Besluit van 21 september 2012, houdende wijziging van het Besluit Faunafonds (decentralisatie financiering Faunafonds)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 juli 2012, no. 278724;

Gelet op artikel 96, tweede lid, van de Flora- en faunawet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 2012, no. W15.12.0305/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 september 2012, no. 294022;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Faunafonds wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt «ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door:

ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

De door gedeputeerde staten van de provincies jaarlijks aan het Faunafonds te verlenen bijdrage is gelijk aan de totale uitgaven van het Faunafonds met betrekking tot de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 83, eerste en tweede lid, van de wet.

C

Artikel 7 vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Het Oude Loo, 21 september 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Uitgegeven de drieëntwintigste oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit wijzigt de bepalingen in het Besluit Faunafonds omtrent de bijdragen die de Minister van Economische Zaken. Landbouw en Innovatie (EL&I) en gedeputeerde staten van de provincies beschikbaar stellen aan het Faunafonds. Aanleiding voor de wijziging zijn de afspraken tussen het Rijk en de provincies in het bestuursakkoord natuur over ondermeer de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds (zie hierna in paragraaf 2). Deze afspraken gelden vanaf 1 januari 2012 en lopen, door de financiële verantwoordelijkheid te wijzigen, vooruit op de formele decentralisatie van de taken van het Faunafonds, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel Natuurbescherming.1 Tot het wetsvoorstel kracht van wet verkrijgt en in werking treedt, stelt het Besluit Faunafonds, conform artikel 96 van de Flora- en faunawet (Ffw), regels over de bijdragen van de Minister van EL&I en provincies aan het Faunafonds. Met de wijzigingen in dit besluit zijn de bepalingen van het Besluit Faunafonds in overeenstemming gebracht met de afspraken in het Bestuursakkoord Natuur.

2. Achtergrond

Het Faunafonds

Het Faunafonds is een zelfstandig bestuursorgaan ingesteld bij artikel 83 e.v. van de Ffw. Zijn taken zijn het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en ter bestrijding van schade door beschermde inheemse diersoorten, het beslissen op aanvragen betreffende tegemoetkoming in de schade veroorzaakt door beschermde diersoorten, en het adviseren provincies en het Rijk in zaken over beheer en schadebestrijding. Artikel 96 van de Ffw bepaalt dat de Minister van EL&I en gedeputeerde staten van de provincies ieder een bijdrage geven ten behoeve van de vergoeding van de kosten van het Faunafonds. In het Besluit Faunafonds zijn op basis van artikel 96, tweede lid, van de Ffw regels gesteld over de verdeelsleutel voor die bijdragen tussen het Rijk en de provincies.

Bestuursakkoord natuur

Op 20 september 2011 is tussen het Rijk en het Interprovinciaal Overleg het zogenoemde «onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur» gesloten.2 Dat akkoord bevat een uitwerking van de paragraaf over natuur en landelijk gebied in de in het voorjaar van 2011 tot stand gekomen overkoepelende bestuursafspraken 2011–2015 tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.3 Ter verduidelijking van en in aanvulling op deze afspraken hebben de partijen op 7 december 2011 een aanvullend akkoord gesloten.4 Bovendien hebben de partijen op 8 februari 2012 uitvoeringsafspraken gemaakt.5 Tezamen worden het onderhandelingsakkoord, het aanvullende akkoord en de uitvoeringsafspraken in deze nota van toelichting aangeduid als «bestuursakkoord natuur».

