot zekerheid van de gestanddoening van zijn bieding.

  • 2. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op een vergunning A1, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 35.000.000 per aangevraagde vergunning A1.

  • 3. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op een vergunning A2, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 28.900.000 per aangevraagde vergunning A2.

  • 4. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op ten hoogste vijftien activiteitspunten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b tot en met e, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 200.000 per activiteitspunt.

  • 5. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op ten minste zestien en ten hoogste vijfenveertig activiteitspunten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b tot en met e, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 300.000 per activiteitspunt.

  • 6. Indien de aanvraag van een deelnemer betrekking heeft op zesenveertig of meer activiteitspunten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b tot en met e, bedraagt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, € 400.000 per activiteitspunt.

  • 7. Uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in artikel 9, eerste lid,:

    • a. is het bedrag voor de aanvraag, bedoeld in bijlage I, onder B.1, die betrekking heeft op het hoogste aantal activiteitspunten, onder vermelding van Waarborgsom Veiling 800, 900 en 1800 MHz ontvangen op bankrekeningnummer 569994039, IBAN: NL49RBOS0569994039, SWIFT: RBOSNL2A ten name van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, of

    • b. is voor het bedrag voor de aanvraag, bedoeld in bijlage I, onder B.1, die betrekking heeft op het hoogste aantal activiteitspunten, ter zekerheidstelling een bankgarantie volgens het model dat als bijlage II bij deze regeling is gevoegd, per post ontvangen op, dan wel door persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

  • 8. De deelnemer die heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, is gerechtigd om een bieding uit te brengen tijdens de eerste primaire biedronde of in een procedure als bedoeld in artikel 12, negende tot en met veertiende lid.

  • 9. Indien het op grond van het zevende lid, onder a, betaalde bedrag op meer activiteitspunten betrekking heeft dan het aantal activiteitspunten dat is genoemd in de mededeling, bedoeld in artikel 14, eerste lid, stort de minister uiterlijk twee weken nadat de mededeling is gedaan, dat deel van het bedrag terug dat betrekking heeft op het verschil in aantal activiteitspunten.

  • 10. In het geval, bedoeld in het negende lid, vergoedt de minister de rente vanaf de dag waarop hij het bedrag, bedoeld in het zevende lid, onder a, heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in het zevende lid, tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij het deel van het bedrag, bedoeld in het negende lid, terugstort. De minister stort de rente terug op dezelfde dag waarop hij het deel van het bedrag, bedoeld in het negende lid, terugstort.

§ 6. Algemene bepalingen omtrent de veiling

Artikel 16

  • 1. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een lid van de groep waartoe een aanvrager behoort, verspreidt geen vertrouwelijke informatie en doet geen vertrouwelijke informatie verspreiden aan een andere aanvrager of een derde, en maakt geen vertrouwelijke informatie openbaar.

  • 2. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een lid van de groep waartoe een aanvrager behoort, onthoudt zich voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in de veilingprocedure daaronder begrepen.

  • 3. Indien naar het oordeel van de minister sprake is van gedragingen in strijd met het eerste of tweede lid, kan de minister de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar.

  • 4. De minister kan een aanvrager die naar het oordeel van de minister handelt in strijd met het eerste of tweede lid van deelname of van verdere deelname aan de veiling uitsluiten.

  • 5. Indien een deelnemer in strijd heeft gehandeld met het eerste of tweede lid, kan de minister:

    • a. de uitkomst van een of meer biedingen of biedronden ongeldig verklaren, of

    • b. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 17

  • 1. De veiling vindt plaats door middel van internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem.

  • 2. Gedurende de veiling communiceert:

    • a. de minister uitsluitend door middel van het elektronisch systeem met de deelnemers, en

    • b. een deelnemer uitsluitend per fax met de minister,

    met dien verstande dat de minister ingeval van bijzondere omstandigheden communicatie per telefoon kan toestaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onder a, kan gedurende de veiling de communicatie tussen de minister en een deelnemer schriftelijk plaatsvinden door middel van het in artikel 14, tweede lid, onder d, bedoelde faxnummer, indien sprake is van een elektronische storing als bedoeld in artikel 21, eerste lid.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 18

  • 1. De minister kan de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.

  • 2. De minister kan indien dit om andere dan de in artikel 16, derde en vijfde lid, genoemde redenen nodig is voor een eerlijk of efficiënt verloop van de veiling:

    • a. de veiling opschorten voor een termijn van ten hoogste één jaar

    • b. een of meer biedingen of de uitkomst van van of meer biedronden ongeldig verklaren, of

    • c. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

  • 3. De minister kan een aanvrager die niet langer voldoet aan de eisen die in artikel 11 zijn gesteld aan een aanvrager, uitsluiten van deelname of van verdere deelname aan de veiling.

  • 4. Indien twee of meer aanvragers lid worden van één groep, sluit de minister aanvragers uit van deelname of van verdere deelname aan de veiling zodat niet meer dan één aanvrager per groep deelneemt aan de veiling.

Artikel 19

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bieding gebonden.

Artikel 20

  • 1. Een ongeldige bieding wordt niet in aanmerking genomen bij:

    • a. het bepalen van het einde van de primaire biedronde op basis van artikel 27, eerste lid;

    • b. het bepalen van het maximum aantal biedingen, bedoeld in artikel 29, tweede lid;

    • c. het opstellen van de lijst, bedoeld in artikel 38;

    • d. het vaststellen van de combinatie van winnende biedingen en de finale combinatie van winnende biedingen, en

    • e. het bepalen van de prijzen op grond van bijlagen III en IV.

  • 2. Een bieding is ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding is uitgebracht en bevestigd door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet;

    • b. de bieding voldoet aan het in artikel 22, vijfde of zesde lid, bepaalde activiteitsniveau;

    • c. de bieding in de primaire biedronde en de aanvullende biedronde door een nieuwkomer heeft uitsluitend betrekking op de vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, of 4, eerste lid, heeft de bieding uitsluitend betrekking op de vergunningen A1, B, C, D, E, F of G. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, heeft de bieding uitsluitend betrekking op de vergunningen A2, B, C, D, E, F of G. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft de bieding uitsluitend betrekking op de vergunningen B, C, D, E, F en G;

    • d. de bieding in de primaire biedronde en de aanvullende biedronde door een andere aanvrager dan een nieuwkomer heeft uitsluitend betrekking op de vergunningen B, C, D, E, F of G;

    • e. de bieding in de primaire biedronde en de aanvullende biedronde geeft de aantallen vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F en G aan waarop de bieding betrekking heeft, met dien verstande dat een bieding op vergunning G tenminste twee vergunningen G betreft;

    • f. in de aanvullende biedronde en in de toewijzingsbiedronde bevat de bieding een biedbedrag en wordt die bieding gedaan in eenheden van € 1000;

    • g. in een primaire biedronde is de bieding de eerste bieding van een deelnemer in die ronde;

    • h. het biedbedrag van de bieding in de aanvullende ronde voldoet aan de in artikel 30 gestelde vereisten;

    • i. in de toewijzingsbiedronde heeft de bieding van een deelnemer op een vergunning A1, A2, B, C, D, E of G uitsluitend betrekking op een alternatief voor frequentieruimte voor die vergunning A1, A2, B, C, D, E of G die voorkomt op de voor die deelnemer samengestelde lijst, bedoeld in artikel 38;

    • j. de bieding is in de Nederlandse taal gesteld, en

    • k. de bieding is tijdig ingediend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onder a, is een bieding die is uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet ongeldig en een schriftelijke bieding geldig, indien de betrokken deelnemer met betrekking tot die biedronde toestemming als bedoeld in artikel 21 heeft gekregen voor het uitbrengen van een schriftelijke bieding, en die toestemming niet is ingetrokken overeenkomstig artikel 21, vijfde lid.

  • 4. Een schriftelijke bieding als bedoeld in het derde lid is ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding voldoet aan de in het tweede lid, onder b tot en met k, gestelde voorwaarden;

    • b. de bieding wordt gedaan overeenkomstig het model in bijlage V bij deze regeling;

    • c. de bieding wordt ingediend door middel van het krachtens artikel 14, tweede lid, onder d, meegedeelde faxnummer, of

    • d. de bieding is leesbaar en eenduidig.

  • 5. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder a tot en met j, gestelde voorwaarden, deelt de minister dit de deelnemer mee en stelt hij de deelnemer in de gelegenheid het verzuim door middel van het elektronisch veilingsysteem te herstellen binnen de duur van de betrokken biedronde, dan wel de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 23, eerste of tweede lid, onder a.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid wordt aan een deelnemer die toestemming heeft om een schriftelijke bieding in te dienen en die niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder b tot en met j, gestelde voorwaarden of de in het vierde lid, onder b tot en met d, gestelde voorwaarden:

    • a. per fax meegedeeld dat hij niet aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan, en

    • b. gelegenheid gegeven om het verzuim binnen een door de minster gestelde termijn te herstellen, met dien verstande dat de minister per deelnemer ten hoogste tienmaal gedurende de gehele veiling de gelegenheid kan geven om het verzuim te herstellen.

Artikel 21

  • 1. Indien een deelnemer door een elektronische storing niet in staat is om door middel van het elektronisch veilingsysteem een bieding uit te brengen, kan de minister toestemming geven om een bieding schriftelijk uit te brengen door middel van het in artikel 14, tweede lid, onder d, bedoelde faxnummer.

  • 2. Een verzoek tot toestemming als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend via het in artikel 14, tweede lid, onder d, bedoelde faxnummer, is met redenen omkleed en wordt door de minister ontvangen uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van de biedronde.

  • 3. De minister kan toestemming als bedoeld in het eerste lid geven voor een enkele primaire biedronde of voor meerdere primaire biedronden, voor de aanvullende biedronde of voor de toewijzingsbiedronde.

  • 4. Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. De minister kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de deelnemer intrekken, wanneer dit verzoek door middel van het in artikel 14, tweede lid, onder d, bedoelde faxnummer schriftelijk wordt gedaan uiterlijk 10 minuten na afloop van de voorgaande biedronde, dan wel de verlengde biedronde, bedoeld in artikel 23, eerste of tweede lid, onder b.

Artikel 22

  • 1. Het aantal activiteitspunten bedraagt:

    • a. met betrekking tot vergunning A1 of A2: 15;

    • b. met betrekking tot vergunning B of C: 15;

    • c. met betrekking tot vergunning D: 2;

    • d. met betrekking tot vergunning E of F: 1;

    • e. met betrekking tot vergunning G: het aantal vergunningen waarop de bieding of de voorkeur, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, betrekking heeft minus 1.

  • 2. Het activiteitsniveau van een bieding is de som van de activiteitspunten van de vergunningen waarop de bieding betrekking heeft.

  • 3. Het activiteitsniveau van een deelnemer bedraagt:

    • a. in de eerste primaire biedronde: het aantal activiteitspunten dat hem overeenkomstig artikel 14, eerste lid, is meegedeeld;

    • b. in elke volgende primaire biedronde: het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde;

    • c. in de aanvullende biedronde: het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de laatste primaire biedronde, of, indien de deelnemer in de laatste primaire biedronde een activiteitsniveau van nul had: nul.

  • 4. Indien een deelnemer in een primaire biedronde geen bieding uitbrengt of een ongeldige bieding uitbrengt, is het activiteitsniveau van de betreffende deelnemer in de volgende biedronde nul.

  • 5. Het activiteitsniveau van de bieding die een deelnemer in een biedronde uitbrengt is niet hoger dan het activiteitsniveau van de deelnemer in die biedronde.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid kan het activiteitsniveau van een bieding in de aanvullende biedronde hoger zijn dan het activiteitsniveau van de deelnemer, maar niet hoger dan het aantal activiteitspunten dat hem op grond van artikel 14, eerste lid, is meegedeeld.

Artikel 23

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bieding uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten, met dien verstande dat in ten hoogste twee primaire biedronden voor een deelnemer verlenging plaatsvindt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a. kan de minister ingeval van bijzondere omstandigheden een deelnemer op zijn verzoek toestemming verlenen om zijn biedronde te verlengen met een door de minister te bepalen termijn;

    • b. wordt, indien aan een deelnemer toestemming als bedoeld in artikel 21, eerste lid, is gegeven, de betreffende biedronde voor die deelnemer verlengd met een door de minister te bepalen termijn.

  • 3. Het verzoek tot toestemming als bedoeld in het tweede lid, onder a, is met redenen omkleed en wordt ontvangen uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van de biedronde of de verlengde biedronde, bedoeld in het eerste of tweede lid, onder b.

  • 4. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onder a, kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. Een op grond van het eerste of tweede lid verlengde biedronde is afgelopen zodra:

    • a. alle deelnemers wier biedronde is verlengd, een bieding hebben uitgebracht, of

    • b. de biedronde dan wel de verlengde biedronde voor een deelnemer is verstreken.

  • 6. De minister deelt zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat een biedronde voor een of meer deelnemers is verlengd.

§ 7. De hoofdfase van de veiling: de primaire biedronden en de aanvullende biedronde

§ 7.1. Primaire biedronden

Artikel 24
  • 1. De primaire biedronde bestaat uit één of meer biedronden.

  • 2. Een deelnemer brengt in een primaire biedronde per biedronde ten hoogste één bieding uit.

  • 3. Een bieding in een primaire biedronde kan betrekking hebben op andere vergunningen dan waarvoor een deelnemer in zijn aanvraag, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, een voorkeur heeft uitgesproken, alsmede op andere vergunningen dan waarop zijn bieding in een voorgaande primaire biedronde betrekking had.

  • 4. Een bieding in een primaire biedronde ziet op het aantal vergunningen waarop een deelnemer biedt gelet op de in die biedronde geldende rondeprijs voor die vergunningen, bedoeld in artikel 26.

Artikel 25
  • 1. De minister deelt elke deelnemer voor aanvang van de eerste primaire biedronde de aanvangstijd en de duur van de biedronde mee.

  • 2. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een primaire biedronde mee:

    • a. zijn activiteitsniveau, bedoeld in artikel 22, derde lid, onder b;

    • b. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende primaire biedronde;

    • c. zijn bieding in de vorige biedronde;

    • d. het bedrag van zijn hoogste bieding in de veiling tot dan toe;

    • e. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde;

    • f. de rondeprijzen die in de volgende biedronde gelden per type vergunning, en

    • g. de totale vraag in de vorige biedronde per type vergunning.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onder e en f, wordt geen informatie over een volgende primaire biedronde gegeven indien de primaire biedronden op grond van artikel 27 eindigen.

Artikel 26
  • 1. De rondeprijzen in de eerste primaire biedronde zijn:

    • a. € 35.000.000,00 voor een vergunning A1 en B;

    • b. € 28.900.000,00 voor een vergunning A2 en C;

    • c. € 4.125.000,00 voor een vergunning D;

    • d. € 810.000,00 voor een vergunning E;

    • e. € 590.000,00 voor vergunning F;

    • f. € 585.000,00 voor een vergunning G.

  • 2. In de tweede en volgende primaire biedronden verhoogt de minister de rondeprijzen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig het derde tot en met vijftiende lid.

  • 3. De rondeprijs van vergunning A1 wordt in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning A1 groter is dan twee.

  • 4. In het geval, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, of 5, eerste lid, wordt in afwijking van het derde lid, de rondeprijs van vergunning A1 in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning A1 groter is dan één.

  • 5. De rondeprijs van vergunning A2 wordt in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning A2 groter is dan één.

  • 6. De rondeprijs van vergunning B wordt in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning B groter is dan vier.

  • 7. In het geval, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, of 5, eerste lid, wordt in afwijking van het zesde lid, de rondeprijs van vergunning B in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning B groter is dan vijf.

  • 8. In het geval, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, of 7, eerste lid, wordt in afwijking van het zesde lid, de rondeprijs van vergunning B in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning B groter is dan zes.

  • 9. De rondeprijs van vergunning C wordt in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning C groter is dan zes.

  • 10. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste lid, of 7, eerste lid, wordt in afwijking van het negende lid, de rondeprijs van vergunning C in een biedronde verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar vergunning C groter is dan zeven.

  • 11. De rondeprijs van vergunning D wordt verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar deze vergunningen groter is dan veertien.

  • 12. De rondeprijs van vergunning E wordt verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar deze vergunningen groter is dan twee.

  • 13. De rondeprijs van vergunning F wordt verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar deze vergunning groter is dan één.

  • 14. De rondeprijs van vergunning G wordt verhoogd indien in de direct daaraan voorafgaande biedronde de vraag naar deze vergunningen groter is dan tien.

  • 15. In de in het derde tot en met veertiende lid bedoelde gevallen verhoogt de minister in eenheden van € 1.000 de rondeprijs van een vergunning zodanig dat de verhoging van de rondeprijs van een vergunning in een biedronde ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs voor die vergunning in de daaraan voorafgaande ronde.

  • 16. Indien dit naar het oordeel van de minister nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling kan hij afwijken van het vijftiende lid.

Artikel 27
  • 1. De primaire biedronden eindigen indien met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, 3, tweede en derde lid, 4, tweede en derde lid, 5, tweede lid, 6, tweede en derde lid, of 7, tweede tot en met vierde lid, voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de minister de primaire biedronden beëindigen indien dat naar de mening van de minister geboden is ten behoeve van een efficiënt veilingproces.

§ 7.2. Aanvullende biedronde

Artikel 28
  • 1. Na het einde van de primaire biedronden deelt de minister elke deelnemer mee:

    • a. dat de primaire biedronden zijn geëindigd;

    • b. wanneer de aanvullende biedronde een aanvang neemt, en

    • c. de duur van de aanvullende biedronde.

  • 2. De minister deelt elke deelnemer voor aanvang van de aanvullende biedronde zijn activiteitsniveau als bedoeld in artikel 22, derde lid, onder c, mee.

Artikel 29
  • 1. De aanvullende biedronde bestaat uit één biedronde waarin door een deelnemer meerdere biedingen kunnen worden gedaan.

  • 2. Een deelnemer brengt in de aanvullende biedronde ten hoogste 2000 biedingen uit.

  • 3. Een bieding in de aanvullende biedronde kan betrekking hebben op andere vergunningen dan waarvoor een deelnemer in zijn aanvraag, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, een voorkeur heeft uitgesproken, alsmede op andere vergunningen dan waarop zijn bieding in enige primaire biedronde betrekking had.

  • 4. De aanvang van de aanvullende biedronde is niet eerder dan ten minste een werkdag na het einde van de primaire biedronden.

Artikel 30
  • 1. De minimaal te bieden bedragen in de aanvullende biedronde zijn:

    • a. € 35.000.000,00 voor een vergunning A1 en B;

    • b. € 28.900.000,00 voor een vergunning A2 en C;

    • c. € 4.125.000,00 voor een vergunning D;

    • d. € 810.000,00 voor een vergunning E;

    • e. € 590.000,00 voor vergunning F;

    • f. € 585.000,00 voor een vergunning G.

  • 2. Indien een deelnemer in de aanvullende biedronde een bieding uitbrengt op hetzelfde pakket als waarop hij in een primaire biedronde heeft geboden, is het biedbedrag van de bieding in de aanvullende biedronde hoger dan de prijs voor dat pakket tegen de rondeprijzen in de primaire biedronde waarin hij er voor het laatst op heeft geboden.

  • 3. Onverminderd artikel 22, zesde lid, geldt in de aanvullende biedronde voor biedingen van een deelnemer op andere pakketten dan zijn finale pakket, dat het biedbedrag voor pakket X niet hoger is dan de hoogste prijs waartegen de deelnemer op pakket Y heeft geboden in een primaire biedronde of in de aanvullende biedronde, vermeerderd met de prijs voor pakket X tegen de rondeprijzen in primaire biedronde n, verminderd met de prijs voor pakket Y tegen de rondeprijzen in primaire biedronde n, waarbij:

    • pakket X het pakket is waarop de deelnemer in de aanvullende biedronde een bieding uitbrengt,

    • primaire biedronde n de laatste primaire biedronde is waarin het activiteitsniveau van de deelnemer hoger dan of gelijk was aan het benodigd aantal activiteitspunten om een bieding uit te kunnen brengen op pakket X, en

    • pakket Y het pakket is waarop de deelnemer in primaire biedronde n een bieding uitbracht.

  • 4. Onverminderd artikel 22, zesde lid, geldt voor een deelnemer die zijn finale primaire bieding in een andere primaire biedronde dan de laatste primaire biedronde heeft uitgebracht, dat het biedbedrag in de aanvullende biedronde voor een bieding van deze deelnemer op zijn finale pakket niet hoger is dan de prijs voor dit pakket tegen de rondeprijzen in de primaire biedronde na de biedronde waarin hij zijn finale primaire bieding heeft uitgebracht.

  • 5. Indien een deelnemer zijn finale primaire bieding in de laatste primaire biedronde heeft uitgebracht, geldt in de aanvullende biedronde voor deze deelnemer geen maximumbedrag voor een bieding op zijn finale pakket.

Artikel 31
  • 1. De minister stelt overeenkomstig het tweede tot en met vierde lid de combinatie van winnende biedingen vast.

  • 2. De combinatie van winnende biedingen is de combinatie van biedingen die zijn uitgebracht in de primaire biedronden of in de aanvullende ronden, die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de combinatie behelst ten hoogste één bieding per deelnemer;

    • b. met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, 3, tweede en derde lid, 4, tweede en derde lid, 5, tweede lid, 6, tweede en derde lid, of 7, tweede tot en met vierde lid, heeft de combinatie betrekking op niet meer vergunningen dan er worden geveild;

    • c. de combinatie heeft de hoogste opbrengst van de combinaties van biedingen die voldoen aan de onder a en b genoemde voorwaarden.

  • 3. Indien er meerdere combinaties van winnende biedingen voldoen aan het tweede lid wordt er opnieuw een aanvullende biedronde gehouden, met dien verstande dat er ten hoogste driemaal opnieuw een aanvullende biedronde wordt gehouden.

  • 4. Indien na het driemaal opnieuw houden van een aanvullende biedronde er nog steeds meerdere combinaties van winnende biedingen kunnen worden vastgesteld op basis van het tweede lid, wordt door middel van loting tussen alle combinaties van winnende biedingen, vastgesteld wat de combinatie van winnende biedingen is.

Artikel 32
  • 1. Nadat de combinatie van winnende biedingen door de minister is vastgesteld overeenkomstig artikel 31, bepaalt de minister voor iedere winnende bieding een basisprijs op grond van bijlage III.

  • 2. De basisprijzen worden naar boven afgerond op eenheden van € 1.000, met dien verstande dat een deelnemer na afronding niet meer betaalt dan het biedbedrag van zijn winnende bieding.

Artikel 33
  • 1. Na het bepalen van de combinatie van winnende biedingen en de basisprijzen van iedere winnende bieding deelt de minister iedere deelnemer mee:

    • a. welke deelnemers op grond van artikel 31, eerste lid, vergunningen hebben gewonnen alsmede het aantal vergunningen A1, A2, B, C, D, E of G dat die deelnemers hebben gewonnen, en

    • b. dat de aanvullende biedronde is geëindigd.

  • 2. De minister deelt voorts aan een deelnemer de basisprijs van zijn winnende bieding mee.

  • 3. Na het bepalen van de combinatie van winnende biedingen en de basisprijzen van iedere winnende bieding maakt de minister openbaar:

    • a. de namen van de deelnemers die op grond van artikel 31, eerste lid, vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G hebben gewonnen, en

    • b. het aantal vergunningen A1, A2, B, C, D, E of G dat een deelnemer heeft gewonnen.

  • 4. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, of 4, eerste lid:

    • a. zijn het eerste lid, onder a, en derde lid, onder b, van toepassing, met dien verstande dat deze betrekking hebben op de vergunningen A1, B, C, D, E of G, en

    • b. is het derde lid, onder a, van toepassing, met dien verstande dat dit betrekking heeft op de vergunningen A1, B, C, D, E, F of G.

  • 5. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid:

    • a. zijn het eerste lid, onder a, en derde lid, onder b, van toepassing, met dien verstande dat deze betrekking hebben op de vergunningen A2, B, C, D, E of G, en

    • b. is het derde lid, onder a, van toepassing, met dien verstande dat dit betrekking heeft op de vergunningen A2, B, C, D, E, F of G.

  • 6. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid:

    • a. zijn het eerste lid, onder a, en derde lid, onder b, van toepassing, met dien verstande dat deze betrekking hebben op de vergunningen B, C, D, E of G, en

    • b. is het derde lid, onder a, van toepassing, met dien verstande dat dit betrekking heeft op de vergunningen B, C, D, E, F of G.

Artikel 34
  • 1. Vergunning F wordt verleend aan de deelnemer die op vergunning F de winnende bieding heeft gedaan.

  • 2. De minister deelt iedere deelnemer mee aan wie vergunning F is verleend.

  • 3. De totaalprijs van vergunning F bestaat uit de op grond van artikel 32 afgeronde basisprijs voor die vergunning.

Artikel 35
  • 1. Indien de combinatie van winnende biedingen, gelet op de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, of 5, eerste lid, zodanig is samengesteld dat een vergunning A1, A2, B, C, D, E of G uitsluitend betrekking heeft op één alternatief voor frequentieruimte als bedoeld in artikel 38, dan wordt die vergunning verleend aan de deelnemer die op die vergunning de winnende bieding heeft gedaan.

  • 2. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, of 4, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat dit een vergunning A1, B, C, D, E of G betreft.

  • 3. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat dit een vergunning A2, B, C, D, E of G betreft.

  • 4. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat dit een vergunning B, C, D, E of G betreft.

  • 5. De minister deelt iedere deelnemer mee aan wie de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, zijn verleend, alsmede voor welke frequentieruimte de vergunningen zijn verleend.

  • 6. De totaalprijs voor de in het eerste lid bedoelde vergunningen bestaat uit de op grond van artikel 32 afgeronde basisprijs voor die vergunningen.

§ 8. De tweede fase van de veiling: de toewijzingsbiedronde

Artikel 36

  • 1. Zo spoedig mogelijk na het einde van aanvullende biedronde, deelt de minister elke deelnemer mee:

    • a. wanneer de toewijzingsbiedronde een aanvang neemt, en

    • b. de duur van de toewijzingsbiedronde.

  • 2. De minister deelt voorts elke deelnemer voor aanvang van de toewijzingsbiedronde mee wat de alternatieven zijn waarop de betreffende deelnemer op grond van artikel 38 kan bieden.

Artikel 37

  • 1. De toewijzingsbiedronde bestaat uit een aparte toewijzingsbiedronde voor de typen vergunningen A1 en B tezamen, A2 en C tezamen, D, E en G die gelijktijdig plaatsvinden en waarin wordt bepaald voor welke frequentieruimte een deelnemer een vergunning verkrijgt, met dien verstande dat de toewijzingsbiedronde geen betrekking heeft op vergunningen die op grond van artikel 35, eerste lid, zijn verleend.

  • 2. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat de toewijzingsbiedronde uit een aparte toewijzingsbiedronde bestaat voor de typen vergunningen A1 en B tezamen, C, D, E en G.

  • 3. In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, is het eerste lid van toepassing.

  • 4. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat de toewijzingsbiedronde uit een aparte toewijzingsbiedronde bestaat voor de typen vergunningen A2 en C tezamen, B, C, D, E en G.

  • 5. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat de toewijzingsbiedronde uit een aparte toewijzingsbiedronde bestaat voor elk van het type vergunning B, C, D, E en G.

  • 6. Een deelnemer kan in de toewijzingsbiedronde uitsluitend bieden op het type vergunningen, zoals voorkomend op de voor hem samengestelde lijst met alternatieven, bedoeld in artikel 38.

  • 7. De aanvang van de toewijzingsbiedronde is niet eerder dan ten minste een werkdag na het einde van de aanvullende biedronde.

Artikel 38

  • 1. De minister stelt op basis van de artikelen 31, eerste lid, en 35, eerste lid, voor iedere deelnemer een lijst samen met per type vergunning de alternatieven voor de frequentieruimte waarop hij gezien de aantallen vergunningen A1, A2, B, C, D, E en G die hij heeft gewonnen in de toewijzingsbiedronde kan bieden.

  • 2. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat dit betrekking heeft op de vergunningen A1, B, C, D, E en G.

  • 3. In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, is het eerste lid van toepassing.

  • 4. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat dit betrekking heeft op de vergunningen A2, B, C, D, E en G.

  • 5. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, is het eerste lid van toepassing, met dien verstande dat dit betrekking heeft op de vergunningen B, C, D, E en G.

Artikel 39

Indien voor een alternatief voor frequentieruimte als bedoeld in artikel 38 geen bieding wordt ontvangen, wordt voor dat alternatief uitgegaan van een biedbedrag van nul euro.

Artikel 40

  • 1. De minister stelt overeenkomstig het tweede en derde lid de finale combinatie van winnende biedingen voor de typen vergunningen A1 en B tezamen, A2 en C tezamen, D, E en G vast.

  • 2. De finale combinatie van winnende biedingen voor een type vergunning is de combinatie van biedingen die voor dat type vergunningen zijn uitgebracht in de toewijzingsbiedronde die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de biedingen in de combinatie betreffen alternatieven voor frequentieruimte die voor het type vergunning waarop die biedingen betrekking hebben voorkomen op de lijst, bedoeld in artikel 38, en

    • b. de combinatie heeft de hoogste opbrengst.

  • 3. Indien voor de typen vergunningen A1 en B tezamen, A2 en C tezamen, D, E of G meerdere combinaties van winnende biedingen voldoen aan het tweede lid, wordt er voor dat type vergunning opnieuw een toewijzingsbiedronde gehouden, met dien verstande dat er ten hoogste driemaal opnieuw een toewijzingsbiedronde wordt gehouden.

  • 4. Indien na het driemaal opnieuw houden van een toewijzingsbiedronde er nog steeds meerdere finale combinaties van winnende biedingen voor de typen vergunningen A1 en B tezamen, A2 en C tezamen, D, E of G kunnen worden vastgesteld op basis van het eerste en tweede lid, wordt door middel van loting tussen alle combinaties van winnende biedingen voor dat type vergunning uit de laatste toewijzingsbiedronde die voldoen aan het tweede lid, vastgesteld wat de finale combinatie van winnende biedingen voor dat type vergunning is.

  • 5. In het geval, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, zijn het eerste, derde en vierde lid, van toepassing, met dien verstande dat deze betrekking hebben op de vergunningen A1 en B tezamen, C, D, E en G.

  • 6. In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn het eerste, derde en vierde lid, van toepassing, met dien verstande dat deze betrekking hebben op de vergunningen A2 en C tezamen, B, D, E en G.

  • 7. In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, zijn het eerste, derde en vierde lid, van toepassing, met dien verstande dat deze betrekking hebben op de vergunningen B, C, D, E en G.

Artikel 41

  • 1. Nadat de finale combinatie van winnende biedingen is vastgesteld, bepaalt de minister de extra prijzen op grond van bijlage IV.

  • 2. De extra prijzen, bedoeld in het eerste lid, worden naar boven afgerond op eenheden van € 1000, met dien verstande dat een deelnemer na afronding niet meer betaalt dan het biedbedrag van zijn winnende bieding.

  • 3. De totaalprijs die een winnende deelnemer verschuldigd is voor de door hem gewonnen vergunningen, bestaat uit de op grond van artikel 32, tweede lid, afgeronde basisprijs voor die vergunningen en de op grond van het tweede lid afgeronde extra prijs voor die vergunningen.

Artikel 42

De minister deelt de deelnemers zo spoedig mogelijk na het bepalen van de extra prijzen, bedoeld in artikel 41, eerste lid, en het bepalen van de totaalprijzen, bedoeld in artikel 41, derde lid, mee:

  • a. dat de veiling is afgelopen;

  • b. de identiteit van de winnende deelnemers en de door hen gewonnen vergunningen, en

  • c. de totaalprijzen die op grond van artikel 41 zijn vastgesteld, inclusief een overzicht van basisprijzen en extra prijzen.

§ 9. Vergunningverlening na veiling

Artikel 43

  • 1. Aan een winnende deelnemer wordt een vergunning verleend voor de door hem gewonnen vergunningen. De totaalprijs voor die vergunningen is gelijk aan het bedrag dat op grond van artikel 41, derde lid, is vastgesteld.

  • 2. De minister wijst de overige aanvragen, voor zover dat nog niet is gebeurd op grond van de artikelen 9, tweede lid, 10, achtste of negende lid, of 11, vijfde lid, af.

  • 3. De minister maakt na de veiling de informatie, bedoeld in de artikelen 34, tweede lid, 35, vijfde lid, en 42 openbaar.

§ 10. Terugstorting waarborgsommen & teruggave bankgaranties

Artikel 44

  • 1. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 42, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom terug van de aanvrager:

      • 1°. wiens bieding geen onderdeel is van de finale combinatie van winnende biedingen, en

      • 2°. aan wie geen vergunning is verleend op grond van artikel 34, eerste lid, of 35, eerste lid;

    • b. stuurt de minister een schriftelijke verklaring als bedoeld in bijlage II, onder II, onder 4, aan de bank van iedere aanvrager die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd en:

      • 1°. wiens bieding geen onderdeel is van de finale combinatie van winnende biedingen, en

      • 2°. aan wie geen vergunning is verleend op grond van artikel 34, eerste lid of 32, eerste lid.

      De minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de aanvrager;

    • c. betaalt de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen of aan wie een vergunning is verleend op grond van de artikelen 34, eerste lid, of 35, eerste lid, en die een bankgarantie had gesteld, de door hem verschuldigde totaalprijs, door overmaking van dat bedrag op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 15, zesde lid, onder vermelding van ‘Veiling 800, 900 en 1800 MHz’. Zodra de verschuldigde totaalprijs is ontvangen stuurt de minister een schriftelijke verklaring als bedoeld in bijlage II, onder II, onder 4, aan de bank van die deelnemer. De minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de deelnemer;

    • d. wordt de waarborgsom van de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen of aan wie een vergunning is verleend op grond van de artikelen 34, eerste lid, of 35, eerste lid, aangewend voor de betaling van de door hem verschuldigde totaalprijs, met dien verstande dat:

      • 1°. indien de waarborgsom minder dan de totaalprijs bedraagt, die deelnemer het restant van de totaalprijs betaalt door overmaking van dat restant op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 15, zesde lid, onder vermelding van ‘Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Agentschap Telecom, veiling 800, 900 en 1800 MHz’, uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 42, is gedaan, en

      • 2°. indien de waarborgsom van die deelnemer meer dan de totaalprijs bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort, uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 42, is gedaan.

  • 2. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 15, zesde lid, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de aanvrager wiens bieding geen onderdeel is van de finale combinatievan winnende biedingen en aan wie geen vergunning is verleend op grond van de artikelen 34, eerste lid, of 35, eerste lid, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in artikel 42, is gedaan: voor de deelnemer wiens bieding onderdeel uitmaakt van de finale combinatie van winnende biedingen of aan wie een vergunning is verleend op grond van de artikelen 34, eerste lid, of 35, eerste lid.

  • 3. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan de totaalprijs, rente over het restant, bedoeld in het eerste lid, onder d, sub 2°, over de periode vanaf de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 42, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 4. De minister stort de rente, bedoeld in het tweede en derde lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

§ 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 45

Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 april 2012.

Artikel 46

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 december 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

BIJLAGE I ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, TIENDE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 800, 900 EN 1800 MHZ

– Model aanvraagformulier –

Onderdeel A

A.1 Algemeen

Statutaire naam aanvrager: .....

Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ....

Faxnummer: .....

Het telefoonnummer waarop in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 17, tweede lid, de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is:

.....

Recent uittreksel uit het handelsregister

□ Een recent uittreksel, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register is bijgevoegd.

A.2 Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Opgave van degene(n) die bevoegd zijn (is) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid:

A.2.1 Functionaris 1

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening: .....

A.2.2 Functionaris 2

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ....

Handtekening .....

A.2.3 Functionaris 3

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

A.2.4 Functionaris 4

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

A.3 Groepsverhoudingen

□ Indien de aanvrager lid is van een groep, dient een juridisch organogram van de groep te worden bijgevoegd met vermelding in het juridisch organogram van:

  • a. iedere groepsmaatschappij behorende tot de groep;

  • b. de onderlinge band tussen die groepsmaatschappijen voortvloeiend uit aandelen dan wel lidmaatschapsrecht of vergelijkbare zeggenschapsrechten;

  • c. ieder lid van het bestuur en voor, zover aanwezig, toezichthoudend orgaan van iedere groepsmaatschappij;

  • d. het nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register van iedere groepsmaatschappij.

Gebruik een bijlage.

A.4 Schriftelijke verklaring omtrent de juistheid van gegevens
  • A.4.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • A.4.2 De aanvrager is wel/niet1 ontbonden.

  • A.4.3 De aanvrager is wel/niet1 failliet verklaard.

  • A.4.4 De aanvrager heeft wel/niet1 eigen aangifte tot faillissement gedaan.

  • A.4.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet1 ingediend.

  • A.4.6 Aan de aanvrager is wel/geen1 surseance van betaling verleend.

  • A.4.7 De aanvrager heeft wel/geen1 aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

  • A.4.8 Op goederen als bedoeld in artikel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van de aanvrager is wel/geen1 beslag gelegd.

    Indien beslag is gelegd op het vermogen dan wel een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager, omvang beslag:

    .....

    .....

    ......

Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te .....(plaatsnaam)

Verklaart, zonder voorbehoud, dat:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1, A.2, A.3, A.4.1, A.4.2, A.4.3 en A.4.6 door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.4.4, A.4.5, A.4.7 en A.4.8 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij A.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij A.2.

Naam:.....

Plaats.....

Datum: ....

Handtekening

.....

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

Onderdeel B

B.1 Vergunningen waarop de aanvraag betrekking heeft
Onderdeel a

Ik vraag de navolgende vergunningen aan ter grootte van ...... activiteitspunten.

Vergunning

Aantal vergunningen

Aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal activiteitspunten

A11

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 15

 

A21

...........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 15

 

B

..........

(maximaal 4)

Vermenigvuldigen met 15

 

C

..........

(maximaal 6)

Vermenigvuldigen met 15

 

D

..........

(maximaal 14)

Vermenigvuldigen met 2

 

E

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 1

 

F

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 1

 

G

..........

(maximaal 10)

Verminderen met 1

 

Totaal aantal activiteitspunten

 
X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b en in totaal maximaal twee vergunningen A1 of A2 per nieuwkomer.

Onderdeel b

In het geval, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vraag ik de navolgende vergunningen aan ter grootte van ...... activiteitspunten.

Vergunning

Aantal vergunningen

Aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal activiteitspunten

A11

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 15

 

B

..........

(maximaal 4)

Vermenigvuldigen met 15

 

C

..........

(maximaal 7)

Vermenigvuldigen met 15

 

D

..........

(maximaal 14)

Vermenigvuldigen met 2

 

E

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 1

 

F

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 1

 

G

..........

(maximaal 10)

Verminderen met 1

 

Totaal aantal activiteitspunten

 
X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel c

In het geval, bedoeld in artikel 4, eerste lid, vraag ik de navolgende vergunningen aan ter grootte van ...... activiteitspunten.

Vergunning

Aantal vergunningen

Aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal activiteitspunten

A11

...........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 15

 

B

..........

(maximaal 5)

Vermenigvuldigen met 15

 

C

..........

(maximaal 7)

Vermenigvuldigen met 15

 

D

..........

(maximaal 14)

Vermenigvuldigen met 2

 

E

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 1

 

F

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 1

 

G

..........

(maximaal 10)

Verminderen met 1

 

Totaal aantal activiteitspunten

 
X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel d

In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, vraag ik de navolgende vergunningen aan ter grootte van ...... activiteitspunten.

Vergunning

Aantal vergunningen

Aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal activiteitspunten

A11

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 15

 

A21

...........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 15

 

B

..........

(maximaal 5)

Vermenigvuldigen met 15

 

C

..........

(maximaal 6)

Vermenigvuldigen met 15

 

D

..........

(maximaal 14)

Vermenigvuldigen met 2

 

E

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 1

 

F

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 1

 

G

..........

(maximaal 10)

Verminderen met 1

 

Totaal aantal activiteitspunten

 
X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel e

In het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, vraag ik de navolgende vergunningen aan ter grootte van ...... activiteitspunten.

Vergunning

Aantal vergunningen

Aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal activiteitspunten

A21

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 15

 

B

..........

(maximaal 6)

Vermenigvuldigen met 15

 

C

..........

(maximaal 6)

Vermenigvuldigen met 15

 

D

..........

(maximaal 14)

Vermenigvuldigen met 2

 

E

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 1

 

F

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 1

 

G

..........

(maximaal 10)

Verminderen met 1

 

Totaal aantal activiteitspunten

 
X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel f

In het geval, bedoeld in artikel 7, eerste lid, vraag ik de navolgende vergunningen aan ter grootte van ...... activiteitspunten.

Vergunning

Aantal

vergunningen

Aantal vergunningen met onderstaande factor omzetten naar activiteitspunten

Aantal

activiteitspunten

B

..........

(maximaal 6)

Vermenigvuldigen met 15

 

C

..........

(maximaal 7)

Vermenigvuldigen met 15

 

D

..........

(maximaal 14)

Vermenigvuldigen met 2

 

E

..........

(maximaal 2)

Vermenigvuldigen met 1

 

F

..........

(maximaal 1)

Vermenigvuldigen met 1

 

G

..........

(maximaal 10)

Verminderen met 1

 

Totaal aantal activiteitspunten

 
B.2 Voorkeur specifieke frequentieruimte
Onderdeel a

Hieronder geef ik per type vergunning aan of ik een voorkeur heb voor specifieke frequentieruimte indien de vergunningen A1 tot en met G op grond van artikel 12, tweede lid, zonder veiling worden verleend.

Vergunning

Voorkeur specifieke frequentieruimte1

A12

Ja / Nee

A22

Ja / Nee

B

Ja / Nee

C

Ja / Nee

D

Ja / Nee

E

Ja / Nee

F

n.v.t.

G

Ja / Nee

X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
2

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel b

Hieronder geef ik per type vergunning aan of ik een voorkeur heb voor specifieke frequentieruimte indien de vergunningen A1 en B tot en met G op grond van artikel 12, derde lid, zonder veiling worden verleend.

Vergunning

Voorkeur specifieke frequentieruimte1

A12

Ja / Nee

B

Ja / Nee

C

Ja / Nee

D

Ja / Nee

E

Ja / Nee

F

n.v.t.

G

Ja / Nee

X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
2

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel c

Hieronder geef ik per type vergunning aan of ik een voorkeur heb voor specifieke frequentieruimte indien de vergunningen A1 en B tot en met G op grond van artikel 12, vierde lid, zonder veiling worden verleend.

Vergunning

Voorkeur specifieke frequentieruimte1

A12

Ja / Nee

B

Ja / Nee

C

Ja / Nee

D

Ja / Nee

E

Ja / Nee

F

n.v.t.

G

Ja / Nee

X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
2

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel d

Hieronder geef ik per type vergunning aan of ik een voorkeur heb voor specifieke frequentieruimte indien de vergunningen A1 tot en met G op grond van artikel 12, vijfde lid, zonder veiling worden verleend.

Vergunning

Voorkeur specifieke frequentieruimte1

A12

Ja / Nee

A22

Ja / Nee

B

Ja / Nee

C

Ja / Nee

D

Ja / Nee

E

Ja / Nee

F

n.v.t.

G

Ja / Nee

X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
2

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel e

Hieronder geef ik per type vergunning aan of ik een voorkeur heb voor specifieke frequentieruimte indien de vergunningen A2 tot en met G op grond van artikel 12, zesde lid, zonder veiling worden verleend.

Vergunning

Voorkeur specifieke frequentieruimte1

A22

Ja / Nee

B

Ja / Nee

C

Ja / Nee

D

Ja / Nee

E

Ja / Nee

F

n.v.t.

G

Ja / Nee

X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
2

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Onderdeel f

Hieronder geef ik per type vergunning aan of ik een voorkeur heb voor specifieke frequentieruimte indien de vergunningen B tot en met G op grond van artikel 12, zevende lid, zonder veiling worden verleend.

Vergunning

Voorkeur specifieke frequentieruimte1

B

Ja / Nee

C

Ja / Nee

D

Ja / Nee

E

Ja / Nee

F

n.v.t.

G

Ja / Nee

X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

Bestuurdersverklaring

Ondergetekende verklaart dat

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is;

  • (ii) deze aanvraag niet tot stand is gekomen onder invloed van een afspraak of overeenkomst met een ander dan wel een besluit of gedraging, die afbreuk doet of kan doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging daaronder begrepen;

  • (iii) aanvrager zich gedurende de veilingprocedure onthoudt van het maken van afspraken of het sluiten van overeenkomsten met een ander en aanvrager zich onthoudt van ieder besluit of iedere gedraging, die afbreuk doet of kan doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging daaronder begrepen.

Naam :....

Plaats :.....

Datum :.....

Handtekening: .....

BIJLAGE II ALS BEDOELD IN ARTIKEL 15, ZEVENDE LID, ONDER B, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 800, 900 EN 1800 MHZ

– Model bankgarantie –

  • I. De ondergetekende .... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)1, gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: ‘de Bank’;

    In aanmerking nemende:

    • A. dat artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

    • B. dat .......... (naam deelnemer), rechtspersoon naar .......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Deelnemer’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven;

    • C. dat de Minister met betrekking tot de verlening van een vergunning regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 800, 900 en 1800 MHz;

    • D. dat de Minister op grond van deze regels van de Deelnemer verlangt dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van al hetgeen de Deelnemer ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

    • E. dat de Deelnemer de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

  • II. Verbindt zich tot het navolgende:

    • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van .....(zegge: .....), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

    • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

    • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

    • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

    • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

    • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: .....

Datum: .....

Naam Bank en ondertekening

.....

BIJLAGE III ALS BEDOELD IN ARTIKEL 32, EERSTE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 800, 900 EN 1800 MHZ

– Basisprijzen –

Door toepassing van artikel 31 zijn n winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn bepaald, uitgebracht door de deelnemers w1, w2, w3, ..., wn. Voor een winnende bieding wbi is de prijs pi geboden. De totale opbrengst van de winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn is gelijk aan T, ofwel

T =

De basisprijs wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder 1 en 2:

  • 1. Voor elke winnende bieding wbi wordt een basisprijs bi bepaald, die aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. bi is groter dan of gelijk aan de som van de prijzen van vergunningen zoals vastgesteld in artikel 30, eerste lid, waarop de bieding wbi betrekking heeft;

    • b. bi is kleiner dan of gelijk aan pi, en

    • c. de verzameling {b1, b2, b3, ..., bn} voldoet aan de volgende voorwaarde: als bij ongewijzigde biedingen van de deelnemers die geen winnende bieding hebben uitgebracht alle biedingen van een winnende deelnemer wi worden verlaagd met (pi – bi), voor i = 1, 2, ..., n, leidt toepassing van artikel 31, tweede lid, onderdelen a en b, niet tot een andere bieding of een andere combinatie van biedingen die een hogere opbrengst heeft dan wb1, wb2, wb3, ..., wbn;

    • d. de verzameling {b1, b2, b3, ..., bn} heeft de laagst mogelijke opbrengst, ofwel de som van de

      basisprijzen is minimaal.

  • 2. Indien meer verzamelingen {b1, b2, b3, ..., bn} aan de onder 1 gestelde voorwaarden voldoen, wordt uit deze verzamelingen de verzameling basisprijzen gekozen met de laagste opportuniteitskostenvariantie OV. De opportuniteitskostenvariantie OV is de som van de kwadratische verschillen tussen de basisprijzen en de bijbehorende opportuniteitskosten, ofwel

    OV = , met dien verstande dat:

    • a. Oi de opportuniteitskosten zijn van de winnende bieding wbi , bepaald door:

      Oi = pi –T + Zi en

    • b. Zi de totale opbrengst is van de overeenkomstig artikel 31 bepaalde combinatie van winnende biedingen, indien deelnemer wi niet aan de veiling zou hebben deelgenomen.

BIJLAGE IV ALS BEDOELD IN ARTIKEL 41, EERSTE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 800, 900 EN 1800 MHZ

– Extra prijzen –

Door toepassing van artikel 40 zijn n winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn bepaald, uitgebracht door de deelnemers w1, w2, w3, ..., wn. Voor een winnende bieding wbi is de prijs pi geboden. De totale opbrengst van de winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn is gelijk aan T, ofwel

T =

De extra prijs wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder 1 en 2:

  • 1. Voor elke winnende bieding wbi wordt een extra prijs ebi bepaald, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. ebi is gelijk aan of groter dan 0;

    • b. ebi is kleiner dan of gelijk aan pi, en

    • c. de verzameling {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} voldoet aan de volgende voorwaarde: als alle biedingen in de toewijzingsbiedronde van een winnende deelnemer

      • worden verlaagd met (pi – ebi), voor i = 1, 2, ..., n, en

      • niet verder dan tot nul worden verlaagd,

      leidt toepassing van artikel 40, tweede lid, onderdeel a, niet tot een andere bieding of een andere combinatie van biedingen die een hogere opbrengst heeft dan wb1, wb2, wb3, ..., wbn;

    • d. de verzameling {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} heeft de laagst mogelijke opbrengst, ofwel de som van

      de extra prijzen is minimaal.

  • 2. Indien meer verzamelingen {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} aan de onder 1 gestelde voorwaarden voldoen, wordt uit deze verzamelingen de verzameling extra prijzen gekozen met de laagste opportuniteitskostenvariantie OV. De opportuniteitskostenvariantie OV is de som van de kwadratische verschillen tussen de extra prijzen en de bijbehorende opportuniteitskosten, ofwel

    OV = , met dien verstande dat:

    • a. Oi de opportuniteitskosten zijn van de winnende bieding wbi , bepaald door:

      Oi = pi – T + Zi. en

    • b. Zi de totale opbrengst is van de overeenkomstig artikel 40 bepaalde finale combinatie van winnende biedingen, indien deelnemer wi € 0,00 had uitgebracht voor alle mogelijke combinaties van biedingen.

BIJLAGE V ALS BEDOELD IN ARTIKEL 20, VIERDE LID, ONDER B, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 800, 900 EN 1800 MHZ

– Biedkaart –

Instructies

  • Een bieding wordt uitgebracht in eenheden van duizend euro.

  • Een bieding wordt uitgebracht door middel van deze biedkaart.

  • Het aantal dan wel het bedrag van elke bieding wordt in cijfers en letters geschreven.

  • Indien op een vergunning geen bieding wordt uitgebracht dit aankruisen onder ‘geen bieding’.

  • De biedkaart wordt in het Nederlands ingevuld.

  • De biedkaart wordt door een vertegenwoordigingsbevoegde ondertekend.

Niet in te vullen door de deelnemer:

   
 

Informatie ronde: Primaire biedronde / Aanvullende biedronde / Toewijzingsbiedronde

   
 

Biedronde nr:

Datum:

Tijdstip: van ..........uur tot ..........uur

   
 

Activiteitsniveau deelnemer in deze biedronde:

   
 

Verlenging op grond van artikel 23, tweede lid, onder b, voor de periode:

..........dag ..........uur tot ..........dag ..........uur

   

Primaire biedronde

Vergunning

Bedrag in € per vergunning

Aantal

Het aantal voluit en in blokletters geschreven in de Nederlandse taal

Geen bieding

A11

In te vullen door de Minister

   

A21

In te vullen door de Minister

   

B

In te vullen door de Minister

   

C

In te vullen door de Minister

   

D

In te vullen door de Minister

   

E

In te vullen door de Minister

   

F

In te vullen door de Minister

   

G

In te vullen door de Minister

   

X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Handtekening(en) en na(a)m(en) vertegenwoordigingsbevoegde(n):

 
 
 

Aanvullende biedronde

Bieding

Totaalbedrag in €

Het totaalbedrag voluit en in blokletters geschreven in de Nederlandse taal

..... x vergunning A11

..... x vergunning A21

..... x vergunning B

..... x vergunning C

..... x vergunning D

..... x vergunning E

..... x vergunning F

..... x vergunning G

   

..... x vergunning A11

..... x vergunning A21

..... x vergunning B

..... x vergunning C

..... x vergunning D

..... x vergunning E

..... x vergunning F

..... x vergunning G

   
X Noot
1

Alleen voor een nieuwkomer als bedoeld in artikel 1, onder b.

Handtekening(en) en na(a)m(en) vertegenwoordigingsbevoegde(n):

 
 
 

Toewijzingsbiedronde

Alternatief voor frequentieruimte als bedoeld in artikel 38

Bedrag in €

Het bedrag voluit en in blokletters geschreven in de Nederlandse taal

     
     
     

Handtekening(en) en na(a)m(en) vertegenwoordigingsbevoegde(n):

 
 
 

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling van vergunningen in de frequentiebanden 791 MHz–821 MHz gepaard met 832 MHz–862 MHz (hierna ook: 800 MHz band), 880 MHz–915 MHz gepaard met 925 MHz–960 MHz (hierna ook: 900 MHz band), 1710 MHz–1780 MHz gepaard met 1805 MHz–1875 MHz (hierna ook: 1800 MHz band), 1900 MHz–1904,9 MHz en 2010–2019,7 MHz (hierna ook: 1900 MHz band), 1959,7 MHz–1969,7 MHz gepaard met 2149,7 MHz–2159,7 MHz (hierna ook: 2100 MHz band), en 2565 MHz–2620 MHz (hierna ook: de 2,6 GHz band). Deze vergunningen zijn bestemd voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten.

Het kabinet zet stevig in op ICT voor innovatie en economische groei. In de Digitale Agenda.nl (Kamerstukken II 2010/11, 29 515, nr. 331) heeft het kabinet voor de periode van 2011 tot 2015 zijn ambities met het ICT-beleid vastgelegd. Nederland loopt nu al voorop als het gaat om de beschikbaarheid van breedband via vaste netwerken maar door de groeiende vraag moet blijvend in netwerken worden geïnvesteerd, vast en mobiel. Nu en in de toekomst dient voldoende frequentieruimte voor mobiele (breedbandige) communicatietoepassingen beschikbaar te zijn om te waarborgen dat een concurrerend aanbod aan betaalbare, hoogwaardige (breedbandige) mobiele diensten ontstaat.

Met de Nota Frequentiebeleid 2005 (Kamerstukken II 2005/06, 24 095, nr. 188) is meer aandacht gekomen voor de economische waarde van frequenties en is gekozen voor verdere flexibilisering. Met flexibilisering hebben vergunninghouders – binnen randvoorwaarden – de vrijheid gekregen zelf te kiezen welke diensten zij willen aanbieden en welke technologie zij daarvoor willen gebruiken. Inmiddels zijn bij besluiten van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 januari 2010 (Stc. 2010, 668), van de Minister van Economische Zaken van 6 juli 2010 (Stc. 2010, 10985) en van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 mei 2011 (Stc. 2011, 8903), de 900 MHz, 1800 MHz, 1900 MHz, 2100 MHz, en 3,5 GHz frequentiebanden geflexibiliseerd. Vergunninghouders kunnen deze frequentiebanden gebruiken voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en daartoe de technologie van hun keuze toepassen. Deze flexibiliteit biedt hen ook de mogelijkheid om sneller in te spelen op veranderende economische en technologische ontwikkelingen.

Door deze flexibiliteit worden innovatie en concurrentie bevorderd en blijft tegelijkertijd continuering van de dienstverlening mogelijk. De consument krijgt een zo ruim mogelijke keuze in (breedbandige) mobiele communicatietoepassingen en (eventueel nieuwe) aanbieders. Te verwachten is dat dit een gunstig effect zal hebben op de prijs en het aanbod van nieuwe, innovatieve diensten voor de consument.

De GSM 900 vergunningen die op 15 maart 1995 zijn verleend, zijn bij besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 29 maart 2007 (Stcrt. 2007, 64) met drie jaar verlengd tot 26 februari 2013. Op die datum lopen deze vergunningen samen met de vergunningen in de Extended GSM band (880 MHz tot 890 MHz gepaard met 915 MHz tot 925 MHz) en in de 1800 MHz band, die in 1998 zijn verleend, af.

Met zijn brief van 10 december 2010 heeft de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Strategische nota mobiele communicatie (hierna ook: ‘strategische nota’) aan de Tweede Kamer toegezonden (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 264). De strategische nota geeft helderheid over de wijze waarop de overheid tot 2017 omgaat met de uitgifte van de schaarse frequentieruimte voor mobiele communicatie en bevat een aantal belangrijke uitgangspunten voor de verdeling van de frequentieruimte, waar deze regeling op ziet. Zowel in de strategische nota als in deze regeling zijn de resultaten van de evaluatie van de 2,6 GHz veiling van april 2010 verwerkt (Kamerstukken II 2009/10, 24 095, nr. 262). In de regeling is rekening gehouden met opmerkingen die de Tweede Kamer in het algemeen overleg van 15 december 2010 over de strategische nota heeft gemaakt.

De Tweede Kamer heeft zich in 2011 bij verschillende gelegenheden uitgesproken over de regeling. De minister heeft achtereenvolgens bij brief van 18 mei 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 283), bij brief van 7 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 284), bij brief van 23 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 459, nr. 43) en bij brief van 6 oktober 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 24 095, nr. 290) gereageerd op opmerkingen van de Tweede Kamer. In de regeling en de vergunningen is daarmee rekening gehouden. Als gevolg hiervan zijn er ten opzichte van de strategische nota wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot de omvang van de reservering voor nieuwkomers en de voorwaarden voor de 800 MHz vergunningen.

De Nota Frequentiebeleid 2005, de strategische nota en de uitkomsten van het overleg met de Tweede Kamer vormen het kader waarbinnen de verdeling van de vergunningen die onderwerp zijn van deze regeling plaatsvindt. Daarbij wordt tevens rekenschap gegeven van de aanbevelingen die uit de evaluatie van de 2,6 GHz veiling van april 2010 naar voren zijn gekomen.

Belangrijke Europeesrechtelijke randvoorwaarde voor deze verdeling is beschikking 2008/477/EG van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2 500–2 690 MHz frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEU 2008, L 163). Doelstelling van deze beschikking is het tot stand brengen van harmonisatie van de 2,6 GHz band binnen de Europese Unie. Daarnaast zijn ook richtlijn 2009/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van Richtlijn 87/372/EEG van de Raad inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden (PbEU 2009, L 274) alsmede beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEU 2009, L 274) van belang. Deze richtlijn en beschikking hebben tot doel de 900 MHz en 1800 MHz band open te stellen opdat ook andere systemen dan GSM hierin mogen worden toegepast. Tot slot is besluit 2010/267/EU van de Commissie van 6 mei 2010 betreffende de geharmoniseerde technische gebruiksvoorwaarden in de 790–862 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische-communicatiediensten kunnen verschaffen in de Europese Unie (PbEU 2010, L 117) van belang. Dit besluit heeft als oogmerk de technische voorwaarden te harmoniseren voor de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik van de 800 MHz band voor terrestrische systemen die elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Europese Unie. Deze geharmoniseerde voorwaarden zijn overgenomen in de vergunningen.

Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Frequentiebesluit wordt voor de verdeling van frequentieruimte voor zakelijk gebruik de procedure van veiling of van vergelijkende toets toegepast indien er sprake is van schaarste. De verdeling van de in de regeling genoemde banden geschiedt door middel van de procedure van veiling. In het geval van deze banden is er mede op grond van extern onderzoek van uitgegaan dat er schaarste is (PriceWaterhouseCoopers, Quick scan spectrum awards in the Netherlands, Amsterdam, 6 december 2010).

2. Uitgangspunten voor de vergunningverlening

2.1 Doelstelling van beleid en uitwerking

Doel van de overheid is om via bestendig en voorspelbaar frequentiebeleid bij te dragen aan effectieve concurrentie op de markt voor mobiele communicatie, ook op langere termijn. Daarbij wordt ten eerste ruimte geboden voor continuïteit van dienstverlening en innovatie en ten tweede wordt marktconforme beprijzing van frequentieruimte nagestreefd. Met deze doelstelling wordt invulling gegeven aan een hoger doel, namelijk een mobiele communicatiemarkt, waar sprake is van blijvend betaalbare toegang tot hoogwaardige mobiele dienstverlening voor alle gebruikers in Nederland.

Bij het bepalen van deze doelstelling, die in de strategische nota is vastgelegd, is de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: OPTA) gevraagd een concurrentieanalyse uit te voeren (OPTA, Advies en analyse mobiele communicatiemarkten, Den Haag, 3 november 2010). In deze analyse heeft OPTA vastgesteld dat er op dit moment sprake is van daadwerkelijke concurrentie en er dus geen sprake is van (collectieve) aanmerkelijke marktmacht. Wel constateert OPTA dat er een risico bestaat op stilzwijgende coördinatie van marktgedrag. Er is volgens haar dan ook de dreiging van het ontstaan van collectieve aanmerkelijke marktmacht. Zij adviseert daarom het frequentiebeleid zo in te richten dat toetreding van potentiële nieuwkomers mogelijk is. Hiermee neemt de dynamiek in de markt toe evenals de prikkel om te concurreren. Het risico op stilzwijgende coördinatie neemt in het verlengde hiervan af. Bij de totstandkoming van de strategische nota is onderzocht of er potentiële nieuwkomers zijn die de concurrentie kunnen en willen aangaan. Uit dit onderzoek blijkt dat deze partijen er inderdaad zijn (zie PriceWaterhouseCoopers, Quick scan spectrum awards in the Netherlands, Amsterdam, 6 december 2010).

Om de toetredingsbarrières voor nieuwkomers te verlagen is in de strategische nota aangekondigd dat 2x10 MHz aan frequentieruimte exclusief voor nieuwkomers wordt gereserveerd in de 800 MHz band. In overleg met de Tweede Kamer is in het najaar van 2011 besloten om tevens 2x5 MHz aan frequentieruimte exclusief voor nieuwkomers te reserveren in de 900 MHz band. Door het reserveren van deze ruimte wordt ruimte geboden voor nieuwkomers met verschillende businessmodellen om toe te kunnen treden tot de markt voor mobiele communicatie en daarop daadwerkelijk en duurzaam in concurrentie te kunnen treden met de huidige (landelijke) aanbieders. In lijn met de strategische nota wordt een aanvrager slechts als nieuwkomer aangemerkt als de aanvrager op het tijdstip dat de aanvraag uiterlijk moet zijn ingediend (artikel 9, eerste lid) geen vergunninghouder is van een of meer (Nederlandse) vergunningen voor frequentieruimte binnen het bereik van 880–915 MHz en 925–960 MHz en ook geen deel uitmaakt van een groep waarvan een of meer leden vergunninghouder zijn van een of meer vergunningen voor voornoemde frequentieruimte.

De verlening van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte die onderwerp is van deze regeling geschiedt door middel van een veiling. De veiling heeft, passend binnen de doelen van de strategische nota, als doelstellingen (in volgorde van prioriteit) lage toetredingsdrempels, efficiënte allocatie en een realistische veilingopbrengst. Lage toetredingsdrempels worden met name gerealiseerd door het reserveren van frequentieruimte zoals hierboven beschreven. Efficiënte allocatie krijgt allereerst vorm door de verschillende frequentiebanden zo te verkavelen dat de biedende partijen zoveel mogelijk zelf in staat zijn de totale omvang van de te verwerven hoeveelheid spectrum te bepalen. Ten tweede wordt de veiling zo ingericht dat frequentieruimte aaneengesloten wordt vergund, hetgeen de meest technisch efficiënte uitkomst oplevert. Bovendien wordt de veiling ook zodanig ingericht dat concurrentie tussen de deelnemers mogelijk is. Hiermee worden de deelnemers geprikkeld om een marktconform bod neer te leggen. Op deze wijze komt de vergunning terecht bij de partij die er de meeste waarde mee verwacht te kunnen genereren. Daardoor komt een marktconforme beprijzing tot stand en kent de veiling een realistische opbrengst.

2.2 Voldoende laag spectrum en ruimte voor nieuwkomers

2.2.1 Achtergrond

Met het doel de dreiging van (collectieve) aanmerkelijke marktmacht te beperken is onderzocht welke businessmodellen nieuwkomers kunnen hanteren, en welke frequentieruimte zij voor die onderscheiden businessmodellen nodig hebben (zie PA Consulting Group, Study on comparability of frequency bands in different business models, London, September 2010). In dit onderzoek worden grofweg drie verschillende modellen geïdentificeerd die alle drie een andere behoefte hebben qua frequentieruimte:

Tabel 1: Benodigde frequentieruimte voor verschillende businessmodellen
 

Model

Benodigde frequentieruimte

I

Nichemodel gericht op leveren van veel bandbreedte en een ruime beschikbaarheid van capaciteit aan de zijde van het netwerk.

Voorbeelden zijn:

– een dienst die als alternatief dient voor een vaste internetverbinding, of

– een gespecialiseerd netwerk voor PMSE-diensten (Program Making en Special Events, bijvoorbeeld live-verbindingen voor verslag door media).

Hoog in het spectrum gelegen frequentieruimte. Bijvoorbeeld de 1800 MHz, 2100 MHz of 2,6 GHz band.

II

Nichemodel gericht op het tegen lage kosten leveren van bijvoorbeeld:

– een telefoniedienst, of

– een netwerk voor machine-to-machine communicatie.

Laag in het spectrum gelegen frequentieruimte. Bijvoorbeeld de 800 MHz of 900 MHz band.

III

Massamarktmodel dat ziet op het op landelijke schaal leveren van zowel spraakdiensten als mobiel breedband, en als zodanig overlap vertoont met voornoemde nichemodellen.

Een mix van zowel hoog als laag in het spectrum gelegen frequentieruimte. Bijvoorbeeld een samenstel van frequenties in de 800 MHz, 900 MHz, 1800 MHz, 2100 MHz of 2,6 GHz banden.

Model I Aanbieder van grote netwerkcapaciteit

Partijen die zich richten op het onder model I beschreven businessmodel hebben hoog in het spectrum (boven de 1 GHz) gelegen frequentieruimte nodig. Met deze hoge frequenties kan een aanbieder een grote netwerkcapaciteit aanbieden. Hoge frequenties hebben slechts een beperkt bereik. De cellen die daarmee worden gecreëerd zijn daardoor relatief klein. De beschikbare bandbreedte in een cel wordt door een beperkt aantal gebruikers gedeeld, waardoor de bandbreedte per gebruiker groot is. In een tijd waarin de vraag naar capaciteit voor dataverkeer explosief groeit – tussen juni 2008 en eind december 2010 is het dataverkeer op mobiele netwerken verdertienvoudigd (OPTA, Structurele monitoring mobiele telefonie – rapportages Q4 2010, Den Haag, 11 mei 2011) en voorspeld wordt dat die groei zal aanhouden – is het kunnen bieden van voldoende capaciteit van groot belang.

Model II Nichespeler

Een partij die qua businessmodel kan worden geschaard onder het in tabel 1 aangeduide model II heeft behoefte aan lage frequenties (onder de 1 GHz). Lage frequenties reiken namelijk verder dan hoge frequenties en zijn daarom bij uitstek geschikt om dekking te leveren in gebieden met slechts een beperkt aantal gebruikers. Het bedekken van eenzelfde gebied met hoge frequenties kost een veelvoud en is dus economisch minder efficiënt. Bovendien kan met lage frequenties een betere dekking in gebouwen worden gerealiseerd en daarmee een betere gebruikservaring (PA Consulting Group, Study on comparability of frequency bands in different business models, London, September 2010, paragrafen 2.2.4 en 2.2.5).

Een partij die zich richt op businessmodel II zal geen behoefte hebben aan hoge frequenties. Kenmerkend voor de markten die een dergelijke aanbieder wil bedienen is dat daar geen enorme vraag naar breedbandige diensten bestaat. Vooral het kunnen bieden van goede inpandige en landelijke dekking is van belang. Daartoe kan worden volstaan met minder frequentieruimte en lagere datasnelheden. Dergelijke overwegingen zijn ook van belang voor zo’n nieuwkomer om een keuze te maken in de technologie die hij wil toepassen. Voor een dergelijke dienstverlening is het kunnen leveren van hoge doorvoersnelheden bijvoorbeeld geen vereiste.

Model III Aanbieder van combinatie mobiel breedband en mobiele telefonie

Een partij die qua businessmodel kan worden geschaard onder het in tabel 1 aangeduide model III heeft zowel hoge frequenties als lage frequenties nodig voor een landelijk dekkend netwerk. Enerzijds moet hij kostenefficiënt gebieden kunnen bedekken met een beperkt aantal gebruikers en een goede inpandige dekking kunnen leveren – vereist lage frequenties. Anderzijds moet hij in drukke gebieden voldoende capaciteit kunnen leveren aan grote groepen gebruikers – vereist hoge frequenties.

Gezien deze drie businessmodellen en de voor hen noodzakelijke frequentieruimte kunnen er in wezen twee relevante soorten frequenties worden onderscheiden: (a) lage frequenties, waarmee de frequenties onder de 1 GHz worden bedoeld, en (b) hoge frequenties, waarmee de frequenties boven de 1 GHz worden bedoeld.

2.2.2 Reserveringen voor nieuwkomers

In de strategische nota is vastgesteld dat er voor het behouden van effectieve concurrentie op de lange termijn geen noodzaak is om speciale maatregelen te nemen om nieuwkomers te helpen bij het verkrijgen van hoge frequenties. Het is de verwachting dat er ook zonder maatregelen via het marktmechanisme een efficiënte verdeling van deze frequenties kan worden bereikt. Zo zijn er veel meer hoge frequenties beschikbaar dan lage frequenties en bovendien beschikken er sinds de in april 2010 gehouden veiling van de 2,6 GHz band al twee nieuwkomers over hoge frequenties.

Voor nieuwkomers worden om die reden geen hoge frequenties gereserveerd.

Lage frequenties zijn een stuk schaarser dan hoge frequenties. De hoeveelheid frequentieruimte aan laag spectrum is dusdanig beperkt en nieuwkomers hebben een dusdanige achterstand op de bestaande spelers, dat niet kan worden uitgesloten dat de bestaande spelers alle beschikbare lage frequenties bemachtigen als er geen drempelverlagende maatregelen worden genomen. Om het doel, effectieve concurrentie ook op de langere termijn, te behouden, is het van belang dat voldoende spelers toegang hebben tot lage frequenties. In de strategische nota is daarom bepaald dat er in de veiling 2x10 MHz aan frequentieruimte in de 800 MHz band wordt gereserveerd voor nieuwkomers. Deze reservering wordt uitgebreid toegelicht in paragraaf 2.2.2.1.

In overleg met de Tweede Kamer is vervolgens eind 2011 vastgesteld dat deze reservering op zichzelf onvoldoende is om de doelstelling te bereiken. Om die reden is besloten tevens 2x5 MHz aan frequentieruimte in de 900 MHz band te reserveren voor nieuwkomers. Deze reservering wordt uitgebreid toegelicht in paragraaf 2.2.2.2.

Voor het binnen deze gereserveerde ruimte te verwerven aantal vergunningen wordt een maximum gehanteerd (te weten 2x10 MHz), zodat nieuwkomers niet meer worden geholpen dan nodig om tot de markt toe te kunnen treden (zie verder paragraaf 2.2.3 Cap op maximum aantal te verwerven gereserveerde frequenties). Buiten de gereserveerde ruimte kunnen nieuwkomers overigens, net als de overige deelnemers, zonder beperkingen frequentieruimte proberen te verwerven.

Op basis van artikel 2a van het Frequentiebesluit wordt 2x10 MHz in de 800 MHz band en 2x5 MHz in de 900 MHz band gereserveerd voor nieuwkomers (hierna ook: ‘reservering’’ of ‘gereserveerde vergunningen’). Deze reservering heeft als doel om toetredingsmogelijkheden voor nieuwkomers te creëren en daarmee effectieve concurrentie op landelijk niveau, ook op de lange termijn, tussen aanbieders van elektronische communicatiediensten, te bevorderen.

Zoals in paragraaf 2.2.1 is vermeld bestaan er technische – en daarmee samenhangend bedrijfseconomische – verschillen tussen frequentiebanden. Een nieuwkomer die niet over lage frequenties beschikt zal – behalve dat hij initiële investeringen moet doen in zijn netwerk en in het winnen van marktaandeel – extra moeten investeren om eenzelfde dekking te realiseren als een partij die wel over lage frequenties beschikt. Bovendien zijn er extra investeringen nodig om de dekking binnen gebouwen op eenzelfde niveau te krijgen. Al deze extra investeringen brengen een nieuwkomer in een dusdanig ongunstige concurrentiepositie dat hij zonder reservering niet effectief zou kunnen concurreren.

Om ruimte vrij te maken voor nieuwkomers zou er ook voor gekozen kunnen worden om bestaande partijen te beperken in de hoeveelheid frequentieruimte die zij kunnen verwerven (hierna ook: spectrum cap of cap). Hierdoor zou ook ruimte kunnen ontstaan waarop alleen nieuwkomers aanspraak kunnen maken (vergelijk de inzet hiervan in de 2,6 GHz veiling). Met een dergelijke maatregel zouden partijen echter verdergaand worden beperkt in hun mogelijkheden dan met een reservering voor nieuwkomers. Omdat de reservering, mede op basis van onderzoek (zie met name DotECon, Advice on the features of the forthcoming multi-band radio spectrum auction in the Netherlands, november 2010), wordt beschouwd als een voldoende sterk instrument om ruimte te creëren voor nieuwkomers is er voor gekozen om af te zien van het stellen van een maximum aan de hoeveelheid door bestaande partijen te verwerven frequenties.

Het wordt, anders dan bij de 2,6 GHz-veiling, ook niet nodig geacht om voor hoge frequenties een cap toe te passen. Het aanbod van hoge frequenties is in zijn totaliteit groot en de schaarste daardoor beperkter. De verwachting is dat via het veilingmechanisme een efficiënte verdeling van hoge frequenties zal plaatsvinden. In dat kader moeten nieuwkomers in staat worden geacht om een deel van deze frequenties te verwerven. Overigens hebben twee potentiële nieuwkomers (recente toetreders tot de markt voor mobiele communicatie) al de beschikking over hoge frequenties in de 2,6 GHz band.

Het verschil met de 2,6 GHz-veiling, waarbij wél een cap op hoge frequenties werd gehanteerd, is dat de doelstelling van die veiling een ander zwaartepunt had. Waar in de huidige veiling de nadruk ligt op het faciliteren van nieuwkomers om ook op de lange termijn op landelijk niveau effectief de concurrentie aan te kunnen gaan, lag in de 2,6 GHz-veiling de nadruk op het faciliteren van simpelweg ‘toegang tot de markt voor elektronische communicatie voor nieuwkomers’.

2.2.2.1 Reservering van frequentieruimte voor nieuwkomers in de 800 MHz band

Er is gekozen voor een reservering voor nieuwkomers van 2x10 MHz in de 800 MHz band, omdat er in die band mogelijkheden liggen voor innovatie op de korte termijn: zo is apparatuur voor het gebruik van LTE (‘Long term Evolution’, de opvolger van UMTS) in de 800 MHz band al beschikbaar (Vodafone biedt in Duitsland bijvoorbeeld met een modem LTE-diensten aan in de 800 MHz). LTE is de volgende stap in de technologische vooruitgang van mobiele netwerktechnologieën. In vergelijking met de huidige mobiele netwerktechnologieën (GSM en UMTS) kunnen er hogere datasnelheden worden geleverd en kan de gebruikservaring worden verbeterd door kortere wachttijden (latency). Vooral een nieuwkomer die zich wil gaan richten op het aan de massa leveren van onder meer mobiel breedbandinternet op landelijke schaal (model III uit tabel 1) is gebaat bij het kunnen toepassen van deze technologie. Allereerst kan hij hiermee tegemoet komen aan de enorme vraag naar capaciteit voor mobiel dataverkeer zoals hiervoor beschreven. Ten tweede kan hij zo ook de kwaliteit van zijn dienst garanderen in die gebieden waar kan worden volstaan met minder opstelpunten omdat het aantal gebruikers daar lager ligt, zonder dusdanige investeringen te hoeven verrichten dat hij niet langer in staat is om effectief te kunnen concurreren.

Op basis van onderzoek wordt 2x10 MHz in de 800 MHz band beschouwd als de minimale hoeveelheid lage frequenties die nodig is voor een dergelijke nieuwkomer om – ook in de toekomst – effectief te kunnen concurreren. Om meer dan één nieuwkomer de gelegenheid te bieden een deel hiervan te verwerven, wordt de reservering opgedeeld in twee vergunningen van 2x5 MHz. Hiermee wordt, in lijn met hetgeen is bepaald in de strategische nota, de overheidsinterventie zo veel als mogelijk beperkt en worden partijen zo veel als mogelijk vrij gelaten in het samenstellen van het voor hen meest wenselijke pakket aan frequenties.

Mogelijke uitkomsten van de veiling kunnen zijn dat één nieuwkomer 2x10 MHz aan gereserveerd spectrum in de 800 MHz band verwerft, of dat er twee nieuwkomers zijn die beiden elk 2x5 MHz aan gereserveerd spectrum in de 800 MHz band verwerven. Een vergunning van 2x5 MHz is net voldoende om een met het bestaande aanbod vergelijkbare dienstverlening te bieden, maar stelt beperkingen aan het bieden van (toekomstige) breedbandige diensten (PA Consulting Group, Study on comparability of frequency bands in different business models, London, september 2010). Het staat nieuwkomers echter vrij om, naast gereserveerde ruimte in de 800 MHz band, ten behoeve van hun toekomstige concurrentiepositie ook buiten de reservering frequentieruimte te verwerven, of (voorzover dat past binnen de cap binnen de gereserveerde ruimte) gereserveerde ruimte in de 900 MHz band.

2.2.2.2 Reservering van frequentieruimte voor nieuwkomers in de 900 MHz band

Daarnaast is er na overleg met de Tweede Kamer gekozen voor een reservering van 2x5 MHz in de 900 MHz band. Voor die band is een enorm ‘ecosysteem’ aan apparatuur beschikbaar op basis van GSM. Ook voor UMTS in die band komt steeds meer apparatuur beschikbaar (Global Mobile Suppliers Association,UMTS900 Global Status, Sawbridgeworh, juli 2011). Met zowel GSM als UMTS kunnen zowel spraak- als datadiensten worden aangeboden. Ook in deze band zal naar verwachting in de loop van de tijd apparatuur voor LTE beschikbaar komen. Het is echter de verwachting dat grootschalige adoptie hiervan pas plaatsvindt nadat uitrol van LTE in de 800 MHz band heeft plaatsgevonden.

Een partij die zich wil gaan richten op het leveren van goedkope spraakdiensten, beperkte datadiensten of machine-to-machine communicatie (in tabel I aangeduid als model II, potentieel ‘een nichespeler’) is gebaat bij het bezit van frequentieruimte in de 900 MHz band. Door de beschikbaarheid van apparatuur, de schaalvoordelen die er bestaan met betrekking tot die apparatuur, de mogelijkheden van de beschikbare technologieën voor het leveren van spraak- en datadiensten, en het feit dat er gebruik kan worden gemaakt van bestaande opstelpunten die al zijn aangelegd door huidige vergunninghouders in die band (op basis van artikel 3.11 Telecommunicatiewet), wordt het voor een dergelijke nieuwkomer mogelijk gemaakt om snel en relatief goedkoop een netwerk aan te leggen en klanten te trekken.

Op basis van onderzoek wordt 2x5 MHz in de 900 MHz band beschouwd als de minimale hoeveelheid lage frequenties die nodig is voor een dergelijke nieuwkomer. Met deze hoeveelheid frequentieruimte kunnen immers, zoals uit onderzoek blijkt (PA Consulting Group, Study on comparability of frequency bands in different business models, London, september 2010), diensten worden aangeboden die vergelijkbaar zijn met het bestaande aanbod. 2x5 MHz stelt zo’n nieuwkomers dus in de gelegenheid om de door hem voorziene diensten te kunnen leveren.

De in de 800 MHz band gereserveerde ruimte is weliswaar ook geschikt voor dit type dienstverlening, maar, zoals hiervoor is uitgelegd, ligt het voor de hand dat nieuwkomers die de ambitie hebben om op landelijke schaal diensten voor de massa aan te gaan bieden zich primair op die ruimte zullen richten. Het is aannemelijk dat zij deze frequentieruimte hoger zullen waarderen en als zodanig een hoger bod kunnen uitbrengen in de veiling. Hun marktpotentieel (massamarkt) is immers veel groter dan dat van een nichespeler. Teneinde met minimale overheidsinterventie zowel een nichespeler als een partij met massamarktambities gelijke kansen te bieden is het reserveren van ruimte in de 900 MHz band dus een noodzakelijke maatregel. In het verlengde hiervan, en om te voorkomen dat alle gereserveerde frequentieruimte naar één nieuwkomer gaat is er bovendien een maximum gesteld aan het aantal gereserveerde frequenties die een nieuwkomer kan verwerven in de veiling (zie paragraaf 2.2.3 Cap op maximum aantal te verwerven gereserveerde frequenties).

Eerder werd in de strategische nota overwogen dat juist in de 800 MHz band 2x10 MHz voor nieuwkomers zou worden gereserveerd, omdat een reservering voor nieuwkomers in de 900 MHz band van een dergelijke omvang de continuïteit van de dienstverlening in gevaar zou kunnen brengen. Het reserveren van 2x5 MHz in de 900 MHz band is op voorhand echter geen bedreiging voor de continuïteit van de dienstverlening die (onder meer) met behulp van de frequenties in de 900 MHz band geborgd wordt.

Het ligt ook niet voor de hand dat de reservering van 2x5 MHz in de 900 MHz band het voor nieuwkomers eenvoudiger maakt om bijvoorbeeld 2x10 MHz in de 900 MHz band te verwerven, hetgeen ten minste één van de bestaande vergunninghouders meer dan de andere twee zou raken. Uit onderzoek blijkt dat bestaande vergunninghouders in de 900 MHz band in een sterke positie zijn om hun huidige hoeveelheid aan frequenties in de 900 MHz band, voor zover mogelijk gezien de reservering, opnieuw te verwerven. De oorzaak hiervoor is dat zij al een omvangrijk dekkend netwerk hebben liggen en een groot aantal klanten dat daar gebruik van maakt (PA Consulting Group, Study on comparability of frequency bands in different business models, London, september 2010, paragraaf 2.5). Het gevolg is dat zij een hogere waardering van de frequentieruimte zullen hebben en daardoor een hoger bod kunnen uitbrengen in de veiling dan een nieuwkomer. Oftewel, het blijft mogelijk voor alledrie de bestaande vergunninghouders om ieder 2x10 MHz in de 900 MHz band te verwerven.

De hoeveelheid frequentieruimte die bestaande vergunninghouders op dit moment in de 900 MHz band bezitten is respectievelijk 2x10 MHz, 2x11,4 MHz en 2x12,4 MHz. In de situatie waarin de bestaande vergunninghouders alle drie 2x10 MHz in de 900 MHz band verwerven verwerven zij respectievelijk 2x1,4 MHz en 2x2,4 MHz minder dan zij nu bezitten. Aangezien deze vergunninghouders ook de beschikking hebben over frequentieruimte in de 2100 MHz en 2,6 GHz banden, en in de veiling bovendien (opnieuw) ruimte kunnen verwerven in de 1800 MHz band, brengt deze geringe beperking de continuïteit van de dienstverlening niet in gevaar.

2.2.3 Cap op maximum aantal te verwerven gereserveerde frequenties

Om te voorkomen dat alle gereserveerde frequentieruimte (2x15 MHz in totaal) naar één nieuwkomer gaat, is besloten om een cap in te stellen op basis van artikel 6a van het Frequentiebesluit. Onder deze cap is het maximum aantal frequenties dat een nieuwkomer mag verwerven in de categorie gereserveerde frequentieruimte beperkt tot 2x10 MHz, oftewel twee van de drie gereserveerde vergunningen (artikel 2, vierde lid). Dit om een zo evenwichtig mogelijke verdeling over nieuwkomers mogelijk te maken binnen de categorie gereserveerde lage frequenties (zie de paragrafen 2.2.1 t/m 2.2.2.2). Deze cap is om twee redenen noodzakelijk.

Allereerst moeten zowel nieuwkomers met een massamarktambitie als nieuwkomers die beogen een niche te gaan bedienen gelijke kansen krijgen. Zoals hierboven uitgelegd is het aannemelijk dat nieuwkomers die de massamarkt willen gaan bedienen meer zullen kunnen betalen voor frequentieruimte dan nieuwkomers die zich op een niche richten. Om toch beide typen nieuwkomers een kans te bieden gereserveerde frequenties te verwerven is er een maximum van 2x10 MHz gesteld aan het aantal te verwerven gereserveerde frequenties.

Daarnaast is 2x10 MHz voldoende om te voorzien in zowel de behoefte naar een zekere hoeveelheid frequentieruimte die een nieuwkomer met massamarktambitie nodig heeft als de hoeveelheid frequentieruimte die een nichepartij nodig heeft. Door niet meer frequentieruimte ter beschikking te stellen dan strikt noodzakelijk is om toetreding voor beide typen nieuwkomers mogelijk te maken wordt de interventie vanuit de overheid bovendien zo veel als mogelijk beperkt.

Teneinde die interventie zo minimaal mogelijk te houden zijn er bovendien bepalingen in de regeling opgenomen waardoor het aantal te reserveren vergunningen afhankelijk is van de vraag naar deze vergunningen zoals die blijkt uit de aanvragen van partijen (de artikelen 3 tot en met 7). Alleen indien uit de aanvragen blijkt dat er vraag is naar alle drie de gereserveerde vergunningen worden ze apart gehouden voor nieuwkomers. Blijkt echter dat er maar vraag is naar twee of zelfs maar één van de drie vergunningen, dan wordt of worden de vergunningen waar geen of beperkte vraag naar is, (gedeeltelijk) toegevoegd aan de ‘algemene voorraad’ waar zowel nieuwkomers als bestaande partijen op kunnen bieden (zie ook Hoofdstuk 3). Zo kan het zelfs voorkomen dat er in zijn geheel geen vergunningen worden gereserveerd als er geen enkele nieuwkomer geïnteresseerd blijkt te zijn in de gereserveerde vergunningen. In het verlengde hiervan heeft de cap dus ook alleen materiële werking indien uit de aanvragen vraag blijkt naar alledrie de gereserveerde vergunningen.

Met deze maatregelen wordt bewerkstelligd dat de markt zo veel mogelijk leidend is bij het bepalen van het aantal nieuwe partijen dat toetreedt tot de markt. Er van uitgaande dat er voldoende vraag is, worden nieuwkomers met deze maatregelen gefaciliteerd bij het verwerven van gereserveerde vergunningen. De cap is in dat kader slechts een instrument om zo veel als mogelijk gelijke kansen te bieden aan meerdere typen nieuwkomers en een evenwichtige verdeling van de gereserveerde frequenties over hen te bewerkstelligen. Bovendien zorgt de cap er voor dat een nieuwkomer niet meer wordt gefaciliteerd dan strikt noodzakelijk door te voorkomen dat hij meer dan 2x10 MHz van de gereserveerde frequenties verwerft.

2.2.4 Geen cap om bestaande vergunninghouders te ondersteunen

Het hanteren van een cap op lage frequenties, om zeker te zijn dat ook de drie bestaande vergunninghouders opnieuw lage frequenties kunnen verwerven, is niet nodig. Bestaande vergunninghouders hebben een groot belang bij het opnieuw verwerven van deze frequenties en het is aannemelijk dat zij voldoende prikkels hebben om laag spectrum te bemachtigen (PriceWaterhouseCoopers, Quick scan spectrum awards in the Netherlands, Amsterdam, 2010). Er is daarom ook geen reden voor het stellen van een maximum aan de hoeveelheid te verwerven laag spectrum.

2.3 Beschikbare frequentieruimte

De beschikbare frequentieruimte is als volgt ingedeeld.

800 MHz band: 2x30 MHz (gepaard spectrum) aangeboden in 6 vergunningen van elk 2x5 MHz.

900 MHz band: 2x35 MHz (gepaard spectrum) aangeboden in 7 vergunningen van elk 2x5 MHz.

1800 MHz band: 2x70 MHz (gepaard spectrum) aangeboden in 14 vergunningen van elk 2x5 MHz.

1900 MHz band: 1x14,6 MHz (ongepaard spectrum) aangeboden in 1 vergunning van 1x14,6 MHz.

2100 MHz band: 2x10 MHz (gepaard spectrum) aangeboden in 2 vergunningen van elk 2x5 MHz.

2,6 GHz band: 1x50 MHz (ongepaard spectrum) aangeboden in 10 vergunningen van elk 1x5 MHz.

Er is, volledigheidshalve, nog een elfde vergunning van eveneens 1x5 MHz beschikbaar in de 2,6 GHz band (‘vergunning H’) maar in verband met de beperkingen die daaraan worden opgelegd in verband met het voorkomen van interferentie wordt deze hier niet vermeld (zie hierover ook paragraaf 2.4).

2.3.1 De 800 MHz band

De 800 MHz band bestaat uit de frequentieruimte van 790 MHz–862 MHz. Het Nationaal Frequentie Plan (hierna ook: NFP) is bij besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 augustus 2011 (Stc. 2011, 15033) gewijzigd waarbij de bestemming van de band van 791 MHz–821 MHz en 832 MHz–862 MHz is gewijzigd in mobiele communicatie. De onderband van 791 MHz–821 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de basisstations en de bovenband van 832 MHz–862 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de bijbehorende terminals.

Om een geleidelijke migratie van de bestaande vergunninghouders van televisie-omroep naar alternatieve frequentieruimte mogelijk te maken, wordt de bestemming omroep aangehouden tot 1 januari 2013.

Gebruikers van draadloze microfoons mogen nog tot eind 2015 gebruik blijven maken van de frequentieruimte die thans wordt gebruikt voor draadloze audioverbindingen in de band 790 MHz–862 MHz. Deze termijn is opgenomen in het (gewijzigd) NFP en wordt opgenomen in de (gewijzigde) Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008. Draadloze microfoons veroorzaken geen storing op terrestrische netwerken, maar omgekeerd zal een draadloze microfoon wel storing kunnen ondervinden. Het zal na vergunningverlening voor elektronische communicatiedoeleinden in een deel van de 800 MHz band voor terrestrische communicatienetwerken enige tijd duren voordat de netwerken zijn uitgerold. De uitfasering van draadloze microfoons kan daarom op natuurlijke wijze verlopen.

De Europese Commissie heeft een besluit genomen voor de technische gebruiksvoorwaarden in de band 790 MHz–862 MHz. Dit betreft besluit 2010/267/EU van de Commissie van 6 mei 2010 betreffende de geharmoniseerde technische gebruiksvoorwaarden in de 790–862 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische-communicatiediensten kunnen verschaffen in de Europese Unie (PbEU 2010, L 117).

De onderste 1 MHz van de 800 MHz band wordt gebruikt als guardband. Tussen de frequentieruimte van de basisstation en de terminals bevindt zich een spectrum gap van 11 MHz.

Naastliggende banden

De band onder de 790 MHz wordt gebruikt voor omroep (aardse digitale televisie) en laagvermogen-audioverbindingen zoals draadloze microfoons. De Electronic Communications Committee (hierna: ECC) van de European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (hierna: CEPT) heeft de compatibiliteit tussen mobiele netwerken en digitale omroepzenders bestudeerd. Het rapport (CEPT report 30) van de ECC is de basis voor het besluit van de Europese Commissie over technische gebruiksvoorwaarden. Uit het rapport blijkt dat met name rekening gehouden moet worden met de gebieden waarin digitale omroep de frequentieruimte gebruikt die het dichtst bij de 790 MHz ligt. Op de website van Agentschap Telecom (www.agentschaptelecom.nl) staat een overzicht met de opstelplaatsen van digitale omroepzenders. Het digitale omroepnetwerk kan nog veranderen onder andere vanwege de verplaatsing van de omroepzenders die nu nog gebruik maken van de 790 MHz–862 MHz band.

De band boven de 862 MHz wordt voornamelijk gebruikt voor vrijgestelde toepassingen. De 832 MHz–862 MHz band wordt gebruikt voor de zendsignalen van de terminals. Vanwege het lage vermogen van beide systemen worden geen storingen verwacht.

Tabel 2: 800 MHz band

Tabel 2: 800 MHz band

Voor deze en de andere in paragraaf 2.3 opgenomen tabellen geldt dat de uplink de ontvangstzijde van de basisstations is (de frequentieband waarin de basisstations de signalen van de terminals ontvangen) en de downlinkde zendzijde van de basisstations (de frequentieband voor zendsignalen van de basisstations) betreft. In de tabellen zijn niet het direct naastliggende gebruik of de direct naastliggende vergunninghouder weergegeven. Zie voor een compleet overzicht hiervan het Nationaal Frequentieplan en het Nationaal Frequentieregister.

2.3.2 De 900 MHz band

De 900 MHz band bestaat uit de frequentieruimte van 880 MHz–915 MHz en 925 MHz–960 MHz. De band wordt nu gebruikt voor GSM door drie vergunninghouders. In het Nationaal Frequentie Register (hierna: NFR) is terug te vinden welke frequentieruimte aan welke vergunninghouder is toegewezen. De huidige vergunningen eindigen op 26 februari 2013.

De onderband van 880 MHz tot 915 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de terminals. De bovenband van 925 MHz tot 960 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de basisstations.

De Europese Commissie heeft een beschikking aangenomen over de technologieën die in ieder geval mogen worden toegepast (beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEU 2009, L 27)). Naar aanleiding van studies van de ECC is deze beschikking gewijzigd waarbij in de bijlage bij de beschikking de technologieën LTE en WiMAX zijn toegevoegd (uitvoeringsbesluit 2011/251/EU van de Commissie van 18 april 2011 tot wijziging van Beschikking 2009/766/EG betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEU 2011, L 106)).

Naastliggende banden

De banden onder de 880 MHz en 925 MHz worden gebruikt voor het GSM-R netwerk. Dit is een landelijk netwerk langs de spoorwegen specifiek voor het spoorwegbedrijf. Het belangrijkste doel van het netwerk is de veiligheid op en rond de spoorwegen. Het netwerk wordt beheerd door ProRail. Vergunninghouders van de 900 MHz band dienen rekening te houden met dit netwerk en mogen hierop geen storingen veroorzaken. De ECC heeft een studie laten uitvoeren naar de praktische aspecten van samenleving tussen een GSM-R netwerk aan de ene kant en de openbare telecommunicatienetwerken aan de andere kant (ECC Rapport 162, ‘Practical mechanism to improve the compatibility between GSM-R and public mobile networks and guidance on practical coordination’, te vinden op www.cept.org/eco).

De band boven de 915 MHz wordt gebruikt door het Ministerie van Defensie voor analoge en digitale mobiele communicatiesystemen. Er wordt geen storing verwacht tussen het gebruik van de onderhavige frequentieband en het gebruik van Defensie.

Tabel 3: 900 MHz band

Tabel 3: 900 MHz band

De band boven de 960 MHz wordt gebruik voor luchtvaartmobiele vluchtveiligheid en luchtvaart radionavigatie. Er zijn verschillende systemen in deze band operationeel of in ontwikkeling. De ECC heeft twee studies (CEPT report 41 en report 42) verricht naar de compatibiliteit tussen openbare communicatienetwerken en luchtvaartgebruik boven de 960 MHz. Er zijn wederzijds storingen mogelijk. Operators van terrestrische communicatienetwerken kunnen deze storingen beperken door maatregelen te nemen in de configuratie van de basisstations afhankelijk van de toe te passen technologie.

2.3.3 De 1800 MHz band

De 1800 MHz band bestaat uit de frequentieruimte van 1710 MHz–1780 MHz en 1805 MHz–1875 MHz. Deze band wordt nu gebruikt voor GSM door drie vergunninghouders. De huidige vergunningen eindigen op 26 februari 2013. De band 1780 MHz–1782,1 MHz en 1875 MHz–1877,1 MHz wordt tot 26 februari 2013 gebruikt voor GSM, maar zal daarna beschikbaar gesteld worden voor mobiele elektronische communicatienetwerken met een laag vermogen. Het gaat hier om vrijgesteld gebruik van bijvoorbeeld picocellen in een kantooromgeving (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 264, blz. 22 en 23 van de bijlage).

De onderband van 1710 MHz tot 1780 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de terminals. De bovenband van 1805 MHz tot 1875 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de basisstations.

De Europese Commissie heeft een beschikking aangenomen over de technologieën die in ieder geval mogen worden toegepast (beschikking 2009/766/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEU 2009, L 27)). Naar aanleiding van studies van de ECC is deze beschikking gewijzigd waarbij in de bijlage bij de beschikking de technologieën LTE en WiMAX zijn toegevoegd (uitvoeringsbesluit 2011/251/EU van de Commissie van 18 april 2011 tot wijziging van Beschikking 2009/766/EG betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische communicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (PbEU 2011, L 106)).

Naastliggende banden

De band onder de 1710 MHz wordt gebruikt voor meteorologische satellietwaarnemingen. De communicatierichting is vanuit de satelliet naar de aarde. De band onder de 1805 MHz is niet in gebruik en de uitgangspunten van vergunningverlening zijn onderwerp van studie.

De banden 1780 MHz tot 1785 MHz en 1875 MHz tot 1880 MHz worden vrijgesteld voor mobiele elektronische communicatienetwerken met een laag vermogen. Het gaat hier om vrijgesteld gebruik van bijvoorbeeld picocellen in een kantooromgeving.

Tabel 4: 1800MHz band

Tabel 4: 1800MHz band

2.3.4 De 1900 MHz band

De beschikbare frequentieruimte is 1900 MHz–1904,9 MHz en 2010 MHz–2019,7 MHz. Deze frequentieruimte ligt in de band die nu gebruikt wordt voor UMTS-netwerken. De frequentieruimte 2010 MHz–2019,7 MHz is ongepaarde frequentieruimte waarvoor tijdens de veiling van de 2,6 GHz band geen vergunning is verleend. Een overzicht van de vergunninghouders is te raadplegen in het NFR.

De beschikbare frequentieruimte wordt uitgegeven in één vergunning. Zowel basisstations als terminals zenden in 1900 MHz–1904,9 MHz en 2010 MHz–2019,7 MHz.

Naastliggende banden

De band beneden 1900 MHz wordt gebruikt door DECT-systemen en de band boven 1904,9 MHz is uitgegeven voor UMTS maar is op dit moment niet in gebruik. De band beneden 2010 MHz is in gebruik door satellietsystemen voor mobiele communicatie.

Tabel 5: 1900 MHz band

Tabel 5: 1900 MHz band

2.3.5 De 2100 MHz band

De beschikbare frequentieruimte betreft 1959,7 MHz - 1969,7 MHz en 2149,7 MHz - 2159,7 MHz. Deze frequentieruimte ligt in de band die nu gebruikt wordt voor UMTS-netwerken en op de langere termijn ook voor 4G-toepassingen. Deze frequentieruimte is beschikbaar gekomen nadat de vergunning op verzoek van de betreffende vergunninghouder is ingetrokken door Agentschap Telecom. Een overzicht van de huidige vergunninghouders is te raadplegen in het NFR.

De onderband van 1959,7 MHz tot 1969,7 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de terminals. De bovenband van 2149,7 MHz tot 2159,7 MHz is beschikbaar voor de zendsignalen van de basisstations.

Naastliggende banden

De beschikbare frequentieruimte ligt midden in de band waarin de huidige vergunningen tot 1 januari 2017 geldig zijn. Op dit moment is UMTS de enige gebruikte technologie.

Tabel 6: 2100 MHz band

Tabel 6: 2100 MHz band

2.3.6 De 2,6 GHz band

De beschikbare frequentieruimte is 2565 MHz–2620 MHz. Dit is de ongepaarde frequentieruimte waarvoor na de veiling van de 2,6 GHz band geen vergunningen zijn verleend. Deze frequentieruimte ligt tussen de gepaarde frequentieruimte van de 2,6 GHz band. Een overzicht van de vergunninghouders staat in het NFR. Zowel basisstations als terminals zenden in de 2565 MHz–2620 MHz band.

Naastliggende banden

De frequentieruimte 2565 MHz–2620 MHz ligt tussen de reeds uitgegeven gepaarde frequentieruimte van de 2,6 GHz band.

Tabel 7: 2,6 GHz band

Tabel 7: 2,6 GHz band

2.4 Guardbands in de 2,6 GHz band

In de 2,6 GHz band is ter voorkoming van storing in de volgende twee situaties een guardband nodig:

  • a. tussen naast elkaar gelegen gepaarde en ongepaarde frequentieruimte, en

  • b. tussen naast elkaar gelegen ongepaarde frequentieruimte indien het gebruik van die frequentieruimtes wordt verkregen door verschillende vergunninghouders.

In beide situaties wordt storing voorkomen door een aanvrager van een vergunning voor ongepaarde frequentieruimte (vergunning G) één extra vergunning G te verlenen die als guardband fungeert (zie artikel 2, vijfde lid). De guardband betreft steeds de vergunning G die betrekking heeft op de laagst gelegen frequentieruimte van de aanvrager. Daarnaast is er in de eerste situatie nog een guardband nodig op de frequentie 2620 MHz tussen ongepaarde frequentieruimte en gepaarde frequentieruimte. Om storing te voorkomen wordt daarom voor de frequentieruimte tussen 2615 MHz–2620 MHz een vergunning H verleend aan de aanvrager waaraan de vergunning G betreffende de frequentieruimte 2610 MHz–2615 MHz wordt verleend (zie artikel 2, zesde lid). De frequentieruimte waarop vergunning H betrekking heeft, is evenals de andere guardbands minder goed bruikbaar dan de vergunningen die geen guardband vormen en deze vergunningen hebben dan ook geen ingebruiknameverplichting.

2.5 Kavelgrootte

Conform de uitgangspunten van het frequentiebeleid zoals geformuleerd in de Nota Frequentiebeleid 2005 is ervoor gekozen om vergunningen technologieneutraal uit te geven. Hierdoor worden vergunninghouders in staat gesteld om zelf de techniek van hun keuze in te zetten. Daarmee kunnen zij optimaal inspelen op veranderende technologische en marktontwikkelingen. Tevens worden er zo klein mogelijke frequentiekavels gehanteerd. Hierdoor wordt voorkomen dat er oneigenlijke schaarste wordt gecreëerd. Om in dit kader de technisch meest optimale omvang van de kavels in de 800 MHz, 900 MHz en 1800 MHz banden te bepalen is onderzoek verricht door de Universiteit Twente (Universiteit Twente, Onderzoek technische voorwaarden 800, 900 en 1800 MHz-verdeling(en), Enschede, september 2010).

Aangezien de vergunningen technologieneutraal worden uitgegeven heeft de Universiteit Twente de verschillende technieken in kaart gebracht die naar verwachting zullen worden toegepast in de 800 MHz, 900 MHz, en 1800 MHz frequentiebanden. De technieken die hieruit naar voren komen zijn GSM, UMTS, LTE, en WiMAX. Deze technieken werken met verschillende kanaalbreedtes, maar kunnen in principe allemaal opereren in een kanaal van 5 MHz breed. De UMTS en LTE standaarden voorzien in kanaalbreedtes van 2x5 MHz en de GSM standaard gaat uit van kanalen van 2x200 KHz. In één kavel van 2x5 MHz passen dus 25 GSM kanalen. De WiMAX standaard tot slot voorziet voor ongepaarde frequentieruimte onder meer in een kanaal van 1x5 MHz breed en voor de mobiele WiMAX standaard zijn kanalen van 2x5 MHz mogelijk. Om deze reden raadt de Universiteit Twente aan om de 800 MHz, 900 MHz, en 1800 MHz banden op te delen in kavels (die een veelvoud zijn) van 5 MHz.

Verder stelt de Universiteit Twente vast dat de 900 MHz en 1800 MHz banden oorspronkelijk zijn bestemd voor FDD (Frequency-Division Duplexing, dat wil zeggen gepaarde) technieken. Het is niet de verwachting dat hier TDD (Time-Division Duplexing, dat wil zeggen ongepaarde) technieken in toegepast gaan worden. Toepassing van een TDD techniek is minder efficiënt omdat de vergunninghouder in dat geval een deel van zijn frequentieruimte als guardband zal moeten inzetten om interferentie te voorkomen. Dit geldt ook voor de 800 MHz band.

Als gevolg van besluit 2010/267/EU van de Commissie van 6 mei 2010 betreffende de geharmoniseerde technische gebruiksvoorwaarden in de 790–862 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronische-communicatiediensten kunnen verschaffen in de Europese Unie (PbEU 2010, L 117), wordt de band uitgegeven in blokken van 2x5 MHz.

Gezien het voorgaande is besloten om de 800 MHz, 900 MHz en 1800 MHz banden in te richten voor FDD systemen en kavels te hanteren van 5 MHz. Zodoende zijn de vergunningen in deze banden allemaal voor 2x5 MHz. Hierdoor ontstaan er zes vergunningen in de 800 MHz band, zeven in de 900 MHz band en veertien in de 1800 MHz band.

Voor gepaarde frequentieruimte in de 2100 MHz band was oorspronkelijk in één vergunning van 2x10 MHz voorzien. Uit onderzoek blijkt dat de technieken die voor de voorziene vergunningperiode redelijkerwijs verwacht mogen worden, UMTS en LTE zijn (PA Consulting Group, Study on comparability of frequency bands in different business models, London, september 2010, tabellen 3 en 4). Gezien het feit dat deze beide technieken overweg kunnen met een kanaalbreedte van 2x5 MHz, de doelstelling om toetredingsdrempels laag te houden en het uitgangspunt om kavels zo klein mogelijk te houden, is ervoor gekozen om de oorspronkelijke vergunning van 2x10 MHz op te knippen in twee vergunningen van 2x5 MHz elk.

Behalve gepaarde frequentieruimte in de 2100 MHz band omvatte de voornoemde vergunning ook 5 MHz in de 1900 MHz band aan ongepaarde frequentieruimte. Daarnaast is in de 2,6 GHz veiling één vergunning voor 9,7 MHz aan ongepaarde frequentieruimte in de 1900 MHz band aangeboden. Deze vergunning is destijds niet verkocht omdat de deelnemers, binnen de voor hun geldende beperkingen, de voorkeur gaven aan de gepaarde frequenties in de 2,6 GHz band. Voor de onderhavige verdeling is deze frequentieruimte om frequentie- en veilingtechnische redenen nu gebundeld tot één vergunning van 14,6 MHz aan ongepaarde frequentieruimte.

Voor de frequentieruimte in de 2,6 GHz band geldt dat er geen reden is om af te wijken van het beleid zoals geformuleerd in het kader van de 2,6 GHz veiling. Gezien het CEPT bandplan voor deze band en de standaarden voor LTE en WiMAX (de technieken die naar verwachting in deze band ingezet gaan worden) is het nog steeds de verwachting dat deze frequentieruimte zal worden ingezet voor TDD systemen. Daarom is besloten om de beschikbare frequentieruimte in deze band te verdelen in vergunningen van 1x5 MHz aan ongepaarde frequentieruimte elk. Hierdoor zijn er in totaal elf vergunningen beschikbaar in deze band (zie ook paragraaf 2.4).

2.6 Aaneengesloten frequentieruimte

Het is technisch efficiënt wanneer alle vergunningen die een aanvrager in een frequentieband verleend krijgt aaneengesloten zijn. Dit stelt hem in staat bredere kanalen in te zetten, hetgeen noodzakelijk is voor het in de toekomst kunnen bieden van (meer) breedbandige diensten. Bovendien wordt hiermee fragmentatie van de verschillende vergunningen in een frequentieband voorkomen hetgeen technisch inefficiënt(er) is. Tot slot wordt hiermee strategisch gedrag van de aanvragers voorkomen. Als alle vergunningen die een aanvrager in een frequentieband verleend krijgt aaneengesloten zijn, is het immers niet mogelijk voor de ene aanvrager om een andere aanvrager te frustreren in het verkrijgen van aaneengesloten frequentieruimte.

Hierom voorziet artikel 2, zevende tot en met tiende lid, onder b, erin dat iedere aanvrager de frequentieruimte die aan hem wordt vergund aaneengesloten verkrijgt. Daarnaast voorziet artikel 2, zevende tot en met tiende lid, onder a, erin dat alle vergunningen van de verschillende aanvragers aaneengesloten worden verleend. Bovendien worden deze vergunningen zo verleend dat er wordt begonnen aan een van de uiterste randen van de betreffende frequentieband. Op die manier wordt verzekerd dat eventueel overgebleven frequentieruimte eveneens aaneengesloten is.

In het geval van de vergunningen A1 en B wordt begonnen met vergunningverlening aan de bovenkant van de 800 MHz band omdat, mocht het in het onwaarschijnlijke geval zo zijn dat niet alle vergunningen worden verkocht, de onderkant van de band in deze veiling dan vrij blijft. Worden er bijvoorbeeld vier van de zes vergunningen verworven, dan worden deze verleend voor de frequentieruimte 801 MHz tot en met 821 MHz gepaard met 842 MHz tot en met 862 MHz. De frequentieruimte van 791 MHz tot 801 MHz gepaard met 832 tot 842 MHz blijft dan vrij. De ratio hierachter is dat dit de kans op eventuele storing van mobiele communicatiesignalen in de 800 MHz band op de omroepsignalen in de aangrenzende, lager gelegen frequentieruime (zie paragraaf 2.9), vermindert.

2.7 Waarborgsom of bankgarantie

De onderhavige regeling gaat uit van een vast bedrag tot zekerheidsstelling voor de gehele duur van de veiling. De zekerheidstelling kan worden voldaan in de vorm van een waarborgsom of in de vorm van een bankgarantie. Daarbij is de keuze tussen deze twee mogelijkheden geheel aan de aanvrager. De hoogte van dit bedrag is, behoudens voor een vergunning A1 of A2, afhankelijk van het aantal activiteitspunten waarop de aanvraag betrekking heeft (zie artikel 15, vierde tot en met zesde lid). Voor een vergunning A1 geldt een vast bedrag van € 35 miljoen (artikel 15, tweede lid). Voor een vergunning A2 geldt een vast bedrag van € 28,9 miljoen (artikel 15, derde lid). De activiteitspunten die de vergunningen A1 en A2 vertegenwoordigen tellen overigens niet ook nog mee voor het bepalen van de totale zekerheidsstelling. Het vaste bedrag treedt daarvoor in de plaats. De hoogte van dit bedrag komt overeen met de reserveprijzen van deze vergunningen (zie paragraaf 5.3.1). Nieuwkomers zullen zich nog moeten bewijzen: de exclusieve reservering voor nieuwkomers van de vergunningen A1 en A2 (in frequentiebanden waar bovendien naar verwachting de schaarste groot zal zijn), rechtvaardigt de eis dat zij in ieder geval in staat zijn de reserveprijs voor deze vergunningen te kunnen betalen.

In het geval van een waarborgsom ter zekerheidstelling, dient deze waarborgsom op het tijdstip van sluiting van termijn voor het indienen van een aanvraag genoemd in artikel 9, eerste lid, in zijn geheel te zijn ontvangen (artikel 8, veertiende lid). Een vergelijkbare eis geldt ten aanzien van de bankgarantie. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de waarborgsom of de bankgarantie, krijgt de aanvrager een termijn van zeven werkdagen om het verzuim te herstellen (artikel 10, derde en vierde lid). Wordt het verzuim niet hersteld, dan zal de aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen. Heeft de aanvrager wel tijdig aan zijn verplichtingen voldaan en wordt hij toegelaten tot de veiling dan is hij gerechtigd in de eerste primaire ronde of in de procedure, bedoeld in artikel 36 en verder, een bieding uit te brengen.

2.8 Ingebruiknameverplichting

In de strategische nota zijn handvatten aangereikt voor de ingebruiknameverplichting. Een ingebruiknameverplichting behelst enerzijds de verplichting voor een vergunninghouder om een openbare elektronische communicatiedienst aan te bieden en anderzijds de verplichting om dat in een gebied met een zekere omvang te doen. De ingebruiknameverplichting waarborgt daarmee dat vergunninghouders ook daadwerkelijk door middel van de aan hen vergunde frequenties commercieel actief worden en er een dienst mee aanbieden. Behalve dat zij dus dient om strategisch opkopen van frequentieruimte tegen te gaan, gaat er een zekere investeringsplicht van uit. Tegelijkertijd moet een ingebruiknameverplichting licht en flexibel zijn. Daarmee wordt de ruimte geboden aan uiteenlopende business cases van zowel partijen met ambities op een massamarkt als een innovatieve nieuwkomer of nichespeler.

De ingebruiknameverplichting is erop gebaseerd dat een vergunninghouder in een relatief beperkt gebied kan starten met het aanbieden van een dienst om deze vervolgens in de jaren daarna uit te rollen naar andere gebieden. De verplichting geldt per kavel, waardoor de zwaarte toeneemt naarmate meer kavels worden verworven. Aangezien lagere frequenties verder reiken dan hogere frequenties, is ook de ingebruiknameverplichting voor de lagere frequenties zwaarder dan voor de hogere frequenties. Door aan te sluiten bij de relatieve kosten die gemoeid zijn bij het uitrollen van een landelijk dekkend netwerk met verschillende frequentiebanden geldt voor iedere band een min of meer gelijke investeringsplicht.

Op verzoek van de Tweede Kamer krijgt de ingebruiknameverplichting in de 800 MHz band per 2x10 MHz zodanig vorm, dat na vijf jaar in 40% van Nederland een openbare elektronische communicatiedienst moet worden aangeboden (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 284). Dit komt neer op 20% van Nederland per vergunning van 2x5 MHz (7471 km2).

Tabel 8: ingebruiknameverplichting

Tabel 8: ingebruiknameverplichting

Mocht een partij in het bezit komen van alle zes de vergunningen in de 800 MHz band dan is hij in feite verplicht om in 120% van Nederland een openbare elektronische communicatiedienst aan te bieden. Omdat dit niet mogelijk is, kan de vergunninghouder in dat geval volstaan met het aanbieden van een openbare elektronische communicatiedienst in 100% van Nederland.

De ingebruiknameverplichting geldt voor alle vergunningen met uitzondering van vergunning H en vergunning G indien deze vergunning G de laagste frequentieruimte betreft van een aaneengesloten blok frequentieruimte van een vergunninghouder in de band 2565 MHz–2615 MHz. Er geldt voor deze vergunningen geen ingebruiknameverplichting omdat zij slechts beperkt bruikbaar zijn (zie paragraaf 2.4). De 5 jaar-verplichting geldt overigens niet voor de vergunningen E en F (de vergunningen in de 1900 MHz en 2100 MHz banden). Hiertoe is besloten omdat deze vergunningen E en F slechts een beperkte looptijd kennen. Deze korte looptijd beperkt enerzijds de terugverdienmogelijkheden van de investeringen waar de ingebruiknameverplichting toe verplicht en anderzijds de verdienmogelijkheden in algemene zin. Het hanteren van een ingebruiknameverplichting na vijf jaar wordt in dat licht als disproportioneel beschouwd. Bovendien wordt, door deze verplichting niet te stellen, de commerciële aantrekkelijkheid van deze vergunningen vergroot.

Het toezicht op het frequentiegebruik is volledig belegd bij Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Ten behoeve van het toezicht op het frequentiegebruik zal meer dan voorheen gebruik worden gemaakt van monitoring, dat wil zeggen het verzamelen van gegevens over de mate of vorm van spectrumgebruik om daarmee actuele gegevens te kunnen opleveren ten aanzien van de ontwikkelingen in en rond het spectrum. Hierbij zal ook informatie worden gebruikt over apparatuur die op de markt verschijnt, met name ten behoeve van het monitoren en vergunningvrij gebruik. Deze gegevens zijn van belang om waar nodig handhavend op te treden.

De informatie uit het huidige monitoringproces gaat ook dienen om marktpartijen van betrouwbare en actuele informatie over de stand van zaken in het frequentiegebruik te voorzien. Dit geeft potentiële toetreders inzicht in de mogelijkheden die er zijn.

2.9 Storing/interferentie

Uit onderzoek is gebleken dat mobiele communicatiesignalen in de 800 MHz band kunnen leiden tot storing op de kabel en bijbehorende randapparatuur, zoals een settop-box, coax-kabel of tv (zie Agentschap Telecom en Universiteit Twente, Onderzoek naar storing op kabeltelevisie door mobiel gebruik van het Digitaal Dividend, juli 2010). De Tweede Kamer is hierover in juli 2010 ingelicht (Kamerstukken II 2009/10, 21 501, nr. 286).

De kans dat die storing ook daadwerkelijk wordt waargenomen, afgezet tegen het totale gebruik, is zeer klein (ver beneden de 1%) en gebonden aan lokale omstandigheden. Daardoor kan de beleving en intensiteit variëren. De kans op storing kan worden teruggedrongen door het nemen van passende maatregelen, door kabelexploitanten, mobiele telecommunicatieaanbieders en consumenten. Het vervangen van randapparatuur draagt ook bij aan het verminderen van de kans op storing. Dit is opgepakt door de Europese Commissie, die aan ETSI (European Telecommunications Standards Institute) en CENELEC (Comité Européen de Normalisation Electrotechnique) heeft gevraagd nader onderzoek te verrichten naar de standaarden voor gebruiksapparatuur. Onderzocht wordt of dit aanleiding kan geven voor een aanpassing van de geharmoniseerde standaarden.

In verband met de sterk lokale aard van de storing is overleg tussen de betrokken marktpartijen (mobiele operators en de kabelsector) de meest aangewezen manier om tot een oplossing voor de storing te komen. Het stellen van strenge generieke voorwaarden in de vergunningen A1 en B om deze kans op storing te beperken zouden gezien de lokale aard van de storing leiden tot inefficiënt spectrumgebruik. Deze strenge voorwaarden zouden dan immers ook gelden op plaatsen waar zij niet bij voorbaat nodig zijn. Het stellen van dergelijk strenge voorwaarden past daarmee ook niet goed in het door de Nota Frequentiebeleid 2005 ingezette beleid om zo min mogelijk voorwaarden te verbinden aan vergunningen.

Betrokken partijen zijn op 27 juni 2011 een overeenkomst aangegaan die erop is gericht om – binnen de grenzen van de Telecommunicatie- en Mededingingswet – op basis van gezamenlijke afspraken in alle gevallen een passende oplossing te bieden voor storingsproblematiek bij klanten van kabelexploitanten, die kan ontstaan als gevolg van gebruik van elektronische communicatiediensten in de 800 MHz band.

Bovengenoemde overeenkomst tussen private partijen laat de maatregelen die de toezichthouder bij of krachtens de Telecommunicatiewet kan nemen, onverlet.

Op basis van artikel 16 van het Frequentiebesluit kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden die betrekking hebben op het veroorzaken van belemmeringen in radiozend- of ontvangapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen door het gewenste signaal van een radiozendapparaat. Mede op verzoek van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2010/11, 32 546, nr. 27), is in de vergunning voor de 800 MHz band een bepaling opgenomen waarmee de minister de vergunninghouder kan verplichten de nodige maatregelen te nemen om een zich voordoende storing op te heffen, bijvoorbeeld ingeval kabelexploitanten en mobiele telecommunicatieaanbieders op basis van uit bovengenoemde overeenkomst voortvloeiende onderlinge afspraken niet tot een passende oplossing komen. Dit moet dan redelijk en verantwoord zijn mede met het oog op de bescherming van de consument. Daarnaast kan de consument zelf al het nodige doen wat in zijn macht ligt om de storing op te lossen, zoals het gebruik van betere (meer immune) kabels.

Behalve storing op de kabel en bijbehorende randapparatuur kan de toepassing van mobiele communicatie in de 800 MHz band ook leiden tot storing op de etheromroepdistributie (Digitenne). Het vergt nog nadere aandacht om te komen met een passende oplossing.

Overigens handelen mobiele operators die partij zijn bij een overeenkomst die erop is gericht om – binnen de grenzen van de Telecommunicatie- en Mededingingswet – op basis van gezamenlijke afspraken in alle gevallen een passende oplossing te bieden voor storingsproblematiek bij klanten van kabelexploitanten, die kan ontstaan als gevolg van gebruik van elektronische communicatiediensten in de 800 MHz band, naar het oordeel van de minister niet in strijd met artikel 16 van deze regeling louter om het enkele feit dat zij partij zijn bij een dergelijke overeenkomst.

2.10 Verhandelbaarheid

Een vergunning kan op aanvraag van de betreffende vergunninghouder geheel of gedeeltelijk aan een ander worden overgedragen. Daarvoor is wel toestemming vereist van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarbij advies van OPTA en NMa kan worden gevraagd. Bij de beoordeling van verzoeken van vergunninghouders om (gehele of gedeeltelijke) overdracht van de bij deze veiling verworven vergunningen zal de minister, op de wijze zoals verwoord in de brief aan de Tweede Kamer van 7 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 284), rekening houden met de wens van de Tweede Kamer om verworven vergunningen niet aan andere eigenaren van het spectrum door te verkopen (Kamerstukken II 2010/11, 24 095, nr. 276).

In de strategische nota is daarnaast voor de gereserveerde vergunningen A1 aangegeven dat deze gedurende de looptijd van de ingebruiknameverplichting niet mogen worden verkocht aan een van de drie bestaande partijen (hieronder worden tevens leden van diens groep begrepen). In de praktijk betekent dit dat de minister zijn beoordelingsbevoegdheid zodanig zal invullen dat hij in beginsel voor de eerste vijf jaar na vergunningverlening negatief zal besluiten op een verzoek om de vergunningen A1 over te dragen aan een van de drie bestaande partijen. Het is namelijk de bedoeling dat deze vergunningen worden gekocht door een partij die zelf actief wil worden en niet door een partij die de frequenties beoogt door te verkopen. Met toestemming van de minister mogen deze vergunningen wel gedurende de looptijd van de ingebruiknameverplichting worden overgedragen aan een andere partij dan een van de drie bestaande partijen. De verkrijger van een vergunning A1 zal tenminste moeten voldoen aan de daaraan gekoppelde ingebruiknameverplichting na vijf jaar.

Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de gereserveerde vergunning A2. Ook met betrekking tot deze vergunning geldt namelijk dat het de bedoeling is dat hij wordt gekocht door een partij die zelf actief wil worden, en niet door een partij die beoogt om de frequenties door te verkopen.

Als het een nieuwkomer niet lukt na vijf jaar een levensvatbare business case te hebben, moet hem de mogelijkheid worden geboden om de vergunning over te dragen aan een andere partij, die wel in staat is concurrerende diensten te leveren en innovatie te bewerkstelligen. Een langere termijn dan vijf jaar kan in dat geval leiden tot verminderde concurrentiewerking, het uitblijven van innovatie en tot minder doelmatig gebruik van de frequentieruimte. Uit oogpunt van mededinging zal de OPTA en NMa om advies worden gevraagd indien tussen vijf en tien jaar na vergunningverlening een verzoek om toestemming voor overdracht van de gereserveerde vergunningen wordt gedaan.

3. Aanvraagprocedure

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet een vergunning vereist van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 4 van het Frequentiebesluit geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor mobiele communicatietoepassingen moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens neergelegd aan welke van de in artikel 6 van het Frequentiebesluit bedoelde eisen een aanvrager moet voldoen om tot de verdeelprocedure te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 8 van het van het Frequentiebesluit, op grond waarvan, in het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning, regels worden gesteld over de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

De aanvraagprocedure start met het indienen van de aanvraag overeenkomstig artikel 8, eerste lid. Iedere aanvrager dient één aanvraag in waarop is aangegeven op hoeveel activiteitspunten, met inachtneming van de totaal te verwerven frequentieruimte, zijn aanvraag betrekking heeft. Wordt de aanvrager toegelaten tot de veiling, dan is het aantal door de aanvrager bij de aanvraag opgegeven activiteitspunten een bovengrens tijdens de veiling. Met het oog op het vaststellen van de noodzaak tot veilen (zie Hoofdstuk 4) moeten de aanvragers voorts in hun aanvraag aangeven of ze voorkeur hebben voor specifieke frequentieruimte.

Bij de veiling van frequentiegebruiksrechten in de 2,6 GHz-band is gebleken dat het toen gehanteerde groepsbegrip onvoldoende was om te voorkomen dat sterk gelieerde partijen zowel in een samenwerkingsverband als afzonderlijk daarvan aan de veiling konden deelnemen. De uitbreiding van het groepsbegrip in de onderhavige veiling ten opzichte van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 2,6 GHz heeft tot doel een herhaling van die situatie te voorkomen.

Per groep mag slechts één aanvraag worden gedaan. Teneinde vast te stellen of aanvragers tot eenzelfde groep behoren zijn zij allen verplicht om bij hun aanvraag een juridisch organogram bij te sluiten (zie Bijlage I, onder A.3). Aanvragers doen er goed aan zo volledig mogelijk te zijn bij het verstrekken van de gevraagde informatie. Indien de informatie onvoldoende is om een goed oordeel te kunnen vormen over de groepsverhoudingen kan toepassing worden gegeven aan artikel 18.7 van de wet. Op basis van dat artikel kunnen alle inlichtingen worden gevorderd die nodig zijn voor het uitvoeren van het bepaalde bij of krachtens de wet.

In artikel 11 zijn eisen opgenomen waaraan een aanvrager dient te voldoen. In het tweede lid van dat artikel is een aantal eisen neergelegd dat enige zekerheid moet bieden aangaande de kredietwaardigheid van een aanvrager. Het is de bedoeling hiermee te voorkomen dat een aanvrager niet in staat zou zijn om zijn biedingen gestand te doen. In dit kader mag de aanvrager bijvoorbeeld niet in staat van faillissement of liquidatie verkeren, mag hem geen surseance van betaling zijn verleend en er mag geen beslag zijn gelegd op een aanmerkelijk deel van zijn vermogen of bedrijfsmiddelen. Gezien voornoemde bedoeling van deze bepaling vormt een aanmerkelijk deel van het vermogen in ieder geval een beslaglegging die van zodanige omvang is dat in redelijkheid moet worden getwijfeld aan de mogelijkheden van die aanvrager om zijn biedingen gestand te doen.

De aanvraag en de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag gevoegd moeten worden, dienen in beginsel in het Nederlands gesteld te zijn. Hierop is enkel uitzondering mogelijk voor marktpartijen die zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (zie artikel 8, elfde tot en met dertiende lid). De gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage I, mogen zijn gesteld in de taal van die staten. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd.

Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid tot verzuimherstel wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. In artikel 10, zevende lid, is voor de minister de discretionaire bevoegdheid opgenomen om een aanvraag niet in behandeling te nemen indien een aanvraag na de mogelijkheid van verzuimherstel niet of niet geheel voldoet aan de gestelde eisen.

Voor de wijze waarop hij van de in artikel 10, zevende lid, aan hem toegekende bevoegdheid gebruik zal maken is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat zoveel mogelijk duidelijkheid wordt geboden. Voor zover het wettelijke kader dit toelaat, is het beleid erop gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Mocht een aanvraag worden ingediend die betrekking heeft op meer activiteitspunten dan waarvoor de aanvrager in aanmerking komt, dan zal die aanvraag (na de mogelijkheid voor verzuimherstel) worden afgewezen voor zover die aanvraag de toegestane hoeveelheid activiteitspunten overtreft (artikel 10, derde lid, onder c, en negende lid). Het is niet proportioneel om een dergelijke aanvraag in zijn geheel af te wijzen. In het kader van de vaststelling of er noodzaak is tot veilen (artikel 12) zal de aanvraag dienen te worden aangepast zodat deze geen betrekking heeft op meer activiteitspunten dan waarvoor de aanvrager in aanmerking komt. Zonder een dergelijke aanpassing kan namelijk niet worden vastgesteld of er inderdaad sprake is van schaarste. Voorts is de aanpassing nodig om tot vergunningverlening over te kunnen gaan indien op grond van artikel 12 blijkt dat er geen sprake is van schaarste. Voordat een aanvraag die betrekking heeft op meer dan de toegestane activiteitspunten wordt afgewezen, wordt de aanvrager derhalve verzocht om aan te geven voor welke vergunningen of frequentieruimte hij voorkeur heeft.

Hoewel zeer onwaarschijnlijk, kan de situatie zich voordoen dat geen of onvoldoende geldige aanvragen worden ingediend voor het gereserveerde spectrum (vergunningen A1 en A2). In dat uitzonderlijke geval is, mede gelet op de verwachte schaarste in de 800 MHz en 900 MHz band, geen grond meer aanwezig om de exclusieve reservering van dit spectrum voor nieuwkomers in stand te houden:

  • Artikel 3, eerste lid, regelt dat indien er, naast (geldige) aanvragen voor twee of meer vergunningen A1, geen (geldige) aanvragen zijn voor de vergunning A2, deze categorie vervalt en de vergunning A2 als zevende vergunning wordt toegevoegd aan categorie C.

  • Artikel 4, eerste lid, regelt dat indien uit de (geldige) aanvragen slechts vraag blijkt voor één vergunning A1 en er geen (geldige) aanvraag is voor een vergunning A2, één vergunning A1 als vijfde vergunning wordt toegevoegd aan de categorie B en de categorie A2 in zijn geheel vervalt, waarbij de vergunning A2 wordt toegevoegd aan categorie B.

  • Artikel 5, eerste lid, regelt dat indien uit de (geldige) aanvragen slechts vraag blijkt voor één vergunning A1, naast vraag naar één of meer vergunningen A2, er één vergunning A1 als vijfde vergunning wordt toegevoegd aan categorie B.

  • Artikel 6, eerste lid, regelt dat indien er uit de (geldige) aanvragen geen vraag blijkt voor de vergunningen A1 en vraag naar één of meer vergunningen A2, beide vergunningen A1 als vijfde en zesde vergunning worden toegevoegd aan categorie B.

  • Artikel 7, eerste lid, regelt dat indien er geen (geldige) aanvragen zijn voor de vergunningen A1 en A2, beide categorieën in zijn geheel vervallen, waarbij de vergunningen A1 worden toegevoegd aan de categorie B, en de vergunning A2 wordt toegevoegd aan de categorie C.

Hierdoor komt het oorspronkelijk gereserveerde spectrum ter beschikking van alle aanvragers. Dit voorkomt dat spectrum onnodig gereserveerd blijft en er zodoende een minder efficiënte veiling plaatsvindt. Aanvragers dienen deze alternatieven in hun aanvraag uit te werken. De alternatieven zijn schematisch weergegeven in onderstaande tabel:

Tabel 9: Overzicht beschikbare vergunningen

Tabel 9: Overzicht beschikbare vergunningen

4. Vaststellen noodzaak tot veilen

Hoewel de verwachting is dat de vraag naar de vergunningen A1 tot en met G groter is dan het aantal beschikbare vergunningen, voorziet artikel 12 van de regeling in de situatie dat het houden van de (hele) veiling niet nodig is. De schaarstevaststelling vindt hierbij plaats voor het geheel aan vergunningen en niet per type vergunning, omdat alle vergunningen als substitueerbaar worden beschouwd. Hierbij kan het volgende voorbeeld worden gegeven. Stel dat uit de aanvragen blijkt dat er schaarste is voor de vergunningen A1, A2, B en C, maar niet voor D, E, F, G en H. Uit deze aanvragen blijkt echter niet dat partij X zijn vraag naar vergunningen B bij een te hoge vraagprijs wil omzetten in een vraag naar vergunningen D. Indien de schaarstevaststelling per type vergunning plaatsvindt, dan worden de vergunningen D, E, F, G en H echter zonder veiling verdeeld en wordt het partij X onmogelijk gemaakt om deze overstap gedurende de veiling alsnog te maken indien daar voor hem aanleiding toe is.

Ten eerste kan de situatie zich voordoen dat het houden van een veiling in het geheel onnodig is. Dit is het geval wanneer er volledig voldaan kan worden aan de vraag naar de beschikbare vergunningen en geen van de aanvragers voorkeur heeft voor specifieke frequentieruimte (artikel 12, tweede lid, onder a, of derde, vierde, vijfde, zesde of zevende lid) of wanneer er slechts één aanvraag is ingediend (artikel 12, tweede lid, onder b). In dat geval zal geen veiling plaatsvinden (artikel 12, tweede lid). Voor de vergunningen wordt in dat geval geen prijs in rekening gebracht. Op basis van de jaarlijks opnieuw vastgestelde Regeling vergoedingen Agentschap Telecom worden bij de vergunninghouder wel verlening- en toezichtkosten in rekening gebracht.

Naast bovenstaande situatie waarin in het geheel niet wordt geveild, kan zich de situatie voordoen dat wel moet worden geveild, maar het niet zinvol is om alle fasen van de veiling te doorlopen. Dit betreft de situatie waarin er kan worden voldaan aan de vraag naar beschikbare vergunningen, maar er door aanvragers een voorkeur is aangegeven voor specifieke frequentieruimte. In deze situatie kan meteen worden overgegaan naar de toewijzingsbiedronde (artikel 12, negende, tiende, elfde, twaalfde, dertiende of veertiende lid). Immers, alleen de (eventuele) voorkeur van de aanvragers voor specifieke frequentieruimte is nog niet bekend. Op grond van artikel 41, derde lid, wordt er in dat geval alleen de zogenoemde extra prijs betaald voor de vergunningen.

Ten slotte is er nog de mogelijkheid dat aan het einde van de aanvullende biedronde blijkt dat het niet zinnig is om een toewijzingsbiedronde te houden. Dit kan zich voordoen in twee situaties. Ten eerste kan zich de situatie voordoen dat er voor alle vergunningen A1, A2, B, C, D, E of G, of enig alternatief dat zich voordoet onder de artikelen 3 tot en met 7 (en aldus voor alle deelnemers wiens bieding deel uitmaakt van de combinatie van winnende biedingen), slechts één alternatief voor frequentieruimte bestaat. Ten tweede kan zich de situatie voordoen dat de combinatie van winnende biedingen uitwijst dat er voor een type vergunning (bijvoorbeeld vergunning E) sprake is van slechts één winnaar (de combinatie van winnende biedingen bevat slechts één bod dat betrekking heeft op vergunningen E). In beide gevallen kan reeds op basis van artikel 2, vijfde tot en met twaalfde lid, of 3, tweede of derde lid, 4, tweede of derde lid, 5, tweede lid, 6, tweede of derde lid, of 7, tweede, derde of vierde lid, worden bepaald voor welke frequentieruimte die vergunningen moeten worden verleend. Derhalve is in artikel 35, eerste lid, bepaald dat in een dergelijke situatie de betrokken vergunningen zonder toewijzingsbiedronde kunnen worden verleend. In dat geval wordt uitsluitend de op grond van artikel 32 afgeronde basisprijs betaald.

Opgemerkt wordt dat indien de combinatie van winnende biedingen slechts één bod bevat dat betrekking heeft op de vergunningen A1 en/of A2, met betrekking tot die vergunningen nog niet kan worden bepaald voor welke frequentieruimte die vergunningen moeten worden verleend. Dit komt omdat de vergunningen A1 en A2 gelegen zijn in dezelfde frequentieband als de vergunningen B respectievelijk C. Alleen als de combinatie van winnende biedingen één winnaar aanwijst van zowel de vergunningen A1 als B, danwel één winnaar van zowel de vergunningen A2 als C, zal zich met betrekking tot deze vergunningen de situatie voordoen dat geen toewijzingsbiedronde meer nodig is.

5. Veilingmodel: combinatorische klokveiling

Het model dat gebruik wordt voor deze veiling is, evenals bij de 2,6 GHz-veiling, de zogeheten combinatorische klokveiling. De veiling zal plaatsvinden via internet. Iedere partij die beschikt over een computer met internetverbinding kan technisch gezien deelnemen aan de veiling.

5.1 Overwegingen voor dit model

Het veilingmodel heeft tot doel de haalbaarheid van de veilingdoelstellingen te waarborgen. Voor de veiling zijn deze in volgorde van prioriteit: lage toetredingsdrempels (kansen voor nieuwkomers), efficiënte allocatie (vergunningen moeten bij die partijen komen die er de meeste waarde mee weten te creëren en te verwerven spectrum dient zo veel mogelijk aaneengesloten te zijn) en realistische veilingopbrengst (marktconforme beprijzing en voorkomen ‘winner’s curse’, onder meer door het hanteren van de ‘tweede prijsregel’). Verder dient het veilingmodel te borgen dat de veiling efficiënt en praktisch uitvoerbaar is, er zo veel mogelijk samenspanning door partijen (collusie) of strategisch inkoopgedrag wordt vermeden, alsook zo veel mogelijk transparantie en keuzevrijheid tijdens het biedproces voor en aan de deelnemers wordt geboden.

Het veilingmodel waarin zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan bovenstaande uitgangspunten, is de combinatorische klokveiling. De keuze voor het veilingmodel is gebaseerd op twee externe onderzoeken (SEOR, Advies over de verdeling van TDAB-, 2,6 GHz- en FM-/AM-frequenties, juni 2007 en DotECon, Auction model and electronic system for the Dutch 2.6 GHz auction, november 2007). Het onderzoek uitgevoerd door DotEcon vormt de basis voor het veilingmodel maar wijkt op een aantal punten (gedeeltelijk) af, zoals ten aanzien van het hanteren van waarborgsommen, sancties, aantal activiteitspunten, termijnen voor bijstorten, het hanteren van een ‘noodremprocedure’ (de artikelen 3 tot en met 7 van de regeling) en het mededelen van informatie aan de deelnemers van de veiling. Dit veilingmodel is een efficiënte benadering om meerdere vergunningen te veilen die zowel substitueerbaar als aanvullend aan elkaar zijn. De veiling zal via een elektronisch veilingsysteem plaatsvinden waarbij gebruik wordt gemaakt van het internet. De veiling van de 2,6 GHz frequenties heeft in het voorjaar van 2010 ook via internet plaatsgevonden en ook in andere landen (zoals Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) hebben veilingen van frequenties via internet plaatsgevonden. In Zwitserland zal naar verwachting in 2012 een soortgelijke veiling plaatsvinden als de veiling die onderwerp is van deze regeling. Elektronisch veilen over het internet heeft als grootste voordeel dat er minder kosten voor het bedrijfsleven zijn. Niet alleen reis- en verblijfskosten worden bespaard, maar vooral ook communicatie- en afstemmingskosten tussen bieders ‘on site’ en beslissingsbevoegden op het hoofdkantoor zijn significant hoger wanneer een veiling op locatie plaatsvindt.

Uitgangspunt van de veiling is bovendien dat er zo veel mogelijk transparantie is voor deelnemers aan de veiling. Transparantie moet er echter niet toe leiden dat collusie in de hand wordt gewerkt en nieuwkomers op achterstand worden gezet. Om die reden is er voor gekozen dat bij aanvang van de veiling bekend wordt gemaakt hoeveel deelnemers er zijn, maar niet welke deelnemers het betreft.

5.2 De werking van het model

De combinatorische klokveiling bestaat uit twee fasen :

  • 1. De hoofdfase van de veiling, bestaande uit de primaire biedronden en de aanvullende biedronde. In deze fase bieden de deelnemers uitsluitend op aantallen vergunningen A1, A2 B, C, D, E, F of G. De specifieke frequentieruimte waarop een vergunning ziet, blijft in deze fase nog onbepaald. De hoofdfase kent primaire biedronden waarin vraag, aanbod en prijs op elkaar afgestemd worden. Bij iedere ronde gaat de prijs van de vergunningen (A1, A2, B C, D, E, F of G) omhoog en kunnen deelnemers aangeven hoeveel vergunningen zij tegen die prijs zouden willen verwerven. De rondeprijs wordt verhoogd totdat de vraag niet meer groter is dan het aanbod. De hoofdfase wordt afgesloten met in beginsel één aanvullende biedronde waarin deelnemers op verschillende door hen aan te geven combinaties van vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G kunnen bieden. Deelnemers kunnen dan ook switchen tussen vergunningen. Aan het einde van de aanvullende biedronde wordt bepaald welke deelnemers vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G hebben ‘gewonnen’ en hoeveel vergunningen zij hebben ‘gewonnen’.

  • 2. De toekenningsfase, die in beginsel uit één toewijzingsbiedronde bestaat. In deze toewijzingsbiedronde wordt bepaald op welke specifieke plaats in de frequentieband de vergunningen zien die de deelnemer in de hoofdfase heeft ‘gewonnen’. Aan deze biedronde doen uitsluitend de deelnemers mee die in de hoofdfase vergunningen hebben gewonnen.

In de hiernavolgende paragrafen wordt specifieker op de hoofd- en toekenningsfase ingegaan.

5.3 De hoofdfase van de veiling (primaire biedronde en aanvullende biedronde)

5.3.1 Primaire biedronden

Doel van de primaire biedronde

De primaire biedronden hebben tot doel te bepalen wat ongeveer de waarderingen voor de vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F en G zijn. De primaire biedronden volgen het principe van de klokveiling. In iedere ronde doen bieders één bieding op vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G (bijvoorbeeld 2 vergunningen B, 2 vergunningen C en 4 vergunningen D) voor de geldende rondeprijs per vergunning. Hierbij wordt op vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G geboden, zonder dat bepaald is op welke specifieke frequentieruimte de vergunningen A1, A2, B, C, D, E of G betrekking hebben. De primaire biedronden gaan door totdat de totale vraag kleiner of gelijk is aan het totale aanbod aan vergunningen.

Hoewel het doel van de primaire ronden is om te bepalen wat ongeveer de waarderingen voor de verschillende vergunningen zijn, kan iedere geldige bieding in een primaire ronde uiteindelijk deel uitmaken van de combinatie van winnende biedingen (artikel 31, tweede lid). Deelnemers zijn onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan hun biedingen gebonden (zie artikel 19, tweede lid) en doen er dus goed aan om ook in de primaire biedronden uitsluitend serieuze biedingen te doen.

Rondeprijzen in de primaire biedronde

Bij aanvang van de eerste primaire biedronde wordt gestart met een minimumbedrag van € 35.000.000,– voor een vergunning A1 of B, € 28.900.000,– voor een vergunning A2 of C, € 4.125.000, voor een vergunning D, € 810.000,– voor een vergunning E, € 590.000,– voor een vergunning F en € 585.000,– voor een vergunning G (artikel 26, eerste lid).

Dit minimumbedrag wordt ook de ‘reserveprijs’ genoemd. Met een reserveprijs wordt beoogd om niet-serieuze bieders te weren, maar ook om de veiling vlotter te laten verlopen. De reserveprijs moet niet te laag zijn (anders schrikt het niet-serieuze bieders onvoldoende af), maar ook niet zo hoog zijn dat (kleinere) partijen erdoor worden geweerd. Voorkomen moet worden dat serieuze bieders niet in staat zijn om binnen de vergunningduur en de ingebruiknameverplichting de reserveprijs terug te verdienen.

Om de reserveprijzen vast te stellen is allereerst een zo realistisch mogelijke inschatting gemaakt van de waarde van een 800 MHz vergunning, het meest waardevolle deel van het te vergunnen spectrum. Daartoe is de opbrengst van de 800 MHz band in Duitsland, waar deze band in april/mei 2010 is geveild, als referentiepunt genomen. Daarbij is rekenschap gegeven van de marktverschillen tussen Duitsland en Nederland. De reserveprijs voor de 800 MHz vergunningen is op circa 30% van deze ingeschatte waarde gesteld. Bij het bepalen van de reserveprijzen van de overige vergunningen is de reserveprijs van de 800 MHz vergunningen als startpunt genomen. Vervolgens is een aantal correctiefactoren toegepast. Zo is er rekening gehouden met de verwachte uitrolkosten, verschil in looptijden tussen vergunningen, het verschil in kavelgroottes en het verschil tussen gepaard en ongepaard spectrum (zie ook Creed, Advies: Veiling van vergunningen 800, 900, 1800 MHz, Amsterdam, 31 januari 2011).

Tijdens de primaire biedronden verhoogt de minister (zolang er schaarste is) de prijs voor iedere afzonderlijke categorie vergunningen per biedronde. Deelnemers geven met hun bieding aan hoeveel vergunningen van welk type zij voor de door de minister vastgestelde rondeprijs willen verwerven. Voor de vergunningen A1 en A2 geldt dat alleen nieuwkomers daarvoor in aanmerking komen.

Uitgangspunt is dat de rondeprijs van een vergunning wordt verhoogd indien uit de biedingen blijkt dat die vergunning schaars is (zie artikel 26, tweede tot en met veertiende lid). Die verhoging kan per categorie van vergunningen verschillen. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de prijs van de vergunningen C met 5% stijgt terwijl die van de vergunningen D met 12% stijgt. Ten aanzien van de mate waarin de rondeprijzen worden verhoogd geldt het uitgangspunt dat de rondeprijs van een vergunning in beginsel niet meer dan 100% verhoogd wordt ten opzichte van de rondeprijs voor die vergunning in de daaraan voorafgaande ronde. De minister kan van dit uitgangspunt afwijken indien dit naar zijn oordeel nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling (artikel 26, vijftiende en zestiende lid).

Activiteitsniveau en -punten in de primaire ronde

Een voorwaarde voor de geldigheid van de bieding van een deelnemer is dat het activiteitsniveau van zijn bieding in een ronde gelijk is aan of kleiner is dan het activiteitsniveau van die deelnemer in die betrokken ronde (zie artikel 22, vijfde lid). Het stellen van deze voorwaarde is nodig om de totale vraag naar vergunningen vanaf het begin van de veiling inzichtelijk te maken (ofwel voorkomen dat deelnemers om strategische redenen hun vraag achterhouden).

Iedere vergunning staat gelijk aan een aantal activiteitspunten (zie artikel 22, eerste lid). Zo staat een vergunning A1 ,A2, B of C gelijk aan vijftien activiteitspunten. Een bieding op twee vergunningen B staat daarmee gelijk aan een bieding met een activiteitsniveau van 30 (2x15) activiteitspunten. Vergunning D staat gelijk aan twee activiteitspunten. De overige vergunningen staan ieder gelijk aan één activiteitspunt, met uitzondering van de vergunningen G waarvoor een afwijkende regel geldt (artikel 22, eerste lid, onder e). Deze uitzondering houdt verband met de noodzaak om guardbands aan te brengen tussen verschillende vergunninghouders in het ongepaarde deel van de 2,6 GHz band (zie paragraaf 2.4).

De hoeveelheid vergunningen waarop een bieding betrekking heeft, is gemaximeerd door:

  • enerzijds de maximale frequentieruimte waarvoor aan een aanvrager vergunningen worden verleend (artikelen 2, elfde en twaalfde lid, of 3, derde lid, 4, derde lid, 5, tweede lid, 6, derde lid, onderscheidenlijk 7, vierde lid) – ofwel het maximum aan activiteitspunten –, en

  • anderzijds het activiteitsniveau van een deelnemer in de ronde waarin hij een bieding wil indienen (artikel 22, derde en vijfde lid).

Het maximum van 220 respectievelijk 190 activiteitspunten (artikel 2, elfde en twaalfde lid) is een constant maximum in de zin dat dit maximum altijd geldt (in iedere primaire biedronde alsmede in de aanvullende biedronde). Dit maximum voor overige deelnemers ligt hoger wanneer de situatie als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7 van de regeling zich voordoet. Het activiteitsniveau van een deelnemer is afhankelijk van de ronde waarin hij biedt (zie de volgende twee alinea’s en artikel 22, derde lid).

In de eerste primaire biedronde is hetgeen een deelnemer kan bieden, ingevolge artikel 22, derde lid, onder a, en vijfde lid gemaximeerd door het activiteitsniveau dat hij heeft. Als hij bijvoorbeeld een geldige aanvraag heeft ingediend ter grootte van 30 activiteitspunten en hem ingevolge artikel 14, eerste lid, is meegedeeld dat hij voor 30 activiteitspunten vergunningen mag verwerven tijdens de veiling, dan kan hij in de eerste primaire biedronde een bieding doen ter grootte van 30 activiteitspunten (bijvoorbeeld een vergunning B – ofwel vijftien activiteitspunten – plus een vergunning C – ofwel vijftien activiteitspunten). Hij kan er ook voor kiezen om in de eerste primaire biedronde een bieding te doen voor een lager aantal activiteitspunten als waarop zijn aanvraag betrekking heeft. Dat heeft overigens wel gevolgen voor zijn biedmogelijkheden in de daaropvolgende ronden (zie volgende punt).

In iedere volgende ronde van de primaire biedronden (tweede, derde, etc.) kan een deelnemer ingevolge artikel 22, derde lid, onder b, en vijfde lid, een bieding doen voor hetzelfde aantal activiteitspunten als in de daaraan voorafgaande ronde, of een lager aantal activiteitspunten. Als hij bijvoorbeeld in de eerste primaire biedronde een bieding heeft gedaan ter grootte van 30 activiteitspunten, dan kan hij in de daaropvolgende ronde (in dit voorbeeld: de tweede primaire ronde) een bieding doen voor datzelfde aantal of een lager aantal activiteitspunten (bijvoorbeeld 15). Hierdoor zal de totale vraag van iedere deelnemer naar verwachting geleidelijk afnemen, naarmate de prijs toeneemt. Een vergroting van de totale vraag naar vergunningen is voorts door deze aanpak niet mogelijk, waardoor het veilingproces inzichtelijk verloopt.

De software van het veilingsysteem controleert of een bieding van een deelnemer voldoet aan het maximum aan activiteitspunten (artikelen 2, elfde en twaalfde lid, of 3, derde lid, 4, derde lid, 5, tweede lid, 6, derde lid, onderscheidenlijk 7, vierde lid) en aan het maximum dat voor die deelnemer in die ronde geldt (artikel 22, derde en vijfde lid). Indien een deelnemer een bieding uitbrengt die boven het gestelde maximum uitgaat, dan is die bieding ongeldig (artikel 20, tweede lid, onderdeel b).

Een deelnemer is niet verplicht om in iedere primaire biedronde te blijven bieden. Hij mag stoppen met bieden wanneer hem dat goeddunkt. Als hij in een primaire ronde (bijvoorbeeld ronde 7) geen bieding doet, dan is zijn activiteitsniveau voor de daaropvolgende rondes (bijvoorbeeld 8, 9, etc.) nul en kan hij niet meer bieden.

Andere eisen in de primaire biedronde

Deelnemers mogen in iedere primaire biedronde ten hoogste één bieding per ronde uitbrengen (artikel 24, tweede lid). Daarnaast worden alleen geldige biedingen geaccepteerd (zie artikel 20 en paragraaf 5.7.)

Duur van de primaire biedronde

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bieding uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten, met dien verstande dat in ten hoogste twee primaire biedronden voor een deelnemer verlenging plaats vindt (artikel 23, eerste lid). De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bieding hebben uitgebracht. De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bieding hebben uitgebracht in de normale rondetijd, toestemming tot verlenging van de minister hebben en nog beschikken over activiteitspunten. Deelnemers die al een bieding hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bieding hebben uitgebracht tijdens de primaire biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bieding uitbrengen tijdens de verlenging. Deze deelnemers kunnen niet meer bieden in latere primaire biedronden.

De primaire biedronden eindigen ingevolge artikel 27, eerste lid, als voldaan kan worden aan de vraag naar vergunningen. Bij uitzondering kan de minister de primaire biedronden beëindigen zonder dat de vraag naar vergunningen kleiner of gelijk is aan het aanbod indien dat geboden is ten behoeve van een efficiënt veilingproces (artikel 27, tweede lid).

5.3.2 Aanvullende biedronde

Doel van de aanvullende biedronde

Op de primaire biedronden volgt de aanvullende biedronde. Dit is één biedronde (die op grond van artikel 31, derde lid, ten hoogste drie maal opnieuw kan worden gehouden), waarin alle bieders de mogelijkheid hebben om verschillende biedingen te doen op (combinaties van) vergunningen. De biedmogelijkheden in de aanvullende ronde worden bepaald door het biedgedrag in de primaire biedronden.

Door het aantal categorieën vergunningen dat geveild wordt, is het mogelijk een zeer groot aantal biedingen in te dienen in de aanvullende biedronde. Dit heeft gevolgen voor de tijd die benodigd is om de biedingen in te dienen, voor de werking van het elektronische veilingsysteem en voor de tijd die nodig is om de ingediende biedingen te verwerken en de basisprijzen te bepalen. Daarom is een maximum gesteld aan de hoeveelheid uit te brengen (pakket)biedingen in de aanvullende biedronde (artikel 29, tweede lid). Dit voorkomt mede dat niet-serieuze deelnemers in staat zijn het veilingproces te verstoren. Er is gekozen voor een maximum van 2000 biedingen, zodat deelnemers voldoende mogelijkheden hebben om biedingen te kunnen doen maar niet dusdanig veel biedingen kunnen doen dat het veilingproces kan worden gefrustreerd.

Activiteitsniveau en -punten in de aanvullende biedronde

De activiteitsregel levert ook beperkingen op voor de aanvullende biedronde. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat deelnemers ook tijdens de primaire biedronden serieuze biedingen doen. Als een deelnemer bijvoorbeeld in een bepaalde primaire ronde zijn activiteitsniveau heeft laten zakken (zijn totale vraag naar vergunningen ging omlaag bij een prijsverhoging), zou het in beginsel niet redelijk zijn als deze deelnemer vervolgens in de aanvullende biedronde een bieding met een hoger activiteitsniveau tegen een onverwacht hoog bedrag zou mogen doen. Dat zou hem immers in staat stellen om zijn vraag achter te houden in de primaire biedronden, hetgeen een goed, transparant en efficiënt verloop van de veiling zou frustreren.

De hoeveelheid activiteitspunten waarop een bieding in de aanvullende ronde betrekking heeft is in beginsel gemaximeerd door:

  • enerzijds de maximale frequentieruimte waarvoor aan een aanvrager vergunningen worden verleend (artikelen 2, elfde en twaalfde lid, of 3, derde lid, 4, derde lid, 5, tweede lid, 6, derde lid, onderscheidenlijk 7, vierde lid) – ofwel het maximum aan activiteitspunten –, en

  • anderzijds het activiteitsniveau van een deelnemer, te weten het activiteitsniveau van diens bieding in de laatste primaire biedronde (artikel 22, derde lid, onderdeel c, en vijfde lid).

Ingevolge artikel 22, zesde lid, kan het activiteitsniveau van een bieding in de aanvullende biedronde toch hoger zijn dan het activiteitsniveau van de deelnemer (te weten het activiteitsniveau van diens bieding in de laatste primaire biedronde), mits het activiteitsniveau van de bieding in de aanvullende biedronde niet hoger is dan het aantal activiteitspunten dat hem op grond van artikel 14, eerste lid, is meegedeeld.

Minimumprijzen in de aanvullende biedronde

Artikel 30, eerste lid, bepaalt wat een deelnemer in de aanvullende ronde per vergunning (van een bepaald type) minimaal moet bieden. Deze minimumbiedbedragen komen overeen met de prijzen voor de vergunningen in de eerste primaire biedronde. Indien deelnemers in de aanvullende ronde biedingen zouden kunnen doen voor lagere bedragen, zou de aanvullende biedronde zijn effect en nut verliezen hetgeen veilingtechnisch inefficiënt is.

Voorts stelt artikel 30, tweede lid, een minimum voor het biedbedrag dat een deelnemer kan bieden voor een bieding in de aanvullende ronde die hij (wat aantallen en type betreft) ook heeft gedaan in een primaire biedronde. Indien een deelnemer voor die bieding (bijvoorbeeld één vergunning B, twee vergunningen C en één vergunning D) in een primaire ronde bijvoorbeeld een bieding heeft gedaan ter hoogte van € 127.495.000,– en hij wil in de aanvullende biedronde een bieding op hetzelfde pakket uitbrengen (dus één vergunning B, twee vergunningen C en één vergunning D) dan moet zijn bieding in de aanvullende biedronde een hoger biedbedrag betreffen dan € 127.495.000,–.

Maximumprijzen in de aanvullende biedronde

In de aanvullende biedronde gelden ook maximumprijzen per deelnemer, die gebaseerd zijn op de biedingen van deze deelnemer in de primaire biedronden. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verschillende biedbeperkingen die op grond van artikel 30, derde en vierde lid, in de aanvullende biedronde gelden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds een bieder die vóór de laatste primaire biedronde is gestopt met bieden en anderzijds een bieder die tot en met de laatste primaire biedronde heeft geboden. Verder gelden er beperkingen naar gelang het bod in de aanvullende biedronde betrekking heeft op (a) het pakket waar de deelnemer voor het laatst op heeft geboden in de primaire biedronden, (b) een pakket met dezelfde omvang qua activiteitspunten maar op een ander samenstel van vergunningen (c) een qua activiteitspunten groter of kleiner pakket dan waar de deelnemer voor het laatst op heeft geboden in de primaire biedronden. Tabel 10: Overzicht biedbeperkingen in de aanvullende biedronde

Tabel 10: Overzicht biedbeperkingen in de aanvullende biedronde

In de aanvullende biedronde bieden op het finale pakket

Als een deelnemer in de laatste primaire biedronde nog meedeed (een bieding met een activiteitsniveau hoger dan nul uitbracht) geldt voor deze deelnemer voor biedingen op zijn finale pakket (de specifieke combinatie van vergunningen waarop de bieder in de laatste primaire biedronde bood) geen maximumbedrag in de aanvullende biedronde (artikel 30, vijfde lid). Haakte een deelnemer in een primaire biedronde af (bracht hij zijn laatste bieding met een activiteitsniveau hoger dan nul uit in een andere primaire biedronde dan de laatste primaire biedronde) dan geldt voor deze deelnemer voor biedingen op zijn finale pakket in de aanvullende ronde een maximumbedrag (artikel 30, vierde lid). Op zijn finale pakket (het laatste pakket van meer dan nul activiteitspunten waarop de deelnemer in de primaire biedronde een bieding heeft gedaan) mag hij geen geen hoger bedrag bieden, dan het bedrag dat dit pakket zou hebben gekost in de primaire biedronde na de biedronde waarin hij zijn finale primaire biedronde uitbracht (de ronde waarin hij ‘uitstapte’).

In de aanvullende biedronde bieden op een ander pakket dan het finale pakket

Voor biedingen op een ander pakket dan het finale pakket (met een hoger of lager totaalaantal activiteitspunten, of hetzelfde activiteitsniveau maar een andere combinatie van vergunningen) geldt op grond van artikel 30, vierde lid, een maximumbedrag. De hoogte van dat maximumbedrag wordt berekend op basis van de volgende formule (artikel 30, vierde lid) die ook wel de ‘relatieve capregel’ wordt genoemd:

SB(x) ≤ Bmax(Y) + (RPn(x) – Pn(Y))

Om de verschillende termen in de formule van de relatieve capregel te bepalen, en zo de maximale hoogte van het te bieden bedrag voor een bepaald pakket in de aanvullende biedronde (pakket ‘X’) vast te stellen – oftewel, wat is het maximale supplementaire bod dat op pakket X mag worden uitgebracht; ‘DB(x)’) – worden de volgende stappen gevolgd:

  • Ten eerste wordt vastgesteld in welke biedronde de deelnemer voor het laatst een voldoende hoog activiteitsniveau had om een bieding uit te brengen op het samenstel van vergunningen (‘pakket’) waarop hij in de aanvullende biedronde een bieding wil uitbrengen. Dit pakket, het pakket waarop de deelnemer een bieding wil uitbrengen in de aanvullende biedronde, wordt aangeduid als pakket ‘X’ en de betreffende primaire biedronde als ronde ‘n’.

  • Ten tweede wordt bekeken op welk pakket de deelnemer in de ronde n daadwerkelijk een bieding heeft uitgebracht. De prijs van dit ‘pakket Y’ vormt de term ‘Pn(Y)’. Oftewel, de prijs in ronde n van pakket Y.

  • Ten derde wordt op basis van de rondeprijzen in ronde n berekend wat de prijs zou zijn van pakket X. De prijs van pakket X in ronde n vormt de term ‘RPn(x)’. Oftewel, de prijs in ronde n voor pakket X.

  • Ten vierde wordt bekeken wat het maximale bod is wat de deelnemer heeft uitgebracht op pakket Y. Dit bedrag wordt aangeduid met ‘Bmax(Y)’. Oftewel, wat is het maximale bod dat de deelnemer heeft gedaan op pakket Y. Dit maximale bod hoeft overigens niet al te zijn gedaan in ronde n, maar kan ook in een latere primaire biedronde, of zelfs in de aanvullende biedronde zijn gedaan. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat de deelnemer in ronde n een bod uitbrengt op een bepaald pakket (‘pakket Y’) en dat hij vervolgens tot aan de laatste primaire biedronde blijft doorbieden op dit pakket. Als hij vervolgens in de aanvullende biedronde nogmaals een bieding op dit pakket uitbrengt dan is ‘Bmax(Y)’ dus de prijs van pakket Y in de aanvullende biedronde.

Het volgende voorbeeld dient ter illustratie van voorgaande en is puur fictief.

Stel er worden 14 vergunningen geveild. Het verloop van de veiling voor deelnemer A in de primaire biedronden is hieronder weergegeven. De primaire biedronden eindigen na ronde 7:

Een bieding op het pakket van 4 vergunningen is onbeperkt (artikel 30, vijfde lid maar zie ook tabel 10). Deelnemer A biedt in de aanvullende biedronde een bedrag van € 9.000.000,– voor dit pakket. Vervolgens wil hij een bieding uitbrengen op een pakket van 6 vergunningen (‘pakket X’). Het maximumbedrag dat hij hiervoor mag betalen wordt bepaald door de formule van de relatieve capregel (SB(x) ≤ Bmax(Y) + (RPn(x) – Pn(Y))). De uitkomst hiervan wordt als volgt berekend:

Allereerst wordt vastgesteld in welke primaire biedronde deelnemer A voor het laatst op 6 vergunningen mocht bieden (‘ronde n’). Dat is de primaire biedronde 6. In die primaire biedronde bood hij echter op een pakket van 4 vergunningen (‘pakket Y’) voor een totaalbedrag van € 8.400.000,–. Dit laatste bedrag is de term Pn(Y) in de formule (de prijs in ronde n van pakket Y).

Vervolgens moet worden berekend wat een pakket van 6 vergunningen in ronde 6 zou hebben gekost. Dat is € 12.600.000,– (6 x € 2.100.000,–). Dit bedrag is de term RPn(x) in de formule (de prijs in ronde n van pakket X).

Tot slot moet worden vastgesteld wat het maximale bod is dat deelnemer A op het pakket van 4 vergunningen heeft uitgebracht. Dat is de bieding van € 9.000.000,– die hij heeft gedaan in de aanvullende biedronde en dus niet de bieding van € 8.800.000,– die hij op dit pakket deed in ronde 7. Dit bedrag van € 9.000.000,– is de term Bmax(Y) in de formule (het maximale bod dat deelnemer A in de primaire of aanvullende biedronde(n) heeft uitgebracht op pakket Y).

Het maximale bedrag dat deelnemer A dus mag bieden op een pakket van 6 vergunningen is: € 9.000.000,– + (€ 12.600.000,– – € 8.400.000,–) = € 13.200.000,–.

Duur van de aanvullende biedronde

De deelnemers horen voor aanvang van de veiling hoeveel tijd er is uitgetrokken voor de aanvullende ronde. Mocht een deelnemer er niet in slagen om binnen de gestelde duur van de aanvullende ronde een bieding in te dienen, dan krijgt hij op grond van artikel 23, eerste lid, automatisch een half uur extra om alsnog te bieden. Voorts kan de minister in geval van bijzondere omstandigheden of in geval van een elektronische storing nader uitstel verlenen (artikel 23, tweede lid).

5.3.3 Einde van de hoofdfase: Bepalen van de combinatie van winnende biedingen

Vaststellen combinatie van winnende biedingen

Na de aanvullende biedronde worden alle biedingen uit zowel de primaire biedronden als de aanvullende biedronde bij elkaar genomen om te bepalen wie de winnaars zijn van de hoofdfase van de veiling (artikel 31). De voornaamste randvoorwaarden zijn de uitgangspunten voor de vergunningverlening in de artikelen 2, derde tot en met twaalfde lid, of 3, tweede en derde lid, 4, tweede en derde lid, 5, tweede lid, 6, tweede en derde lid, onderscheidelijk 7, tweede, derde en vierde lid. Deze eisen zien onder meer op een efficiënte verdeling van de frequentieruimte (zie hierover Hoofdstuk 2). Daarnaast is een absoluut vereiste dat de combinatie van winnende biedingen ten hoogste één bieding per deelnemer bevat.

De combinatie van biedingen die aan bovenbedoelde eisen voldoet én de hoogste opbrengst oplevert, is de combinatie van winnende biedingen. Zodra de combinatie van winnende biedingen is bepaald, weet de deelnemer wiens bieding deel uitmaakt van die combinatie hoeveel vergunningen A1, A2, B, C, D, E, F of G hij verleend krijgt. De deelnemers weten daarmee nog niet voor welke specifieke frequentieruimte zij een vergunning verleend krijgen. Dit wordt eerst duidelijk aan het einde van de toewijzingsbiedronde.

Als er geen unieke combinatie is van winnende biedingen, dan wordt de aanvullende biedronde maximaal driemaal herhaald. Is er dan nog steeds geen unieke combinatie van winnende biedingen, dan wordt er geloot (artikel 31, derde en vierde lid). Deze loting vindt plaats via de software van het veilingmodel onder toezicht van een notaris.

Vaststellen van de basisprijs

Voor iedere winnende bieding wordt een basisprijs vastgesteld op grond van bijlage III (artikel 32). Deze basisprijs wordt gebaseerd op de ‘tweede-prijs-regel’, waarbij niet het geboden bedrag van de winnende deelnemers als uitgangspunt geldt, maar de zogeheten opportuniteitskosten. Hiermee wordt in dit geval het bedrag bedoeld dat de alternatieve combinatie van winnaars zou moeten betalen als de combinatie van winnende biedingen niet zou bestaan. De winnende deelnemers betalen niet wat ze hadden geboden (in hun winnende bieding), maar betalen het bedrag dat de alternatieve combinatie van winnaars – in hiervoor beschreven fictieve situatie – betaald zou hebben.

5.4 De toewijzingsbiedronde

Doel van de toewijzingsbiedronde

Deze ronde bepaalt hoe het beschikbare spectrum in de verschillende frequentiebanden zal worden verdeeld tussen de winnende bieders. Na de hoofdfase zijn de winnaars namelijk al wel bekend, maar zij weten uitsluitend hoeveel vergunningen A1, A2, B, C, D, E of G zij hebben gewonnen. Alleen de winnaar van de vergunning F is na afloop van de primaire ronden zeker van zijn plaats in het spectrum. In de toewijzingsronde wordt de concrete plek in het spectrum bepaald, ofwel wordt bepaald voor welke specifieke frequentieruimte de winnaars een vergunning krijgen. Indien de combinatie van winnende biedingen uitwijst dat er voor de vergunningen A1 en B, A2 en C, D, E of G sprake is van slechts één winnaar, wordt er voor dat type vergunning geen toewijzingsbiedronde gehouden.

Verloop van de toewijzingsbiedronde

In afwijking van de primaire biedronde en de aanvullende biedronde bestaat de toewijzingsbiedronde uit maximaal vijf afzonderlijke biedronden die gelijktijdig plaatsvinden. Deze simultane biedronden leiden tot vijf finale combinaties van winnende biedingen: een toewijzingsbiedronde en één finale combinatie van winnende biedingen voor vergunningen A1 en B, één finale combinatie van winnende biedingen voor vergunningen A2 en C, en voor elk van de vergunningen D, E en G ook een toewijzingsbiedronde en één finale combinatie van winnende biedingen. Het houden van vijf gescheiden toewijzingsbiedronden voor de vergunningen A1 en B (tezamen), A2 en C (tezamen), D, E en G heeft onder meer als voordeel dat de toewijzingsbiedronde bij een niet doorslaggevende uitkomst (bijvoorbeeld meerdere finale combinaties van winnende biedingen voor vergunning D) niet voor alle vergunningtypen herhaald hoeft te worden (zie artikel 40, derde lid).

Voor aanvang van de toewijzingsbiedronde stelt de minister voor iedere deelnemer een lijst op van de biedopties die hij per type vergunning (A1 en B tezamen, A2 en C tezamen, D, E of G) in de toewijzingsbiedronde heeft (artikel 38). Aan de hand van deze lijst kan iedere deelnemer zien voor welke specifieke frequentieruimte hem vergunningen verleend zouden kunnen worden. Een deelnemer in de toewijzingsbiedronde kan uitsluitend een bieding uitbrengen op een biedoptie die op deze lijst staat (artikelen 37, zesde lid, en 38). Brengt hij een bieding uit op een optie die niet op deze lijst staat dan is zijn bieding ongeldig (artikel 20, tweede lid, onderdeel i).

Het staat de deelnemers in de toewijzingsbiedronde vrij om van deelname aan deze ronde af te zien als zij geen voorkeur hebben voor een specifieke plek in het spectrum; in dat geval komen zij op een plek terecht die ‘overblijft’ nadat naar aanleiding van de biedingen in de toewijzingsbiedronde is gebleken op welke plekken andere winnende bieders terecht komen. Ingevolge artikel 39 hoeven zij in dat geval geen actie te ondernemen in deze biedronde (het is niet nodig om een bieding van nul euro uit te brengen).

Vaststellen van de extra prijs en van de totaalprijs

Na de toewijzingsbiedronde wordt op grond van bijlage IV bepaald welke prijs de deelnemers met een winnende bieding moeten betalen (artikel 41). Deze prijs bestaat uit de op grond van artikel 32, tweede lid, afgeronde basisprijs plus een afgeronde extra prijs die de winnende deelnemer moet betalen voor zijn winnende bieding uit de toewijzingsbiedronde. Ook deze extra prijs wordt gebaseerd op de zogenoemde ‘tweede-prijs-regel’. In het geval dat er geen schaarste is en er alleen een toewijzingsbiedronde zou plaatsvinden, hoeft alleen de extra prijs voldaan te worden.

5.5 Einde van de veiling

Nadat de extra prijzen en de totaalprijzen bepaald zijn, deelt de minister de deelnemers zo spoedig mogelijk mee dat de veiling is afgelopen, wie de winnende deelnemers zijn, welke vergunningen zij hebben gewonnen en de totaalprijzen die op grond van artikel 41 zijn vastgesteld, waarbij tevens een overzicht van de basisprijzen en extra prijzen wordt verstrekt (artikel 42). Binnen twee weken na deze mededeling vindt vervolgens op basis van artikel 44 betaling van de totaalprijzen plaats.

Na afloop van de veiling gaat de minister op basis van artikel 43 over tot verlening van de vergunningen.

5.6 Elektronische storing

Als een deelnemer door een elektronische storing niet in staat is in een primaire ronde een bieding uit te brengen met het elektronische veilingsysteem, moet hij uiterlijk 10 minuten na het einde van die biedronde toestemming vragen aan de minister om een bieding door middel van een fax uit te brengen (artikel 21, eerste lid). Hierbij wordt met name gedacht aan een overmachtsituatie, zoals de situatie dat de computer of internetverbinding van een deelnemer niet of onvoldoende functioneert. De minister kan deze toestemming geven voor een enkele primaire biedronde of voor meerdere primaire biedronden, voor de aanvullende biedronde of voor de toewijzingsronde. Dit geldt ook als er sprake is van een verlengde biedronde. In geval van bijzondere omstandigheden kan de minister communicatie per telefoon toestaan (artikel 17, tweede lid), bijvoorbeeld indien niet via het elektronisch veilingsysteem en niet per fax kan worden gecommuniceerd.

5.7 Vereisten aan biedingen

Een ongeldige bieding kan ingevolge artikel 20, eerste lid, geen deel uitmaken van de (finale) combinatie van winnende biedingen. Daarmee wordt bereikt dat ongeldige biedingen de facto ‘buiten de veiling’ blijven. Het uitgangspunt is dat een bieding in alle ronden wordt ingediend via het elektronisch veilingsysteem (artikel 20, tweede lid). In het geval dat zich een elektronische storing voordoet, kan (wanneer daarvoor toestemming is verkregen) een schriftelijke bieding worden gedaan door middel van een biedkaart (zie bijlage V). De aanvullende eisen voor een schriftelijke bieding zijn geformuleerd in artikel 20, vierde lid.

In artikel 20, tweede lid, onderdeel a, is bepaald dat een bieding moet worden bevestigd door middel van het elektronisch veilingsysteem. Het gaat hierbij om het gebruik van de digitale handtekening, die bieders zetten als zij een bod uitbrengen. Dit middel heeft als doel dat ook in juridische zin verifieerbaar is en onweerlegbaar kan worden vastgesteld dat die specifieke bieder het betreffende bod heeft uitgebracht.

Mocht een deelnemer abusievelijk een ‘ongeldige bieding’ doen, dan wordt hij gewaarschuwd door het elektronisch veilingsysteem. Er verschijnt op het scherm van die deelnemer een bericht waarin wordt vermeld wat er mis is met de bieding die hij heeft opgesteld. Voorts krijgt die deelnemer de gelegenheid om zijn bieding te herstellen en alsnog een geldige bieding in te dienen (artikel 20, vijfde lid). Een vergelijkbare herstelmogelijkheid is voorzien voor de schriftelijke bieding (artikel 20, zesde lid).

5.8 Ordelijk verloop van de veiling

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de deelnemers ongestoord voor zichzelf kunnen bepalen wat de waarde is die zij aan het geveilde toekennen. De prijsvorming mag niet worden verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. Het beïnvloeden van het verloop van de veiling in het algemeen, of de beslissingen in de veiling van een andere partij in het bijzonder, kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het bekendmaken van vertrouwelijke informatie. In het kader van de veilingprocedure wordt als vertrouwelijke informatie beschouwd alle informatie over een aanvrager die niet openbaar is en die, wanneer kenbaar gemaakt aan een andere aanvrager, diens beslissingen met betrekking tot de veiling beïnvloedt of kan beïnvloeden (artikel 1, eerste lid, onderdeel q). Er is op voorhand geen uitputtende lijst te geven van informatie die onder dit begrip valt. Uiteindelijk gaat het erom dat aanvragers, ook voorafgaand aan de veiling, zo zorgvuldig zijn dat zij geen informatie aan een andere aanvrager of derde kenbaar (laten) maken die de beslissingen van andere aanvragers met betrekking tot de veiling beïnvloeden of kunnen beïnvloeden (artikel 16, eerste lid). De status ‘aanvrager’ ontstaat overigens pas op het moment dat een aanvraag is ingediend. Voorafgaand zijn partijen niet gebonden aan de veilingregeling. Wel geldt voor hen het algemene mededingingsrecht.

Omdat de identiteit van de winnende deelnemers pas na afloop van de aanvullende biedronde bekend wordt (artikel 42), doen aanvragers er goed aan te beseffen dat (vrijwel) elke derde een potentiële deelnemer aan de veiling is. Onder het doen verspreiden of openbaar maken van vertrouwelijke informatie tot slot valt in ieder geval ook het handelen van een derde indien de aanvrager vertrouwelijke informatie met hem deelt en daarbij willens en wetens de aanmerkelijke kans neemt dat deze derde de betreffende informatie zal verspreiden of openbaar maken.

Het tweede lid van artikel 16 verbiedt aanvragers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan en leden van de groep waartoe zij behoren, zich voorafgaand of gedurende de veiling zodanig te gedragen of afspraken te maken die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, inclusief de mededinging in de veilingprocedure.

Ook het tweede lid van artikel 16 noopt aanvragers dus tot het in acht nemen van uiterste zorgvuldigheid in hun gedrag voorafgaand en gedurende de veiling. Zo zal een aanvrager zich moeten onthouden van het doen van mededelingen over het indienen van een aanvraag, de inhoud van zijn aanvraag en andere aangelegenheden die andere aanvragers aanknopingspunten kunnen bieden voor het aanpassen van hun eigen gedrag voorafgaand en gedurende de veiling. Communicatie over de veiling voorafgaand en gedurende de veiling door aanvragers, onderling, via de media of anderszins, is dus uit den boze. Slechts bij hoge uitzondering kan er reden zijn om met anderen over de veiling te communiceren. Gedacht kan dan worden aan het geval waarin een aanvrager meent dat hij, hangende de aanvraag- of veilingprocedure, een rechtszaak met betrekking tot die procedure aanhangig moet maken.

Indien een aanvrager handelt in strijd met artikel 16, eerste of tweede lid, dan kan de minister op grond van het vierde lid van dat artikel besluiten de betreffende aanvrager uit te sluiten van (verdere) deelname. Op grond van artikel 16, derde lid, kan de minister de veiling in zo’n situatie tijdelijk stilleggen. Tevens kan hij op grond van artikel 16, vijfde lid, besluiten de uitkomst van een of meer biedingen of biedronden ongeldig te verklaren, of besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijzen voor de verschillende categorieën van vergunningen anders zou zijn geweest indien de deelnemer die heeft gehandeld in strijd met artikel 16 niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

De veiling vindt in beginsel ononderbroken plaats. Slechts in de situaties zoals bedoeld in de artikelen 16 en 18 kan de minister de veiling voor een termijn van ten hoogste één jaar opschorten. Op basis van artikel 16, derde lid, kan de minister deze bevoegdheid toepassen in het geval er naar zijn oordeel sprake is van gedragingen in strijd met het eerste of tweede lid van artikel 16. Verder kan de minister de veiling op grond van artikel 18, eerste lid, opschorten als de veiling naar het oordeel van de minister tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers. Op grond van het tweede lid kan de minister ook besluiten de veiling op te schorten, en indien nodig een of meer biedrondes opnieuw te houden, indien dat nodig is voor een eerlijk of efficiënt verloop van de veiling. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie bedoeld in het derde lid, waarin een aanvrager na afloop van het besluit over toelating (artikel 14) in een situatie terecht komt waarin hij niet langer voldoet aan de eisen die op basis van artikel 11 aan hem worden gesteld. Dit kan onder meer het geval zijn indien een aanvrager na toelating tot de veiling surseance van betaling aanvraagt of hij in staat van faillissement of liquidatie komt te verkeren. In dat geval kan deze aanvrager worden uitgesloten van (verdere) deelname aan de veiling.

Per groep mag ten hoogste één lid deelnemen aan de veiling. De aanvragers die na indiening van hun aanvraag, deel uit komen te maken van één groep kunnen zelf een (of meer) aanvra(a)g(en) intrekken, maar de minister is zelf ook bevoegd om aanvragers uit te sluiten van (verdere) deelname aan de veiling om ervoor te zorgen dat niet meer dan één lid van een groep deelneemt aan de veiling.

In deze situaties kan het voor het efficiënt verloop van de veiling nodig zijn om de veiling tijdelijk op te schorten. Bijvoorbeeld totdat er meer duidelijkheid is omtrent de financiële positie van een aanvrager of de aangekondigde overname. Het onverkort doorgaan met de veiling kan tot gevolg hebben dat een aanvrager vergunningen verwerft terwijl hij deze niet kan betalen (in geval van faillissement of surseance van betaling) of deze niet aan hem kunnen worden toegekend op basis van de regeling (omdat de aanvrager door een overname niet langer kwalificeert als nieuwkomer). Dat kan leiden tot het onverdeeld blijven van vergunningen.

Indien nodig kan de minister besluiten om de veiling niet slechts op te schorten maar tevens te besluiten een of meer biedronden opnieuw te houden. In situaties zoals bedoeld in artikel 16, vierde lid en artikel 18, derde en vierde lid kan de minister besluiten om een deelnemer uit te sluiten van verdere deelname. Deze bevoegdheid kan bijvoorbeeld worden aangewend indien twee aanvragers na toelating tot de veiling, of gedurende de veiling, lid worden van één groep. Dan kan het voor een eerlijk en efficiënt verloop van de veiling nodig zijn om een of meerdere biedronden opnieuw te doen. De ontwikkeling van de prijs van de verschillende categorieën van vergunningen kan immers anders verlopen als er een deelnemer wegvalt.

6. Marktconsultatie

Van 11 februari 2011 tot en met 25 maart 2011 heeft een concept van de regeling en de vergunningen voor een ieder ter consultatie voorgelegen. In totaal zijn zestien reacties binnengekomen. Deze reacties zijn, op vijf vertrouwelijke reacties na, gepubliceerd op de website van de rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/frequentiebeleid). Hieronder volgt een geanonimiseerde beknopte samenvatting van de reacties.

6.1 Veilingmodel

Enkele partijen geven de voorkeur aan het Simultaneous Multi Round Ascending (hierna ook: SMRA) veilingmodel boven de Combinatorische Klokveiling (hierna ook: CCA). Zij zijn van mening dat de CCA minder zekerheid biedt in de primaire biedronden dan de SMRA, dat de SMRA beter geëigend is voor complexe veilingen en dat een CCA strategisch biedgedrag in de hand zou werken. Indien toch gekozen wordt voor een CCA dan stellen drie partijen voor om in de aanvullende biedronde een ‘relatieve capregel’ toe te passen. Daarnaast wordt de wens geuit dat aan het einde van elke primaire biedronde bekend wordt gemaakt op welke vergunningen de verschillende deelnemers hebben geboden. Overigens verschillen deze partijen op dit onderdeel nog over de vraag of die informatie geanonimiseerd moet worden of dat ook de namen van de deelnemers moeten worden gemeld. De suggestie om de relatieve capregel toe te passen is overgenomen, zie artikel 30 van de regeling en paragraaf 5.3.2 van de toelichting. De overige suggesties zijn niet overgenomen.

6.2 Interferentie en beschikbaarheid 800 MHz

De vraag om op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over de termijn waarop de 800 MHz vergunningen beschikbaar komen en onder welke voorwaarden komt meermaals terug. De reacties lopen wat betreft de gewenste voorwaarden uiteen. Enerzijds is er het verzoek om zo min mogelijk beperkingen te stellen aan vergunninghouders. Anderzijds wordt er gevraagd om strenge voorwaarden die de kans op interferentie op de (COAX-)kabel door mobiele signalen zo veel mogelijk minimaliseren. Om aan deze verzoeken tegemoet te komen is in paragraaf 2.9 van deze toelichting meer informatie verschaft over de voorwaarden waaronder de 800 MHz vergunningen beschikbaar komen.

6.3 Ingebruiknameverplichting(en)

Uit een aantal reacties komt de mening naar voren dat de ingebruiknameverplichtingen niet zwaar genoeg zouden zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de 800 MHz en 900 MHz vergunningen. Er wordt opgemerkt dat Nederland hiermee een uitzonderingspositie inneemt binnen de Europese Unie. In de reacties wordt er op gewezen dat veel lidstaten juist zware verplichtingen aan voornamelijk de 800 MHz frequenties verbinden om daarmee een bijdrage te leveren aan het beschikbaar maken van breedbandinternet in rurale gebieden. Tevens wordt erop gewezen dat de beperkte verplichtingen speculatie onvoldoende tegen gaan en bovendien tot gevolg kunnen hebben dat sommige gebieden van mobiel breedband verstoken blijven. Daarnaast wordt gevraagd om strenger op te treden tegen het niet naleven van de ingebruiknameverplichting. Vergunninghouders zouden nu namelijk nog strategisch kunnen besluiten om deze niet na te leven en de kosten van een handhavingstraject op de koop te nemen. Deze kosten zouden namelijk opwegen tegen het voordeel dat partijen halen uit het buiten de markt houden van concurrenten. Tot slot wordt ook gevraagd de ingebruiknameverplichting niet per vergunning op te leggen maar per operator. Naarmate een operator meer frequentieruimte verwerft zou zijn totale ingebruiknameverplichting zwaarder moeten worden maar het zou hem vrij moeten staan te kiezen hoe hij de voor hem beschikbare frequenties daartoe inzet.

Na overleg met de Tweede Kamer is besloten om de ingebruiknameverplichting van de 800 MHz vergunningen te verzwaren (Kamerstukken II, 2010/11, nr. 284). De wijze van toezicht wordt nog op een later tijdstip uitgewerkt. De overige suggestie is niet overgenomen.

6.4 Ruimte voor nieuwkomers

De meningen over de voor nieuwkomers beschikbare gestelde frequentieruimte lopen uiteen. Enerzijds wordt er gevraagd om meer ruimte voor nieuwkomers. Er zou niet 2x10 MHz, maar 2x20 MHz moeten worden gereserveerd. Dat zou in zijn geheel in de 800 MHz band kunnen of ook gedeeltelijk in de 900 MHz band. Één partij geeft de voorkeur aan een reservering in uitsluitend de 900 MHz band. Volgens deze partij kunnen bepaalde partijen – die naar verwachting van deze partij gaan deelnemen aan de veiling – het ongestoord gebruik van de gereserveerde ruimte in de 800 MHz band frustreren in verband met diensten die zij in aangrenzende frequentieruimte leveren en is deze band daarom minder geschikt voor nieuwkomers. Anderzijds wordt daarentegen gesteld dat de noodzaak voor een reservering voor nieuwkomers onvoldoende is onderbouwd. Een partij stelt dat de reservering een vorm van verboden staatssteun zou zijn. Tevens wordt de verwachting uitgesproken dat de nieuwkomer die de vergunningen A1 uiteindelijk verwerft samen met een bestaande speler een netwerk zal gaan aanleggen. In dit kader worden er vraagtekens gezet bij de vraag of er in die situatie daadwerkelijk meer concurrentie zal plaatsvinden.

Na overleg met de Tweede Kamer is besloten om, naast de reservering van 2x10 MHz in de 800 MHz band, tevens een reservering van 2x5 MHz te maken in de 900 MHz band (Kamerstukken 2011/12, nr. 290). Zie tevens artikel 2 van deze regeling. Van de overige suggesties is kennis genomen en dit heeft er onder meer toe geleid dat er wijzigingen zijn gemaakt in paragraaf 2.2 van de toelichting, en de daartoe behorende subparagrafen.

6.5 Reserveprijzen

Ook over de hoogte en de wijze van vaststelling van de reserveprijzen lopen de meningen uiteen. Aan de ene kant stellen sommige partijen dat de reserveprijzen te hoog zijn gesteld terwijl andere partijen deze daarentegen te laag vinden. Overigens richten de reacties zich voornamelijk op de hoogte van de reserveprijzen voor de 800 MHz. Wat betreft de vaststelling van de reserveprijs van de vergunningen A1 wordt voorgesteld om deze te bepalen door de hoogte hiervan te koppelen aan het bedrag dat in de veiling wordt betaald voor de vergunningen B. Daarbij kan nog een korting worden toegepast ten gunste van nieuwkomers. Eén partij vindt bovendien dat de reserveprijzen voor de 900 MHz, 1800 MHz, 1900 MHz, 2100 MHz en 2,6 GHz net zo hadden moeten worden bepaald als die van de 800 MHz. Deze suggesties zijn niet overgenomen.

6.6 Spectrumcaps

Teneinde een ‘winner takes all’ scenario te voorkomen dan wel een meer evenwichtige verdeling van spectrum te bereiken, zouden er volgens sommigen spectrumcaps moeten worden toegepast. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan een cap die een absoluut maximum stelt aan het totaalbezit spectrum, of aan twee caps, respectievelijk één cap op laag spectrum (800 en 900 MHz) spectrum en één cap op hoog spectrum (1800, 1900, 2100 MHz en 2,6 GHz), of door toepassing van deze beide maatregelen naast elkaar. De meningen lopen uiteen over de hoogte van deze caps (van 2x20 MHz tot 2x5 MHz op laag spectrum per partij). Deze suggesties zijn niet overgenomen. Wel is er, na uitbreiding van de reservering, een cap ingesteld op het maximaal aantal te verwerven gereserveerde frequenties, zie artikel 2, vierde lid en paragraaf 2.2.3 van deze toelichting.

6.7 Uitbreiding DECT guardband

Ook over de uitbreiding van de DECT guardband zijn opmerkingen gemaakt en ook hier zijn de meningen tegengesteld. De voorstanders zouden graag zien dat er ook één van de vergunningen E tot eind 2016 op basis van een vergunningvrij regime beschikbaar wordt gesteld. Hiermee kunnen namelijk al op korte termijn 3G toepassingen worden geleverd, terwijl 3G en 4G toepassingen in de uitgebreide DECT guardband nog wat langer op zich zullen laten wachten. Het beschikbaar stellen van één vergunning E draagt volgens hen bij aan het vergroten van de effectieve concurrentie op de markt voor mobiele communicatie. Deze suggestie is niet overgenomen. Het besluit om de DECT guardband uit te breiden is inmiddels genomen (Stcrt. 2011, nr. 15033).

7. Administratieve lasten

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gevraagde gegevens zoveel mogelijk aangesloten bij reeds aanwezige informatie bij de aanvragers.

Een partij die besluit mee te willen dingen naar een vergunning zal een aanvraag moeten voorbereiden en indienen. De procedure start met het indienen van de aanvraag en het voldoen van de zekerheidstelling. Voor de aanvraag is nodig:

  • Het verstrekken van informatie over de aanvrager, waaronder naam aanvrager, inschrijfnummer in en uittreksel uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register;

  • Een lijst van degenen die bevoegd zijn de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen (eventueel inclusief kopie van een volmacht);

  • Een beschrijving van de groepsverhoudingen in de vorm van een juridisch organogram;

  • Een verklaring van een notaris over de juistheid van bovenstaande gegevens waarin verder onder meer is aangegeven dat de aanvrager niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en niet is ontbonden.

Deze laatste verklaring is nodig om voldoende zekerheid te krijgen over de getrouwheid van de verklaringen die door de aanvrager worden gedaan. Een relatief eenvoudig onderzoek van de notaris kan volstaan voor diens verklaring.

Een aanvrager dient bij het indienen van een aanvraag tevens een zekerheidstelling te voldoen. Deze zekerheidstelling kan hij voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.

Door aanvragers te verplichten om op het moment van aanvragen tevens de bijbehorende zekerheidstelling te voldoen worden de totale administratieve lasten beperkt. Hiermee wordt namelijk voorkomen dat aanvragers die de zekerheidstelling (bij nader inzien) niet kunnen of willen voldoen administratieve lasten maken bij het doen van de aanvraag, terwijl zij vervolgens niet deelnemen aan de veiling. De kans dat alleen partijen die gaan deelnemen aan de veiling administratieve lasten maken wordt daarmee gemaximaliseerd.

Uitgaande van in totaal maximaal tien gegadigden voor deze verdeling zijn de gezamenlijke totale administratieve lasten voor deze verdeling naar verwachting (eenmalig) € 1.690.000,–. Ruim 97% van deze kosten zijn afkomstig van de geschatte administratieve lasten als gevolg van partijen die er naar verwachting voor kiezen de zekerheidstelling te voldoen door middel van een bankgarantie.

8. Datum van inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 16 april 2012. Met de inwerkingtreding van de regeling vangt tevens de termijn aan waarin aanvragen kunnen worden ingediend. Op deze afwijking van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten is de uitzonderingsgrond (hoge c.q. buitensporige) private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering van toepassing.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.


X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
1

Hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

Naar boven