Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34986 nr. M |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34986 nr. M |
Vastgesteld 8 november 2019
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 oktober 20193, waarbij zij de mate van beleidsarme omzetting betreffende het ontwerp van het Invoeringsbesluit Omgevingswet en de ontwerpen van de aanvullingsbesluiten heeft aangegeven in een overzicht.
Naar aanleiding hiervan hebben zij de Minister op 17 oktober 2019 een brief gestuurd met het verzoek een dergelijk overzicht eveneens te mogen ontvangen voor het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet en voor de wetsvoorstellen inzake de vier aanvullingswetten.
De Minister voor Milieu en Wonen heeft op 7 november 2019 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer
Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 17 oktober 2019
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met instemming kennisgenomen van uw brief van 11 oktober 20194, waarbij u de mate van beleidsarme omzetting betreffende het ontwerp van het Invoeringsbesluit Omgevingswet en de ontwerpen van de aanvullingsbesluiten heeft aangegeven in een overzicht. Naar aanleiding van uw brief hebben zij het volgende verzoek aan u.
De leden ervaren het door u toegestuurde overzicht als zeer nuttig bij de verdere behandeling van de stelselwijziging van het omgevingsrecht. Derhalve vragen zij u of u ook bereid bent een dergelijk overzicht de Kamer te doen toekomen betreffende het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet en de wetsvoorstellen inzake de vier aanvullingswetten.
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag zo spoedig mogelijk.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving,
H.J. Meijer
Een afschrift van deze brief is verzonden aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2019
Naar aanleiding van de brief over de beleidsrijkheid van het ontwerpInvoeringsbesluit Omgevingswet en de vier ontwerpaanvullingsbesluiten5 heeft uw Kamer verzocht om een vergelijkbare brief over het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet en de wetsvoorstellen voor de aanvullingswetten bodem, geluid, natuur en grondeigendom6 die bij uw Kamer in behandeling zijn. Aan dat verzoek voldoe ik graag met bijgaande tabellen.
In de tabellen is voor onderwerpen uit de vijf wetsvoorstellen met een «+» aangegeven dat de omzetting beleidsrijk is en met «-» dat de omzetting beleidsarm is. Als een onderwerp grotendeels beleidsarm wordt omgezet, maar een specifiek deelaspect wel beleidsrijk wordt omgezet, is dit aangeven met «+/-» en toegelicht. In lijn met de eerdere brief zijn in de tabellen niet de wijzigings- en intrekkingsbepalingen of overgangsrechtelijke bepalingen opgenomen (die zijn steeds beleidsarm).
Zoals aangegeven in de brief over de AMvB’s wordt met «beleidsarme omzetting» gedoeld op omzetting van huidige regelgeving die niet verder gaat dan nodig is om te passen binnen het stelsel van de Omgevingswet. Dat houdt ook in dat de regelgeving voor nieuwe onderwerpen wordt ingepast in de bestaande structuur, systeemkeuzes en terminologie van de Omgevingswet. Met «beleidsrijke omzetting» wordt gedoeld op omzettingen die verder gaan dan een noodzakelijke stelselinpassing en waarbij de omzetting nieuwe beleidskeuzes bevat die niet direct volgen uit de Omgevingswet of de bestaande wetgeving. Daarbij kan het ook gaan om amendementen van de Tweede Kamer of moties van uw Kamer of de Tweede Kamer.
Samenvattend kan over de vijf wetsontwerpen het volgende worden gezegd:
– Het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet actualiseert de Omgevingswet, past een groot aantal wetten aan in verband met de komst van de Omgevingswet en regelt het overgangsrecht. Het wetsvoorstel is daardoor grotendeels beleidsarm. Daarnaast worden er enkele onderwerpen aan de Omgevingswet toegevoegd, zoals regels over nadeelcompensatie en de «knip» bij vergunningverlening voor bouwen. Deze onderwerpen zijn deels beleidsrijk.
– Het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem bevat zowel beleidsarme als beleidsrijke delen. De beleidsvernieuwing wordt gekenschetst door een verschuiving van sanering naar regulering van activiteiten, het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte en meer algemene regels in plaats van beschikkingen.
– Het wetsvoorstel Aanvullingswet geluid is deels beleidsrijk, deels beleidsarm. Het omvat zowel de beleidsrijke vernieuwing van de Wet geluidhinder als de beleidsarme omzetting van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer.
– Het wetsvoorstel Aanvullingswet natuur is een beleidsneutrale omzetting van de recent tot stand gekomen Wet natuurbescherming en daarom geheel beleidsarm.
– Het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom is deels beleidsrijk, deels beleidsarm. De omzetting van de Wet voorkeursrecht gemeenten en de onteigeningswet omvat naast de inpassing in het stelsel ook enkele beleidsrijke vernieuwingen. De omzetting van de Wet inrichting landelijk gebied is beleidsarm. Beleidsrijk is verder de bij amendement ingevoegde regeling voor het publiekrechtelijk afdwingen van financiële bijdragen.
Dat bepaalde onderwerpen beleidsrijk zijn omgezet laat onverlet dat het invoeringsspoor en de vier aanvullingssporen, en daarmee ook het stelsel als geheel, een gelijkwaardig beschermingsniveau van gezondheid, veiligheid en omgevingskwaliteit als uitgangspunt kennen.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven – van der Meer
Onderwerp |
Vindplaats in Invoeringswet Omgevingswet |
Vindplaats huidig recht |
Beleidsrijke (+) of beleidsarme (-) omzetting |
Toelichting |
---|---|---|---|---|
Verbod activiteiten met aanzienlijke nadelige gevolgen |
Art. 1.7a Ow |
Art. 13 Wet bodembescherming |
+ |
Verbreding en wijziging werkwijze ten opzichte van huidige wetgeving. Zie par. 2.1.6 MvT Iw Ow. |
Reikwijdte omgevingsplan, omgevingsverordening en waterschapsverordening |
Art. 2.7, eerste lid, Ow |
– |
+ |
Grondslag om bij AMvB te bepalen welke regels onderdeel zijn van omgevingsplan, omgevingsverordening en waterschapsverordening. Zie p. 139 e.v. MvT Iw Ow. |
Implementatie herziene NEC-richtlijn |
o.a. Art. 3.9 Ow |
Besluit uitvoering EG-richtlijn nationale emissieplafonds |
– |
Implementatie EU-richtlijn. Zie par. 2.1.5 MvT Iw Ow. |
Aanpassing redactie art. 4.2 (omgevingsplan bevat voor het hele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties) |
Art. 4.2 Ow |
– |
– |
Betreft verduidelijking van art. 4.2 dat reeds in Ow is opgenomen. Zie par. 2.2.1.1 MvT Iw Ow. |
Mijnbouwlocatieactiviteit |
o.a. Artt. 4.3, 4.24, 5.1, 5.27 en bijlage Ow |
Art. 7a Mijnbouwwet § 2.2, 2.3 en art. 44, 45, 45a Mijnbouwbesluit |
– |
Wijziging begrip en omzetting recent gewijzigde regelgeving. Zie p. 170 e.v. MvT Iw Ow. |
Regels in voorbereidingsbesluiten als voorbeschermingsregels worden onderdeel van het omgevingsplan of de omgevingsverordening |
Artt. 4.14, 4.15 en 4.16 Ow |
Artt. 3.7, 4.1 en 4.3 Wro |
– |
Het doel en de functie van een voorbeschermingsbesluit wijzigen niet, de daarbij gestelde regels worden omwille van de kenbaarheid in het omgevingsplan of de verordening zelf opgenomen. Zie par. 2.2.1.3 MvT Iw Ow. |
Vervangen «afwijkactiviteit» door omgevingsplanactiviteit |
o.a. Artt. 5.1, 5.21 en bijlage Ow |
Artt. 2.1, eerste lid, onder c, en 2.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
– |
Betreft technische aanpassing om terminologie te stroomlijnen. Zie par. 2.2.1.2 MvT Iw Ow. |
Splitsen vergunningplicht voor de bouwactiviteit |
o.a. Art. 5.1 Ow |
Artt. 2.1, eerste lid, onder a, en 2.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
+ |
De zgn. «knip» tussen de technische bouwactiviteit en de ruimtelijke bouwactiviteit. Zie par. 2.2.1.4 MvT Iw Ow. |
Schrappen brandveilig gebruiksactiviteit |
o.a. Artt. 5.1, 5.2, 5.25 en bijlage Ow |
Artt. 2.1, eerste lid, onder d, en 2.13 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
+ |
Schrappen vergunningplicht. Zie p. 173 e.v. MvT Iw Ow. |
Omgevingsvergunning beperkte milieutoets |
Artt. 5.1, 5.26 Ow |
Artt. 2.1, eerste lid, onder i, en 2.17 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
– |
Omgevingsvergunning beperkte milieutoets vormt onderdeel milieubelastende activiteit. In toetsingskader krijgt deze een expliciete plaats. Zie p. 191 e.v. MvT Iw Ow. |
Gedeeltelijke verlening omgevingsvergunning bij meervoudige aanvraag |
Art. 5.33a |
Art. 2.21 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
– |
Dit artikel formuleert een nieuwe hoofdregel hoe op een meervoudige aanvraag te beslissen als de aangevraagde activiteiten deels vergunbaar en deels onvergunbaar zijn. In dat geval wordt de vergunning voor de vergunbare activiteiten verleend en voor het overige geweigerd. Zie Kamerstukken II 2018/19, 34 986, nr. 8 (eerste nota van wijziging). |
Meervoudig vergunninghouderschap |
Art. 5.37a Ow |
– |
+ |
Geeft uitvoering aan art. 4, derde lid, van de richtlijn industriële emissies. Zie par. 2.2.4 MvT Iw Ow. |
Kostenverhaal tussen overheden (vergoeding extra kosten) |
Art. 13.3 |
Art. 6.8 en 6.9 Wet ruimtelijke ordening |
– |
Zie p. 212 e.v. MvT Iw Ow. |
Kostenverhaal door een bestuursorgaan bij bijvoorbeeld historische verontreiniging of aantasting van landbodems en waterbodems Verhaal kosten waterstaats- en zuiveringtechnische werken Schadevergoeding bij beschikking |
Art. 13.3a e.v. Ow |
Art. 75 Wet bodembescherming en art. 7.22 Waterwet Art. 12c Waterstaatswet 1900, art. 9 Wet beheer rijkswaterstaatswerken en art. 7.21 Waterwet Art. 7.17, eerste lid, Waterwet |
– |
Zie p. 215 e.v. MvT Iw Ow. |
Gebruiksvergoeding bij een gedoogplicht |
Art. 13.3e Ow |
– |
+ |
Nieuwe regeling i.v.m. amendement-Bisschop en Ronnes (Kamerstukken II 2018/19, 34 986, nr. 50). |
Heffingen grondwaterbeschermingsheffing ontgrondingenheffing grondwaterontrekkingsheffing |
Afdeling 13.2A Ow Art. 13.4 Ow Art. 13.4a Ow Art. 13.4b Ow |
Art. 15.34 Wet milieubeheer Art. 21f Ontgrondingenwet Art. 7.7 Waterwet |
– |
Zie p. 218 e.v. MvT Iw Ow. |
Financiële zekerheidstelling |
Art. 13.5 Ow |
Art. 3, derde lid, onder f, Ontgrondingenwet, art. 6.20 Waterwet, art. 2.33a en 4.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
– |
Omzetting huidige regelgeving en implementatie EU-richtlijnen. |
Uitwerking schadebepalingen (nadeelcompensatie) |
Hoofdstuk 15 Ow (nadeelcompensatie) |
Schadevergoedingsbepalingen diverse wetten, waaronder planschade op grond van afdeling 6.1 Wro. |
+ |
Verschuiving aangrijpingspunt nadeelcompensatie Zie par. 2.1.1 en 2.1.2 MvT Iw Ow. |
Aanwijzing verzwaard adviesrecht gemeenteraad in bepaalde gevallen |
Art. 16.15a en 16.15b |
Paragraaf 2.5 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
+ |
Nieuwe regeling i.v.m. amendement-Ronnes (Kamerstukken II 2018/19, 34 986, nr. 53). |
Toepassen uniforme openbare voorbereidingsprocedure omgevingsvergunningen |
Paragraaf 16.5.3 Ow |
Art. 3.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
+ |
Wijzigingen als gevolg van o.a. amendement Smeulders c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 34 986, 49). |
Inwerkingtreding omgevingsvergunning |
Art. 16.79 |
Art. 6.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
+ |
Grondslag voor bevoegd gezag om te bepalen dat de inwerkingtredingstermijn voor onomkeerbare activiteiten in bepaalde gevallen niet 2 maar 4 weken bedraagt. Uitvloeisel motie Meijer c.s. (Kamerstukken I 2015/16, 33 962, K). Zie verder p. 250–251 Mvt Iw Ow. |
Aanvulling als gevolg van herziening van de mer-richtlijn |
Afdeling 16.4 Ow |
Hoofdstuk 7 Wet milieubeheer |
– |
Omzetting recent gewijzigde regelgeving. Zie par. 2.1.5 MvT Iw Ow. |
Participatie bij vergunningverlening in door de gemeenteraad aangewezen gevallen (van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten) |
Art. 16.55 Ow |
– |
+ |
Wijzigingen als gevolg van o.a. amendement Van Eijs c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 34 986, 56). |
Bestuurlijke boete |
Paragraaf 18.1.4 Ow |
Art. 92a Woningwet, Wet luchtvaart, Spoorwegwet |
– |
Aansluiting bij bestaande mogelijkheden en uitvoering twee eerdere toezeggingen (voor milieuregels uit het huidige Besluit risico’s zware ongevallen 2015 en ter bescherming van het cultureel erfgoed en werelderfgoed). Zie par. 2.1.3.1 MvT Iw Ow. |
Handhaving en uitvoering |
Afdeling 18.3 Ow |
§ 5.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
– |
Omzetting recent gewijzigde regelgeving naar terminologie en instrumenten Ow. Zie par. 2.1.3 MvT Iw Ow. |
Bijzondere omstandigheden |
Afdeling 19.0 Ow |
Diverse bepalingen bestaande wetgeving die opgaat in Ow. |
+/- |
Maakt duidelijk dat regels ogv par. 4.1.1 ook kunnen zijn toegesneden op bijzondere omstandigheden. Zie p. 306 MvT Iw Ow. |
Monitoring en gegevensverzameling waterkwaliteit |
Art. 20.2 Ow |
Art. 5.3, derde lid, Wet milieubeheer |
– |
Aanvulling grondslag ter uitvoering van kaderrichtlijn water Zie p. 311 e.v. MvT Iw Ow. |
Digitaal stelsel Omgevingswet |
Afdeling 20.5 Ow |
– |
+ |
Nieuwe grondslagen voor digitaal stelsel Ow Zie par. 2.1.4 MvT Iw Ow. |
Voorhangprocedure inwerkingtredings-KB Omgevingswet |
Art. 23.10 Ow |
– |
+ |
Waarborg voor parlementaire betrokkenheid bij inwerkingtreding Omgevingswet (go/no-go-moment). Zie tweede nota van wijziging Iw Ow (Kamerstukken II 2018/19, 34 986, 9, p. 23 e.v.). |
Onderwerp |
Vindplaats in Aanvullingswet bodem |
Vindplaats huidig recht |
Beleidsrijke (+) of beleidsarme (-) omzetting |
Toelichting |
---|---|---|---|---|
Grondslagen voor normstelling activiteiten met gevolgen voor de bodem |
– |
Artt. 6 tot en met 12b Wet bodembescherming |
– |
De grondslag is al opgenomen in artikel 4.3 van de Omgevingswet. Daarmee wordt voorzien in een beleidsarme omzetting. De normstelling wordt – net als onder de Wet bodembescherming – gebundeld op AMvB-niveau. |
Zorgplicht |
– |
Art. 13 Wet bodembescherming |
– |
De zorgplicht is al opgenomen in de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet en artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Met de voorgestelde Invoeringswet wordt daar nog artikel 1.7a aan toegevoegd, dat een grondslag bevat voor strafrechtelijke handhaving voor gevallen die niet onder de andere zorgplichten vallen. Daarmee wordt voorzien in een beleidsarme omzetting v.w.b. de Wet bodembescherming. |
Saneren van de bodem |
Art. 2.28 Ow en Hoofdstuk 3 Overgangsrecht |
Hoofdstuk IV Wet bodembescherming |
+ |
De zelfstandige saneringsplicht wordt vervangen door een verplichting om de bodemkwaliteit mee te wegen als onderdeel van een brede afweging van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in relatie tot functies. Een eventuele sanering wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van een gebied. De gemeenten worden verantwoordelijk voor de bodemkwaliteit, het beheren van de resterende historische bodemverontreinigingen behoort daar ook toe. Op grond van artikel 4.3 van de Omgevingswet worden algemene regels over het saneren van de bodem vastgesteld. |
Gedoogplichten |
Artt. 10.3, 10.10a, 10.13b en 10.21a Ow |
De huidige Wet bodembescherming kent een delegatiegrondslag naar het niveau van AMvB voor gedoogplichten voor bodemonderzoek en onderzoek naar grondwater (artt. 70 en 72). De Waterwet bevat gedoogplichten voor het dulden van waterbeheer. |
+/- |
De gedoogplicht houdt in dat een eigenaar (of andere rechthebbende) van een stuk grond moet toestaan dat in het algemeen belang een ander in, op of boven die grond iets doet of aanbrengt. Gedoogplichten worden in de Omgevingswet op het niveau van de wet geregeld. De reikwijdte van de gedoogplichten wordt verbreed om ook in geval van bodem- of grondwaterverontreiniging met milieuschade tot gevolg direct te kunnen handelen evenals na afloop van maatregelen nazorg te verrichten. |
Bouwen op verontreinigde bodem |
Schrappen art. 16.81 Ow |
– Art. 6.2c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht – Art. 8 Woningwet – hoofdstuk IV Wet bodembescherming |
+ |
De bestaande regeling voor latere inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, als sprake is van een saneringssituatie op grond van de Wet bodembescherming is niet langer nodig. |
Toevalsvondst |
Afdeling 19.2a Ow |
– |
+ |
Dit instrument biedt een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om onmiddellijk te kunnen handelen bij het ontdekken van een al aanwezige, maar tot dan toe onbekende verontreiniging met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid, waarvan de veroorzaker niet bekend is, in situaties waarin de eigenaar niet zelf verantwoordelijkheid neemt voor het beschermen van zichzelf en andere bewoners tegen de acute gezondheidsrisico’s die naar voren zijn gekomen. |
Noodregeling |
Art. 23.6a Ow |
Art. 20 Wet bodembescherming |
– |
|
Bevoegd gezag |
N.v.t. |
Art. 88 Wet bodembescherming |
+ |
De Wet bodembescherming kent een bijzondere governance voor bodem en grondwater met de provincie als bevoegd gezag en daarnaast ook 29 aangewezen grote gemeenten. De governance wordt straks eenvoudiger door de bevoegdheidsverdeling van de Omgevingswet te volgen (gemeente tenzij; provincies voor het sturen op grondwaterkwaliteit) |
Onderwerp |
Vindplaats in Aanvullingswet geluid |
Vindplaats huidig recht |
Beleidsrijke (+) of beleidsarme (-) omzetting |
Toelichting |
---|---|---|---|---|
Geluidproductieplafonds provinciewegen, en aangewezen lokale spoorwegen en industrieterreinen |
Onderdelen C, E en F, artt. 2.11a, 2.12a en 2.13a Ow |
– Hoofdstukken V, VI en VII Wet geluidhinder |
+ |
Beheersing van geluid, zowel bij besluitvorming als tijdens gebruik. Onderdeel beleidsvernieuwing SWUNG II. |
Geluidproductieplafonds rijkswegen en hoofdspoorwegen |
Onderdeel G, art. 2.15, tweede lid (nieuw) |
– Titel 11.3 Wet milieubeheer |
– |
Beheersing van geluid, zowel bij besluitvorming als tijdens gebruik. Beleidsarme omzetting SWUNG I. |
Expliciet beleggen taak tot beheersing geluid |
Onderdelen H, I, J en K, artt. 2.16, eerste lid, onder c; 2.17, eerste lid, onder c; 2.18, eerste lid, onder f; 2.19, derde lid, onder b Ow |
Geen |
+/- |
Geluidbeheersing tijdens gebruik is nu niet expliciet geregeld als wettelijke taak. Geluidbeheersing bij besluitvorming wel d.m.v. toedeling bevoegdheden in Wet geluidhinder en hoofdstuk 11 Wet milieubeheer. |
Instructiebesluit geluid |
Onderdelen R en S, art. 2.33, tweede lid, onder b (nieuw) en 2.34, tweede lid, onder c (nieuw) Ow |
Geen (want andere vormgeving) |
+ |
De mogelijkheid om een instructiebesluit te geven vervangt de mogelijkheid onder huidig recht om de bevoegdheid (bijv. voor industrieterreinen) over te nemen |
Besluit geluidwerende maatregelen aan gevel |
Onderdeel T, art. 2.43 Ow |
– Hoofdstuk VIIIb Wet geluidhinder – Artt. 11.38 en 11.39 Wet milieubeheer |
– |
De bevoegdheid om bij overschrijding binnenwaarde gevelmaatregelen te nemen bestaat ook onder huidig recht |
Sanering gemeentewegen, waterschapswegen, lokale spoorwegen, provinciewegen1 |
Onderdeel AD, art. 22.18 Ow |
Hoofdstuk V, § 5 en hoofdstuk VI, afd. 3 Wet geluidhinder |
+/- |
Sanering van bestaande te hoge geluidbelasting met instrument «programma» als gevolg van inpassing in Omgevingswet |
Sanering rijkswegen en hoofdspoorwegen blijft geregeld in de Wet milieubeheer (zie artikel 3.3 wetsvoorstel, overgangsrecht).
Onderwerp |
Vindplaats in Aanvullingswet natuur |
Vindplaats huidig recht |
Beleidsrijke (+) of beleidsarme (-) omzetting |
Toelichting |
---|---|---|---|---|
Natuurbescherming |
Alle bepalingen |
Wet natuurbescherming |
– |
Voor de overgang van het stelsel van de Wet natuurbescherming geldt als uitgangspunt beleidsneutraliteit. Ook geldt als uitgangspunt dat wordt aangesloten bij de voorheen op grond van die wet al geldende verdeling van taken en bevoegdheden tussen de overheden. |
Onderwerp |
Vindplaats in Aanvullingswet grondeigendom |
Vindplaats huidig recht |
Beleidsrijke (+) of beleidsarme (-) omzetting |
Toelichting |
---|---|---|---|---|
Bevoegdheid vestiging en gelding voorkeursrecht |
Onderdeel E, voorgestelde afdeling 9.1 Ow |
Artt. 5, 6, 9a en 9c Wet voorkeursrecht gemeenten |
– |
De huidige instrumenten worden vervangen door instrumenten die zo dicht mogelijk blijven bij de oude grondslagen voor vestiging van een voorkeursrecht, namelijk de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan. |
Vervreemding na vestiging voorkeursrecht |
Onderdeel E, voorgestelde afdeling 9.2 Ow |
Artt. 10, 14, 15, 24 en 26 Wet voorkeursrecht gemeenten |
+/- |
De regels voor bekendmaking en mededeling van de voorkeursrecht-beschikking worden beter afgestemd op de Awb. Nieuw is de regeling van verval van rechtswege van een voorkeursrecht dat al vijf jaar is gebaseerd op een omgevingsplan en gevestigd is op een onroerende zaak die het bevoegd gezag niet wenst te verwerven. |
Procedures onteigening en schadeloosstelling |
Onderdeel G, voorgestelde afdelingen 11.2 en 11.3 Ow |
Onteigeningswet |
+/- |
Er wordt een scheiding aangebracht tussen de onteigeningsprocedure en de schadeloosstellingsprocedure. Beide procedures worden afzonderlijk van elkaar doorlopen. De schadeloosstelling wordt niet langer vastgesteld in een dagvaardingsprocedure maar in een verzoekprocedure. |
Onteigeningsbevoegdheid |
Onderdeel G, voorgesteld art. 11.4 Ow en voorgestelde afdeling 16.9 Ow |
Onteigeningswet |
+/- |
Onteigening vindt niet langer plaats op grond van een koninklijk besluit maar op grond van een onteigeningsbeschikking genomen door het bestuursorgaan dat het aangaat, dat vervolgens door de bestuursrechter moet worden bekrachtigd. |
Verkrijging na onteigening |
Onderdeel G, voorgestelde afdeling 11.4 Ow |
Onteigeningswet |
+/- |
De onroerende zaak wordt verkregen door inschrijving van een notariële onteigeningsakte in de openbare registers nadat aan een aantal wettelijke voorwaarden is voldaan. De rechtbank spreekt niet langer de onteigening uit. |
Instrumenten landinrichting |
• Onderdeel H, voorgestelde afdelingen 12.1 en 12.2 Ow • Onderdeel B, voorgesteld art. 3.14a Ow |
Wet inrichting landelijk gebied |
– |
Het inrichtingsplan wordt vervangen door het inrichtingsprogramma en het inrichtingsbesluit. Wijziging van de begrenzing van een herverkavelingsblok gebeurt door wijziging van het inrichtingsbesluit zelf, niet langer door een afzonderlijk besluit. |
Regeling voor kavelruil |
Onderdeel H, voorgestelde afdeling 12. Ow |
Wet inrichting landelijk gebied |
– |
Alleen de werkingssfeer van de regeling voor kavelruil wordt licht gewijzigd: kavelruil wordt ook mogelijk in het stedelijk gebied en tussen het landelijk en het stedelijk gebied. Daarnaast wordt het appartementsrecht een te ruilen recht. |
Regeling voor kostenverhaal |
Onderdeel I, voorgestelde afdeling 13.6 Ow |
Afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening |
– |
Beleidsarm, met uitzondering van het toevoegen van een regeling voor kostenverhaal bij organische gebiedsontwikkeling. |
Financiële bijdragen naast kostenverhaal |
• 1e nota van wijziging, voorgestelde afdeling 13.7 • TK-amendement nr. 34, ingevoegde artt. 13.23 en 13.24 |
Art. 6.24 Wro |
+ |
Artikel 13.22 bevat een neutrale omzetting van de mogelijkheid om met initiatiefnemers een financiële bijdrage aan ontwikkelingen overeen te komen. Bij amendement is daar een nieuwe regeling voor het publiekrechtelijk afdwingen van financiële bijdragen toegevoegd. |
Uitbreiding grondslag aanwijzen bestuursorganen met mede-handhavende taak |
Onderdeel Ka (3e nota van wijziging), gewijzigd art. 18.3 Ow |
Art. 5.2, vierde lid, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
– |
Op grond van artikel 18.3 Ow berust de mogelijkheid tot handhaving van een verleende omgevingsvergunning in bij AMvB aangewezen gevallen mede bij het bestuursorgaan dat met de verlening van die vergunning heeft ingestemd. De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk om met het oog op een doelmatige uitoefening van de handhavingstaak bij AMvB ook andere bestuursorganen een mede-handhavende taak toe te kennen voor een regel of besluit op grond van de Ow. |
Samenstelling:
Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Nooren (PvdA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Beukering (FVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Kluit (GL), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nanninga (FVD, Nicolaï (PvdD), Nanninga (FVD), Prins-Modderaar (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Rookmaker (Fractie-Otten), Vendrik (GL), Verkerk (CU), Hermans (FVD)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34986-M.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.