34 996 Initiatiefnota van de leden Omtzigt en Bruins over het nabestaandenpensioen

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2019

Hierbij ontvangt u de reactie op de initiatiefnota van 13 juli 2018 van de leden Omtzigt en Bruins1 over het nabestaandenpensioen.

Ik acht deze initiatiefnota een waardevolle aanvulling op het debat over nabestaandenpensioen zoals we dat eerder dit jaar hebben gevoerd, onder andere in het algemeen overleg op 20 juni jl. (Kamerstuk 32 043, nr. 421) en in de Verzamelbrief Pensioenonderwerpen van 12 juni 20182. Naar mijn mening staat in de discussie over nabestaandenpensioen centraal dat, ondanks het stijgende aantal huishoudens waarin beide partners een fulltimebaan of een grote deeltijdbaan hebben, nog niet kan worden gesteld dat er in Nederland sprake is van een tweeverdienersmaatschappij. In veel huishoudens is geen sprake van een evenwichtige inkomensverdeling, wat de ene partner financieel meer afhankelijk maakt van de andere partner dan vice versa. De behoefte aan een adequate nabestaandenpensioenvoorziening bestaat daardoor nog altijd. Dit bleek onlangs ook nog uit de evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding die begin 2018 naar uw Kamer is gestuurd.3

Tevens blijkt dat veel onbekendheid en onduidelijkheid over het financiële risico bij nabestaandenpensioen het gevolg is van zowel de informatieverstrekking over nabestaandenpensioen als de diversiteit en complexiteit in de vormgeving van het nabestaandenpensioen. Bij bepaalde life events, zoals wisseling van werkgever, ZZP-schap, werkloosheid of scheiding, bestaat de kans dat er (tijdelijk) geen dekking is voor nabestaandenpensioen of minder dekking omdat bij baanwisseling de oude diensttijd verloren kan gaan. Ook is het mogelijk dat de dekking van nabestaandenpensioen voor de pensioendatum afwijkt van de dekking na pensionering. Dat kan tot schrijnende situaties leiden wanneer mensen zich hiervan onvoldoende bewust zijn. Vaak hebben mensen ook geen inzicht in de inhoud van de pensioenregeling en dus ook geen inzicht in waar zij recht op hebben. Dit is een probleem, dat naar mijn mening, aandacht behoeft.

Adviesaanvraag

De initiatiefnota bevat allereerst het verzoek om een advies aan de SER (of de STAR) over de wenselijke dekking van het nabestaandenpensioen inclusief de verdeling tussen publiek en privaat. Gelet op de primaire verantwoordelijkheid van sociale partners om afspraken te maken over de inhoud en de vormgeving van het partnerpensioen, heb ik de STAR om dat advies gevraagd. Ik heb daarbij aangetekend dat op dit moment een beleidsdoorlichting van de Algemene nabestaandenwet plaatsvindt4. Om samenloop tussen beide onderwerpen te voorkomen, heb ik aangegeven het op prijs te stellen als het advies zich primair richt op de wenselijke dekking en de vormgeving van het nabestaandenpensioen in de 2e pijler. Daarnaast heb ik verzocht ook aandacht te besteden aan het wezenpensioen, omdat de financiële situatie voor achterblijvende partners met en zonder opgroeiende kinderen verschillend kan zijn.

Daarnaast heb ik de STAR gevraagd in haar advisering tevens de acties 4 en 5 van de initiatiefnota te betrekken. Daarbij gaat het in actiepunt 4 om de vraag of een nabestaandenpensioen op risicobasis (inclusief bijvoorbeeld een ANW-hiaat verzekering) de expliciete bescherming van een risicoverzekering kan krijgen, zodat hij niet zomaar opgezegd kan worden. In actiepunt 5 wordt gevraagd of belemmeringen in de regelgeving om een partnerpensioen op risicobasis aan te bieden, dat een percentage is van het huidige inkomen, weggenomen zouden moeten worden.

De problematiek die aan de orde is in actiepunt 3 van de initiatiefnota, te weten dat mensen op mijnpensioenoverzicht.nl kunnen zien wat hun recht op nabestaandenpensioen is, zal bij de evaluatie van de Wet pensioencommunicatie, die in de eerste helft van 2019 wordt uitgevoerd, aandacht aan worden besteed.

Raakvlakken met andere onderwerpen

Voor de volledigheid wijs ik erop dat de acties in de initiatiefnota raakvlakken bevatten met de toezeggingen die zijn gedaan in het Algemeen Overleg Pensioenonderwerpen van 20 juni 2018 (Kamerstuk 32 043, nr. 421). Het gaat hierbij om het volgende:

a. Partnerbegrip

De Stichting van de Arbeid heeft in een aanbeveling uit 2015 de decentrale cao-partijen opgeroepen om in elk geval te regelen dat ongehuwd samenwonenden met een notariële samenlevingsovereenkomst onder het partnerbegrip5 vallen. In de initiatiefnota wordt ook naar die aanbeveling van 2015 verwezen. In mijn brief van 12 juni 2018 heb ik gewezen op de toezegging van sociale partners om deze aanbeveling aan te scherpen en opnieuw onder de aandacht te brengen bij decentrale cao-partijen (Kamerstuk 32 043, nr. 411). Voortschrijdend inzicht van de Stichting van de Arbeid heeft er toe geleid dat het wellicht wenselijker is om een wettelijke partnerdefinitie te definiëren voor ongehuwd samenwonenden. Hierover ben ik op dit moment in overleg met de Stichting van de Arbeid, het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie.

b. Verminderen risico’s bij partnerpensioen (actie 3)

Over de onduidelijkheid van het financiële risico dat men loopt of kan lopen ten aanzien van het nabestaandenpensioen in de pensioenregeling, heb ik in de genoemde brief van 12 juni 2018 voorgesteld om in de evaluatie van de Wet pensioencommunicatie, die in de eerste helft van 2019 wordt uitgevoerd, specifiek aandacht te besteden aan informatieverstrekking over het nabestaandenpensioen in de pensioenregeling en op welke manier deelnemers worden gewezen op de risico’s die ze lopen. Het gaat dan met name om de risico’s die men loopt bij bepaalde life events, zoals wisseling van werkgever, ZZP-schap, werkloosheid of scheiding. In die gevallen bestaat de kans dat er (tijdelijk) geen dekking is voor nabestaandenpensioen of minder dekking omdat bij baanwisseling de oude diensttijd verloren kan gaan. De evaluatie van de Wet pensioencommunicatie kan inzicht bieden in de mogelijke onduidelijkheid en onhelderheid bij deelnemers. Ik gaf daarbij aan dat de resultaten aanleiding kunnen zijn om op termijn, samen met sociale partners, aanvullende acties te kunnen ondernemen. Bij de evaluatie zal ik onder meer de AFM, de Pensioenregister, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars betrekken.

Vervolgproces

Ik heb de Stichting van de Arbeid gevraagd mij in het tweede kwartaal van 2019 over deze punten op hoofdlijnen te adviseren6. Ik heb daarbij gevraagd ook de genoemde toezeggingen die zijn gedaan in het algemeen overleg pensioenonderwerpen van 20 juni 2018 (Kamerstuk 32 043, nr. 421) te betrekken. Een nadere uitwerking samen met de Stichting van de Arbeid kan dan in een later stadium aan de orde zijn. Bij de nadere uitwerking zullen ook de uitkomsten van de genoemde beleidsdoorlichting van de Anw worden betrokken. Vanwege de betrokkenheid en consequenties voor pensioenuitvoerders heb ik de suggestie gedaan de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars bij de advisering te betrekken.

Ten slotte deed de heer Omtzigt in het algemeen overleg op 20 juni 2018 (Kamerstuk 32 043, nr. 421) de dringende oproep om opnieuw met sociale partners aan tafel te gaan zitten om te kijken of er afspraken gemaakt kunnen worden over converteren van een stukje van het ouderdomspensioen naar het nabestaandenpensioen, zodat er geen gaten hoeven te ontstaan. In het algemeen overleg op 20 juni 2018 (Kamerstuk 32 043, nr. 421) heb ik toegezegd daarop terug te komen. Ik betrek dit onderwerp ook graag bij de acties die in de initiatiefnota zijn genoemd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 34 996, nr. 2

X Noot
2

Kamerstuk 32 043, nr. 411

X Noot
3

Kamerstuk 32 043, nr. 393

X Noot
4

Kamerstuk 30 982, nr. 38.

X Noot
5

Aanvullende voorwaarden zijn nodig omdat de Pensioenwet in artikel 1 geen definitie geeft van de ongehuwd samenwonende partner.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven