Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 32043 nr. 393 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 32043 nr. 393 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2018
Hierbij ontvangt u de tweede evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps)1. Ook de bij de evaluatie horende onderzoeksrapporten van SEO Economisch Onderzoek (SEO) en het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) zijn bijgevoegd2. De evaluatie van deze wet is uitgevoerd naar aanleiding van de aangenomen gewijzigde motie van het lid Van Weyenberg (D66).3 Op 13 juni 2017 heeft uw Kamer een tussenstand4 ontvangen van de evaluatie van de Wvps. Inmiddels is de evaluatie afgerond en vindt u onze reactie hierop in deze brief.
Uit de tussenstand van de evaluatie bleek dat de wet beperkt gebruikt wordt, te vaak nog onbekend is bij burgers en scheidingsprofessionals en dat de uitvoering voor verbetering vatbaar is. Nader onderzoek door SEO en het AG heeft meer inzicht geboden in mogelijke verbeterrichtingen. Bij deze verbeterrichtingen zijn ook de adviezen uit het rapport Weten is nog geen doen: Een realistisch perspectief op redzaamheid5 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ter harte genomen. De WRR constateert dat de overheid in toenemende mate een beroep doet op de redzaamheid van mensen, terwijl de menselijke vermogens daartoe begrensd zijn. Kennis en intelligentie alleen zijn niet genoeg voor redzaamheid. Ook mensen met een goede opleiding en een goed inkomen kunnen in moeilijkheden komen omdat ze even niet opletten of zaken voor zich uitschuiven. Dat geldt zeker op het moment dat het leven tegenzit, zoals bij een echtscheiding. Door een realistischer ontwerp van beleid kan de overheid de redzaamheid van burgers versterken. In de kabinetsreactie6 op het betreffende rapport van de WRR worden de aanbevelingen over de toepassing van inzichten uit de gedragswetenschappen in beleid dan ook positief ontvangen.
In de Wvps komt een moeilijke situatie, echtscheiding, samen met een ingewikkeld onderwerp, pensioen. Door de opzet van de wet hebben mensen er onvoldoende baat bij als zij niet in actie komen. Wij zijn van mening dat de Wvps nog altijd een meerwaarde heeft, maar dat de opzet van de wet verbetering behoeft en bovendien vernieuwing om te kunnen voldoen aan de eisen van de huidige tijd.
Na een overzicht van de voor de Wvps relevante maatschappelijke ontwikkelingen in de afgelopen jaren (paragraaf 1), vindt u in deze reactie een korte samenvatting van de uitkomsten van de evaluatie (paragraaf 2). In paragraaf 3 staan de vervolgstappen die wij willen nemen om de wet te verbeteren en te vernieuwen.
Overigens zijn er tijdens de evaluatie al enkele praktische verbeteringen doorgevoerd. Het officiële mededelingsformulier7 en het informatieblad van de rijksoverheid over pensioen en scheiden8 zijn gebruiksvriendelijker en eenvoudiger gemaakt en in oktober 2017 in gebruik genomen. Daarnaast is in december 2017 een brief verzonden aan de beroepsgroepen9 waarin is gevraagd om in de beroepsopleidingen en de permanente educatie nadrukkelijk aandacht te schenken aan de verdeling van pensioen bij scheiding en te bezien hoe dit steevast onderdeel uit kan maken van de onderwerpen die een professional in het kader van een scheiding bespreekt.
Op grond van de Wvps hebben beide ex-partners bij een scheiding recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Standaard wordt het ouderdomspensioen verdeeld via verevening: vanaf de pensioeningangsdatum van de vereveningsplichtige komt een deel van zijn of haar ouderdomspensioen ten goede aan de vereveningsgerechtigde. Als ex-partners een verzoek tot verevening binnen 2 jaar na de scheidingsdatum doorgeven, verzorgt de pensioenuitvoerder ook de uitbetaling aan de vereveningsgerechtigde. Doen ze dat niet of te laat, dan moet de vereveningsgerechtigde zelf de uitbetaling regelen met de ex-partner.