Het bestuursakkoord natuur bevestigt de afspraken over de decentralisatie van de taken van het Faunafonds uit het Bestuursakkoord Rijk-Provincies 2008–2011.6 Deze houden in dat het verlenen van tegemoetkomingen in de schade veroorzaakt door beschermde diersoorten geschiedt door gedeputeerde staten van de provincies en dat zij verantwoordelijk worden voor de andere taken die het Faunafonds op grond van de Ffw heeft.7 Het wetsvoorstel Natuurbescherming bevat een voorstel om aan gedeputeerde staten de bevoegdheid toe te kennen voor het verlenen van tegemoetkomingen. Voor de andere taken wordt een wettelijke regeling niet nodig geacht. Het zal aan de provincies zijn om te bezien op welke wijze zij de toekenning van tegemoetkomingen organiseren, en hoe zij invulling willen geven aan de andere taken. In het bestuursakkoord is ook afgesproken dat de provincies vanaf 1 januari 2012 de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds op zich nemen, alsmede de verantwoordelijkheid voor de feitelijke aansturing van de uitvoering van de taken van het Faunafonds, en dat de Minister van EL&I niet langer rechtstreeks een bijdrage ter beschikking stelt aan het Faunafonds. Die bijdrage maakt in 2012 en 2013 deel uit van de in het bestuursakkoord natuur genoemde decentralisatie-uitkering en vanaf 2014 vormt het een deel van het bedrag dat het Rijk ten behoeve van het natuurbeheer in het Provinciefonds stort. Gedeputeerde staten van de provincies worden tot de opheffing van het Faunafonds verantwoordelijk voor het ter beschikking stellen van een bijdrage aan het Faunafonds ten behoeve van alle uitgaven.

3. Wijziging Besluit Faunafonds

De verdeling ging tot de onderhavige wijziging van het Besluit Faunafonds uit van vergoeding van de uitgaven van het Faunafonds door gedeputeerde staten, verminderd met een vaste bijdrage van de minister (artikel 6 van het Besluit Faunafonds). Voorts bood artikel 7 van het Besluit Faunafonds de mogelijkheid voor de minister om (op verzoek) extra bijdragen te verlenen aan het Faunafonds in het geval van calamiteiten. Een dergelijk stelsel staat op gespannen voet met de afspraken van het bestuursakkoord. Om die reden zijn de bepalingen van het Besluit Faunafonds aangepast.

In artikel 6 is geregeld dat gedeputeerde staten van de provincies een bijdrage ter beschikking stellen ter hoogte van alle uitgaven van het Faunafonds (artikel I, onderdeel B). Deze nieuwe bepaling heeft in samenhang met artikel 96, derde lid, van de Ffw tot gevolg dat de bijdrage die de minister op basis van artikel 96, eerste lid, van de Ffw aan het Faunafonds ter beschikking stelt, wordt verlaagd tot nihil. Het oorspronkelijke artikel 7 over extra bijdragen in geval van calamiteiten komt te vervallen, aangezien de provincies ook daarvoor de verantwoordelijkheid op zich nemen (artikel I, onderdeel C).

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de benaming van het ministerie in artikel 4 van het Besluit Faunafonds te wijzigen (artikel I, onderdeel A). Inhoudelijk blijft dit artikel ongewijzigd. Tot de vaststelling en inwerkingtreding van het wetsvoorstel natuurbescherming geldt dat voor het verlenen van een jacht-, valkeniers- of kooikersakte een bijdrage ten behoeve van het Faunafonds in rekening wordt gebracht bij de aanvrager (artikel 94 van de Ffw). De gelden die de korpschefs voor verleende jachtakten ontvangen, worden conform artikel 5 van het Besluit Faunafonds maandelijks ter beschikking gesteld aan het Faunafonds. Uit praktische overwegingen is wel besloten om die gelden, niet langer vanuit het Rijk, maar via de provincies aan het Faunafonds ter beschikking te stellen.

Onder de uitgaven bedoeld in het gewijzigde artikel 6 vallen ook de uitvoeringskosten, zoals de kosten van de werkzaamheden en de huisvesting van het secretariaat van het Faunafonds. Op basis van artikel 100 van de Ffw heeft de minister dit secretariaat aan het Faunafonds toegewezen. Een deel van de medewerkers van het secretariaat bestaat uit rijksambtenaren. De verantwoordelijkheid voor deze ambtenaren van het Rijk als werkgever verandert niet als gevolg van de wijziging van het Besluit Faunafonds.

In het Bestuursakkoord natuur is tevens de afspraak opgenomen over dat het Rijk en provincies de werkelijke kosten van de uitvoering onderling verdelen. Deze afspraak geldt tussen die partijen en doet niets af aan de financiële verantwoordelijkheid die gedeputeerde staten voor het Faunafonds krijgen.

Het besluit treedt in werking op 1 januari 2013 zodat deze voor dat begrotingsjaar meetelt.

4. Lasten voor burgers en bedrijven

De wijziging betreft de verdeling van de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds tussen het Rijk en de provincies. Het besluit heeft derhalve als zodanig geen effecten voor burgers en bedrijven.

5. Adviezen Interprovinciaal Overleg en Faunafonds

De wijziging heeft gevolgen voor de provincies en het Faunafonds. Een ontwerp van het voorgestelde besluit en de Nota van Toelichting zijn op 18 april 2012 aan het Faunafonds en het Interprovinciaal Overleg voorgelegd met het verzoek daarop binnen acht weken een advies uit te brengen.

Het IPO heeft op 19 juni 2012 positief geadviseerd op het ontwerp. Het benadrukt dat zolang de Flora- en faunawet van kracht is, het Rijk juridisch verantwoordelijkheid houdt voor het Faunafonds. Dat klopt, de genoemde wet legt de regelgevende bevoegdheden bij het Rijk. De invulling daarvan door het Rijk staat niet in de weg aan een regeling waarbij de financiële verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij gedeputeerde staten.

Het Faunafonds heeft op 11 juni 2012 advies uitgebracht. Het Faunafonds kan zich vinden in de voorgestelde wijzigingen als uitvoering van het Bestuursakkoord Natuur en vraagt tegelijkertijd om nadere toelichting over afbakening van de verantwoordelijkheden die de minister ten opzichte van het Faunafonds behoudt. Het Faunafonds wijst specifiek op de verantwoordelijkheid voor het innen van de bijdragen ten behoeve van het Faunafonds bij het verlenen van jacht-, valkeniers- en kooikersakten (artikel 94 van de Ffw), en op de taak van de minister om een secretariaat aan het Faunafonds toe te voegen (artikel 100 van de Ffw). Betreffende beide onderdelen is de toelichting in paragraaf 3 aangevuld.

Anders dan het Faunafonds lijkt te concluderen, strekt de wettelijke financiële verantwoordelijkheid van de minister voor het Faunafonds voorts niet verder dan de bijdragen, bedoeld in artikel 94 en 96, eerste lid, van de Ffw. De bijdrage, bedoeld in artikel 96, eerste lid, van de Ffw wordt teruggebracht tot nihil, zoals is toegelicht in paragraaf 3.

De afspraak in de uitvoeringsafspraken van 8 februari 2012 (binnen het Bestuursakkoord natuur) dat de werkelijke uitvoeringskosten gedeeld zullen worden, doet daar in principe niets aan af, aangezien dit een afspraak is over de financiële verhouding tussen Rijk en provincies onderling.

Het Faunafonds merkt terecht op dat het Rijk de verplichting houdt om de heffingen, bedoeld in artikel 94 van de Ffw te innen en ter beschikking te stellen. Met het oog op een eenduidige invulling van de financiële verantwoordelijkheid heeft het de voorkeur dat de financiën zoveel mogelijk via gedeputeerde staten aan het Faunafonds ter beschikking worden gesteld. In lijn met het Bestuursakkoord natuur zullen ook de middelen uit de heffingen via die weg aan het Faunafonds toekomen. Dat doet echter niet af aan de verantwoordelijkheid van het Rijk om te zorgen dat die middelen uiteindelijk bij het Faunafonds terecht komen. Het Faunafonds vraagt tevens aandacht voor de hoogte van het bedrag dat in de praktijk wordt geïnd. Het is van belang om dit nader uit te zoeken, maar het staat los van de wijzigingen in dit besluit.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 33 348, nr. 2.

X Noot
2

Bijlage 131283 bij Kamerstukken II 2010/11, 30 825, nr. 107.

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 29 544, nr. 336.

X Noot
4

Bijlage 144712 bij Kamerstukken II 2011/12, 30 825, nr. 143.

X Noot
5

Bijlage 153993 bij Kamerstukken II 2011/12, 30 825, nr. 153.

X Noot
6

D.d. 4 juni 2008.

X Noot
7

Het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren en het adviseren van de provincies over de taken die hen bij de Flora- en faunawet zijn opgedragen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven