35 925 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2022

Nr. 4 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2021

In deze moties en toezeggingenbrief wordt uw Kamer op de hoogte gebracht over de voortgang van uw Kamers moties en toezeggingen. Voor het volledige overzicht van de afgedane en lopende moties en toezeggingen van uw Kamer verwijs ik naar bijlage 3 van de IX Financiën en Nationale Schuld Rijksbegroting 2022 (Bijlage bij Kamerstuk 35 925 IX) behorend bij de Miljoenennota die net als deze brief gepubliceerd wordt op Prinsjesdag.

In deze brief ga ik in op de afgeronde en lopende fiscale moties en toezeggingen die een meer uitgebreide toelichting behoeven. In het eerste gedeelte van de brief ga ik in op de moties en toezeggingen die zijn afgerond en het tweede gedeelte van de brief gaat in op moties en toezeggingen die een actualisatie behoeven.

Maar voordat ik verder ga met de moties en toezeggingen te behandelen, wil ik eerst het volgende bericht met betrekking tot de belastingrente met uw Kamer delen. In mijn brief van 28 augustus 20201 is opgenomen dat het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting (vpb) tot en met 31 december 2021 4% bedraagt, in plaats van het oorspronkelijke niveau van 8%. Dit uitgangspunt geldt nog steeds, waardoor het percentage belastingrente voor de vpb per 1 januari 2022 wederom 8% zal bedragen.

Afgedane moties en toezeggingen

Relatie tussen toezicht en privacyrechten van burgers

In het Commissiedebat Belastingen van 30 juni jl. heb ik toegezegd schriftelijk terug te komen op de vraag van de heer Grinwis (CU) over de relatie tussen toezicht en controles door de Belastingdienst en de (privacy)rechten van belastingplichtigen en andere betrokkenen.2 In deze brief geef ik aan deze toezegging gevolg.

Nederland heeft een goed ontwikkeld belastingstelsel waarin het belangrijk is dat ieder zijn deel in de belastingheffing bijdraagt. Het is de taak van de Belastingdienst om de belastingwetten op een zorgvuldige wijze uit te voeren. Daartoe heeft de Belastingdienst van oudsher veel informatie over haar burgers. De Belastingdienst heeft deze informatie nodig voor de uitvoering van verschillende taken. Deze informatie is in de eerste plaats onontbeerlijk om belastingen tijdig en juist te kunnen heffen en innen en daarmee te zorgen voor de noodzakelijke financiële middelen om ons land draaiend te houden. Het is ook van belang om het maatschappelijk draagvlak voor het betalen van belastingen te behouden; als niet-naleving van fiscale verplichtingen door tekortschietende controles zou worden beloond, komt dit draagvlak onder druk te staan. Daarnaast heeft de Belastingdienst informatie over burgers nodig om te voldoen aan de onderzoekplicht en de bewijslast die in verschillende fiscale wetten bij de Belastingdienst is neergelegd. Verder benut de Belastingdienst de informatiepositie voor het ondersteunen en helpen van belastingplichtigen en om burgers proactief te helpen fouten in de aangiften te vermijden. De vooringevulde aangifte inkomstenbelasting is hiervan een goed voorbeeld. Tot slot draagt de Belastingdienst door het (binnen wettelijke kaders) delen van informatie met andere overheidsorganisaties bij aan het tegengaan van onwenselijke fenomenen zoals ondermijnende criminaliteit en systematisch misbruik van overheidsvoorzieningen.

De informatiepositie van de Belastingdienst is dus nodig en zinvol, maar kan ook spanning opleveren met privacyrechten van burgers.3 De Belastingdienst gebruikt immers vaak gevoelige informatie die inzicht geeft in iemands financiële situatie. Daarmee wordt in beginsel een inbreuk gemaakt op de privacy van deze belastingplichtigen. Daarom zijn de taken en bevoegdheden van de Belastingdienst (in de rollen van inspecteur en ontvanger) wettelijk vastgelegd. Zo worden – conform de eisen die mensenrechtenverdragen en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) stellen – de democratische kaders geschapen die een dergelijke inbreuk legitimeren. Die wettelijke grondslag is echter niet voldoende; er zijn ook waarborgen nodig in de bedrijfsprocessen van de Belastingdienst die de rechten van betrokkenen beschermen.