Ex-partners kunnen ook afwijkende afspraken maken over de verdeling of van verdeling afzien. Ook kunnen ze kiezen voor conversie van het ouderdomspensioen; dan wordt op het moment van scheiding het deel van het ouderdomspensioen van de ex-partner waar de vereveningsgerechtigde recht op heeft omgezet in een zelfstandige eigen aanspraak voor de vereveningsgerechtigde. Hetzelfde gebeurt met een eventueel bijzonder partnerpensioen. Voor meer achtergrondinformatie en de werking van de Wvps verwijzen wij u naar de eerdergenoemde brief van 13 juni 2017 en naar hoofdstuk 3 van de evaluatie.
Sinds de inwerkingtreding van de Wvps in 1995 hebben diverse maatschappelijke ontwikkelingen plaatsgevonden die relevant kunnen zijn voor de beoordeling of de wet nog bestaansrecht heeft en zo ja, of aanpassingen wenselijk of noodzakelijk zijn.
Ongelijke inkomenspositie
Al bij de totstandkoming van de Wvps werd onderkend dat de Wvps overbodig zou worden als de loopbaan, en daarmee ook de pensioenopbouw, van gehuwden gelijkwaardig zou worden. Er is dan immers weinig noodzaak om het ouderdomspensioen wederzijds te verdelen. Hoewel de economische zelfstandigheid van vrouwen de afgelopen jaren wel is verbeterd, verrichten vrouwen veelal nog steeds minder uren betaald werk en hebben daardoor een lager inkomen dan mannen. Hierdoor blijft ook de pensioenopbouw van vrouwen achter bij die van mannen. Het komt nog steeds veel voor dat vrouwen minder werken omdat zij meer tijd besteden aan de zorg voor kinderen en het huishouden dan mannen. Echter ook jonge vrouwen werken kort na het behalen van een diploma al vaker in deeltijd dan mannen.10 Ruim 20 jaar na inwerkingtreding van de Wvps blijkt de wet nog steeds meerwaarde te hebben.
Ontwikkelingen op pensioengebied
De afgelopen tien jaar is het aantal deelnemers in premieregelingen licht gestegen, tot ongeveer tien procent van alle deelnemers.11 Met de vernieuwing van het pensioenstelsel zullen naar verwachting in de toekomst meer deelnemers in een premieregeling deelnemen. In de praktijk blijkt de Wvps moeilijk toepasbaar op premieregelingen omdat de wet onvoldoende handvatten geeft.
Bij verevening van pensioen onder de Wvps is de vereveningsgerechtigde afhankelijk van de keuzes die zijn of haar ex-partner maakt. De stijging van de AOW-leeftijd heeft tot gevolg dat de impact van die afhankelijkheid van de keuzes van de vereveningsplichtige groter kan worden als er sprake is van een leeftijdsverschil; de AOW-leeftijd is immers niet meer voor iedereen hetzelfde. Verevend pensioen kan hierdoor nóg eerder of later uitgekeerd worden dan de vereveningsgerechtigde, gezien de eigen pensioendatum, zelf wenselijk vindt.
Meer ongehuwd samenwonenden
De Wvps is enkel van toepassing op gehuwden en geregistreerde partners en niet op ongehuwd samenwonende partners. In 1995 woonde bijna 16 procent van alle paren ongehuwd samen, inmiddels is 23 procent van de samenwonende paren niet getrouwd of als partner geregistreerd. Naar verwachting zal in 2060 één op de drie samenwonende paren niet getrouwd of geregistreerd partner zijn. Daarmee zal de Wvps in de toekomst in minder situaties van toepassing zijn. In paragraaf 4.1 van de evaluatie worden nog enkele ontwikkelingen in samenwonen, trouwen en scheiden geschetst.
Vanuit de praktijk is een aantal knelpunten gesignaleerd met betrekking tot de werking van de Wvps. Deze knelpunten zijn in de tussenstand van de evaluatie benoemd en in het bijgaande evaluatierapport nader toegelicht. We gaan in dit hoofdstuk in op het in de tussenstand van de evaluatie aangekondigde vervolgonderzoek.
Na een scheiding kan het ouderdomspensioen op grond van de Wvps op twee manieren verdeeld worden. Verevenen (verdeling vanaf moment dat pensioen in gaat) of conversie (op moment van scheiding pensioen verdelen zodat ieder een eigen aanspraak krijgt). Beide zijn mogelijk onder de Wvps, maar verevenen is de standaard.12
Het belangrijkste voordeel van conversie is dat de levenslange afhankelijkheid tussen ex-partners wat pensioen betreft, definitief wordt verbroken. De vereveningsgerechtigde krijgt een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen en kan daar zelfstandig keuzes voor maken. Conversie vergroot het handelingsperspectief van beide ex-partners. Nu is op het pensioenoverzicht van een gescheiden deelnemer niet altijd duidelijk te zien dat een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen na pensionering naar de ex-partner zal gaan. Dit kan voor onprettige verrassingen zorgen. Als conversie de standaard wordt, zien beide ex-partners de geconverteerde pensioenaanspraak op zowel het uniform pensioenoverzicht als op mijnpensioenoverzicht.nl, en kunnen ze daarmee rekening houden.
Verevening of conversie zal tot verschillende uitkomsten leiden. Zo kan bij verevening het ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige weer aangroeien met het verevende deel, op het moment dat de vereveningsgerechtigde eerder overlijdt dan de vereveningsplichtige. Bij conversie vloeit het geconverteerde deel van het pensioen in dezelfde situatie niet terug naar de vereveningsplichtige. Als daarentegen de vereveningsplichtige eerst zou overlijden, behoudt de vereveningsgerechtigde na conversie recht op het geconverteerde deel van het ouderdomspensioen. Bij verevening zou dat in dezelfde situatie niet het geval zijn; het verevende deel van het ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde komt in dat geval niet tot uitkering.
Het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) heeft een specifieke situatie onderzocht, waarbij de partner die het pensioen heeft opgebouwd overlijdt voor de pensioendatum. Bij conversie wordt het bijzonder partnerpensioen omgezet in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. De ex-partner ontvangt in deze situatie dus geen bijzonder partnerpensioen, wat tot een tijdelijke inkomensterugval zou kunnen leiden als op dat moment ook een eventuele alimentatiebijdrage zou vervallen. Daar staat tegenover dat de ex-partner in deze situatie na pensioendatum een eigen pensioenaanspraak overhoudt, waar dat bij verevening niet het geval zou zijn geweest.
Het AG concludeert dat de kans op overlijden op jonge leeftijd relatief gering is, en op dat moment is er nog beperkt bijzonder partnerpensioen opgebouwd. Daarnaast geeft het AG aan dat in de situatie dat alimentatie wegvalt door vooroverlijden van de vereveningsplichtige in veel gevallen een wezenpensioen tot uitkering komt voor eventuele kinderen. Wezenpensioen wordt bij een scheiding niet aangetast. Een aanzienlijke inkomensachteruitgang als gevolg van het wegvallen van alimentatie en het ontbreken van een bijzonder partnerpensioenuitkering zal zich daarom naar verwachting maar in een zeer beperkt aantal situaties voordoen.
Een invoering van conversie als standaardmethode zal gevolgen hebben voor pensioenuitvoerders. Zij voeren op dit moment weinig conversies uit (in slechts drie procent van de uitbetalingen bij scheiding). Een logische verklaring lijkt gevonden te kunnen worden in de bias dat mensen nauwelijks van de standaardverdeling afwijken. Pensioenuitvoerders hebben het conversieproces dan ook vaak niet geautomatiseerd, waardoor het administratief verwerken van een conversie in vergelijking met een verevening op dit moment duurder is. Als conversie de standaardwijze van verdelen van ouderdomspensioen wordt, is de verwachting dat pensioenuitvoerders het conversieproces zullen automatiseren en de kosten per conversie zullen afnemen.