Zoals ik eerder heb aangegeven, wil ik het naleven van de privacyrechten van burgers (waaronder de normen rondom de gegevenshuishouding en uit de AVG) door de Belastingdienst verbeteren en ook naar de toekomst toe borgen.4 Mede gelet op het bredere maatschappelijke debat over de balans tussen de privacy van burgers en de gegevens die de overheid verwerkt, is het daartoe belangrijk om te reflecteren op de invulling van de wettelijke normen over en de waarborgen voor privacybescherming. Hoe zorgen we ervoor dat de gegevenshuishouding van de Belastingdienst aan de wettelijke eisen voldoet en zowel uitvoering, toezicht als dienstverlening optimaal ondersteunt? Volstaat het wettelijk kader voor een goede uitvoering van de taken van de Belastingdienst? Is de invulling van dit kader toegerust op nieuwe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen en de opdrachten die daar voor de Belastingdienst uit voortvloeien? Wat zijn de waarborgen die nodig zijn om burgers de bescherming te bieden die vanuit optiek van grondrechten nodig is?

Deze vraagstukken worden op dit moment in verschillende lopende activiteiten ondergebracht. In de eerste plaats gebeurt dat in het kader van het programma Herstellen, Verbeteren en Borgen. Een van de projecten daarin is een onderzoek naar nieuwe, beleidsmatige waarborgen voor de risicoselectie.5 Tot slot heb ik eerder de voorbereiding van een wetsvoorstel waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst, Douane en Toeslagen aangekondigd.6 Dit wetsvoorstel beoogt de grondslagen voor de verwerking van gegevens door de Belastingdienst, Toeslagen en Douane te versterken en toekomstbestendig te maken alsmede een algemeen wettelijk kader te scheppen voor de borging van een rechtmatige, behoorlijke en transparante verwerking van gegevens door deze drie uitvoeringsorganisaties. Zo is voor de burger duidelijker hoe zij omgaan met diens persoonsgegevens.7 Met name de behandeling van het wetsvoorstel maakt het mogelijk om concreet met uw Kamer van gedachte te wisselen over de wijze waarop de belangen van burgers en het belang van de Belastingdienst bij informatie om zijn wettelijke taken uit te voeren, verenigd kunnen worden.

Wanbetalers met een buitenlands kenteken

Tijdens het Commissiedebat van 30 juni 2021 heeft het Kamerlid Inge van Dijk vragen gesteld over het opsporen van wanbetalers Motorrijtuigenbelasting (mrb) met een buitenlands kenteken. Tijdens het debat gaf het Kamerlid Van Dijk aan dat de huidige maatregelen – waarbij buitenlands gekentekende voertuigen door de politie worden staande gehouden – weinig effectief lijken te zijn. De pilot op basis waarvan gegevens van staande houdingen door politie in een bepaalde regio zijn uitgewisseld, is door de Belastingdienst wel als nuttig ervaren. Dat blijkt ook uit het aantal opgelegde naheffingsaanslagen over het jaar 2020. In 2020 hebben 659 door de politie aangeleverde signalen met betrekking tot buitenlands gekentekende voertuigen geresulteerd in naheffingen voor de mrb. In totaal is er voor circa 1,8 miljoen euro aan naheffingen opgelegd. Het verder automatiseren en meer structureel uitwisselen van gegevens met de politie kan bijdragen aan het ophalen van meer signalen, zodat de handhaving op de mrb-plicht bij buitenlandse kentekens verstevigd wordt.

Het Kamerlid Inge van Dijk heeft gevraagd of het verzenden van een oproep voor registratie in het Nederlands kentekenregister bij personen met een buitenlands gekentekend voertuig die meer dan 4 maanden staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), nog kan bijdragen aan effectiever toezicht. Het verlenen van voorlichting bij de inschrijving in de BRP is inderdaad zinvol en wordt in de praktijk ook toegepast. Zodra een persoon zich inschrijft in de BRP wordt hij geïnformeerd wat zijn rechten en plichten zijn als hij een voertuig meebrengt vanuit het buitenland. Deze voorlichting treft u in de bijlage 18 van deze brief aan. Doordat er geen zicht is of, en op welk moment, een persoon daadwerkelijk een buitenlands voertuig naar Nederland meeneemt, is het niet mogelijk meer gerichte voorlichting te geven. Zo kunnen bijvoorbeeld ook inwoners van Nederland die al lange tijd zijn geregistreerd in de BRP een voertuig met buitenlands kenteken importeren. Ten overvloede wijs ik erop dat de Belastingdienst niet is belast met de handhaving van de registratieplicht in het Nederlandse kentekenregister. De handhaving is een verantwoordelijkheid van de politie.

Tot slot wees het Kamerlid Inge van Dijk op de vele voertuigen met een buitenlands kenteken in de grensregio’s. In deze situaties wordt er vaak gebruik gemaakt van faciliteiten in de mrb, zoals een vrijstelling voor woon-werkverkeer of een vrijstelling voor buitenlandse studenten. Ook wordt er in veel gevallen gewoon de mrb betaald. De aanwezigheid van een buitenlands kenteken in de grensstreek betekent derhalve niet automatisch dat er sprake is van wanbetaling.

Levensloopregeling

Tijdens het tweeminutendebat Belastingen van 8 juli jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 99, Tweeminutendebat Belastingen) heeft het Kamerlid Idsinga, door middel van een door uw Kamer aangenomen motie9, het kabinet verzocht om voor de huidige groep deelnemers van de levensloopregeling een eenmalige en laatste overgangsoplossing te verkennen, en de Kamer daarover te berichten. Het kabinet heeft verkend of het mogelijk is nog een laatste overgangsoplossing te treffen voor de huidige groep deelnemers van de levensloopregeling. Dit is niet mogelijk gebleken. Ik licht dit hierna toe.

De levensloopregeling is sinds 1 januari 2012 niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. Voor bestaande deelnemers is, in nauwe samenspraak met uw Kamer, voorzien in uitgebreid overgangsrecht waarmee de opgebouwde rechten in deze regeling zoveel mogelijk zijn geëerbiedigd. Per 1 november 2021 wordt de levensloopregeling, na een overgangsperiode van 10 jaar, beëindigd. Indien op 1 november 2021 een nog niet als loon in aanmerking genomen levensloopaanspraak bestaat, wordt de waarde in het economische verkeer van die aanspraak op dat moment in de heffing betrokken.

Levensloopinstellingen hebben maatregelen genomen voor het definitieve einde van de levensloopregeling. Zo hebben zij maatregelen genomen om de IT-systemen, waarop de regeling wordt geadministreerd, uit te faseren. Ook zijn contracten met externe serviceproviders, die diensten leveren voor de administratie van de regeling, beëindigd. Bovendien hebben levensloopinstellingen al meerdere malen gecommuniceerd met de deelnemers over het aflopen van het overgangsrecht van de levensloopregeling. Verder voorzien de levensloopinstellingen een hoog risico op fouten als het overgangsrecht nog op deze korte termijn zou worden aangepast. Dit zou bovendien tot zeer hoge kosten leiden. Alle maatregelen die al zijn getroffen voor de beëindiging van de regeling per 1 november 2021 moeten namelijk worden teruggedraaid. Hiernaast wijzen levensloopinstellingen er nog op dat een zeer intensieve communicatiecampagne noodzakelijk zou zijn om huidige deelnemers van levensloopregeling op zeer korte termijn te informeren over de aanpassing van het overgangsrecht van de regeling.

Het is verder onuitvoerbaar voor de Belastingdienst om het overgangsrecht van de levensloopregeling nu nog aan te passen. De reden daarvoor is dat met ingang van 1 januari 2022 de rubrieken met betrekking tot de levensloopregeling uit de aangifte loonheffingen worden verwijderd. Een laatste overgangsoplossing zal leiden tot een rubriekswijziging van de aangifte loonheffingen, die niet meer op tijd kan worden verwerkt. Conform de parameterbrief10 moeten de conceptspecificaties van de aangifte loonheffingen op 1 april van het jaar voorafgaand (t-1) bekend zijn en op 1 juli van het jaar voorafgaand (t-1) door de softwareleveranciers, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn ontvangen. Kortom, het is simpelweg te laat om nu nog nieuw aanvullend overgangsrecht te introduceren.

Tot slot heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) aangegeven dat van de per september 2020 nog uitstaande uitspraken de helft inmiddels is afgewikkeld.

CO2-heffing industrie

In de memorie van toelichting van de Wet CO2-heffing industrie is toegezegd dat onderzocht zou worden of er binnen de heffing beter rekening kan worden gehouden met energie-efficiëntieverbeteringen onder de warmte- en brandstofbenchmarks. Idee daarbij was om bedrijven onder deze benchmarks meer te prikkelen om energie-efficiëntieverbeteringen door te voeren en, indien mogelijk, hen beter te belonen voor energie-efficiëntieverbeteringen die zij in het verleden hebben doorgevoerd. In de memorie van toelichting werd daarbij als harde randvoorwaarde gesteld dat een eventuele oplossing objectief, transparant, juridisch houdbaar en uitvoerbaar zou moeten zijn. Op basis van eerdere analyse en gesprekken met stakeholders zijn vier oplossingsrichtingen geïdentificeerd. Alle opties zijn nader onderzocht en uiteindelijk afgevallen op grond van het niet voldoen aan de in de memorie van toelichting gestelde randvoorwaarden. Hieruit is geconcludeerd dat er geen betere methode in de heffing mogelijk is en er geen wetswijziging op dit punt zal worden voorgesteld. Deze conclusie is besproken met de betrokken stakeholders binnen VNO-NCW. Hierbij beschouw ik de toezegging als afgedaan.

Motie Lodders c.s. over investeringen, ondernemerschap en innovatie

Op 12 november 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 24, item 11) heeft uw Kamer een motie van het lid Lodders c.s. aangenomen.11 De motie verzocht de regering om in overleg met de betrokken sectoren onderzoek te doen naar concrete beleidsvoorstellen (fiches) om, zowel fiscaal als niet-fiscaal, investeringen aan te jagen en ondernemerschap en innovatie te versterken. Op 25 juni 2021 heb ik, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, uw Kamer de interdepartementale, ambtelijke verkenning aangeboden met beleidsopties die een positieve impact hebben op investeringen, innovatie en ondernemerschap.12 Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Nader onderzoek fiscale regelingen in algemene zin

Tijdens het Commissiedebat Belastingen van 30 juni jl. heb ik toegezegd aan het Kamerlid Gündoğan nader onderzoek te doen naar fiscale regelingen in algemene zin. Dit onderzoek staat gepland voor 2022. Dit onderzoek is daarom ook terug te vinden in de beleidsmatige onderzoeks- en evaluatieagenda op het terrein van belastingen en toeslagen, zie hiervoor tabel 9.7.1 in bijlage 9 van de Miljoenennota.

Toezeggingen en moties fiscale regelingen tijdens Verantwoordingsdebat

De Minister heeft tijdens het Verantwoordingsdebat van 9 juni jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 86, items 5 en 8) onder meer toegezegd aan het Kamerlid van Raan de informateur te informeren over de effectiviteit van fiscale regelingen. De informateur kan dat onder de aandacht brengen van de formerende partijen. Het Kamerlid Nijboer heeft tijdens het Verantwoordingsdebat het kabinet verzocht in kaart te brengen welke fiscale regelingen op korte termijn verantwoord afgeschaft kunnen worden.13 Ten slotte heeft het Kamerlid Grinwis tijdens het Verantwoordingsdebat verzocht om bij de aankomende Miljoenennota te reageren op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer inzake de fiscale regelingen, met als inzet de veelheid en complexiteit aan fiscale regelingen te verkleinen.14 Onderstaande gaat in op zowel de toezegging als de moties.

Naar aanleiding van deze toezegging wordt in bijlage 9 en 10 van de Miljoenennota met ingang van deze Miljoenennota meer aandacht besteed aan de evaluaties van fiscale regelingen en de uitkomsten daarvan. Tabel 9.6.1 bevat een overzicht van alle evaluaties sinds 2010 en een duiding van de uitkomsten van die evaluaties met betrekking tot onder meer doeltreffendheid, doelmatigheid en of de keuze voor fiscale regeling als instrument is heroverwogen. Bijlage 10 bevat per regeling (als beschikbaar) een duiding van de evaluatie-uitkomsten. Deze aanvullende informatie bevordert een gedegen afweging van de inzet van de fiscale regeling als instrument, in lijn met de aanbevelingen van de Rekenkamer. Hiernaast wordt in de toelichting bij de evaluatieprogrammering van fiscale regelingen in bijlage 9 expliciet benoemd dat bij evaluaties het toetsingskader fiscale regelingen toegepast moet worden.

De aanvullende informatie over evaluaties van fiscale regelingen biedt een goed uitgangspunt voor de afweging fiscale regelingen af te schaffen. In de praktijk blijkt het afschaffen van fiscale regelingen ingewikkeld. Ondanks dat het voor het maatschappelijk belang – bezien vanuit doeltreffendheid en doelmatigheid – verstandig kan zijn om een regeling af te schaffen zullen specifieke groepen met belastingplichtigen die er daardoor op achteruitgaan daar problemen mee hebben. Uiteindelijk vraagt dat om een afgewogen politiek oordeel.

Zo heeft het dit kabinet er onder andere voor gekozen om de scholingsaftrek en monumentenaftrek om te zetten in subsidieregelingen. Daarmee is sprake van een vereenvoudiging voor het belastingstelsel en een meer gerichte stimulans.

Lopende moties en toezeggingen

Dividendstripping

In mijn brief van 25 juni jl.15 ben ik ingegaan op het Aanvalsplan belastingontwijking van D66. Ik heb met betrekking tot het onderwerp dividendstripping aangegeven uw Kamer na het zomerreces nader te informeren. Dividendstripping wordt gebruikt om de heffing van dividendbelasting te ontwijken zonder dat het economische belang bij de aandelen wijzigt. De Belastingdienst heeft eerder gewerkt aan het in kaart brengen van de hoofdvormen van dividendstripping die zich in de praktijk voordoen en welke complexiteit schuilt in de aanpak ervan. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van een consultatiedocument. In dit document worden verschillende mogelijkheden opgesomd om dividendstripping aan te pakken, waarbij de doeltreffendheid van de maatregel en de impact per alternatief van elkaar verschillen. Ik verwacht in het vierde kwartaal van dit jaar het document voor Internetconsultatie te publiceren.

Administratieve lasten voor het mkb als gevolg van de documentatieverplichting onder ATAD2

Bij motie van het lid Lodders c.s.16 is de regering verzocht om de administratieve lasten als gevolg van de documentatieverplichting onder de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2)17 voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) te monitoren en zo snel als mogelijk te bezien of aanvullende administratieve lastenverlichting noodzakelijk is. De maatregelen uit ATAD2 zijn in werking getreden per 1 januari 2020. De eerste aangiften vennootschapsbelasting die betrekking hebben op het tijdvak waarop deze maatregelen van toepassing zijn, zullen dan ook dit jaar worden opgesteld. Rekening houdende met verleend uitstel voor het doen van aangifte zullen de meeste aangiften echter nog moeten worden opgesteld en ingediend. Op dit moment zijn mij nog geen signalen bekend dat de documentatieverplichting onder ATAD2 tot administratieve bezwaren leidt voor het mkb. Betrouwbare uitspraken over de impact zullen echter pas kunnen worden gedaan naarmate enige tijd is gevorderd. Ik zal de gevolgen van de implementatie van de documentatieverplichting uit ATAD2 op de administratieve lasten van het mkb meenemen in mijn bredere rapportage over de gemonitorde gegevens die verband houden met de maatregelen die voortvloeien uit ATAD1 die ik in 2024 aan uw Kamer zal verzenden.18

Onderzoek aanpak van malafide belastingadviseurs

Ik heb vorig jaar aan uw Kamer toezeggingen gedaan over een onderzoek naar de mogelijke aanpak van malafide belastingadviseurs. Het betreft de effectiviteit en inzet van het bestaande boete-instrumentarium en of wettelijke regulering van het beroep van belastingadviseur mogelijk zou kunnen bijdragen aan een effectievere aanpak van malafide belastingadviseurs. Ik heb uw Kamer toegezegd hierover voor de zomer te rapporteren. Helaas is dit niet gelukt. Daarnaast ben ik op de hoogte gebracht door het Register van Belastingadviseurs (RB) over hun voorstel voor verdere regulering via het beconnummer. Ik ga hierover graag met hen in gesprek en zal dit meenemen in mijn onderzoek. Ik verwacht uw Kamer zo mogelijk nog voor de Algemene Financiële Beschouwingen nader te kunnen informeren over de stand van zaken van dit onderzoek.

Rendementen box 3 voor 2022

In box 3 worden drie schijven onderscheiden. Voor elke schijf wordt een forfaitair rendement vastgesteld. Het forfaitaire rendement per vermogensschijf wordt bepaald door een weging van het forfaitaire rendement van rendementsklasse I (sparen) en rendementsklasse II (beleggen). De rendementen voor sparen en beleggen die voor de heffing van box 3 in aanmerking worden genomen, worden jaarlijks herijkt. Met deze brief kondigt het Kabinet aan welke rendementen in 2022 gelden.

Rendementsklasse I (sparen) en II (beleggen)

De rendementen worden jaarlijks herijkt op grond van de rekenformules die in de Wet IB 2001 zijn opgenomen. Het rendement voor rendementsklasse I (sparen) komt voor 2022 uit op – 0,01% en voor rendementsklasse II (beleggen) op 5,53%. In bijlage 219 is de berekening van de rendementen voor 2022 weergegeven inclusief een toelichting van de wijze waarop berekening tot stand is gekomen. Deze berekening wordt jaarlijks op de website van de Belastingdienst gepubliceerd en aan uw Kamer verstrekt.

Rendement per vermogensschijf

Het heffingvrije vermogen wordt volgens het indexatiemechanisme voor 2022 verhoogd naar € 50.650. In onderstaande tabel is aangegeven wat de bijgestelde rendementen voor het spaar- en beleggingsdeel betekenen voor de forfaitaire rendementen van de drie onderscheiden vermogensschijven in box 3.

Tabel 1: Rendement per vermogensschijf (schijfgrenzen 2022)
 

Schijf 1:

€ 0 – € 50.650

Schijf 2: € 50.650 – € 962.350

Schijf 3: Meer dan

€ 962.350

Weging rendementsklasse I (- 0,01%)

67%

21%

0%

Weging rendementsklasse II (5,53%)

33%

79%

100%

Rendement per schijf in 2022

1,82%

4,37%

5,53%

Mogelijkheden aanpassing box 3 op korte termijn

Aan de Kamerleden Idsinga en Inge van Dijk is tijdens het Commissiedebat «Belastingen» van 30 juni 2021 toegezegd om uw Kamer na het zomerreces te informeren over de mogelijkheden om box 3 op korte termijn aan te passen. Het aanpassen van box 3 op korte termijn is mogelijk op twee manieren, namelijk via wijziging van het tarief en het heffingvrije vermogen. Zoals toegezegd in het Commissiedebat treft u hierbij een sleuteltabel aan waarbij voor diverse verhogingen van het heffingvrije vermogen de omvang van de benodigde budgettaire dekking is weergegeven. Het kabinet zal in 2021 een contourennota opstellen waarin op hoofdlijnen een nieuw stelsel voor box 3 zal worden beschreven op basis van werkelijk rendement. Daarbij zal een planning worden opgenomen voor het wetgevings- en implementatietraject van het nieuwe stelsel. Uiteraard is het aan het volgend kabinet en uw kamer, en niet aan het huidige demissionaire kabinet, om hier knopen over door te hakken.

Tabel 2: Sleuteltabel verhoging heffingvrije vermogen

Verhoging

Kosten (* € 1 miljoen)

€ 1.000

13

€ 10.000

118

€ 25.000

226

€ 50.000

460

Toezegging evaluatie afschaffing schorsende werking bij fiscaal verzet

Per 1 januari 2018 bestaat er voor de Belastingdienst geen wettelijke verplichting meer om de (verdere) tenuitvoerlegging van een dwangbevel op te schorten nadat een fiscaal verzet is ingediend. Echter schort de Belastingdienst op grond van beleid20 de (verdere) tenuitvoerlegging in beginsel nog steeds op. Bij de wetswijziging is bij amendement geregeld om de afschaffing van de schorsende werking bij een fiscaal verzet te evalueren. In de brief van 10 mei 2021 is aan uw Kamer21 gemeld dat een start is gemaakt met de evaluatie van de afschaffing van de schorsende werking bij verzet. Aan uw Kamer is hierin medegedeeld dat omstreeks de zomer van dit jaar de evaluatie toegestuurd wordt.

Voor deze evaluatie heeft er een overleg plaatsgevonden met verschillende partijen om de ervaren gevolgen van de afschaffing van de schorsende werking bij een verzet op grond van artikel 17 Invorderingswet 1990 te bespreken en er is een literatuuronderzoek verricht. Hoewel ondanks de coronamaatregelen de invordering bij veel belastingschuldigen is gepauzeerd, heeft dit een goed beeld opgeleverd. Dit heeft geresulteerd in een evaluatie die zeer binnenkort wordt toegestuurd aan uw Kamer.

Rapportage experimenteerbepaling

Op 1 januari 2016 is artikel 67a Invorderingswet 1990 in werking getreden. Deze staat ook wel bekend als de experimenteerbepaling. Deze bepaling geeft de Belastingdienst de bevoegdheid om ter bevordering van een doelmatige invordering van een belastingschuld na overeenstemming met de burger af te mogen wijken van de wet. Bij de inwerkingtreding van de experimenteerbepaling in de Invorderingswet 1990 is aangekondigd dat over de werking van deze bepaling na vijf jaar zou worden gerapporteerd. Tot op heden is echter nog geen gebruik gemaakt van de experimenteerbepaling. De verwachting is dat in de toekomst de experimenteerbepaling wel wordt gebruikt. Het in stand houden van deze bepaling wordt zowel vanuit het perspectief van de burger als de uitvoering wenselijk geacht. Deze bepaling kan in de toekomst nog steeds een waardevolle bijdrage leveren. De bepaling streeft immers een doelmatige en meer praktische invordering na. Dit is gunstig voor de burger als de ontvanger.

Duitse oorlogsgerelateerde uitkeringen

Tijdens het Commissiedebat van 30 juni jl. heeft het Kamerlid Inge van Dijk geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent de Duitse oorlogsgerelateerde uitkeringen. Daarbij heb ik toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van de voortgang op dit dossier. Op 10 mei en 9 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken naar aanleiding van Kamervragen van respectievelijk het Kamerlid Omtzigt22 en het Kamerlid Inge van Dijk23. In deze beantwoording heb ik aangegeven dat de Belastingdienst op 14 december 2020 gegevens heeft ontvangen van de Duitse autoriteiten. Het zijn gegevens over de in de jaren 2015 tot en met 2019 uitbetaalde zogenoemde Kriegsbeschädigtenrente aan Nederlandse ingezetenen. Zodra de gegevens van de Duitse autoriteiten zijn ontvangen is de bevoegde inspecteur direct gestart met het koppelen van de informatie aan de in Nederland woonachtige ontvangers daarvan. In deze brief informeer ik u over de stand van zaken op dit dossier.

Duitsland heeft aan 69 Nederlandse ingezetenen dergelijke uitkeringen uitbetaald. Van het oorspronkelijke aantal van 69 personen van de lijst zijn tot op heden 42 personen overleden/geëmigreerd. Onderstaande tabel geeft de huidige stand van zaken met betrekking tot de navordering en correctie weer. De aantallen in de tabel verschillen per jaar omdat deze groep door de jaren heen kleiner is geworden, en door toegepast correctiebeleid. Het correctiebeleid schrijft – kortgezegd – voor dat er geen correctie wordt doorgevoerd bij bedragen lager dan € 225,– en geen navordering wordt opgelegd bij bedragen lager dan € 450,–.

Jaar

Correctie

Geen correctie (i.v.m. correctiebeleid)

Geen correctie i.v.m. andere reden (aangifte ingediend en wel vermeld)

Potentiele correctie (i.v.m. nabeschrijvingen1)

Totaal

2015

Geen navordering meer mogelijk. De navorderingstermijn voor het belastingjaar 2015 is op 31 december 2020 verstreken

 

2016

13

29

5

Nvt

47

2017

13

23

5

Nvt

41

2018

8

13

5

9

35

2019

8

11

5

8

32

X Noot
1

Voor de personen die geen aangifte hebben ingediend, heeft de Belastingdienst op basis van bekende gegevens beoordeeld of deze alsnog een aangifte moesten indienen (nabeschrijving).

Binnen de gecorrigeerde groep bevinden zich ook aanslagen met correctie in het voordeel van belastingplichtigen (in de opgelegde aanslag was geen vermindering voor elders belast inkomen toegepast voor de uitkering). Zowel de personen waarbij is nagevorderd als degenen waarbij niet is nagevorderd in verband met correctiebeleid zijn schriftelijk ingelicht dat de inkomsten ontbraken en hebben instructies ontvangen dat deze inkomsten in de toekomst aangegeven moeten worden in de aangifte.

Voor de personen die geen aangifte hebben ingediend, heeft de Belastingdienst op basis van bekende gegevens beoordeeld of deze alsnog een aangifte moesten indienen (nabeschrijving). Voor het jaar 2018 hebben 9 personen een uitnodiging ontvangen en voor de jaren 2019 en 2020, 8 personen. Over de jaren 2018/2019 hebben 8 personen tot nu toe de aangifte ingediend. Een ervan is afgehandeld en heeft geleid tot een correctie. Voor de nog niet ingediende aangiften geldt uitstel of er is sprake van aangifteverzuim waardoor deze in het ambtshalve proces zitten. In het laatste geval is een verzuimboete aan de orde.

De ontvangen aangiften van de nabeschreven belastingplichtigen zijn nog in behandeling. Als belastingplichtige de Duitse uitkering niet (correct) heeft ingevuld, beoordeelt de Belastingdienst of een aanslag volgt en met welke correctie, rekening houdend met correctiebeleid bij aanslagregeling. Daarbij beoordeelt de Belastingdienst ook of een boete aan de orde is.

De voortgang op dit dossier wordt nauwkeurig gevolgd door de Belastingdienst, zodat de uitkeringen op een juiste wijze worden verwerkt.

Actualisatie forfaits

In de fiscale moties- en toezeggingenbrief van april 202124 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over hoe we vervolg zullen geven aan het actualiseren van de forfaits naar aanleiding van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (ARK).25 Inmiddels kan ik u mededelen dat voor 19 van de 28 te actualiseren forfaits een onderzoek zal worden opgestart waarin de mogelijkheden voor en gevolgen van eventuele actualisatie in kaart zullen worden gebracht. Tabel 1 bevat een overzicht van welke forfaits in welk onderzoek betrokken worden. Deze onderzoeken biewd ik uw Kamer na afronding aan. In de volgende fiscale moties- en toezeggingenbrief zal ik uw Kamer informeren over het vervolgtraject voor de overige 9 forfaits.

Tabel 3

Forfaits

Onderzoek

Planning

Bepaling afschrijving voor gebruikte personenauto’s, motorrijtuigen en bestelauto’s (Wet BPM 1992)

Normenkader bpm en actualisatie forfaits

2021

Teruggaaf bij uitvoer van personenauto’s, motorrijtuigen en bestelauto’s (Wet BPM 1992)

Waardering van periodieke uitkering afhankelijk van één leven (SW 1956)

Actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting

2022

Waardering periodieke uitkering in geld voor een bepaalde periode, eventueel levensafhankelijk (SW 1956)

Waardering van wat onder last van vruchtgebruik of beperkte rechten wordt verkregen (SW 1956)

Waardering woning bij erfpacht (Wet IB 2001)

Waardering erfpachtcanon (SW 1956)

Waardebepaling bij verkrijging van een recht (WBR)

Waardering genotsrechten (Wet IB 2001)

Waardering tijdelijke periodieke uitkeringen niet van het leven afhankelijk (Wet IB 2001)

Waardering periodieke uitkeringen van het leven afhankelijk (Wet IB 2001)

Vergoeding rechten op onroerende zaken (Wet OB 1968)

Waardering verhuurde en verpachte woningen (Wet IB 2001)

Actualisatie leegwaarderatio verhuurde woningen

2022

Waardering verhuurde en verpachte woningen bij een ongebruikelijke prijs (Wet IB 2001)

Waardering woning die niet als afzonderlijke zaak vervreemd kan worden (Wet IB 2001)

Waardering verhuurde woning (SW 1956)

Reisaftrek OV (Wet IB 2001)

Reisaftrek OV

2022

Reiskostenvergoeding hoofdregel (Wet LB 1964)

Onbelaste reiskostenvergoeding

2022

Weekenduitgaven gehandicapten – kilometerkosten (Wet IB 2001)

Stand van de uitvoering

De Belastingdienst brengt dit jaar, zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 2), voor het eerst een «Stand van de uitvoering» uit, waarin signalen vanuit de uitvoering ongefilterd en overzichtelijk gedeeld worden. In het Commissiedebat met de Vaste commissie Financiën van 22 juni jl.26 is toegezegd dat deze eerste Stand van de uitvoering «in de zomer» verstuurd zou worden. Vanwege de inhoudelijke samenhang en om uw Kamer gestructureerd te informeren, zal de eerste Stand van de uitvoering gelijktijdig met het Jaarplan 2022 Belastingdienst worden aangeboden, voorzien medio november dit jaar.

Voortgangsrapportage Belastingdienst

De 1e Voortgangsrapportage Belastingdienst 2021 zal dit jaar eenmalig samengevoegd worden met de 2e Voortgangsrapportage en als een achtmaandenrapportage aan uw Kamer worden aangeboden. Dit om uw Kamer een meer actueel overzicht te bieden dan vorig jaar, toen de 1e voortgangsrapportage eind september naar uw Kamer is gestuurd. Deze rapportage wordt in november dit jaar met uw Kamer gedeeld en gaat over de periode van januari tot en met augustus. Ik vind dat dit in de toekomst beter moet. Zoals toegezegd aan uw Kamer in het Commissiedebat Belastingdienst van 22 juni jl.27 zal ik ook een brief sturen met mijn ideeën over de toekomstige informatievoorziening aan de Kamer over de Belastingdienst. Deze brief wordt naar verwachting dit najaar naar uw Kamer verstuurd.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 103.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 877.

X Noot
3

De Belastingdienst moet evenzeer zorgvuldig omgaan met informatie van en over ondernemingen, omdat het gebruik hiervan impact kan hebben op de bedrijfsvoering. Ten aanzien van bedrijven wordt deze discussie echter niet in de sleutel van privacy gevoerd, maar binnen de context van beginselen als zorgvuldigheid en gelijkheid en van de geheimhoudingsplicht. Hierom blijven bedrijven buiten deze reflectie.

X Noot
4

Kamerstukken 31 066 en 32 140, nr. 700.

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 709.

X Noot
6

Kamerstuk 32 140, nr. 51; Kamerstuk 35 302, nrs. 6 en 13; Kamerstuk 35 300 IX, nrs. 13 en 16; Kamerstuk 35 572, nrs. 5, 17 en 23; en Kamerstuk 31 066, nr. 820.

X Noot
7

Kamerstuk 32 140, nr. 51; Kamerstuk 35 302, nrs. 6 en 13; Kamerstuk 35 300 IX, nrs. 13 en 16; Kamerstuk 35 572, nrs. 5, 17 en 23; en Kamerstuk 31 066, nr. 820.

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
9

Kamerstuk 32 140, nr. 95.

X Noot
10

De jaarlijks terugkerende parameterbrief («Uiterste data parameteraanpassingen Belastingdienst» (Bijlage bij Kamerstuk 35 572, nr. 5)) biedt inzicht in de doorlooptijden van wijzigingen van parameters en andere wijzigingen in het systeemlandschap van de Belastingdienst.

X Noot
11

Kamerstuk 35 572, nr. 47.

X Noot
12

Kamerstuk 35 572, nr. 99

X Noot
13

Kamerstuk 35 830, nr. 10.

X Noot
14

Kamerstuk 35 830, nr. 15.

X Noot
15

Kamerstuk 25 087, nr. 280, p. 5.

X Noot
16

Kamerstuk 35 302, nr. 45.

X Noot
17

Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 (ATAD1) wat betreft hybride mismatches met derde landen (PbEU 2017, L 144/1).

X Noot
18

Kamerstuk 25 087, nr. 259.

X Noot
19

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
20

Artikel 17.1. van de Leidraad Invordering 2008.

X Noot
21

Kamerstuk 31 066, nr. 822.

X Noot
22

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2694

X Noot
23

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3115

X Noot
24

Kamerstuk 35 570 IX, nr. 45.

X Noot
25

Forfaits in het belastingstelsel. Den Haag: Algemene Rekenkamer (2019).

X Noot
26

Kamerstuk 31 066, nr. 876.

X Noot
27

Kamerstuk 31 066, nr. 876, p. 48.

Naar boven