De voordelen van conversie ten opzichte van verevening geven de doorslag om van conversie de standaardmethode te maken. Het is belangrijk dat beide ex-partners regie krijgen over hun eigen pensioen en dat er op het gebied van pensioen na scheiding geen levenslange afhankelijkheid meer is.
In de tussenstand van de evaluatie is al aangegeven dat de wettelijke mogelijkheid tot pensioenverdeling beperkt gebruikt wordt. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat bij zo’n dertig tot vijftig procent van het aantal scheidingen de pensioenverevening via de pensioenuitvoerder geregeld wordt. Een kleine dertig procent ziet wederzijds af van verevening. In deze situaties is voor de gewezen partners duidelijk wat er over en weer verwacht mag worden. Bij de overige twintig tot veertig procent is dat anders. Hebben ex-partners niet of te laat een mededelingsformulier ingestuurd naar de pensioenuitvoerder, dan behoudt de vereveningsgerechtigde weliswaar zijn of haar rechten, maar moet hij of zij te zijner tijd zelf het recht op uitbetaling claimen bij de ex-partner. De vereveningsgerechtigde krijgt op grond van de wet dus niet automatisch het deel van het ouderdomspensioen uitbetaald door de pensioenuitvoerder waar hij of zij recht op heeft.
Uit de evaluatie (paragraaf 5.1) komt naar voren dat met lessen uit de gedragseconomie13 het gebruik van de wet op een eenvoudige manier verbeterd kan worden. Daar waar mensen een keuzemogelijkheid hebben maakt het namelijk veel uit welke optie als standaard – de uitkomst als iemand niets doet – wordt aangeboden. De standaard van de Wvps is dat er een wettelijk recht op verevening bestaat, maar als iemand het mededelingsformulier niet binnen 2 jaar na de scheiding opstuurt, gebeurt er feitelijk niets bij de pensioenuitvoerder.
Het wijzigen van het uitgangspunt van de wet is een effectief middel om mensen in kwetsbare situaties te helpen en te zorgen dat de uitvoering van de verdeling bij de meerderheid van de scheidingen goed geregeld wordt. Daarom zijn wij van plan om in de Wvps het uitgangspunt voor het uitbetalen van het verdeelde ouderdomspensioen via de pensioenuitvoerder te wijzigen van: «nee, tenzij u een formulier toestuurt», naar «ja, tenzij u aangeeft dat u het pensioen niet wilt verdelen». Voor een (veel) grotere groep mensen gaat de verdeling van ouderdomspensioen dan automatisch goed, terwijl de gewezen partners toch alle keuzevrijheid houden om af te zien van verdeling of afwijkende afspraken te maken als zij dit willen.
Dit betekent dat pensioenuitvoerders bij een scheidingsmelding die zij via de Basisregistratie Personen ontvangen in actie komen, tenzij de ex-partners aangeven af te zien van verdeling van het ouderdomspensioen. Nu hoeven pensioenuitvoerders alleen in actie te komen als er een mededelingsformulier wordt opgestuurd. Een dergelijke verschuiving van handelingen past bij de aanbeveling van de WRR om de mentale belasting rondom life-events te reduceren en past bij het doel van de Wvps om bescherming te bieden aan de ex-partner bij scheiding die geen pensioen heeft opgebouwd.
Samenvattend leidt de uiteenzetting in paragraaf 3.1. en 3.2. er toe dat we het voorstel doen dat pensioenuitvoerders bij een scheiding automatisch zullen overgaan tot conversie.
In de Wvps en de Pensioenwet14 worden verschillende definities gehanteerd voor de begrippen partner en scheiding. Vanuit de uitvoeringspraktijk is aangegeven dat deelnemers dit verwarrend vinden. Bij de tussenstand van de evaluatie is aangekondigd dat daarom onderzocht zal worden of de definities voor beide begrippen gelijk getrokken kunnen worden.
Partner
De Wvps heeft alleen betrekking op gehuwden en geregistreerde partners, niet op ongehuwd samenwonenden. De Pensioenwet heeft betrekking op gehuwden, geregistreerde partners en partners in de zin van de pensioenovereenkomst. De trend is dat steeds meer mensen ongehuwd samenwonen.15 Dit heeft de vraag opgeroepen of de werkingsfeer van de Wvps moet worden uitgebreid door deze ook op ongehuwd samenwonenden van toepassing te doen zijn. SEO heeft nader onderzocht wat de (financiële) consequenties voor alle betrokkenen zouden zijn als ongehuwd samenwonenden onder de Wvps zouden vallen. Daarnaast is bezien wat de consequenties zijn van een keuzerecht voor ongehuwd samenwonenden voor uitbetaling door de pensioenuitvoerder.
Verdeling van ouderdomspensioen heeft voor ongehuwd samenwonenden dezelfde financiële consequenties als voor gehuwden of geregistreerde partners die uit elkaar gaan. In dit kader is SEO nagegaan of ongehuwd samenwonenden even vaak behoefte hebben om het tijdens de samenwoning opgebouwde ouderdomspensioen te verdelen. Dit blijkt om verschillende redenen niet het geval te zijn. Ongehuwd samenwonenden kiezen er bijvoorbeeld bewust voor om minder financiële verantwoordelijkheden te hebben jegens de partner. Daarnaast is de periode van samenwoning doorgaans korter dan de duur van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Tenslotte blijkt dat ongehuwd samenwonenden vaker economisch zelfstandig zijn dan gehuwden of geregistreerde partners. De behoefte om bij het einde van de samenwoning het pensioen te verdelen is daardoor minder.
Uitbreiding van de werkingssfeer van de Wvps tot ongehuwd samenwonenden zou voor pensioenuitvoerders informatieproblemen meebrengen die niet spelen bij gehuwden of geregistreerde partners. Pensioenuitvoerders krijgen bijvoorbeeld bij het uit elkaar gaan van ongehuwd samenwonenden niet automatisch een melding vanuit de Basisregistratie Personen, waardoor ze niet proactief in actie kunnen komen bij het einde van een relatie. Uit het onderzoek van SEO blijkt ook dat de incidentele en structurele kosten voor pensioenuitvoerders aanzienlijk zijn indien zij ook voor alle ongehuwd samenwonenden die uit elkaar gaan een pensioenverdeling moeten uitvoeren.
Bovendien kiezen ongehuwd samenwonenden er bewust voor om niet te huwen dan wel een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Door hen onder de Wvps te brengen, zouden zij geconfronteerd worden met consequenties van het samenwonen waarvoor zij (bewust) niet gekozen hebben.
De bovengenoemde genoemde argumenten (weinig behoefte, uitvoeringsproblemen en partijautonomie) leiden er toe dat wij van mening zijn dat ongehuwd samenwonenden niet onder de Wvps moeten worden gebracht.
Ook zien wij geen aanleiding voor het introduceren van een keuzerecht voor ongehuwd samenwonenden om het ouderdomspensioen gescheiden te laten uitbetalen door de pensioenuitvoerder, mochten zij vrijwillig afspraken over verdeling hebben gemaakt bij beëindiging van hun relatie. SEO verwacht dat slechts een beperkt aantal ongehuwd samenwonenden van zo’n keuzerecht gebruik zou willen maken.
Scheiding
Het scheidingsbegrip in de Wvps wijkt af van het scheidingsbegrip in de Pensioenwet. Het verschil zit in de scheiding van tafel en bed.16 Navraag bij verschillende pensioenuitvoerders heeft opgeleverd dat een scheiding van tafel en bed niet tot nauwelijks voorkomt. Gezien de zeer kleine groep mensen die gebruik maakt van de mogelijkheid van scheiding van tafel en bed en het feit dat pensioenuitvoerders geen problemen ervaren, lijkt het niet noodzakelijk om de scheidingsbegrippen op elkaar te laten aansluiten.
De periode waarover het bijzonder partnerpensioen op basis van de Pensioenwet wordt berekend en de periode waarover de verdeling van het ouderdomspensioen bij scheiding op grond van de Wvps wordt berekend zijn niet aan elkaar gelijk. Het bijzonder partnerpensioen wordt in de voorhuwelijkse én huwelijkse periode opgebouwd, het te verdelen ouderdomspensioen wordt alleen over de huwelijkse periode berekend.
Per 1 januari 2018 is het wettelijk stelsel inzake de gemeenschap van goederen veranderd. Alleen het vermogen dat door echtgenoten gedurende het huwelijk is opgebouwd (en vermogen dat al voor aanvang van het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoort) valt standaard in de wettelijke gemeenschap. Het privévermogen van de echtgenoten vóór het huwelijk valt niet langer in de gemeenschap.
Deze wijziging is niet relevant voor het ouderdomspensioen dat onder de Wvps valt, maar gaf wel aanleiding om het meenemen van de voorhuwelijkse periode bij bijzonder partnerpensioen te bezien.17
Een wijziging van de berekening van het bijzonder partnerpensioen (in de Pensioenwet) betekent voor de vereveningsplichtige dat het partnerpensioen dat tijdens de voorhuwelijkse periode is opgebouwd, beschikbaar blijft voor een eventueel volgende partner of gebruikt kan worden voor uitruil voor een hoger eigen ouderdomspensioen op de pensioendatum. Voor de vereveningsgerechtigde betekent een verkorting van de periode dat het bijzonder partnerpensioen lager wordt. Indien beide ex-partners pensioen hebben opgebouwd, gelden de voor- en nadelen over en weer. Wij stellen voor om de voor de berekening van het bijzonder partnerpensioen alleen nog de huwelijkse periode te hanteren.
Pensioenuitvoerders hebben aangeven dat de Wvps voldoende handvatten biedt bij de verdeling van ouderdomspensioen dat is opgebouwd in een uitkeringsovereenkomst. De berekeningswijze zou wat hen betreft echter wel vereenvoudigd kunnen worden, door bij de berekening van het te verdelen ouderdomspensioen uit te gaan van de verhouding huwelijkse periode ten opzichte van de deelnameperiode. Nu moet voor elk huwelijksjaar afzonderlijk de opbouw worden bepaald en verdeeld.
Het AG heeft berekend wat de effecten zijn van de voorgestelde verhoudingsgewijze berekening.18 De berekeningen van het AG laten zien dat de uitkomsten sterk beïnvloed worden door onder andere een deeltijdpercentage gedurende de huwelijkse periode, maar ook de rente en indexatie zijn sterk bepalend voor de resultaten. Vanwege deze gevoeligheden zal worden vastgehouden aan de huidige berekeningswijze.
Pensioenuitvoerders geven daarnaast aan dat de Wvps bij premieovereenkomsten onvoldoende handvatten biedt voor de wijze van berekening. Zij hanteren in de praktijk verschillende berekeningsmethoden en communiceren hier ook op verschillende manieren over. De moeilijkheid bij een premieregeling is om op de scheidingsdatum het pensioenresultaat dat is verworven tijdens de huwelijkse periode te achterhalen. Het aantal beleggingseenheden kan worden vastgesteld en ook de hoogte van het pensioenkapitaal. Dat zegt echter niets over de hoogte van de pensioenuitkering op de pensioendatum. Die is namelijk mede afhankelijk van de rente op dat moment. Hetzelfde geldt voor de berekening van de hoogte van het partnerpensioen bij scheiding voor de pensioendatum. Gezien de ontwikkeling van toename van het aantal premieregelingen is meer uniformiteit in de berekeningsmethodiek bij premieovereenkomsten wenselijk.
Het AG heeft bekeken welke uniforme rekenregels gebruikt zouden kunnen worden ten behoeve van verdeling van het ouderdomspensioen in premieregelingen. Het AG adviseert het gebruik van de volgende methode vast te leggen in wet- of regelgeving: een berekening van de actuele waarde minus de historische participaties tegen actuele koers. Bij de verevening wordt het actuele spaarsaldo verminderd met de participaties bij aanvang van het huwelijk tegen de actuele koers. Wij vinden het belangrijk dat berekeningen uniform in de sector worden uitgevoerd. Alvorens deze methode in wet- of regelgeving kan worden opgenomen, zal met de pensioensector worden bekeken of deze methode voor alle uitvoerders werkbaar is.
Op dit moment is er ook geen rekenmethodiek voor conversie voorgeschreven. Het AG concludeert, net als SEO dat deed in 2007, dat er voor conversie één actuarieel juiste rekenmethodiek bestaat. Deze methodiek gaat uit van de waarde van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Ook ten behoeve van een uniforme uitvoering van conversie is het belangrijk dat er één rekenmethodiek wordt voorgeschreven. Ook over dit advies van het AG zal met de pensioensector gesproken worden.
Aanvullend op de knelpunten die bij de tussenstand van de evaluatie aan uw Kamer gemeld zijn, is tijdens de evaluatie het onderwerp van de vereveningsgrens ingebracht. In de Wvps is bepaald dat indien het deel van het ouderdomspensioen dat bestemd is voor de vereveningsgerechtigde lager is dan het afkoopbedrag19 (€ 474,11 per jaar in 2018), de verevening niet wordt uitgevoerd. Het gaat hier dus om aanspraken van maximaal ca. € 950,– per jaar die niet verevend worden. Deze grens is om administratieve redenen in de wet opgenomen. In het licht van de Wet waardeoverdracht klein pensioen kan beargumenteerd worden dat de oorspronkelijke administratieve overwegingen voor de grens niet meer doorslaggevend hoeven te zijn, zeker in combinatie met het aanpassen van de standaardverdeling in conversie. Een klein geconverteerd ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde kan met een automatische waardeoverdracht namelijk direct worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de vereveningsgerechtigde.
Het schrappen van de grens heeft consequenties voor pensioenuitvoerders. SEO constateert dat pensioenuitvoerders incidentele kosten moeten maken voor aanpassingen aan de elektronische systemen en daarnaast structurele kosten vanwege de stijging van het aantal vereveningen. Het blijkt echter lastig om een goede inschatting te maken van het aantal extra vereveningen dat zich zal voordoen als de ondergrens wordt geschrapt. SEO geeft een schatting die uiteenloopt van 4.000 tot 15.000 extra vereveningen.
Daarnaast heeft SEO onderzocht wat de (financiële) gevolgen zouden zijn als er in de huidige situatie ook een ondergrens zou gaan gelden voor het afsplitsen van bijzonder partnerpensioen bij scheiding. Deze vraag is vanuit de pensioensector opgeworpen. Het introduceren van een grens leidt ertoe dat er geen kleine bijzondere partnerpensioenen in de administratie van pensioenuitvoerders ontstaan. SEO constateert dat pensioenuitvoerders initiële kosten hebben voor de aanpassingen aan de elektronische systemen en een structurele kostenbesparing vanwege een daling van het aantal afsplitsingen. Naar verwachting resulteert het introduceren van een ondergrens tot een daling van het aantal afsplitsingen tussen 2.000 en 7.500 per jaar. Wanneer echter conversie de standaardwijze van verdelen wordt, is een ondergrens voor bijzonder partnerpensioen alleen nog relevant voor ouderdomspensioenen die niet worden verdeeld bij scheiding. In alle andere gevallen kan het bijzonder partnerpensioen meegenomen worden in de conversie.
Het schrappen dan wel introduceren van een grens willen wij nader bestuderen en met de pensioensector bespreken.
Zoals in paragraaf 2 van deze brief aangegeven, zijn er nog altijd situaties waarin sprake is van financiële ongelijkheid tussen partners. Het patroon, waarin vrouwen meer uren besteden aan huishoudelijke taken en zorg voor kinderen en daardoor vaker in deeltijd werken dan mannen, vertaalt zich direct door in de verminderde financiële zelfstandigheid van vrouwen en in de uiteindelijke hoogte van het ouderdomspensioen. Wij zijn van mening dat de Wvps daardoor nog altijd een meerwaarde en daarmee bestaansrecht heeft. De systematiek van de wet behoeft echter verbetering en aanpassing aan de huidige tijd. Wij zijn daarom voornemens de Wvps en de Pensioenwet op de volgende onderdelen te wijzigen:
− De standaardmethode van verevening wordt vervangen door conversie. Hierbij zijn verschillende berekeningsvarianten denkbaar; voor de nadere uitwerking daarvan willen wij in overleg treden met het AG en de pensioensector.
− Het nee-tenzij systeem (opt-in) wordt veranderd in een ja-tenzij systeem (opt-out). De standaard voor het uitbetalen via de pensioenuitvoerder wordt aangepast van «nee, tenzij u een formulier toestuurt», in «ja, tenzij u aangeeft dat u het pensioen niet wilt verdelen of anders wilt verdelen». De precieze uitwerking hiervan nemen wij samen met de pensioensector ter hand.
− In het licht van de aanpassing van het wettelijk stelsel inzake de gemeenschap van goederen per 1 januari 2018 wordt de periode waarover het bijzonder partnerpensioen wordt toegekend verkort tot alleen de huwelijkse periode. Hiervoor is het nodig om de Pensioenwet te wijzigen. Ook ten aanzien van de praktische uitwerking van deze wijziging zullen wij afstemming zoeken met de pensioensector.
Wij verwachten over deze wijzigingen eind dit jaar te kunnen consulteren en deze in de vorm van een wetsvoorstel medio 2019 aan uw Kamer te kunnen toesturen.
Over onderstaande punten is nader overleg met onder andere de pensioensector nodig, alvorens overwogen kan worden of wijzigingsvoorstellen worden gedaan:
− Het AG heeft desgevraagd een advies uitgebracht over (actuarieel juiste) rekenregels bij premieovereenkomsten en conversie. Wij bezien samen met het AG en de pensioensector of deze rekenregels voor de hele sector te gebruiken zijn.
− De Wet waardeoverdracht klein pensioen is aanleiding om de grens voor het niet verevenen van pensioen in de Wvps te heroverwegen. Automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen bevindt zich nog in de opstartfase. Wij vinden het belangrijk om samen met de pensioensector naar de (on)mogelijkheden te kijken op dit vlak. Dit geldt ook voor het mogelijk introduceren van een grens voor bijzonder partnerpensioen.
Goede voorlichting en begeleiding kunnen bijdragen aan het besef dat pensioen een onderwerp is waarover afspraken gemaakt moeten worden bij scheiding, dan wel al bij het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Het is belangrijk dat de kennis over de wet bij zowel burgers als scheidingsprofessionals vergroot wordt. Wij zullen allebei aandacht voor dit belangrijke onderwerp blijven vragen.
Een afschrift van deze brief heb ik naar de Voorzitter van de Eerste Kamer gestuurd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Nederlandse Orde van Advocaten, Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, Vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsbemiddelaars, Vereniging van Mediators en Scheidingsbemiddelaars in het Notariaat,en de Mediators Federatie Nederland.
De voor- en nadelen van verevening en conversie zijn in de tussenstand van de evaluatie beschreven, en staan ook in paragraaf 5.2 van de evaluatie.
De aanpassingen die we voorstellen voor de Pensioenwet, gelden eveneens voor de Wet verplichte beroepspensioenregeling
In paragraaf 4.1 van de evaluatie worden nog enkele ontwikkelingen in samenwonen, trouwen en scheiden geschetst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32043-393.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.