34 919 Defensienota

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 mei 2018

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 26 maart 2018 inzake de Defensienota 2018 – investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid (Kamerstuk 34 919, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 mei 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, De Lange

1

Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, met deze Defensienota een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan bewustzijn en steun voor zowel gendergelijkheid binnen Defensie zelf als bij de activiteiten van Defensie, zoals vastgelegd in VN-resolutie 1325?

72

Welke nieuwe maatregelen worden er genomen om het streven naar een meer diverse en kleurrijke Defensieorganisatie te bevorderen?

150

Wat bedoelt u met het streven naar een kleurrijke organisatie? Bent u voornemens om met een brede wervingscampagne mensen op basis van huidskleur in plaats van kennis en kunde te rekruteren?

Iedereen wordt op basis van kennis en kunde geselecteerd, maar we zien dat Defensie niet divers genoeg is. Daarom werken we aan maatregelen voor het vergroten van diversiteit en inclusiviteit. U wordt hier op korte termijn over geïnformeerd.

In december 2016 is u het Defensie Actieplan 1325 aangeboden (Kamerstuk 34 450 X, nr. 57). Dit plan behelst de uitvoering van VN resolutie 1325 door Defensie. Het plan sluit aan op het Nationaal Actieplan «Women, Peace and Security» 2016–2019.

2

Kunt u aangeven welke organisaties zijn geconsulteerd bij het opstellen van deze Defensienota?

Er zijn veel deskundigen en mensen van kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, overheidsorganisaties en uit het bedrijfsleven geconsulteerd. Niet alleen ten tijde van het opstellen van de Defensienota, maar ook voorafgaand daaraan. Ook binnen de eigen organisatie is er gesproken met mensen van laag tot hoog. Het strekt te ver ze allemaal te noemen, maar als voorbeelden noemen we de ronde tafel bijeenkomst bij Clingendael en het symposium van de Atlantische Commissie. Voor beide was u uitgenodigd.

3

Welke internationale reacties heeft het kabinet al gehad op deze Defensienota? Welke waren positief en welke negatief?

Nederland heeft de Defensienota gedeeld met alle NAVO-bondgenoten en EU-lidstaten. De eerste reacties waren positief. Onze partners waren verheugd over het belang dat Nederland hecht aan internationale samenwerking en de voorgenomen intensiveringen, waaronder de maatregelen gericht op het op orde brengen van de gereedheid en de investeringen in de vernieuwing en modernisering van de krijgsmacht. Tegelijkertijd zijn de NAVO en landen als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk teleurgesteld, omdat de Defensienota geen tijdschema bevat op weg naar de NAVO-norm van 2 procent BBP, zoals tijdens de NAVO-top in Wales in 2014 is afgesproken (Kamerstuk 28 676, nr. 210).

4

Kunt u aangeven aan welke nichecapaciteiten binnen de NAVO momenteel de grootste behoefte is, waaraan geen invulling wordt gegeven in deze Defensienota?

48

Kunt u aangeven wat de vervolgstappen zijn waar de NAVO om vraagt richting Nederland? Welke andere capaciteiten zijn volgens de NAVO noodzakelijk en wat zijn de beperkende factoren in het tempo waarin aan de behoefte aan deze capaciteiten invulling kan worden gegeven? Betreffen deze beperkingen de organisatie, financiën of andere factoren?

53

Welke andere capaciteiten zijn volgens het NAVO verdrag noodzakelijk en wat zijn de beperkende factoren in het tempo waarin aan de behoefte aan deze capaciteiten invulling kan worden gegeven? Betreffen deze beperkingen de organisatie, financiën of andere factoren?

55

Welke «capaciteitendoelstellingen» heeft de NAVO voor Nederland opgesteld?

60

Welke van de capaciteitendoelstellingen kunnen we volgens de NAVO nog niet of onvoldoende verwezenlijken?

De NAVO draagt in het kader van het NATO Defence Planning Process (NDPP) aan alle landen van het bondgenootschap en dus ook Nederland, een reeks doelstellingen op. De som van de capaciteitendoelstellingen die de NAVO aan de bondgenoten oplegt, stelt de NAVO in staat om invulling te blijven geven aan haar drie hoofdtaken, te weten collectieve verdediging, crisisbeheersing en coöperatieve veiligheid. Tegen deze achtergrond en in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie benadrukt de NAVO onder meer dat er volwaardige (volledige uitgeruste en gevulde) en robuustere eenheden nodig zijn, die ook snel inzetbaar moeten zijn.

Nederland geeft reeds invulling aan een deel van de targets. Van de targets waar Nederland onvoldoende invulling aan geeft, heeft de NAVO in het kader van het NDPP drie prioritaire targets toegewezen. Dit zijn het inrichten van een volwaardige gemechaniseerde brigade, inlichtingen- en verkenningscapaciteiten (Joint ISR) en uitzendbare logistieke capaciteiten. De NAVO uit daarover terecht haar zorgen. Mede daarom willen we in deze kabinetsperiode ook gestalte geven aan de langere lijnen naar de toekomst die nodig zijn voor een stabiele financiering en versterking van de krijgsmacht. Dit doen we mede in het licht van de NAVO-afspraak uit 2014 om in tien jaar tijd de defensie-uitgaven in de richting van de NAVO-norm van twee procent van het BBP te bewegen. Een stapsgewijze groei in het kader van deze lange lijnen naar de toekomst om de capaciteitendoelstellingen van de NAVO te realiseren nemen we op in de herijking van de Defensienota. Deze staat gepland in 2020.

Het kabinet streeft naar het vergroten van de transparantie en zal, net als dat in 2016 het geval was, ook dit jaar weer de overview van het NAVO-rapport over de capaciteitendoelstellingen voor Nederland met de Kamer delen (naar verwachting voor de zomer).

Een mogelijke extra vervolgstap tijdens deze kabinetsperiode wordt integraal, op de daartoe geëigende momenten, bekeken in het licht van de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, de rijksbrede prioriteiten en binnen de afgesproken budgettaire kaders.

5

Kunt u aangeven hoeveel geld er binnen de huidige Defensiebegroting momenteel naar de nationale grensbewaking gaat?

De financiële administratie is ingericht op uitgavensoorten (personeel, materieel, instandhouding, etc.) en niet op taken of activiteiten. De uitgaven voor «nationale grensbewaking» kunnen om die reden niet separaat zichtbaar worden gemaakt.

6

Kunt u aangeven hoeveel extra geld er binnen deze Defensienota naar nationale grensbewaking gaat?

7

Kunt u aangeven welk (extra) materieel er wordt aangeschaft voor de grensbewaking in het algemeen en specifiek op de nationale (lucht)havens?

In de Defensienota wordt verwezen naar de recente uitbreiding van het grenstoezicht en beheersing migratiestromen als gevolg van eerdere intensiveringen. Er wordt in dit kader oplopend tot 43,4 miljoen euro structureel in 2019 toegevoegd aan de defensiebegroting voor grensbewaking op luchthavens en maritieme grensbewaking.

Voor de maritieme grensbewaking worden onder meer detectiehonden (inclusief hondenvoertuigen en hokken) en kleine vaartuigen (inclusief voertuigen en trailers) aangeschaft. Voor de grensbewaking op de nationale luchthavens worden gepantserde SUV’s, kleding, uitrusting, wapens, optiek, sensoren, mobile devices en Biometric Capture Stations aangeschaft. Voor een verbeterde grensbewaking, zowel maritiem als op luchthavens, worden tevens infrastructurele aanpassingen uitgevoerd en onderwijsleermiddelen aangeschaft.

7

Kunt u aangeven welk (extra) materieel er wordt aangeschaft voor de grensbewaking in het algemeen en specifiek op de nationale (lucht)havens?

Zie het antwoord op vraag 6.

8

Kunt u aangeven welk percentage van de Defensiebegroting momenteel (uit de huidige begroting) wordt uitgegeven aan materieel?

9

Kunt u aangeven welk percentage van de Defensiebegroting aan het eind van de looptijd van de Defensienota (2022) wordt uitgegeven aan materieel?

166

Waarom is in de Defensienota niets vermeld over de beoogde investeringsquote? Wat is de geplande IQ? Hoe verhoudt zich dat tot de beleidsmatige uitgangspunten?

204

In de nota is niets vermeld over de investeringsquote (IQ). Wat is de geplande IQ? Hoe verhoudt zich dat tot de beleidsmatige uitgangspunten?

Defensie streeft ernaar om, conform de NAVO-richtlijn, tenminste 20 procent van het uitgavenbudget te besteden aan investeringen. Defensie stuurt hierbij op een meerjarig gemiddelde investeringsquote over een periode van vijf jaar. Hierbij geldt dat de realisatie van de investeringsquote in enig jaar lager kan uitkomen, bijvoorbeeld door vertraging in het sluiten van contracten, zolang dit meerjarig maar gecompenseerd wordt. Dat is mogelijk doordat het niet gerealiseerde investeringsbudget via de ongelimiteerde eindejaarsmarge meegenomen kan worden naar volgende jaren. Investeringen worden dus niet geschrapt, maar de uitgaven verschuiven naar een later jaar.

Het aandeel van de investeringen in de Defensiebegroting bedraagt op basis van de huidige plannen ongeveer 18% in 2018 en 27% in 2022. Het is belangrijk te beseffen dat de maatregelen in de Defensienota niet van vandaag op morgen zijn gerealiseerd. Dit geldt niet alleen voor de aanschaf van groot materieel, ook de aanschaf van «gewonere» zaken, zoals munitie en communicatiemiddelen hebben vaak een lange doorlooptijd (verwerving) voordat ze inzetbaar zijn. Als gevolg hiervan duurt het een aantal jaren om het percentage te laten stijgen.

De Kamer wordt in de begroting en het jaarverslag geïnformeerd over de realisatie van de (meerjarige) investeringsquote.

9

Kunt u aangeven welk percentage van de Defensiebegroting aan het eind van de looptijd van de Defensienota (2022) wordt uitgegeven aan materieel?

Zie het antwoord op vraag 8.

10

In welke mate heeft u bij het opstellen van de Defensienota rekening gehouden met de aangenomen motie met Kamerstuk 34 550 X, nr. 34? En in welke mate gaat u dat in de toekomstige aankopen van de M-fregatten doen?

195

Bent u bereid huidige en/of toekomstige marineschepen geschikt te maken voor het lanceren van kruisraketten? Zo nee, waarom niet?

Op 22 november 2016 heeft de Kamer de motie-De Roon aangenomen (Kamerstuk 34 550 X, nr. 34) waarin de regering wordt verzocht «de mogelijkheden te bestuderen om langeafstandskruisraketten te plaatsen op de nieuwe fregatten die de huidige M-fregatten moeten vervangen, en de Kamer over de operationele voordelen en financiële gevolgen te informeren». Zoals blijkt uit de Defensienota is de aanschaf van kruisvluchtwapens voor fregatten op dit moment niet voorzien. We houden de mogelijkheid open om de fregatten, op een later moment, te kunnen voorzien van kruisvluchtwapens. Om hier een goede afweging over te kunnen maken, heeft Defensie inmiddels informatie opgevraagd bij de Verenigde Staten.

11

Waarom staat het werkgebied «space» niet benoemd in de Defensienota?

De Defensienota is niet uitputtend. Militair gebruik van de ruimte («space») is een aandachtsgebied binnen Defensie. Deels gaat het om concrete toepassingen zoals satellietcommunicatie, deels om ambities die de toenemende mogelijkheden en het toenemend belang van de ruimte weerspiegelen. Zo is Defensie bezig met de oprichting van een National Air & Space Operations Centre (NASOC). Het NASOC gaat een belangrijke rol spelen bij de geïntegreerde lucht- en raketverdediging tegen alle soorten luchtdreiging. Dit jaar is samen met Noorwegen een meerjarig onderzoeksprogramma gestart naar het gebruik van microsatellieten voor waarnemingsdoeleinden. Verder heeft Defensie de banden aangehaald met de bij ruimtevaart betrokken vakdepartementen, in het bijzonder het Ministerie van Economische Zaken en Justitie en Veiligheid, alsmede met de Nederlandse ruimtevaartorganisatie Netherlands Space Office.

12

Kunt u een overzicht geven van de geraamde voordelen als gevolg van internationale samenwerking, per specifiek samenwerkingsinitiatief?

Nederland is betrokken bij een groot aantal samenwerkingsprojecten, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Voor een overzicht verwijs ik u naar de Rapportage Internationale Militaire Samenwerking van 28 november 2017 (Kamerstuk 33 279, nr. 23).

De inhoud, duur en omvang van de internationale samenwerkingsprojecten varieert. Nederland werkt samen met partnerlanden om politieke doelstellingen te verwezenlijken, de inzetbaarheid, de interoperabiliteit, het voorzettingsvermogen en de effectiviteit van de krijgsmacht te versterken en de doelmatigheid van de krijgsmacht te vergroten. Zo kan samenwerking bij de aanschaf en onderhoud van materieel leiden tot financiële voordelen en verhoogde interoperabiliteit en draagt operationele samenwerking onder meer bij aan versterkte slagkracht. Internationale samenwerking is overigens geen doel op zich. Er moet vaak eerst worden geïnvesteerd om samenwerking op gang te brengen en te bestendigen. Nederland richt zich vooral op de samenwerking in EU, NAVO en VN-verband en samenwerking met de strategische partnerlanden België en Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

13

Kunt u bij benadering aangeven hoe hoog de opleidingskosten zijn van:

Een marinier, een vlieger voor de F16, een vlieger voor de F35, een luchtverkeersleider en een commando?

De financiële administratie is ingericht op uitgavensoorten (personeel, materieel, instandhouding, etc.) en niet op taken of activiteiten. Ook de opleidingskosten van de diverse specialisaties zijn verweven in de diverse beleidsartikelen van de defensiebegroting. Bovendien betreft een opleiding een traject van meerdere jaren met hierin verschillende vormen van opleiding en training. Hierdoor kan het gevraagde overzicht niet eenduidig worden gegeven.

We kunnen wel bij benadering aangeven dat de opleiding van een F-16 of F-35 vlieger in de VS circa 4 miljoen euro bedraagt. De initiële training van een luchtverkeersleider op de School of Air Control en het gebruik van een simulator kosten circa 225.000 euro. De basisopleiding tot officier maakt hier geen deel van uit.

14

Kunt u bij benadering aangeven hoe hoog de behoudpremies zijn van: Een marinier, een vlieger voor de F16, een vlieger voor de F35, een luchtverkeersleider en een commando?

De premie is bedoeld om militairen hun FPS fase-2 contract te laten uitdienen en beslaat een periode van drie jaar voor het einde contract. De categorieën militairen die in aanmerking komen voor een behoudpremie worden jaarlijks vastgesteld. Voor 2018 komt van bovengenoemde voorbeelden alleen de luchtverkeersleider in aanmerking voor de behoudpremie. Andere militairen die bijvoorbeeld in aanmerking komen zijn militairen in de rang van sergeant, wachtmeester en kapitein werkzaam in technische functies, IT, cyber en air control. De behoudpremie is voor elke categorie militairen dezelfde: een bruto premie van 1.000 euro voor het eerste jaar, het tweede jaar 2.000 euro en het derde jaar 3.000 euro.

15

Wanneer kan de Kamer de aangekondigde Cyberstrategie verwachten?

Defensie wil bij het proces van het opstellen van een nieuwe cyberstrategie zoveel mogelijk in- en externe partijen betrekken, binnen en buiten de (rijks)overheid. Daarbij moet gedacht worden aan ministeries en andere overheidsinstellingen, kennisinstellingen en bedrijven(koepels). Dat proces is nu bezig. Wij verwachten na de zomer de strategie aan de Tweede Kamer aan te bieden.

16

Wordt de verwervingsketen fors versterkt om de vele investeringen mogelijk te maken? Kunt u hier nader op ingaan, ook in relatie tot het feit dat de investeringsquote bij Defensie al sinds 2009 onafgebroken lager uitvalt dan begroot?

Vanaf 2015 is de verwervingscapaciteit uitgebreid en sindsdien wordt gewerkt aan het stroomlijnen van de «voorzien-in»-keten. Mede gezien de extra verwervingsopgave uit de Defensienota wordt tevens kritisch gekeken welke goederen en diensten Defensie zelf moet inkopen en welke ook door andere partijen, bijvoorbeeld via Rijksbrede inkoop, kunnen worden ingekocht.

De gerealiseerde investeringsquote stijgt sinds 2013. Het aandeel van de investeringen in de Defensiebegroting bedraagt op basis van de huidige plannen ongeveer 18% in 2018 en 27% in 2022. Als gevolg van de lange doorlooptijden van de verwerving van nieuw materieel duurt het een aantal jaren om het percentage verder te laten stijgen. De Kamer wordt in de begroting en het jaarverslag geïnformeerd over de realisatie van de (meerjarige) investeringsquote.

17

In hoeverre bent u bereid te kiezen voor een hoogwaardig technologische krijgsmacht die minder personeelsintensief is, gelet ook op de grote uitdaging om voldoende personeel te werven en te behouden?

Defensie kiest voor een technologisch hoogwaardige krijgsmacht om op te kunnen blijven treden tegen een technologisch hoogwaardige tegenstander. We kijken ondertussen naar slimme manieren om met de schaarste op de arbeidsmarkt om te gaan door onder meer automatisering en (technologische) innovaties, maar ook door samenwerking met andere organisaties.

18

Waarom ontbreekt in de Defensienota een visie op de toekomstbestendigheid ten aanzien van duurzaamheid, met name waar het betreft de energievoorziening?

Zoals wij u onlangs hebben geïnformeerd in reactie op de initiatiefnota van lid Belhaj «Defensie Energiestrategie: beleid en bijdrage aan de energietransitie» (Kamerstuk 34 895, nr. 3) hanteert Defensie de Operationele Energiestrategie (OES) en de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota 2015 voor het bereiken van de gestelde energiedoelen. Voor de operationele omgeving zijn in de OES zowel voor het materieel als voor kampementen streefdoelen voor 2030 en 2050 opgenomen, bij het vastgoed en de civiele voertuigen hanteert Defensie op energiegebied de kabinetsdoelstellingen voor 2030 en 2050. Een voorbeeld van een Defensie-initiatief op dit gebied is de Marinierskazerne Savaneta op Aruba waar gewerkt wordt aan energieonafhankelijkheid en verdere verduurzaming van de kazerne.

19

In het voorwoord lezen we: «we werken aan een stevige verankering van Defensie in de samenleving». Kunt u aangeven waar we in de Defensienota kunnen lezen hoe u dat gaat doen?

We werken aan een verankering van Defensie in de maatschappij door onze zichtbaarheid en aanwezigheid in de maatschappij te vergroten. U kunt maatregelen in dit kader onder andere teruglezen op pagina’s 9, 13, 14 en 23. Denk hierbij aan maatregelen als het openhouden van verschillende locaties in het land, dat militairen weer in uniform mogen reizen en het aanbieden van de mogelijkheid van een maatschappelijke diensttijd bij Defensie aan jongeren. Ook gaan we intensiever samenwerken met andere organisaties, zoals het bedrijfsleven, overheidsorganisaties en maatschappelijke organisaties.

20

Herinnert u zich de toezegging van de Staatssecretaris om de verkoop van mijnenjagers en pantserhouwitsers op te schorten tot de ontvangst van de Defensienota (WGO Materieel, 13 november 2017, Kamerstuk 34 775 X, nr. 33)? Wat gebeurt er nu met de mijnenjagers en pantserhouwitsers en waarom staat hier niets over vermeld in de Defensienota?

Met de nota van wijziging (Kamerstuk 34 775 X, nr. 25) die u voorafgaand aan de begrotingsbehandeling in november is toegestuurd, is het grootste deel van de middelen ter invulling van de «Ondersteuning Krijgsmacht» uit het regeerakkoord naar de Defensiebegroting overgeheveld. Defensie heeft met deze nota verschillende maatregelen in het kader van de versterking van de (gevechts)ondersteuning van de krijgsmacht genomen. Deze maatregelen betreffen onder meer het uit de verkoop halen van zowel de mijnenjagers als de pantserhouwitsers, zodat deze kunnen dienen als logistieke reserve. Het voortzettingsvermogen en de inzetbaarheid van beide capaciteiten worden hierdoor vergroot.

21

Herinnert u zich de toezegging van de Staatssecretaris om de voorgenomen afstoting van Cougars op te schorten tot de ontvangst van de Defensienota (WGO Materieel, 13 november 2017, Kamerstuk 34 775 X, nr. 33)? Wat gebeurt er met de Cougars en waarom staat dit niet vermeld in de Defensienota?

191

Worden de Cougars in 2023 afgestoten of blijven ze langer behouden? Zo ja, hoe lang en waarom staat dit niet in de Defensienota?

In de Defensienota wordt gemeld dat de inzetbaarheid van de jachtvliegtuigen en helikopters wordt vergroot. Onderdeel van deze maatregel is het herroepen van de eerder voorgenomen uitfasering van de Cougar en het behoud van de helikopters tot het einde van hun technische levensduur in 2030.

22

Hoeveel militair- en burgerpersoneel telt Defensie op het moment van het beantwoorden van deze vragen?

Op 1 januari 2018 werkten er 56.353 personen bij Defensie, waarvan 40.072 militairen en 16.281 burgers. De Kamer is met de Personeelsrapportage over 2017 nader geïnformeerd over het personeelsbestand van Defensie.

23

Hebt u al in beeld welke krijgsmachtonderdelen en diensten hoeveel FTE's erbij krijgen in 2018 en in 2019? Zo ja, kunt u dit overzicht met de Kamer delen?

Nee, op dit moment is het nog te vroeg om te kunnen aangeven met hoeveel »VTE-en de verschillende defensieonderdelen en diensten exact worden versterkt. Dit komt omdat in de eerste helft van 2018 een deel van de maatregelen nog nader wordt uitgewerkt. Het vaststellen van het aantal benodigde »VTE-en maakt deel uit van deze uitwerkingen.

24

Welke rol krijgt verdediging tegen ballistische raketten in de krijgsmacht? Beschouwt u «ballistic missile defense» als een niche, dan wel als prioriteit?

Met het project Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD) worden de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) voorzien van een SMART-L radar met aanvullende sensorcapaciteit ten behoeve van de vroegtijdige waarneming van ballistische rakketten. Met de levensduurverlenging van de Patriot-wapensystemen wordt gezorgd dat de lower layer Ballistic Missile Defence tot tenminste 2040 beschikbaar is. De verdediging tegen ballistische raketten is binnen het bondgenootschap schaars en Nederland vervult hiermee een concrete behoefte van het bondgenootschap.

25

Hebt u reeds onderzoek in gang gezet naar de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen, in het bijzonder met betrekking tot de beschikbaarheid van mariniers?

De regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse Koopvaardijschepen moeten nog worden uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur. Dit geldt ook voor de te stellen eisen aan de beveiligingsbedrijven en het beveiligingspersoneel, het toezicht en de geweldsinstructie. Deze regelingen worden opgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid. De Vessel Protection Detachments van het Ministerie van Defensie voeren jaarlijks ongeveer 40 beveiligingsopdrachten uit. Dit aantal neemt mogelijk licht af als de wet in werking treedt.

26

Zult u art. 346 van EU-werkingsverdrag toepassen voor de vervanging van de Walrus-klasse, M-fregatten en LC-fregatten? Ook om te voorkomen dat miljarden Nederlandse belasting-Euro’s gaan naar buitenlandse werven?

104

Kunt u een voorbeeld uit het verleden noemen, waar de Defensieorganisatie in het aanbestedingstraject, artikel 346 VWEU niet ruimhartig heeft geïnterpreteerd, en waar u dat nu wel zou doen?

110

Zal de ruimhartige toepassing van artikel 346 VWEU plaatsvinden bij onder meer de vervanging van de Walrus-klasse onderzeeboten, de M-fregatten en LC-fregatten?

176

Ligt het volgens u in de rede om bij de verwerving van nieuwe onderzeeboten artikel 346 VWEU ruimhartig toe te passen, om zo de in Nederland aanwezige unieke militair-strategische kennis over onderzeeboten te houden? Waarom wel of niet?

Zowel in het regeerakkoord als in de Defensienota is opgenomen dat we artikel 346 van het Verdrag Werking Europese Unie ruimhartig zullen interpreteren. Dit artikel houdt in dat bij de aanschaf van defensiematerieel een Europese aanbesteding achterwege kan blijven om redenen van nationale veiligheid. We gaan dit nu in praktijk brengen bij twee grote investeringsprojecten: de vervanging van de M-fregatten en de verwerving van een nieuw maritiem bevoorradingsschip (Combat Support Ship). De LC-fregatten hebben het einde van hun technische levensduur nog niet bereikt en krijgen eerst een moderniseringsprogramma. Vervanging van de LC-fregatten is nog niet aan de orde. Voor de vervanging van de onderzeeboten wordt aan de hand van de resultaten van de B-fase (onderzoeksfase) bepaald hoe de verwervingsstrategie voor de onderzeeboten wordt vormgegeven. Elk aanbestedingstraject kent zijn eigen dynamiek en alle keuzes in een aanbestedingstraject worden zo zorgvuldig mogelijk gemaakt. Het is niet mogelijk een voorbeeld uit het verleden te noemen waar nu een andere keuze zou zijn gemaakt.

27

Hoe gaat u borgen dat in al deze processen de medezeggenschap haar rol optimaal kan vervullen?

Het Besluit Medezeggenschap Defensie is leidend voor de betrokkenheid van de medezeggenschap bij de uitvoering van de Defensienota. Wij zorgen ervoor dat commandanten expliciet worden gewezen op hun verantwoordelijkheden in dezen.

28

Technologische ontwikkelingen, zeker op het gebied van inlichtingen, geleidewapens en sensoren en emissieloos varen gaan snel. Zal in de specificatie van het toekomstig materieel ook aandacht worden geschonken aan het innoverende vermogen en het relatief eenvoudig kunnen aanpassen/verbouwen van het materieel, zodat deze gedurende de gehele levensduur technisch en operationeel up-to-date blijft?

34

Voor grote materieel projecten is innovatie (zeker voor een lange en duurzame levensduur) van cruciaal belang; hoe gaat u daarmee om in materieel projecten?

175

Zal in de specificatie van het toekomstige materieel ook aandacht worden geschonken aan het innoverende vermogen en het relatief eenvoudig kunnen aanpassen/verbouwen van het materieel, zodat het gedurende de gehele levensduur technisch en operationeel up-to-date blijft, in het licht van de snelle technologische ontwikkelingen, zoals op het gebied van inlichtingen, geleidewapens, sensoren en emissieloos varen?

Defensie is zich zeer bewust van de mogelijkheden die technologische ontwikkelingen bieden en van de noodzaak om die zo snel mogelijk binnen de krijgsmacht toe te passen. De mogelijkheid om materieel gedurende de gehele levenscyclus up-to-date te houden is dan ook een nadrukkelijk aandachtspunt.

29

Hoe beoordeelt u de kritiek van Ko Colijn dat «Financiën Defensie aan de ketting zou leggen» (https://www.clingendael.org/nl/publicatie/defensie-aan-de-ketting)? Klopt het dat de extra gelden niet automatisch naar u gaan maar elk jaar moeten worden uitgelegd en verantwoord aan de Minister van Financiën? Is het waar dat door de kritiek van de Minister van Financiën en de Rekenkamer op de boekhouding en bestedingsprocedures binnen Defensie er in de afgelopen jaren voldoende wantrouwen in de Defensieorganisatie is opgebouwd om de extra miljarden eerst maar veilig op een aparte rekening van de schatkist te zetten? In hoeverre vertraagt dit de uitvoering van de Defensienota?

Met het Regeerakkoord is besloten dat de intensiveringen die uitwerking behoeven op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën achter zouden blijven in afwachting van concrete en doelmatige beleidsvoorstellen. Deze afspraak is van toepassing op alle ministeries die er met het regeerakkoord extra budget bij hebben gekregen. Met de nota van wijziging (Kamerstuk 34 775 X, nr. 25) heeft Defensie een deel van het budget overgeboekt gekregen. Het overige extra budget wordt grotendeels met de 1e suppletoire begroting aan de Defensiebegroting toegevoegd.

30

Hoe wordt gegarandeerd dat het nieuwe materieel gedurende de levensduur kan worden aangepast aan nieuwe dreigingen en andere taken? Met andere woorden: hoe wordt voorkomen dat het nieuwe materieel voor het einde van haar technische levensduur operationeel irrelevant wordt?

109

Hoe wordt voorzien in de mogelijkheid van aanpassing van nieuw te verwerven materieel gedurende de levensduur aan nieuwe dreigingen en andere taken? Met andere woorden: hoe wordt voorkomen dat het nieuwe materieel voor het einde van haar technische levensduur operationeel irrelevant wordt?

Defensie monitort en bewaakt doorlopend de operationele en technische relevantie van haar materieel. Dit continue proces resulteert per (wapen)systeem in een roadmap die de gehele Life Cycle van het systeem omvat. Hier wordt dus al bij de aanschaf van materiaal rekening mee gehouden. In de roadmap wordt aangegeven hoe – bijvoorbeeld door het uitvoeren van modificaties of tussentijdse ugradeprogramma’s – een systeem operationeel relevant blijft. Veel van deze tussentijdse modificaties zijn onderdeel van de reguliere instandhouding van het systeem. Grote noodzakelijke aanpassingen (instandhoudingsprogramma’s en Mid Life Updates) worden als een separaat investeringsproject opgestart en meegenomen in het investeringsprogramma.

31

Hoe bewerkstelligt u dat Nederlandse kennisinstellingen en de industrie meeprofiteren van de aanbesteding van materieel «van de plank»? Hoe wordt voorkomen dat hierdoor technologisch hoogwaardige arbeid, en daarmee Nederlands belastinggeld, naar het buitenland verdwijnt?

32

Hoe wilt u invulling geven het defensiebudget voor toegepast onderzoek wanneer juist het complexe hoogwaardige materieel «van de plank» wordt gekocht?

98

Kunt u met betrekking tot het adagium «van de plank, tenzij» voor de aanschaf van nieuw materieel aangeven welke afwegingen kunnen leiden tot een «tenzij»-situatie?

105

Deelt u de analyse dat kopen van-de-plank als inherent gevolg heeft dat het betreffende materieel al geruime tijd geleden ontwikkeld is en dat de in deze producten toegepaste technologie snel achterhaald is? In hoeverre past het uitgangspunt «kopen van de plank, tenzij» bij een technologisch hoogwaardige krijgsmacht?

106

Hoe verhouden zich de uitgangspunten voor verwerving «snel, tenzij» en «van de plank, tenzij» tot de te actualiseren Defensie Industrie Strategie? Hoe kunnen de DIS en de daarin genoemde prioritaire technologiegebieden van de grond komen als u nauwelijks tot niet meer kiest voor ontwikkelingstrajecten?

112

Waarom past u het «kopen van de plank» niet vooral toe op relatief eenvoudig, uitontwikkeld materieel of materieel met een hoge omloopsnelheid c.q. korte levensduur? Bent u bereid bij hoogwaardig en complex materieel met een lange levensduur een evolutionair ontwikkelproces te overwegen, waarin Nederlandse kennisinstellingen en de industrie kunnen participeren, zoals in het verleden gebruikelijk?

113

Hoe wilt u invulling geven aan het budget voor toegepast onderzoek wanneer juist het complexe hoogwaardige materieel «van de plank» wordt gekocht? In hoeverre kunnen middelen voor toegepast onderzoek ingezet worden in het verwervingsproces van materieel, in het bijzonder wanneer gekozen wordt voor een ontwikkelingsproces?

Het «kopen van de plank» betekent dat we meer (maar vooral ook intelligenter) gebruik maken van bestaande technologie en producten. De snelheid waarmee we materieel kunnen krijgen is namelijk van belang. Daarbij kunnen we op deze manier kosten reduceren en beter beheersen. We willen daarbij een klant zijn met kennis van zaken, zodat we een sterke positie hebben bij de aankoop (smart buyer) en het gebruik (smart user) van materieel.

Ondertussen moeten we uiteraard blijven innoveren om beter te anticiperen op nieuwe dreigingen en ontwikkelingen. De noodzaak tot innovatie zorgt er voor dat we in voorkomend geval juist niet van de plank kopen en een ontwikkelingstraject ingaan, bijvoorbeeld als launching customer. Op deze manier zet Defensie haar schaarse capaciteiten zo effectief mogelijk in.

Ook als de aanschaf van materieel van belang is voor de nationale veiligheid kunnen we ervoor kiezen om het materieel door Nederlandse bedrijven te laten ontwikkelen, zodat we in Nederland blijven beschikken over voldoende kennis en kunde. Industriële participatie kan hieraan bijdragen. Het industriële participatiebeleid heeft als doel de prioritaire technologiegebieden van de Defensie Industrie Strategie (DIS) in stand te houden en te versterken, zodat Nederland te allen tijde haar nationale veiligheid kan waarborgen.

32

Hoe wilt u invulling geven het defensiebudget voor toegepast onderzoek wanneer juist het complexe hoogwaardige materieel «van de plank» wordt gekocht?

Zie het antwoord op vraag 31.

33

In hoeverre weegt u belangrijke onderzoeken naar duurzame maatschappelijke belangen als emissieloos varen mee in de verdeling van het defensiebudget voor toegepast onderzoek?

Bij de verdeling van de middelen voor defensieonderzoek staat het verzekeren van een technologisch hoogwaardige krijgsmacht centraal. Daarbij gaat het de komende jaren, in aanvulling op de instandhouding van een brede defensiespecifieke kennis, in het bijzonder om toekomstige toepassingen op het terrein van informatiegestuurd optreden, cyber en slagkracht. Tegelijkertijd wil Defensie zo goed mogelijk aansluiten bij duurzame maatschappelijke belangen. Daarbij gaat het zowel om voornemens van het kabinet ter zake als heel concreet om Europese en nationale wet- en regelgeving, die op Defensie van toepassing is of zal zijn. Hiervoor hoeft Defensie geen defensie-specifieke kennisbasis in stand te houden. Onderzoek, technologieontwikkeling en innovaties in het civiele domein lopen hier voorop. Defensie zal in deze gevallen bij de invulling van specifieke behoeften een beroep doen op de markt. Als het om een specifieke militaire toepassing van een civiele technologie gaat, kan Defensie alsnog een beroep doen op de kennisinstellingen die onderzoek verrichten voor Defensie. Dat is het geval bij emissieloos varen.

34

Voor grote materieel projecten is innovatie (zeker voor een lange en duurzame levensduur) van cruciaal belang; hoe gaat u daarmee om in materieel projecten?

Zie het antwoord op vraag 31.

35

Hoe gaat u zekerstellen dat de te bouwen onderzeeboten eenzelfde niche-positie kunnen innemen binnen de NAVO als de huidige Walrus-klasse en daarmee sterk bijdragen aan de internationale relevantie van onze Koninklijke Marine?

168

Zult u bij de komende aanbesteding van onderzeeboten de operationele eis stellen dat deze langdurig zelfstandig, d.w.z. logistiek onafhankelijk, moeten kunnen opereren, zodat bijvoorbeeld zonder de hulp van ondersteuningsschepen of havenfaciliteiten onderweg de overzeese delen van het Koninkrijk bereikt en vervolgens beschermd kunnen worden?

169

Zal aan de nieuwe onderzeeboten onder meer de eis gesteld worden dat zij in zowel koud, relatief zoet water (Noord-Atlantische Oceaan, Noordelijke IJszee, Oostzee) als in warm, relatief zout water (Indische Oceaan, Caribisch gebied) kunnen opereren, zodat daarmee aangesloten wordt op de geïntegreerde buitenland en veiligheidsstrategie?

171

Zal aan de nieuwe onderzeeboten de eis worden gesteld dat zij, eenmaal op missie, van taak kunnen veranderen zonder dat hiervoor een haven hoeft te worden binnengelopen om personeel en materieel te wisselen, dit om de geheimhouding en daarmee de veiligheid van de missie niet in gevaar te brengen?

173

Zullen de vervangers van de Walrusklasse onderzeeboten eveneens een nichecapaciteit zijn binnen de NAVO en daarmee sterk bijdragen aan de internationale relevantie van onze Koninklijke Marine?

174

Klopt het dat de huidige Walrusklasse onderzeeboten het gat opvullen binnen de NAVO tussen de grote nucleaire onderzeeboten van de wereldmachten enerzijds en de voor Homeland Defence gebouwde kleine kustonderzeeboten van veel andere landen anderzijds? Blijft deze nichecapaciteit en de unieke kennis en kunde die Nederland binnen de NAVO heeft, behouden in de toekomst?

Nederland levert met de huidige Walrusklasse-onderzeeboten een gewaardeerde bijdrage aan de bondgenootschappelijke verdediging. De brief over de visie op de toekomst van de onderzeedienst en de A-brief Vervanging onderzeebootcapaciteit (Kamerstuk 34 225, nrs. 1 en 13) schetsen het belang van wereldwijd kunnen optreden en van het beschermen van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, met inbegrip van het Koninkrijk in het Caribisch gebied. Defensie beperkt zich echter in het onderzoek naar vervangingsvarianten niet op voorhand tot een type onderzeeboot dat exact vergelijkbaar is met de huidige Walrus-klasse. Wel staat vast dat de vervangende onderzeebootcapaciteit operationeel duurzaam moet zijn en moet voldoen aan de militaire functionele eisen zoals beschreven in de A-brief. De belangen van Nederland en de prioriteiten van de NAVO en de EU zijn hierbij belangrijke overwegingen.

Defensie brengt momenteel in de B-fase de mogelijkheden voor vervanging nauwgezet in kaart. Per vervangingsvariant wordt onderzocht in welke mate de nieuwe capaciteit geschikt is voor inzet in uiteenlopende operatiegebieden, zowel dichtbij als – voor langere tijd – tot buiten het NAVO-verdragsgebied. Aan het eind van de B-fase zal duidelijk zijn op welke manier aan de functionele eisen wordt voldaan, welke capaciteiten daarbij horen, welk vervangingsalternatief de voorkeur geniet en wat de mogelijkheden zijn van internationale samenwerking en industriële participatie. Deze aspecten zullen worden verwerkt in de verwervingsstrategie die aan het eind van de B-fase wordt bepaald. De B-fase zal naar verwachting eind 2018 worden voltooid.

36

Wat is het bezwaar om op korte termijn te anticiperen op besluitvorming over extra F35»s na deze kabinetsperiode en hoe kan dat bezwaar worden weggenomen?

146

Kan de huidige voorziening voor valutaschommelingen inmiddels al wel ingezet worden voor het gat in het budget voor de verwerving van de F-35, als gevolg van de hogere dollar? Zo nee, waarom niet en wanneer is daar besluitvorming over voorzien?

Zoals gemeld in de Defensiebegroting 2017 wordt de reservering van 40 miljoen euro niet ingezet ter dekking van valutategenvallers bij het project «Verwerving F-35». De eventuele vrijval in de risicoreservering van het project «Verwerving F-35» aan het einde van het project kan worden ingezet voor het opvangen van valutaschommelingen of, als de reservering daar ruimte voor biedt en zoals reeds eerder besloten, voor het aanschaffen van extra toestellen. Binnen de huidige begroting is uitbreiding van het aantal F-35»s niet voorzien.

Zie ook het antwoord op vraag 144 over het vergroten van de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de materieelbegroting.

37

Hoe beoordeelt u de berichtgeving (https://www.vbm.info/nieuws/item/3302-minister-heeft-nog-geen-volledig-cao-mandaat.html) dat de Minister nog steeds geen mandaat zou hebben om over een volwaardig pakket van arbeidsvoorwaarden te kunnen onderhandelen? Hoe komt dit en wanneer komt dit mandaat wel? Ziet u de urgentie in van snelle verbetering van arbeidsvoorwaarden, om zo de leegloop bij Defensie te keren?

U bent hierover separaat per brief op 9 mei jl. geïnformeerd (Kamerstuk 34 775 X, nr. 103). Het maken van afspraken over arbeidsvoorwaarden is een zaak van werkgever en werknemers. Over de voorstellen en het mandaat valt dus niet in detail te treden. Vanzelfsprekend wordt uw Kamer direct geïnformeerd zodra er een onderhandelingsresultaat wordt bereikt. Het is in het belang van het personeel om tijdig overeenstemming te bereiken.

38

Waarom is de motie Belhaj c.s. over een groeipad voor R&D investeringen in de Defensienota (Kamerstuk 34 775 X, nr. 45) niet genoemd? Hoe zijn u en de Staatssecretaris voornemens deze motie uit te voeren?

211

Gaat Nederland voldoen aan de 2% R&D EDA-norm, zoals uitgesproken door de Minister van Defensie bij het uitkomen van de Strategische Kennis- en Innovatieagenda in november 2016? Op welke termijn wordt dit gerealiseerd en hoeveel additionele middelen zijn benodigd om aan de EDA-norm te voldoen?

212

Hoe wordt de motie Belhaj c.s. van 23 november 2017 uitgevoerd, waarin onder verwijzing naar de EDA-norm (2% van de Defensiebegroting moet worden besteed aan R&D) wordt gevraagd in de Defensienota een groeipad voor de uitgaven aan R&D op te nemen? Waarom heeft u de motie en de wijze waarop deze wel of niet wordt uitgevoerd, niet vermeld in de Defensienota?

213

Hoe verhouden de uitgaven van Nederland aan Defensie R&D zich tot die van de VS, Rusland, Duitsland en Frankrijk?

227

Kunt u uitsplitsen waarin de middelen voor «Kennis en innovatie/ wetenschappelijk onderzoek» (345 miljoen euro cumulatief in 2018 t/m 2033) extra geïnvesteerd worden? Welk deel van de middelen gaat naar wetenschappelijk onderzoek, welk deel naar toegepast onderzoek, welk deel naar technologie toepassing en wat naar innovatie? Kunt u dit op jaarbasis weergeven?

231

Hoe dicht brengt de investering van 345 miljoen euro op kennis en innovatie/wetenschappelijk Nederland bij de EDA-norm en welke investeringen zijn er nodig om aan deze door Nederland onderschreven norm te voldoen?

232

Waarom geeft u de komende jaren slechts maximaal 1% van de begroting uit aan wetenschappelijk onderzoek, terwijl de in Europa afgesproken EDA norm 2% is?

Met deze Defensienota wordt geïntensiveerd in de kennisontwikkeling bij de kennisinstituten. De Defensienota kondigt extra investeringen aan in onderzoek op het terrein van cyber, informatiegestuurd optreden, slagkracht in het land-, lucht- en zeedomein en nieuwe technologieën, zoals kunstmatige intelligentie, robotica, 3-D printing en bio en nanotechnologie. Hiermee wordt aan het defensieonderzoek de komende jaren een stevige impuls gegeven, zowel gericht op concrete speerpunten in de Defensienota als het verzekeren van de aansluiting bij nieuwe technologieën. Ook voor technologieontwikkeling komen extra middelen ter beschikking. Hierdoor is de komende jaren, zoals uiteengezet bij de beantwoording van vraag 210, sprake van een concreet groeipad, met personele versterking van kennis- en expertisegebieden bij de kennisinstituten en meer defensieonderzoeksprogramma’s als uitkomst.

Daarnaast wordt bij verschillende moderniserings- en vervangingsprogramma’s geïnvesteerd in technologie ontwikkeling, zowel bij kennisinstituten als bedrijfsleven. Met het toegenomen aantal investeringsprogramma’s in combinatie met de intensivering in kennisontwikkeling wordt een goede stap gezet in de richting van de 2% EDA-norm. In de Defensienota zijn geen verwijzingen naar moties opgenomen. Met de beschikbaarstelling van extra middelen in de Defensienota wordt gehoor gegeven aan de vraag om te voorzien in een groeipad voor onderzoek en technologieontwikkeling. Nederland blijft zodoende gecommitteerd aan de EDA-norm als streven. Hieraan voldoen is overigens geen doel op zichzelf. De kennisbehoefte van de Nederlandse defensieorganisatie blijft het uitgangspunt en aanvullende investeringen in kennisopbouw en ontwikkeling (R&D) zullen altijd in een bredere context worden geplaatst en overwogen.

In de Defensienota is abusievelijk een bedrag opgenomen van 345 miljoen euro aan extra investeringen voor «kennis en innovatie/wetenschappelijk onderzoek». De extra investeringen in kennisopbouw, technologieontwikkeling en innovatie omvatten circa 200 miljoen euro cumulatief van 2018 tot 2033. Dit komt overeen met circa 14 miljoen euro per jaar. Voor kennisopbouw bij de kennisinstituten Marin, NLR en TNO gaat het vanaf 2019 om 7 miljoen euro extra per jaar. Voor technologieontwikkeling komt jaarlijks 2 miljoen euro extra beschikbaar. Wat kort-cyclische innovatieprojecten betreft gaat het om jaarlijks 5 miljoen euro.

Een onderlinge vergelijking met andere landen is lastig, omdat er gewerkt wordt met verschillende rekenmethodes en cijfers zijn afkomstig uit verschillende bronnen en jaren. Daardoor wordt het appels met peren vergelijken. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de genoemde landen in 2016 een percentage aan R&D besteedden tussen de 2% en 12%. Nederland zat daar onder.

39

Hoe beoordeelt u de berichtgeving over de aankondiging van België om in totaal 12 mijnenjagers aan te schaffen, waarvan zes voor Nederland (https://www.noordhollandsdagblad.nl/den-helder-eo/bestelling-twaalf-mijnenjagers-dit-jaar), terwijl er in Nederland nog niet eens een behoeftestelling is geformuleerd? Wanneer kan de Kamer de A-brief tegemoet zien?

De Kamer heeft de A-brief van het project «Vervanging Mijnenbestrijdingscapaciteit» op 3 mei jl. ontvangen (Kamerstuk 27 830, nr. 225). Bij dit project is België de leidende partij, zoals Nederland dat is bij de vervanging van de M-fregatten. Eind 2016 is de Kamer geïnformeerd over de intentieverklaring van de Ministers van Defensie van beide landen over de gezamenlijke aanschaf van deze capaciteiten (Kamerstuk 33 279, nrs. 18 en 20). In de aanloop naar een formele marktbenadering later dit jaar (Request for Proposal) heeft de Belgische regering in februari de voorwaarden gepubliceerd voor de industrie om naar deze opdracht te kunnen meedingen. Deze stap was noodzakelijk om de eerste nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen voor België vanaf 2023 in gebruik te kunnen nemen. In de Belgische publicatie is melding gemaakt van het voorbehoud van Nederlandse politieke besluitvorming. België heeft geen openbare mededelingen gedaan over het aantal mijnenbestrijdingsvaartuigen dat Nederland voornemens is aan te schaffen.

40

U hebt in de Operationele Energiestrategie (OES-2015) besloten de ambitie te hebben om in 2030 20% minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen, hoe zijn u en de Staatssecretaris van plan dit te bewerkstelligen?

Defensie werkt een plan van aanpak uit en stelt een projectleider aan om de OES op te pakken. Deze werkgroep gaat de komende drie jaar de overstap naar duurzame energie opstarten door het bestaande maatregelenpakket van de Defensie Energie en Milieubeleidsnota (DEM) en het plan van aanpak OES in samenhang uit te voeren. Daarnaast worden nieuwe en bestaande initiatieven en projecten op het gebied van energie gebundeld en geprioriteerd en zal Defensie de impact van de energietransitie op haar bedrijfsvoering (zowel in primaire als ondersteunende processen) bezien.

Op verzoek van de Kamer wordt de OES geëvalueerd en de resultaten daarvan zult u binnenkort ontvangen.

41

Kunt u aangeven of u vindt dat met de vormgeving van de wereldkaart «wat er speelt» een genuanceerd en waarheidsgetrouw beeld van de internationale dreigingen van het moment wordt gegeven? Zo ja, waarom? Waarom heeft u er bijvoorbeeld niet voor gekozen om de dreigingen voor de internationale rechtsorde hierin op te nemen?

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) een uitgebreide analyse opgenomen van verschillende trends en dreigingen (pagina’s 12 t/m 21). In de Defensienota is deze analyse niet herhaald. Op pagina 8 van de Defensienota is daarom een aantal belangrijke zaken die voor Defensie spelen in de wereld in een infographic weergegeven. Dit zijn zaken die ook een bedreiging kunnen zijn voor de internationale rechtsorde.

42

Heeft u met de kaart «wat er speelt» de boodschap willen verkondigen dat terrorisme een dreiging is die hoofdzakelijk of zelfs exclusief afkomstig is uit Afrika? Zo ja, kunt u dit met feiten en cijfers onderbouwen?

Nee.

43

Waarom worden in de Geïntegreerde Buitenland en Veiligheidsstrategie (op blz. 15) andere technologiegebieden benoemd dan in de Defensienota (blz. 8). Kunt u aangeven of u de in de GBVS genoemde onbemande voertuigen, robotisering, synthetische biologie en kunstmatige intelligentie ook als potentiële dreiging beschouwt en wat u eraan gaat doen?

Zowel in de Geïntegreerde Buitenland en Veiligheidsstrategie (GBVS) als in de Defensienota dienen desbetreffende technologiegebieden als voorbeelden van relevante ontwikkelingen. In beide gevallen is geen volledigheid nagestreefd. Op pagina 25 van de Defensienota staat dat Defensie investeert in kennisopbouw over de in de vraag aangehaalde technologieën als robotica (dat is inclusief onbemande systemen), biotechnologie en kunstmatige intelligentie.

44

Kunt u toelichten hoe u invulling gaat geven aan het betrekken van nieuwe technologieën, waarvan vanwege de toekomstige aard uiteraard geen volledige opsomming valt te geven, bij de ontwikkelingen binnen de krijgsmacht?

Defensie zoekt nadrukkelijk aansluiting bij nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie, robotica, 3D-printing en bio en nanotechnologie. TNO doet met middelen uit de doelfinanciering onderzoek naar voornoemde technologieën. In dat kader hebben Defensie en TNO zich ook aangesloten bij de Nationale Wetenschapsagenda, met projecten gericht op kwantum en big data. Het gaat om risicodragend verkennend onderzoek, dat wil zeggen dat de militaire toepasbaarheid nog niet zonder meer vaststaat. Als dat eenmaal is vastgesteld zijn toegepast onderzoek, technologieontwikkeling, concept development & experimentation de volgende stappen. Daarin spelen de eindgebruikers binnen Defensie, de »operationele commando’s voorop, een centrale rol om er voor te zorgen dat de opgeleverde producten en diensten optimaal aansluiten bij de gestelde behoeften.

45

In hoeverre beschouwt u de arctische regio als prioritaire regio als het instabiliteit rondom Europa betreft, aangezien deze niet in de Defensienota en de daarin opgenomen dreigingsanalyse voorkomt?

Europa en Nederland hebben belang bij behoud van stabiliteit en veiligheid in de arctische regio. De Noordelijke IJszee kan een nieuwe veiligheidskwestie worden door het smelten van het Noordpoolijs. Op de Atlantische Oceaan en Noordelijke IJszee zijn de militaire activiteiten de afgelopen jaren toegenomen.

46

In de paragraaf Veiligheid en het Koninkrijk wordt de huidige dreiging beschreven. Kunt u aangeven of we niet vooruit moeten kijken naar potentiële dreigingen in de verdere toekomst?

De infographic toont een aantal huidige en toekomstige dreigingen. Een dreigingsanalyse kunt u vinden in de GBVS van de Minister van Buitenlandse Zaken (pagina’s 12 t/m 21). Bij het maken van besluiten over de toerusting en samenstelling van de krijgsmacht betrekt Defensie veiligheidsanalyses die ingaan op huidige en toekomstige dreigingen.

47

Welke overbodige regels worden bedoeld die «op korte termijn» zullen worden afgeschaft en commandanten meer ruimte in de uitvoering moeten geven? Gaat het daarbij om regels met betrekking tot de bedrijfsvoering binnen Defensie, of ook om regels die betrekking hebben op het operationele optreden van Defensie?

101

Welke interne regels en processen gaat u precies tegen het licht houden?

222

Met welk doel wilt u de interne regels tegen het licht houden? Wat is het doel en wat zijn de succescriteria?

Opschoning en actualisering van regels is al in gang gezet, maar zal nog meer aandacht krijgen. Met het herzien van regels en processen willen we ervoor zorgen dat de commandant meer ruimte krijgt en er meer maatwerk kan worden geboden. Daarmee wordt de organisatie wendbaarder en kan de organisatie sneller inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat vooral om regels met betrekking tot de bedrijfsvoering, waarbij Defensie intern strengere regels en normen aanhoudt dan wettelijk zijn voorgeschreven. Deze regels worden als eerste geschrapt. Daarnaast wordt een aantal processen voor materieelprojecten opnieuw ingericht. Hierbij wordt belemmerende interne regelgeving aangepast om meer bewegingsruimte voor de uitvoering te creëren.

Dit is een doorlopend proces dat ook doorlopend resultaten moet opleveren. Voorbeelden zijn de vervanging van het omvangrijke verwervingshandboek door een compactere aanwijzing met verwijzingen naar relevante wettelijke en Rijksbrede regelgeving (gereed), het lager beleggen van mandaten voor personele bevoegdheden en de verruiming van bevoegdheden van commandanten om zelfstandig kleine aankopen te doen (beide dit jaar gereed, hoewel het doorlopende processen blijven).

Overigens vindt vanzelfsprekend ook regulier onderhoud aan regels plaats. Ook daarbij wordt bekeken of regels nog nodig zijn. Nieuwe regels zijn gebaseerd op wettelijke vereisten. Voordat nieuwe regels worden ingevoerd vindt een uitvoeringstoets plaats.

48

Kunt u aangeven wat de vervolgstappen zijn waar de NAVO om vraagt richting Nederland? Welke andere capaciteiten zijn volgens de NAVO noodzakelijk en wat zijn de beperkende factoren in het

tempo waarin aan de behoefte aan deze capaciteiten invulling kan worden gegeven? Betreffen deze beperkingen de organisatie, financiën of andere factoren?

Zie het antwoord op vraag 4.

49

Kunt u aangeven door welke oorzaken bescherming van het eigen- en bondgenootschappelijk grondgebied steeds belangrijker is geworden?

Zoals uitgebreid omschreven in de GBVS en Defensienota, verandert de veiligheidssituatie. Er zijn verschillende trends te zien, zoals instabiliteit en dreigingen nabij Europa en het Koninkrijk, vernieuwing en versterking van de Russische krijgsmacht en een versnelling van technologische ontwikkelingen en hybride conflictvoering.

Deze veranderende veiligheidssituatie leidt ertoe dat na jaren van focus op expeditionaire operaties, de inzet voor collectieve verdediging groeit. De laatste jaren is dan ook zowel in NAVO- als EU-kader gewerkt aan het versterken van de defensiestructuren en het versterken van militaire aanwezigheid in bepaalde regio’s.

50

Wat wordt precies bedoeld met de mededeling dat «de zichtbaarheid van de marechaussees aan de grens zal toenemen»?

De capaciteit van de Koninklijke Marechaussee voor de grensbewaking wordt uitgebreid. Het aantal grenswachters zal daarom in volume toenemen, waardoor de zichtbaarheid van de marechaussees ook zal toenemen.

Het afgelopen jaar is een start gemaakt met het werven en opleiden van 417 extra VTE. De eerste nieuwe grenswachters zijn inmiddels aan het werk. Het zal nog tot en met 2019 duren voordat alle 417 grenswachters opgeleid en operationeel inzetbaar zijn.

51

Op welke wijze kunt u garanderen dat er inderdaad meer medewerkers bijkomen?

Defensie heeft een divers pakket aan maatregelen samengesteld, zowel om nieuwe medewerkers te werven als om huidige medewerkers langer voor Defensie te behouden. Met het pakket aan maatregelen dat er nu ligt hebben wij het vertrouwen dat er meer defensiemedewerkers bij gaan komen en minder medewerkers uitstromen. In de personeelsrapportage over 2017 is te zien dat er vorig jaar meer medewerkers zijn bijgekomen dan in 2016.

52

Wat betekent het inrichten van de maatschappelijke diensttijd voor jongeren? Betekent dit ook dat jongeren als het ware kunnen kiezen voor militaire diensttijd?

56

Kunt u toelichten hoe die maatschappelijke diensttijd eruit komt te zien? Welke mogelijkheden gaat u aanbieden? Hoe gaat u deze aanbieden? Wat gaat deze diensttijd Defensie naar verwachting kosten?

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor het inrichten van de maatschappelijke diensttijd voor jongeren en het budget daarvoor. VWS heeft in dat kader aan verschillende partijen gevraagd te komen met voorstellen voor praktijkexperimenten. Vanaf de gunning van de subsidies hiervoor beslaan die experimenten een periode van een jaar tot 18 maanden. Defensie is betrokken en dient twee projectvoorstellen in.

53

Welke andere capaciteiten zijn volgens het NAVO verdrag noodzakelijk en wat zijn de beperkende factoren in het tempo waarin aan de behoefte aan deze capaciteiten invulling kan worden gegeven? Betreffen

deze beperkingen de organisatie, financiën of andere factoren?

Zie het antwoord op vraag 4.

54

Hoe bent u voornemens regionaal te werven? Wat houdt dit voornemen concreet in?

Een belangrijk onderdeel van het wervingsbeleid is het regionaal werven van personeel in aanvulling op landelijke campagnes. Belangrijke partners bij het regionaal werven en opleiden van militair personeel zijn de Regionale Opleidingscentra (ROC’s). De MBO-opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) met verschillende vakopleidingen tot en met niveau vier, het hoogste niveau van het middelbaar beroepsonderwijs, vormt hiervoor een belangrijke basis. Defensie ondersteunt deze opleidingen door militaire instructeurs op de ROC’s onderdelen van de opleiding te laten verzorgen en door leerlingen de vereiste beroepspraktijkvorming (BPV) aan te bieden.

Een recent succes op het gebied van regionale werving is het project «Falcon Legion» in de regio Assen; dit project heeft een extra lichting van 170 personen opgeleverd voor de luchtmobiele brigade en de gemechaniseerde brigade van het CLAS. Momenteel wordt bij de 43 Gemechaniseerde Brigade een vergelijkbaar initiatief opgestart waarmee wordt beoogd om extra mensen lokaal te werven.

55

Welke «capaciteitendoelstellingen» heeft de NAVO voor Nederland opgesteld?

Zie het antwoord op vraag 4.

56

Kunt u toelichten hoe die maatschappelijke diensttijd eruit komt te zien? Welke mogelijkheden gaat u aanbieden? Hoe gaat u deze aanbieden? Wat gaat deze diensttijd Defensie naar verwachting kosten?

Zie het antwoord op vraag 52.

57

Waaruit blijkt de afstemming tussen de Defensienota en de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie?

Het opstellen van de Defensienota en van de GBVS vond tegelijk plaats. Er is tijdens dit proces en voorafgaand daaraan veel contact geweest om analyses, denkbeelden, visie en maatregelen met elkaar te bespreken. De afstemming blijkt misschien nog wel het beste uit het feit dat er weinig dubbelingen in de stukken staan: ze zijn complementair aan elkaar. Zo bevat de Defensienota geen eigen, gedetailleerde dreigingsanalyse, aangezien de GBVS hierin voorziet. Voor wat betreft de internationale militaire inzet refereert de GBVS juist aan de Defensienota. Ten slotte is deze militaire inzet een belangrijk onderdeel van het brede en geïntegreerde internationale veiligheidsbeleid van dit kabinet.

58

Wanneer u niet wilt dat de krijgsmacht wordt uitgehold door een onevenwichtige samenstelling (middelen) of een onverantwoord groot beroep op de mensen, welke concrete gevolgen heeft dat in de praktijk voor de inzet in lopende en toekomstige missies?

91

Welke gevolgen heeft de huidige inzet bij lopende (en geplande toekomstige) missies van jachtvliegtuigen en helikopters op de huidige inzetbaarheid en welke maatregelen kunt u dan nemen om de inzetbaarheid te vergroten?

Bij elke nieuwe missie en elk verlengingsbesluit wordt voor de inzetperiode door Defensie gekeken naar de haalbaarheid en wenselijkheid van een Nederlandse bijdrage aan een internationale operatie of missie. Ook worden de gevolgen van een inzet voor de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht en andere inzet in kaart gebracht en opgenomen in relevante Kamerbrieven. Zo nodig wordt besloten om de inzet aan te passen, niet te verlengen of af te zien van deelname. Voorbeelden hiervan zijn het terugtrekken van de helikopters en speciale eenheden uit Mali. Ook kunnen er maatregelen worden genomen om het effect van de inzet op de gereedheid zo klein mogelijk te houden. Zo is besloten om voor de F-16 bijdrage in 2018 aan de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr.617) extra vlieguren toe te kennen om de verdringingseffecten van de inzet op het gereedstellingsproces te mitigeren.

59

Welke veranderingen in de cultuur zijn volgens u nodig?

De cultuur van Defensie kent vele goede kenmerken, zoals de saamhorigheid, loyaliteit en can do-mentaliteit, die ons helpen bij effectief optreden in missies. Echter, in sommige gevallen werken deze kenmerken belemmerend. Denk daarbij aan het creëren van een veilige werkomgeving, zoals uiteen is gezet in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» (Kamerstuk 34 919, nr. 4). Ook innovatie vraagt soms om een andere mindset en een ander type gedrag. Ook wordt er een tegenstelling ervaren tussen enerzijds de werkwijze tijdens missies en anderzijds de «reguliere» bedrijfsvoering terug in Nederland. Een soortgelijke kloof wordt ervaren tussen de uitvoerders in het land en de beleidsmakers in Den Haag. De cultuur die wij voor ogen hebben moet ondersteunend zijn aan een wendbare, veilige en transparante organisatie, waarin tegenstellingen worden tegengegaan en kloven worden overbrugd. Een open cultuur waarbinnen experimenteren wordt gestimuleerd en tegenspraak en diversiteit worden gewaardeerd. Verandering van cultuur vraagt om een doordachte aanpak, doorzettingsvermogen en continue aandacht van onder meer de top van de organisatie.

60

Welke van de capaciteitendoelstellingen kunnen we volgens de NAVO nog niet of onvoldoende verwezenlijken?

Zie het antwoord op vraag 4.

61

Hoe realistisch is het dat er nog een vervolgstap wordt gemaakt tijdens deze kabinetsperiode en op welke capaciteit zal die stap dan gericht zijn?

Een mogelijke extra vervolgstap wordt integraal, op de daartoe geëigende momenten, bekeken in het licht van de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, de rijksbrede prioriteiten en binnen de afgesproken budgettaire kaders.

62

Moeten we de laatste alinea van pagina 11 van de Defensienota zo interpreteren dat het uitgesloten is dat tijdens deze kabinetsperiode alsnog extra financiële middelen ten behoeve van de krijgsmacht beschikbaar kunnen komen?

Nee. In de laatste alinea van pagina 11 staat omschreven wanneer en op basis waarvan kan worden besloten tot een vervolgstap.

63

Waarom staan er geen doelstellingen in de nota over knelpunten in aantallen (technisch opgeleid) personeel en knelpunten bij de kwalificatie van (technisch opgeleid) personeel?

Beschikt de DMO over voldoende kennis en over voldoende menskracht met technische kennis om de komende grote projecten goed te kunnen begeleiden?

Defensie kampt met een tekort aan personeel. Het op orde krijgen van het personeelsbestand is de belangrijkste prioriteit voor de komende jaren. Technisch opgeleid personeel vormt één van de belangrijkste schaarstecategorieën. Onze uitdaging is ervoor te zorgen dat Defensie over voldoende technisch personeel beschikt.

In de brief Plan van Aanpak Behoud en Werving (Kamerstuk 31 243, nr. 8) staat beschreven dat Defensie op een snelle en goede manier personeel in wil kunnen zetten en hiervoor maatregelen neemt. Dit geldt zeker ook voor technisch personeel. Er wordt er op een adaptieve manier, met maatwerk, extra personele capaciteit beschikbaar gemaakt voor projecten met behulp van tijdelijk defensiepersoneel, inhuur, uitbesteding van werkzaamheden, inzet van reservisten en inzet van starters. In een aantal gevallen wordt met tijdelijke versterking vast personeel met de juiste kennis vrij gemaakt zodat deze werknemers zich op nieuwe projecten kunnen richten.

DMO kan op dit moment de lopende en komende grote projecten uitvoeren.

64

Klopt het dat er sprake is van knelpunten bij de begeleiding van Grote Projecten door de DMO en bij de onderhoudsbedrijven? Beschikken zijn over voldoende kennis en over voldoende menskracht met technische kennis om de komende grote projecten goed te kunnen begeleiden?

Zie het antwoord op vraag 63.

65

Welke loopbaanmogelijkheden, inclusief opleidingen, en toekomstperspectief worden concreet extra gecreëerd?

73

Wat moeten we ons voorstellen van een maatschappelijk convenant met overheidsorganisaties en het bedrijfsleven om gezamenlijk garant te staan voor de opleiding en loopbaan van mensen? En waaruit kan die garantstelling bestaan?

79

Welke aanvullende mogelijkheden, in het bijzonder opleidingen, bent u voornemens aan te bieden aan Defensiepersoneel?

In het arbeidsvoorwaardenakkoord van november 2017 is afgesproken dat Defensie medewerkers meer ruimte gaat geven voor het volgen van in- en externe opleidingen. Het scholingsbudget wordt hiervoor met twintig procent verhoogd. Defensie richt zich daarnaast op de duurzame inzetbaarheid van haar medewerkers, door ze te stimuleren in hun persoonlijke en professionele ontwikkeling en ondersteuning bij hun loopbaan. Dit is ook een van de resultaten van het vorig jaar gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord. Dit vraagt om trajecten die zich richten op het breder inzetbaar maken van individuele defensiemedewerkers, zoals het re-employment-programma (REP) dat burgermedewerkers de mogelijkheid biedt tijdelijk ander werk te doen in de organisatie op een werkervaringsplaats.

Defensie zet zich daarnaast in om defensiepersoneel na het einde van het dienstverband te bemiddelen op de arbeidsmarkt. Om dit te ondersteunen heeft Defensie op 18 april jl. met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de samenwerking met het mbo-onderwijs kracht bij gezet. Defensie en OCW willen er samen voor zorgen dat defensiepersoneel goed is opgeleid en gemakkelijk doorstroomt naar de civiele arbeidsmarkt. Defensie heeft behoefte aan opleidingstrajecten die personeel breder inzetbaar maken en toegesneden zijn op de mogelijkheden en de levensfase van medewerkers. Voor de instroomopleidingen werkt Defensie samen met 21 Regionale Opleidingscentra (ROC’s, de VEVA-opleidingen) en voor door- en uitstroomopleidingen met 7 ROC’s. Samen met OC&W werkt Defensie aan het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie, een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingsaanbod en de arbeidsmarktpositie van Defensiemedewerkers.

Geïnspireerd door het concept van School of the Nation, zetten we ons in voor een maatschappelijk convenant met het bedrijfsleven en andere overheidsorganisaties om gezamenlijk garant te staan voor de opleiding en loopbaan van mensen (voor schaarse functies). De ambitie is om de samenwerking met overheid en bedrijfsleven nog steviger te verankeren zodat er een natuurlijk systeem komt van organisaties waar mensen hun loopbaan kunnen vormgeven. Hierbij werken we aan nieuwe concepten om werk en loopbaan in te vullen. Ook kijken we naar de mogelijkheden voor re-integratie van onze mensen.

66

Op welke wijze wordt het toelagesysteem precies gewijzigd en vanaf wanneer gebeurt dit? Wordt hierin in een verhoging voorzien van de compensatie die militairen krijgen voor de periode dat ze zijn uitgezonden?

De betreffende regelingen worden aangepast zodat ze beter aansluiten bij de eisen die gesteld worden aan de inzet van een moderne krijgsmacht. Defensie onderzoekt waar vergoedingen die gekoppeld zijn aan «het regelmatig van huis zijn», beter kunnen aansluiten. Afspraken over wijzigingen van het toelagesysteem worden overeengekomen met de centrales van overheidspersoneel.

67

Op welke manier bent u voornemens het personeelssysteem (FPS) precies aan te passen? Op welke termijn voorziet u dit te doen?

Het nieuwe personeelssysteem moet een gezonde kwantitatieve en kwalitatieve personeelsopbouw zeker stellen. Het moet meer flexibiliteit in aanstellingsvormen bieden, waardoor sneller kan worden ingesprongen op de behoeften van zowel het personeel als de defensieorganisatie. Tegelijkertijd moet worden ingespeeld op de snel veranderende dynamiek op de arbeidsmarkt.

68

Kunt u nader toelichten wat u concreet bedoelt met de zinsnede «onze mensen gaan beschikken over goede spullen en kunnen meer oefenen

en trainen»? Vanaf welk moment voorziet u dat u kunt garanderen dat Nederlandse militairen op missie te allen tijden vanuit Defensie zullen worden voorzien van hoogwaardige kleding en apparatuur?

Om te kunnen beschikken over het juiste materieel («goede spullen») en om voldoende te kunnen oefenen en trainen moet worden geïnvesteerd in deze zaken. Dit is terug te vinden in de budgetten die Defensie beschikbaar stelt voor de vervanging en vernieuwing van materieel en voor oefenen en trainen.

We investeren de komende kabinetsperiode niet alleen in grote wapensystemen, maar ook in de uitrusting van de militair. Dit betreft onder meer nieuwe gevechtskleding, ballistisch beschermende middelen waaronder moderne en hoogwaardige helmen, kogelwerende platen en vesten, gevechtsuitrusting bestaande uit een gevechtsvest, ook wel «OPS-vest» genoemd, met een verscheidenheid aan opbouwtassen, rugzakken en drinksysteem, extra nachtzichtkijkers, warmtebeeldkijkers, persoonlijke wapens en communicatiemiddelen voor de individuele militair. Graag verwijs ik in dit kader ook naar de recente A-brief over de vervanging van de gevechtsuitrusting (Kamerstuk 27 830, nr. 232).

Wij zijn ons bewust van de urgentie en noodzaak om deze projecten op korte termijn te realiseren en werken hier hard aan. Deze investeringen kosten echter tijd. We geven prioriteit aan de behoefte van Nederlandse militairen op missie. Het is belangrijk dat zij als eerste kunnen beschikken over goede spullen.

69

Hoe gaat u de legering en de gezondheidzorg voor Defensiepersoneel precies verbeteren?

Voor de verbetering van de legering zal Defensie zich vooral richten op de volgende speerpunten: het wegwerken van achterstallig onderhoud van de legeringsgebouwen, het afstemmen van vraag en aanbod van legeringen de herziening van het beleid ten aanzien van legering. Bij de verbetering zal met name gekeken worden naar de technische staat van gebouwen en de soort legering. Ook wordt de beschikbaarheid van draadloos internet op de legeringskamers vergroot.

Op het vlak van militaire gezondheidszorg wordt een nieuw elektronisch medisch patiëntendossier en een elektronische gewondenkaart geïntroduceerd en beeldvormende apparatuur verworven. Daarnaast wordt geïnvesteerd in additionele Role 1- en Role 2-capaciteit, medische CBRN-capaciteit, geneeskundige gebruiksartikelen en patiënttransportsystemen. Bovendien worden de zogenaamde medische inzetvoorraden aangevuld.

70

Per wanneer zal op alle locaties van Defensie in Nederland en op kampementen van Defensie in het buitenland kwalitatieve draadloze en veilige internetverbinding beschikbaar zijn?

Met het realiseren van internet op de legering zijn wij direct na het verschijnen van de Defensienota van start gegaan. Het zal zo snel mogelijk op alle locaties in Nederland mogelijk zijn om van een draadloze internetverbinding gebruik te maken. Vooruitlopend op definitieve oplossingen worden hiervoor dit jaar al tijdelijke oplossingen gerealiseerd.

Het is niet in alle gevallen mogelijk locaties in het buitenland te voorzien van draadloos internet. Dit wordt van geval tot geval bezien.

71

Waarom is er niet voor gekozen om in plaats van de 100% compensatie van het AOW-gat simpelweg de UGM door te laten lopen tot de pensioengerechtigde leeftijd?

De AOW-gatcompensatie is gebaseerd op de gerechtvaardigde aanspraak, niet op de UGM. De gerechtvaardigde aanspraak is het bedrag van de gecombineerde netto pensioen- en AOW-uitkeringen die bij 65 jaar zou zijn uitgekeerd als de AOW-leeftijd (voor burgers en militairen) en de pensioenleeftijd (voor burgers) nog steeds 65 zou zijn geweest.

72

Welke nieuwe maatregelen worden er genomen om het streven naar een meer diverse en kleurrijke Defensieorganisatie te bevorderen?

Zie het antwoord op vraag 1.

73

Wat moeten we ons voorstellen van een maatschappelijk convenant met overheidsorganisaties en het bedrijfsleven om gezamenlijk garant te staan voor de opleiding en loopbaan van mensen? En waaruit kan die garantstelling bestaan?

Zie het antwoord op vraag 65.

74

Hoe verhoudt het Nationale Fonds Ereschulden zich met de Veteranenwet? Wat is de concrete meerwaarde van het Nationale Fonds Ereschulden?

75

Is het Nationale Fonds Ereschulden een fonds om claims van getroffenen uit te betalen? Zo nee, wat is het dan? Komt iedere militair die een handicap, trauma of andere aandoening heeft opgelopen tijdens missies, in aanmerking voor een uitkering uit dit fonds? Zo ja, op basis van welke criteria?

76

Betekent het instellen van het Nationale Fonds Ereschulden dat militairen die een handicap, trauma of andere aandoening hebben opgelopen tijdens missies nu onvoldoende schadeloos gesteld worden? Is een uitkering uit het Nationale Fonds Ereschulden gebonden aan voorwaarden zoals het afzien van juridische procedures of een nader beroep op faciliteiten voor veteranen?

Het Nationaal Fonds Ereschuld heeft geen directe relatie met de Veteranenwet. In de Veteranenwet is de erkenning, waardering en zorg voor veteranen geregeld. Veteranen met een blijvende aandoening met dienstverband (psychische of fysieke verwonding als gevolg van de dienstverrichting tijdens uitzending) komen in aanmerking voor een militair invaliditeitspensioen (MIP) en eventueel bijzonder invaliditeitspensioen (BIV). De mate van invaliditeit is bepalend voor de hoogte van het MIP en wordt vastgesteld door een keuringsarts. Het BIV is een vorm van smartengeld die – wanneer toegekend – maandelijks tot uitkering komt bovenop het MIP. Deze pensioenen worden uitgekeerd via het ABP en vallen niet onder het Nationaal Fonds Ereschuld.

Naast de aanspraken op basis van de Veteranenwet is er in toenemende mate sprake van claims voor materiële en immateriële schade als gevolg van een aandoening met dienstverband. Het verlies aan inkomen is hiervan een voorbeeld. Om deze claims snel te kunnen afhandelen heeft Defensie een Regeling Volledige Schadevergoeding ingesteld. Vanuit deze regeling worden veteranen ook nu al zonder juridische procedure relatief snel schadeloos gesteld. Dat gebeurde tot op heden vanuit de reguliere begroting. Veteranen worden daarmee ook nu voldoende schadeloos gesteld. In een vaststellingsovereenkomst is over het algemeen sprake van finale kwijting.

Het Nationaal Fonds Ereschuld is bedoeld voor de claims van veteranen met uitzendgerelateerde aandoeningen. Hierin worden de bestaande regelingen, waaronder de Regeling Volledige Schadevergoeding, ondergebracht. Door het budget voor veteranenclaims middels het Nationaal Fonds Ereschuld apart weer te geven op de begroting wordt dit budget inzichtelijk gemaakt. Tot nu toe was er enkel informatie over veteranenbudgetten te vinden in een bijlage in de begroting en niet in de begrotingsartikelen zelf. Het Nationaal Fonds Ereschuld zal per 1e suppletoire begrotingswet 2018 bij de Voorjaarsnota 2018 voor het eerst op de Defensiebegroting zichtbaar worden. Aan dit fonds wordt in 2018 eenmalig 20 miljoen euro toegevoegd om toekomstige stijgingen van uitgaven aan veteranenclaims beter op te kunnen vangen.

75

Is het Nationale Fonds Ereschulden een fonds om claims van getroffenen uit te betalen? Zo nee, wat is het dan? Komt iedere militair die een handicap, trauma of andere aandoening heeft opgelopen tijdens missies, in aanmerking voor een uitkering uit dit fonds? Zo ja, op basis van welke criteria?

Zie het antwoord op vraag 74.

76

Betekent het instellen van het Nationale Fonds Ereschulden dat militairen die een handicap, trauma of andere aandoening hebben opgelopen tijdens missies nu onvoldoende schadeloos gesteld worden? Is een uitkering uit het Nationale Fonds Ereschulden gebonden aan voorwaarden zoals het afzien van juridische procedures of een nader beroep op faciliteiten voor veteranen?

Zie het antwoord op vraag 74.

77

Zijn alle betrokken partijen, zoals vakbonden, tevreden met het arbeidsvoorwaardenakkoord? Zo nee, hoe denkt u toch voldoende mensen te werven en te behouden?

Defensie is tevreden met het arbeidsvoorwaardenakkoord dat is overeengekomen met de centrales van overheidspersoneel. Het arbeidsvoorwaardenakkoord was goed nieuws voor het personeel. Dankzij het akkoord krijgt het personeel onder meer een structurele loonsverhoging van 4%, een verhoging van de eindejaarsuitkering en twee keer een eenmalige uitkering van 1,0% en 0,5%. Naast de loonsverhoging biedt het akkoord verbeterde mogelijkheden voor talentontwikkeling. Ook zijn er afspraken gemaakt over het komen tot de nieuwe diensteinderegeling voor militairen en een nieuwe pensioenregeling. Hiermee komt een einde aan een periode van onduidelijkheid voor het personeel.

78

Welke lessen trekt u uit het recente rapport van de Veteranenombudsman voor het personeelsbeleid van Defensie?

Het rapport van de Veteranenombudsman kijkt terug naar het afgelopen jaar. De adviezen van de ombudsman heeft Defensie al eerder ontvangen, zoals die over het klachtenafhandelingsproces. Dit proces is inmiddels aangepast. Bij de verkenning over de positie van ex-partners is Defensie nauw betrokken geweest en het advies van de ombudsman sluit aan bij het gevoerde beleid op dit gebied.

Van de 113.750 veteranen in 2017 hebben 152 veteranen of relaties van veteranen in 2017 de Veteranenombudsman benaderd. Hoewel dit een relatief klein aantal betreft (0,13% van het totaal), is Defensie blij met het extra vangnet dat is ingericht voor die veteranen bij wie iets is misgegaan. In die gevallen kan Defensie, of een namens Defensie uitvoerende organisatie, corrigerend optreden. Defensie streeft ernaar dat het veteranenbeleid voor iedere veteraan goed functioneert.

79

Welke aanvullende mogelijkheden, in het bijzonder opleidingen, bent u voornemens aan te bieden aan Defensiepersoneel?

Zie het antwoord op vraag 65.

80

Kunt u toelichten binnen welke periode de maatregelen om het vertrouwen van het personeel te herstellen gerealiseerd zullen worden?

De maatregelen die bijdragen aan het herstel van vertrouwen hebben betrekking op de periode 2018 – 2021. Niet alle maatregelen worden gelijktijdig gerealiseerd en over een aantal van deze maatregelen moet overleg plaatsvinden met de centrales van overheidspersoneel.

81

Waar komt de «forse» investering in de cybercapaciteit en het informatiedomein precies terecht? Tot welke operationele toegevoegde capaciteit zal deze investering leiden?

De forse investeringen in cyber, inlichtingen, IT, informatievergaring en het gehele informatiedomein, inclusief MIVD, landen op verschillende plaatsen binnen de organisatie. Het geheel van het Cyber- en Informatiedomein is zeer breed en divers. Defensie investeert de komende jaren onder andere in communicatie- en informatiesystemen van de operationele commando’s, in de IT van de gehele defensieorganisatie en in de defensieve, offensieve en inlichtingencapaciteit in het digitale domein. Het uitvoeren van de genoemde intensiveringen gebeurt in onderlinge samenhang.

82

Wat gebeurt er met de overtollige handvuurwapens na de (stapsgewijze) vervanging? Worden deze wapens omgesmolten of vernietigd? Zo nee, waarom niet?

Al het overtollige materieel van Defensie, dus ook overtollige handvuurwapens, worden aan de Defensie Materieel Organisatie (DMO) ter afstoting aangeboden. De DMO stelt de afstotingsoptie vast (verkoop, inruil, schenken, verschroten, bruikleen) op basis van een businesscase. Op dit moment is de afstoting van handvuurwapens echter nog niet opportuun. In het investeringsprogramma van Defensie is een vervangingsprogramma voor Klein Kaliber Wapens opgenomen. De instroom van de vervangende wapens is voorzien vanaf 2026.

83

Op welke wijze wordt de inzet van de Koninklijke Marechaussee bij de beheersing van migratiestromen precies geïntensiveerd?

84

Wat is het beoogde effect van de uitbreiding van de capaciteit van de Marechaussee bij de beheersing van migratiestromen?

De grensbewakingscapaciteit van de Koninklijke Marechaussee wordt uitgebreid met meer dan 400 VTE. De grensbewaking wordt momenteel ondersteund met capaciteit uit het eigen taakveld (bijvoorbeeld Mobiel Toezicht Veiligheid en inzet in Frontex-verband) en uit andere taakvelden. Door de uitbreiding van capaciteit voor grensbewaking kan deze interne ondersteuning worden afgebouwd.

84

Wat is het beoogde effect van de uitbreiding van de capaciteit van de Marechaussee bij de beheersing van migratiestromen?

Zie het antwoord op vraag 83.

85

Wie zijn in de ogen van Defensie onze tegenstanders? U wordt verzocht concrete landen of organisaties te noemen.

86

Bij punt 2 op pagina 14 van de Defensienota lezen we dat «onze tegenstanders» beschikken over steeds meer wapens van technologisch hoogwaardige kwaliteit. Wie zijn precies die «tegenstanders» en waarom kiezen wij dan voor het moderniseren van bestaande wapensystemen in plaats van voor de aanschaf van nieuwe, technologisch hoogwaardige wapensystemen?

Zoals in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 (GBVS) is beschreven (Kamerstuk 33 694, nr. 12), is de veiligheidssituatie van Nederland de afgelopen jaren op een aantal punten verslechterd. De illegale annexatie van de Krim door Rusland in 2014, het destabiliserende optreden in Oekraïne, de opkomst van ISIS in Irak en Syrië, de terroristische aanslagen in en om Europa en cyberaanvallen hebben directe en indirecte consequenties voor onze fysieke en economische veiligheid. Deze trends zijn in de GBVS uitvoeriger beschreven.

86

Bij punt 2 op pagina 14 van de Defensienota lezen we dat «onze tegenstanders» beschikken over steeds meer wapens van technologisch hoogwaardige kwaliteit. Wie zijn precies die «tegenstanders» en waarom kiezen wij dan voor het moderniseren van bestaande wapensystemen in plaats van voor de aanschaf van nieuwe, technologisch hoogwaardige wapensystemen?

Zie het antwoord op vraag 85.

87

Kunt u aangeven waarom de capaciteit van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie moet worden vergroot?

De uitbreiding van de EODD zorgt voor een vergroting van de explosieven ruimcapaciteit met drie ploegen. Deze uitbreiding is nodig omdat er een groot beroep wordt gedaan op deze dienst. Met de investering beogen we de werkdruk van het personeel te verlagen.

88

Is er of komt er een nulmeting om de beoogde verbetering van de gereedheid, de versterking van de operationele ondersteuning, de vulling van de organisatie en de beschikbaarheid van reserveonderdelen, onderhoudscapaciteit en oefenmunitie zodat er afrekenbare doelen komen in het verbetertraject? Op welke wijze betrekt u de Kamer zodat zij haar controlerende taak kan uitoefenen?

94

Kunt u een overzicht geven van op welke onderdelen de basis voor wat betreft gereedheid en de operationele ondersteuning niet op orde is en rapporteren hoe dit op orde gebracht wordt?

De Kamer wordt tweemaal per jaar, bij de begroting en het jaarverslag, geïnformeerd over de inzetbaarheid en gereedheid van de krijgsmacht en de voortgang van het herstel van de basisgereedheid. In deze rapportage is per capaciteit het jaartal opgenomen waarin Defensie verwacht weer aan de norm «Operationeel Gereed» (norm OG) te kunnen voldoen. Hiermee wordt voor de Kamer inzichtelijk gemaakt wat het beoogde groeipad is op weg naar het volledige herstel van de basisgereedheid. De eerstvolgende rapportage wordt – zoals toegezegd – gelijktijdig met het Jaarverslag 2017 in mei aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 919, nr. 6).

89

Is er op dit moment voldoende hoogwaardige technische kennis bij de krijgsmacht om de mate van technologische hoogwaardige kwaliteit te kunnen beoordelen? Zo ja, bij welke onderdelen zit deze kennis?

Ja. Deze kennis is onder meer aanwezig bij de Defensie Materieel Organisatie en verschillende expertisecentra van de Defensieonderdelen. Daarnaast investeert Defensie in kennisinstituten om deze in staat te stellen kennis te genereren en in stand te houden. Deze zogenaamde kennisopbouw is bedoeld om een Defensie specifieke externe kennisbasis op te bouwen, uit te bouwen en in stand te houden. Kennisopbouw geschiedt hoofdzakelijk bij drie externe onderzoeksinstituten: TNO, MARIN en NLR. Het andere deel van kennisopbouw gebeurt bij Defensie intern bij de NLDA.

90

Op welke manier gaat u de inzetbaarheid van jachtvliegtuigen en helikopters vergroten? Is dat door het beschikbaar stellen van een hoger vliegurenbudget of de inzet van meer vliegers of de mate waarin het benodigde onderhoud tijdig kan worden verricht of zijn er nog andere maatregelen? Zo ja, welke?

184

Kunt u aangeven hoe de inzetbaarheid van jachtvliegtuigen en helikopters kan worden vergroot?

Defensie kent met de middelen uit het regeerakkoord structureel budget toe aan het verhogen van de vlieguren voor helikopters. Tevens wordt structureel budget toegekend aan de versterking van de opleiding en training van personeel en wordt extra budget aangewend voor de instandhouding van jachtvliegtuigen en helikopters. Door al deze maatregelen worden de beschikbaarheid en de inzetbaarheid van de jachtvliegtuigen en helikopters verhoogd en neemt de geoefendheid van het personeel toe.

91

Welke gevolgen heeft de huidige inzet bij lopende (en geplande toekomstige) missies van jachtvliegtuigen en helikopters op de huidige inzetbaarheid en welke maatregelen kunt u dan nemen om de inzetbaarheid te vergroten?

Zie het antwoord op vraag 58.

92

Op welke wijze gaat u zich sterk maken voor een meer open Europese defensiemarkt met een gelijk speelveld? En wat verstaat u daar precies onder in combinatie met de ruimhartige interpretatie van artikel 346 WEU en het laten meewegen van het nationaal veiligheidsbelang?

93

Wat verstaat u onder het nationaal veiligheidsbelang in relatie met artikel 346 WEU?

Vraag 119

Heeft de Europese defensiemarkt nu een gelijk speelveld? Zo nee, in welke opzichten niet?

Vraag 128

Hoe gaat u zich sterk maken voor een meer open Europese defensiemarkt met een gelijk speelveld? Wat gaat u concreet in dat kader ondernemen?

126

Op welke wijze bent u bij aanbestedingsprojecten voornemens niet alleen het veiligheidsbelang, maar ook de belangen van een (zelfscheppende) Defensie-industrie mee te nemen?

215

Hoe verhoudt uw ambitie om de voortrekkersrol op het gebied van internationale samenwerking te versterken tot de ruimhartige interpretatie van artikel 346 VWEU en zo tevens het nationaal veiligheidsbelang te laten meewegen?

220

Hoe rijmt u het uitgangspunt voor verwerving «snel, tenzij» en «van de plank, tenzij» met het «ruimhartig» laten meewegen van het nationaal veiligheidsbelang bij aanbestedingstrajecten? Hoeveel militaire producten zijn in Nederland snel van de plank te koop?

In Europees verband maakt Nederland zich sterk voor een meer open Europese defensiemarkt. Onder meer door competitief aan te besteden, maar ook door actief Europese samenwerkingsverbanden te stimuleren. De Europese defensiemarkt is echter complex omdat een aantal landen aanzienlijke belangen heeft in een eigen defensie-industrie. De Europese Raad van december 2013 heeft, op initiatief van Nederland, de Europese Commissie verzocht om met aanvullende maatregelen te komen zodat toeleveranciers uit de hele Europese Unie een kans hebben toe te treden tot toeleveringsketens van defensiesystemen. Dat biedt voor het Nederlands bedrijfsleven de nodige kansen.

Daarnaast streeft Defensie naar internationale samenwerking in aanbestedingstrajecten om zo schaalgrootte te creëren, kosten te delen en een betere interoperabiliteit te kunnen garanderen. Per project wordt bekeken hoe de verschillende ambities zich tot elkaar verhouden. De verwerving van de vervanging van de M-fregatten is een goed voorbeeld, waarbij internationale samenwerking hand in hand gaat met de ruimhartige interpretatie van artikel 346 VWEU en het nationaal veiligheidsbelang.

In de DIS (Defensie Industrie Strategie) is uitgewerkt wat we onder nationaal veiligheidsbelang verstaan. Op dit moment wordt de Defensie Industrie Strategie (DIS) herijkt. Deze zal in het derde kwartaal van 2018 verschijnen.

93

Wat verstaat u onder het nationaal veiligheidsbelang in relatie met artikel 346 WEU?

Zie het antwoord op vraag 92.

94

Kunt u een overzicht geven van op welke onderdelen de basis voor wat betreft gereedheid en de operationele ondersteuning niet op orde is en rapporteren hoe dit op orde gebracht wordt?

Zie het antwoord op vraag 88.

95

Waarom moet de persoonlijke uitrusting van militairen, waaronder de gevechtsvesten en de ballistische bescherming, vervangen worden?

De huidige gevechtsuitrusting is omstreeks 2005 ingevoerd en de ballistisch beschermende middelen zijn in meerdere configuraties en samenstellingen in het verleden verworven. Deze uitrusting begint inmiddels tekortkomingen te vertonen. Om effectief te kunnen optreden vindt Defensie het essentieel dat de uitrusting van militairen goed blijft afgestemd op de uit te voeren taken en in onderlinge samenhang functioneert. Een nieuw en samenhangend pakket aan uitrusting kan ook in de toekomst de veiligheid van het personeel garanderen.

96

Welke Defensielocaties die zouden gaan sluiten blijven toch open? Wat was de reden deze aanvankelijk te sluiten?

158

Welke Defensielocaties, anders dan reeds genoemd, worden momenteel onderzocht in het kader van mogelijke verlengd gebruik? Wanneer verwacht u de resultaten van dit onderzoek gereed te hebben?

Het gaat onder andere om de locaties Korporaal van Oudheusdenkazerne te Hilversum; Complex Brasserskade te Den Haag; Kamp Nieuw Milligen te Uddel; Joost Dourleinkazerne op Texel; Koningin Wilhelminakazerne te Ossendrecht; Munitiecomplex te Alphen. Verder wordt er onderzoek verricht naar AOCS Nieuw Milligen te Uddel, de Koningin Beatrixkazerne in Den Haag en de munitiecomplexen te Ruinen en de Kom. De uitkomsten worden in 2019 verwacht.

Reden van de sluiting was de afgesproken vermindering van de vastgoedportefeuille van Defensie, noodzakelijk om een besparing op de vastgoedexploitatiekosten te realiseren. Deze afstotingen vloeiden hoofdzakelijk voort uit het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie uit 2011 en de nota «In het Belang van Nederland» uit 2013 (Kamerstuk 33 763, Nr. 1).

97

Kunt u toelichten welke ballistische bescherming u wilt vervangen?

Defensie vervangt de ballistische bescherming van de individuele militair, bestaande uit de helm, ballistische platen en het ballistisch vest.

98

Kunt u met betrekking tot het adagium «van de plank, tenzij» voor de aanschaf van nieuw materieel aangeven welke afwegingen kunnen leiden tot een «tenzij»-situatie?

Zie het antwoord op vraag 31.

99

Houdt u rekening met het feit dat de transporten en de locaties met betrekking tot de centrale Nederlandse rol in het internationaal militair transport een (legitiem) militair doel vormen?

100

Is het naar uw indruk juist dat uitbreiding van de capaciteit tot Host Nation Support gepaard kan gaan met een verhoogd risico op aanslagen in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Eventuele risico’s en dreigingen worden onderkend en beoordeeld. Waar en voor zover nodig worden maatregelen getroffen. Over beveiligingsmaatregelen kan in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.

100

Is het naar uw indruk juist dat uitbreiding van de capaciteit tot Host Nation Support gepaard kan gaan met een verhoogd risico op aanslagen in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 99.

101

Welke interne regels en processen gaat u precies tegen het licht houden?

Zie het antwoord op vraag 47.

102

Wanneer kan de Kamer de herijking van de civiele militaire samenwerkingen tegemoet zien?

118

Kunt u rapporteren over de voortgang van de voorgenomen herijking van de civiel-militaire samenwerking? Waar is de herijking voor nodig?

De voltooiing van de herijking van de civiel-militaire samenwerking is voorzien voor medio 2019. Bij de herijking van de civiel-militaire samenwerking dienen alle relevante veiligheidspartners op nationaal, regionaal, en lokaal niveau te worden betrokken. Inmiddels zijn de bouwstenen van de herijking besproken in coördinerende overleggen met publieke en private veiligheidspartners. De herijking is nodig omdat, als antwoord op het complexe, diverse en onzekere dreigingsbeeld, behoefte bestaat aan een maximaal robuuste en wendbare maatschappij. Een optimale samenwerking tussen en bundeling van civiele en militaire expertises maakt daar onderdeel van uit.

103

Wat verstaat u onder een conflictpreventie-eenheid? Valt de inzet van deze eenheid ook onder de artikel 100 procedure? Hoe komt deze eenheid er in de praktijk uit te zien?

116

Kunt u nader aangeven wat de functie zal zijn van de op te richten conflictpreventie-eenheid?

130

Kunt u toelichten waarom een conflictpreventie-eenheid wordt opgericht? Wat betekent de oprichting van deze eenheid concreet voor Defensie, bijvoorbeeld op het gebied van personeel en financiën?

206

Neemt de conflictpreventie-eenheid een coördinerende taak op zich ten behoeve van conflictpreventie bij bestaande buitenlandse Defensie-inspanningen of ook als zelfstandige eenheid buiten lopende operaties? Zo nee, wat is dan de positie van deze eenheid?

Defensie kan een betekenisvolle bijdrage leveren aan de drie pijlers van Internationale Veiligheidsaanpak, zoals beschreven in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie: voorkomen, verdedigen en versterken. Defensie beschikt over verschillende instrumenten die in de pijler «voorkomen» kunnen worden ingezet en beoogt in nauwe samenwerking met onder andere het Ministerie van Buitenlandse Zaken een belangrijke bijdrage te leveren aan de in de GBVS aangekondigde integrale conflictpreventieagenda van dit kabinet. Mede daarom is besloten tot de oprichting van een team bij de Bestuursstaf van Defensie dat zich hier gericht mee bezig gaat houden. Het team zal beleid ontwikkelen en dit beleid operationaliseren door relevante activiteiten te coördineren, te intensiveren en waar nodig te ondersteunen. Het team is aanspreekpunt voor andere organisaties die onderdeel uitmaken van een geïntegreerd buitenland beleid. Het betreft dus geen operationele eenheid, wat betekent dat de artikel 100 procedure niet van toepassing is op de activiteiten van dit team. Er is, oplopend, structureel jaarlijks 1,5 miljoen euro gereserveerd. Een deel van het budget zal worden besteed aan personeelskosten, dit betreft ongeveer vijf functies. Met het overige deel zullen onderzoek en activiteiten op het gebied van conflictpreventie worden gefinancierd.

104

Kunt u een voorbeeld uit het verleden noemen, waar de Defensieorganisatie in het aanbestedingstraject, artikel 346 VWEU niet ruimhartig heeft geïnterpreteerd, en waar u dat nu wel zou doen?

Zie het antwoord op vraag 26.

105

Deelt u de analyse dat kopen van-de-plank als inherent gevolg heeft dat het betreffende materieel al geruime tijd geleden ontwikkeld is en dat de in deze producten toegepaste technologie snel achterhaald is? In hoeverre past het uitgangspunt «kopen van de plank, tenzij» bij een technologisch hoogwaardige krijgsmacht?

Zie het antwoord op vraag 31.

106

Hoe verhouden zich de uitgangspunten voor verwerving «snel, tenzij» en «van de plank, tenzij» tot de te actualiseren Defensie Industrie Strategie? Hoe kunnen de DIS en de daarin genoemde prioritaire technologiegebieden van de grond komen als u nauwelijks tot niet meer kiest voor ontwikkelingstrajecten?

Zie het antwoord op vraag 31.

107

Hoe beoordeelt u de huidige inspanningen van Nederland voor conflictpreventie in Mali? Hoe gaat de nieuwe coördinator conflictpreventie hier precies verbetering in aanbrengen?

In Mali is, mede door de inspanningen van de internationale gemeenschap waaronder Nederland, eerder sprake van een post-conflictsituatie dan van een pre-conflictsituatie. Niettemin zijn deze inspanningen ook van belang om te voorkomen dat het conflict weer oplaait. De militaire inzet van Nederland in Mali, hoofdzakelijk de bijdrage aan de VN-missie MINUSMA, maar ook aan de EU missies EUTM MALI en EUCAP MALI, richt zich op het stabiliseren van de veiligheidssituatie en het versterken van de Malinese veiligheidssector.

Het team conflictpreventie, toegelicht in de beantwoording van de vragen 103, 116, 130 en 206, kan er in de toekomst aan bijdragen dat bij de Nederlandse Defensie-inzet in Mali meer specifiek aandacht wordt besteed aan het preventieve aspect en dat deze inspanningen aansluiten bij de andere Nederlandse, maar ook internationale, inspanningen in Mali.

108

Is de Minister van Economische Zaken bereid om Defensie effectief te laten aanhaken bij het topsectorenbeleid en daarbij de specifieke eisen van Defensie te honoreren, waarbij te denken valt aan

militaire toepasbaarheid, richting geven aan het onderzoek, geheimhouding en IPR bescherming?

114

Heeft u kennis genomen van het aanbod van FME tijdens het rondetafelgesprek van 14 december 2017 dat het Nederlandse bedrijfsleven klaar staat om Defensie bij te staan, daar waar zij behoefte heeft aan capaciteiten om nieuw materieel voor defensie door de Nederlandse industrie te laten ontwikkelen en bouwen. Gaat u van dit aanbod gebruik maken? Zijn hierover al gesprekken gestart?

208

Gaat er momenteel geld van de Defensiebegroting naar het topsectorenbeleid? Zo ja, hoeveel en met welk specifiek doel? Betekent uw aankondiging van een geactualiseerde Defensie Industrie Strategie dat u voornemens bent hier namens Defensie meer (financieel) aan bij te dragen?

Defensie en diverse vakdepartementen, waaronder het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Justitie en Veiligheid, zijn met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) in overleg over de doorontwikkeling van het topsectorenbeleid en, in dat verband, de besteding van de extra middelen voor toegepast onderzoek uit het regeerakkoord. Daarbij is de Maatschappelijke Uitdaging «Veilige Samenleving» van de Kennis- en Innovatie Agenda 2018–2021 van de Topsectoren onderwerp van overleg met het Ministerie van EZK en de betrokken topsectoren. Het Ministerie van EZK heeft toegezegd de Kamer voor de zomer te informeren over het topsectorenbeleid van 2019 en verder. In aanvulling daarop levert Defensie met de financiering van defensieonderzoek bij TNO, NLR en Marin een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van de Gouden Driehoek van Defensie, kennisinstellingen en Defensiebedrijven.

Defensie heeft goede nota genomen van het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven om Defensie bij te staan. Defensie en EZK werken thans in nauw overleg met de NIDV aan de actualisering van de DIS (Defensie Industrie Strategie).In het kader van de doorontwikkeling van het topsectorenbeleid overlegt Defensie met vertegenwoordigers van relevante topsectoren, met als aandachtspunt de toekomstige rol van deze topsectoren bij defensieonderzoek en de ontwikkeling en de verwerving van defensiecapaciteiten.

De actualisering van de DIS en de doorontwikkeling van het topsectorenbeleid worden in vanzelfsprekend in samenhang bezien, met synergie en samenhang tussen doelen, instrumentarium en vanuit de Defensie, EZK en private partijen beschikbare middelen als uitgangspunt.

109

Hoe wordt voorzien in de mogelijkheid van aanpassing van nieuw te verwerven materieel gedurende de levensduur aan nieuwe dreigingen en andere taken? Met andere woorden: hoe wordt voorkomen dat het nieuwe materieel voor het einde van haar technische levensduur operationeel irrelevant wordt?

Zie het antwoord op vraag 30.

110

Zal de ruimhartige toepassing van artikel 346 VWEU plaatsvinden bij onder meer de vervanging van de Walrus-klasse onderzeeboten, de M-fregatten en LC-fregatten?

Zie het antwoord op vraag 26.

111

Welke rol kan er nog weggelegd zijn voor Nederlandse defensiegerelateerde industrie en kennisinstituten bij «kopen van de plank»?

Bij «kopen van de plank» bestaat behoefte aan kennis die in veel gevallen in stand wordt gehouden door Marin, NLR en TNO. Defensie moet als smart customer en specifier gedegen afwegingen maken, op basis van kennis van zaken, zowel technologisch als operationeel. Bij «kopen van de plank» is ook een rol weggelegd voor de Nederlandse defensiegerelateerde industrie. Nederlandse defensie- en veiligheidsbedrijven ontwikkelen en vervaardigen diverse hoogwaardige producten, die in de (operationele) behoeften van de Nederlandse krijgsmacht kunnen voorzien.

112

Waarom past u het «kopen van de plank» niet vooral toe op relatief eenvoudig, uitontwikkeld materieel of materieel met een hoge omloopsnelheid c.q. korte levensduur? Bent u bereid bij hoogwaardig en complex materieel met een lange levensduur een evolutionair ontwikkelproces te overwegen, waarin Nederlandse kennisinstellingen en de industrie kunnen participeren, zoals in het verleden gebruikelijk?

Zie het antwoord op vraag 31.

113

Hoe wilt u invulling geven aan het budget voor toegepast onderzoek wanneer juist het complexe hoogwaardige materieel «van de plank» wordt gekocht? In hoeverre kunnen middelen voor toegepast onderzoek ingezet worden in het verwervingsproces van materieel, in het bijzonder wanneer gekozen wordt voor een ontwikkelingsproces?

Zie het antwoord op vraag 31.

114

Heeft u kennis genomen van het aanbod van FME tijdens het rondetafelgesprek van 14 december 2017 dat het Nederlandse bedrijfsleven klaar staat om Defensie bij te staan, daar waar zij behoefte heeft aan capaciteiten om nieuw materieel voor defensie door de Nederlandse industrie te laten ontwikkelen en bouwen. Gaat u van dit aanbod gebruik maken? Zijn hierover al gesprekken gestart?

Zie het antwoord op vraag 108.

115

Kunt u aangeven waarom het de komende jaren vaker nodig zal zijn dat transport van eenheden en spullen van bondgenoten via Nederland zal plaatsvinden?

Als gevolg van de verslechterde veiligheidssituatie benadrukt de NAVO dat in het kader van de bondgenootschappelijke verdediging grote en robuuste eenheden snel inzetbaar moeten zijn. Er wordt de komende jaren in NAVO-verband vaker geoefend met inzet van snel inzetbare capaciteit. De waarschijnlijkheid dat in dat kader het Nederlands grondgebied betrokken wordt bij Host Nation Support-operaties is daarmee toegenomen.

116

Kunt u nader aangeven wat de functie zal zijn van de op te richten conflictpreventie-eenheid?

Zie het antwoord op vraag 103.

117

Bent u bereid tot een externe evaluatie van het besturingsmodel? Zo nee, waarom niet?

Wij zien geen reden tot een externe evaluatie van het besturingsmodel, in vervolg op de interne evaluatie, waarover u bent geïnformeerd met de brief van 30 maart 2017 (Kamerstuk 34 550 X, nr. 84).

118

Kunt u rapporteren over de voortgang van de voorgenomen herijking van de civiel-militaire samenwerking? Waar is de herijking voor nodig?

Zie het antwoord op vraag 102.

119

Heeft de Europese defensiemarkt nu een gelijk speelveld? Zo nee, in welke opzichten niet?

Zie het antwoord op vraag 92.

120

Hoeveel extra wordt er geïnvesteerd in uitbreiding van het reservistenbestand en de verbetering van de basisgereedheid bij de reservisten? Binnen welke termijn zijn de huidige achterstanden in geoefendheid en knelpunten weggewerkt?

Het reservistenbudget neemt deze kabinetsperiode toe van 38,5 miljoen euro in 2018 tot structureel 47,5 miljoen euro vanaf 2020. Reservisten maken al jaren structureel deel uit van de krijgsmacht. Defensie geeft commandanten de komende jaren meer ruimte om nieuwe oplossingen te zoeken voor het vergroten van de personele capaciteit en wendbaarheid en daarbij ook meer te werken met reservisten. Zo vragen we, overeenkomstig de Defensienota, elke uitstromende militair reservist te worden. Over de ontwikkeling van het reservistenbestand bent u middels de personeelsrapportage geïnformeerd en over de inzetbaarheid van de reservisteneenheden middels de – vertrouwelijke – inzetbaarheidsrapportage. Daarnaast wordt u in oktober separaat geïnformeerd over de voortgang van de in het plan van aanpak uitvoering Total Force – de adaptieve krijgsmacht – aangekondigde maatregelen.

121

Op welke wijze wilt u de weerbaarheid van de samenleving vergroten en de vitale infrastructuur en digitale veiligheid van ons land beter beschermen? Kunt u voorbeelden geven van concrete maatregelen die u hierbij voor ogen staan?

Over het vergroten van de digitale weerbaarheid van de samenleving, en de bijdrage van Defensie daaraan, verwijs ik u graag naar de Nationale Cyber Security Agenda, die mijn ambtgenoot van Justitie en veiligheid onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstuk 26 643, nr. 536). Defensie levert vanuit haar grondwettelijke taken een belangrijke bijdrage aan de nationale veiligheid in het digitale domein. Zo verricht de MIVD onderzoek naar cyber aanvallen op Nederlandse doelwitten en wordt een bijdrage geleverd aan het Nationaal Detectie Netwerk. Het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) heeft een goede samenwerking met het Nationaal Cyber Security Centrum. In de nieuwe Defensie cyber strategie zal ik nader ingaan op de bijdrage van Defensie aan de nationale digitale veiligheid. Ik verwacht deze na het zomerreces naar de Tweede Kamer te sturen.

122

Kunt u toelichten wat u verstaat onder niet-defensiespecifieke spullen en dienstverlening? Hoe kunt u garanderen dat externe partijen hierbij geen extra kosten bij u in rekening brengen?

125

Wordt met verwerving door externe partijen bedoeld dat reguliere goederen en diensten door andere partijen aangekocht gaan worden, die daarna worden ingezet in de krijgsmacht? Betreft dat private organisaties of overheids-inkoopbureaus? Welke eisen stelt u daarbij?

Wanneer het gaat om de aanschaf van civiele goederen en diensten, bijvoorbeeld kantoorartikelen, maakt Defensie gebruik van de Rijksbrede contracten die onder het zogenaamde categoriemanagement zijn gesloten. Elk departement is houder van een of meerdere categorieën. Zo is Defensie de categoriehouder van civiele dienstauto’s en bedrijfskleding. Voor de goederen en diensten die niet onder het categoriemanagement vallen kan Defensie de inkoop zelf verrichten, samenwerking met andere departementen zoeken of de inkoop door externe partijen laten verrichten (via inhuur of als resultaatsverplichting). Zoals gezegd zullen we waar mogelijk de verwerving van deze goederen en diensten overlaten aan externe partijen om de verwervingscapaciteit van Defensie zo effectief mogelijk in te zetten.

Overigens wordt voor de verwerving van defensiespecifieke goederen ook gebruik gemaakt van externe partijen, zoals het NATO Communications and Information Agency (NCIA) en het NATO Support and Procurement Agency (NSPA). Dit bevordert onder andere de internationale samenwerking, de standaardisatie binnen het bondgenootschap en het ontlast de inkooporganisatie van Defensie.

123

Hoe wordt innovatie om beter te kunnen anticiperen op nieuwe dreigingen en ontwikkelingen organisatorisch vorm gegeven en wie is daarvoor verantwoordelijk?

De verantwoordelijkheid voor het innovatiebeleid is belegd bij de Bestuursstaf en is vastgelegd in de Strategische Kennis en Innovatie Agenda (SKIA) en de Innovatiestrategie die dit jaar verschijnt. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van innovatie ligt primair in de lijn. Ieder defensieonderdeel is ervoor verantwoordelijk om voldoende te vernieuwen in het domein waar het verantwoordelijk voor is.

Defensie heeft voor verschillende onderwerpen kennisnetwerken en expertisecentra ingericht die voortdurend nieuwe ontwikkelingen vertalen naar operationele toepassingen. Inmiddels hebben alle defensieonderdelen teams opgericht om innovatie op alle niveaus te stimuleren. Ook in opleidingen wordt meer aandacht besteed aan innovatie en adaptief omgaan met nieuwe dreigingen en kansen. Maar om nieuwe dreigingen en kansen in de omgeving te kunnen herkennen en vertalen in innovatie kijkt Defensie ook naar buiten en werkt Defensie toe naar een breed ecosysteem. Defensie investeert in kennisinstellingen (TNO, MARIN, HCSS, Clingendael en anderen) die bijvoorbeeld producten ontwikkelen als de Strategische Monitor (samen met BZ) en de InnovationRadar. Ook daarbuiten zoekt Defensie naar vernieuwing met onder meer strategische partners en start-ups. Onlangs is het loket «Frontdoor» gelanceerd, een initiatief dat is geïmplementeerd als een extra ingang voor organisaties en mensen met goede ideeën voor innovatieve samenwerking met Defensie. Een voorbeeld van een nieuwe vorm van samenwerking met de industrie is GrIT (Grensverleggende IT) waarmee gebruik gemaakt wordt van het innovatieve vermogen van de industrie.

124

In welke mate wordt technologische ouderdom als criterium voor al dan niet van de plank kopen meegenomen voor onder meer nieuwe (grote) materieelprojecten en ICT? Bent u bereid dit als beoordelingscriterium toe te voegen? Zo nee, waarom niet?

217

In welke mate wordt technologische ouderdom als criterium voor al dan niet van de plank kopen meegenomen voor onder meer nieuwe (grote) materieelprojecten en ICT? Bent u bereid dit als beoordelingscriterium toe te voegen? Zo nee, waarom niet?

Zowel technische als operationele ouderdom van materieel en IT kunnen een startpunt zijn van een modificatie, een instandhoudingsprogramma, een Mid Life Update of een vervangingsbehoefte van een capaciteit. Als uitgangspunt hiervoor geldt altijd «Van de plank-tenzij». Daarbij wordt tijdens het verwervingsproces onder meer vastgesteld of een technologische voorsprong op de mogelijke tegenstander een doorslaggevende succesfactor is voor het operationeel optreden, waardoor het gebruik van een product van de plank niet mogelijk is. Technologische ouderdom is reeds een van de beoordelingscriteria in het behoeftestellings- en verwervingsproces.

125

Wordt met verwerving door externe partijen bedoeld dat reguliere goederen en diensten door andere partijen aangekocht gaan worden, die daarna worden ingezet in de krijgsmacht? Betreft dat private organisaties of overheids-inkoopbureaus? Welke eisen stelt u daarbij?

Zie het antwoord op vraag 122.

126

Op welke wijze bent u bij aanbestedingsprojecten voornemens niet alleen het veiligheidsbelang, maar ook de belangen van een (zelfscheppende) Defensie-industrie mee te nemen?

Zie het antwoord op vraag 92.

127

Vormen de drie op pagina 15 genoemde punten uw definitie van «adaptieve krijgsmacht»? Zo nee, hoe definieert u deze dan? Kunt u een zo uitgebreid en concreet mogelijke definitie verschaffen?

In de Defensienota zijn de drie belangrijkste punten opgenomen waaraan een adaptieve krijgsmacht moet voldoen. Het gaat om:

  • samenwerking (o.a. met ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, bedrijven en de inschakeling van reservisten),

  • innoveren om voorbereid te zijn op nieuwe kansen en dreigingen; en

  • aanpassing van onze interne processen om onze slagvaardigheid te vergroten.

Samen vormen deze punten dan ook de invulling van de adaptieve krijgsmacht.

Binnen de organisatie wordt dit gedachtengoed verder ontwikkeld. Dit vergt ook het uitproberen van andere wijzen van werken die zich niet per se laten vangen in een vastomlijnde definitie. Doel is een robuuste én wendbare krijgsmacht gericht op samenwerking en vernieuwing. Het gaat om een beweging die op verschillende plekken in de organisatie met verschillende snelheden en invalshoeken is ingezet. Blauwdrukken passen daar niet bij. Wij informeren u in oktober over de stand van zaken.

128

Hoe gaat u zich sterk maken voor een meer open Europese defensiemarkt met een gelijk speelveld? Wat gaat u concreet in dat kader ondernemen?

Zie het antwoord op vraag 92.

129

Hoe kunnen Nederland en de krijgsmacht profiteren van het Defensiefonds? Bent u voornemens om in te zetten op een grote(re) betekenis van het Defensiefonds voor Nederland en de krijgsmacht? Zo ja, hoe?

Vraag 224

Heeft u al een beeld van de projecten van het Europese Defensiefonds waaraan u wenst deel te nemen?

Nederland staat positief tegenover de kansen die het EDF biedt voor Europa als voor Nederland. Het fonds beoogt lidstaten te stimuleren meer samen te werken op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en uiteindelijk de aanschaf van defensiecapaciteiten. Op deze manier treden schaalvoordelen en een hogere interoperabiliteit in Europa op. Voorts moet het EDF bijdragen aan een gelijker speelveld in Europa daar waar het markttoegang betreft. Hiervan profiteert ook Nederland. Om deze redenen zal Nederland zeker inzetten op (gedeeltelijke) financiering van een aan aantal defensieprojecten via het EDF.

Hierbij moet wel worden bedacht dat het programma in de beginfase is. Het industriële ontwikkelingsprogramma moet in 2019 van start gaan. Op dit moment moet nog overeenstemming worden bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement. Het werkprogramma van de Commissie en de bijbehorende call for proposals (vraag voor projectvoorstellen) zijn logischerwijs nog niet bekend. Wel wordt intern geïnventariseerd welke projecten voor financiering van het fonds in aanmerking komen. Dit gebeurt in nauw overleg met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Buitenlandse Zaken en andere departementen. In nauwe samenwerking met RVO en de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid worden de Nederlandse industrie en kennisinstellingen geïnformeerd over de kansen, en daar waar nodig ondersteund. Informeel wordt met andere lidstaten gesproken over mogelijke projecten.

130

Kunt u toelichten waarom een conflictpreventie-eenheid wordt opgericht? Wat betekent de oprichting van deze eenheid concreet voor Defensie, bijvoorbeeld op het gebied van personeel en financiën?

Zie het antwoord op vraag 103.

132

Kunt u aangeven welke termijnen met «kortdurend» en «langdurend» ongeveer worden aangegeven?

«Kortdurend» betekent dat een capaciteit tot een jaar kan worden uitgezonden. Bij «langdurend» kan de capaciteit langer dan een jaar worden ingezet De exacte mogelijkheden en omvang van inzet zijn per capaciteit verschillend en afhankelijk van de omvang van betreffende capaciteit en het bijbehorende voortzettingsvermogen, de mate van gereedheid en de beschikbare ondersteuning voor de betreffende capaciteit.

133

Waarom wordt kennelijk afgezien van het geschikt maken van de LC-fregatten voor de lancering van onderscheppingsraketten tegen ballistische raketten? Klopt het dat het om een bescheiden investering zou gaan (los van de verwerving van SM-3 raketten)?

167

Zullen de nieuwe M-fregatten komen te beschikken over ballistic missile defence capaciteit, inclusief SM-3 onderscheppingsraketten, zoals België wil (https://marineschepen.nl/nieuws/Belgie-nieuwe-fregatten-in-raketschild-121216.html)? Waarom wel of niet?

De prioriteit ligt nu bij de uitvoering van het project «Maritime Ballistic Missile Defence» waarbij de LC-fregatten worden voorzien van de SMART-L radar met aanvullende sensorcapaciteit tegen ballistische raketten. Deze radar komt vanaf 2020 op de LC-fregatten beschikbaar.

Zoals blijkt uit de Defensienota is de verwerving van onderscheppingscapaciteit in de vorm van SM-3 raketten, of het geschikt maken van fregatten daarvoor, niet voorzien. Geschat wordt dat dit enkele tientallen miljoenen euro’s zou kosten.

134

Welke aanpassingen vinden plaats bij de inzetbaarheidsdoelstellingen ten opzichte van het vorige kabinet? In hoeverre komen verbetering van inzetbaarheid, slagkracht en voortzettingsvermogen tot uitdrukking in verhoogde inzetbaarheidsdoelstellingen?

Dankzij de intensivering in het regeerakkoord kunnen verouderde wapensystemen worden vervangen door modern materieel. Het aantal gevechtseenheden – fregatten, bataljons en jachtvliegtuigen – waarover de krijgsmacht beschikt, blijft daarmee op het huidige niveau. Hierdoor veranderen de aan deze eenheden verbonden inzetbaarheidsdoelen niet ten opzichte van de nota In het belang van Nederland van het vorige kabinet. Wel is de mogelijkheid tot inzet van een hoofdkwartier (samen met België en Denemarken) voor multinationale speciale operaties is aan de inzetbaarheidsdoelen toegevoegd. De verbeteringen van inzetbaarheid, slagkracht en voortzettingsvermogen komen tot uitdrukking in meer robuuste inzetmogelijkheden en het langer zelf kunnen ondersteunen van missies.

135

Kunt u aangeven, voor wat betreft de geschetste doelstellingen in de Defensienota ten aanzien van wat Defensie moet gaan kunnen, wat Defensie nu niet kan? Op welke termijn zullen deze doelstellingen gerealiseerd zijn?

Defensie werkt, zoals bekend, aan het herstel van de basisgereedheid. Met de maatregelen in de Defensienota en de nota van wijziging «Ondersteuning krijgsmacht» (voorafgaand aan de begrotingsbehandeling naar de Kamer gestuurd) wordt het herstel duurzaam bestendigd door te investeren in onze mensen, middelen en manieren. Dat kost tijd. De voortgang van het herstel van de basisgereedheid is in de vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportage opgenomen. Daaruit blijkt ook aan welke doelen wij voldoen en aan welke doelen wij nog niet volledig invulling kunnen geven, met daarbij aangegeven op welk moment wij verwachten dit wel te kunnen.

136

In welke mate sluiten de investeringen aan bij de op grond van de GBVS en NAVO doelstellingen geïdentificeerde noodzakelijke behoeften?

De investeringen sluiten volledig aan op de NAVO-doelstellingen. Het GBVS stelt, anders dan de NAVO, geen specifieke behoeften aan de individuele landen.

137

Kunt u toelichten of, indien budgetbeperkingen een belemmering zijn voor investeringen in de door de GBVS en NAVO doelstellingen geïdentificeerde noodzakelijke behoeften, overwogen kan worden om alternatieve financiering in te zetten om de geïdentificeerde noodzaak alsnog te realiseren?

Zie het antwoord op vraag 4.

138

Worden bij offensieve cyberoperaties richtlijnen toegepast om te bepalen of er sprake is van een gerechtvaardigde aanval?

Zoals het kabinet stelde in haar reactie op het AIV/CAVV advies Digitale Oorlogvoering (Kamerstuk 33 000 X, nr. 79) is op cyberaanvallen hetzelfde internationaalrechtelijke kader van toepassing als op fysieke aanvallen. Dat kader en de grondslagen voor het interstatelijk gebruik van geweld, waaronder cyberaanvallen, is door de regering uiteengezet in onder andere de brief van de Minister van BZ van 1 oktober 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 518). Kort samengevat acht de regering drie uitzonderingen van toepassing voor het geldende geweldverbod in de internationale betrekkingen zoals dat is vastgelegd in artikel 2, vierde lid, van het Handvest van de Verenigde Naties. De eerste uitzondering betreft een verzoek of toestemming van een derde Staat om in die Staat geweld te gebruiken, uiteraard voor zover dat verzoek in overeenstemming is met het internationale recht. De tweede uitzondering is een resolutie van de VN Veiligheidsraad op basis van Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties. De derde en laatste uitzondering is het optreden, onder toepassing van de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit, op basis van nationale of collectieve zelfverdediging in reactie op een (onmiddellijk dreigende) gewapende aanval door een andere Staat of een georganiseerde gewapende groep.

139

Wordt rekening gehouden met het feit dat de eenheid die de cyberaanval uitvoert mogelijk een legitiem militair doel kan worden, met mogelijk ook niet-digitale middelen? Hoe wordt daarin voorzien?

Een cyberaanval door de Nederlandse krijgsmacht zou op basis van een volkenrechtelijk mandaat uitgevoerd worden om een gewenst effect te bereiken. Zoals bij alle andere vormen van inzet van de krijgsmacht, wordt hierbij ook rekening gehouden met mogelijke tegenacties door de opponent.

140

Blijft de capaciteit van langdurige inzet van 4 jachtvliegtuigen overeind in het geval van schade of verlies van nieuwe F-35 toestellen?

Zoals ik aan de Kamer op 19 september 2017 met de Voortgangsrapportage Project Verwerving F-35 (Kamerstuk 26 488, nr. 435) heb gerapporteerd, is bij het aan te kopen aantal van 37 toestellen geen rekening gehouden met verliezen. Een onverhoopt verlies gaat niet direct ten koste van de beschikbaarheid van vier toestellen voor inzet. Wel neemt het aantal toestellen af om het jaarlijks benodigde aantal vlieguren te kunnen maken om vliegers getraind en combat ready te houden. Zoals de Tweede Kamer eerder is meegedeeld, zal op het moment dat een toestel verloren gaat worden bepaald of, en zo ja hoe, het wordt vervangen. Financiële overwegingen, de operationele inzetbaarheid en de (internationale) veiligheidsomstandigheden op dat moment spelen daarbij een rol.

141

U geeft aan dat er capaciteit is/zal zijn voor één defensieve en/of offensieve cyberoperatie. Over welke termijn geldt deze capaciteit? Kan continu aansluitend één operatie worden uitgevoerd? Bedoelt u dat dit ook een operatie met zowel offensieve als defensieve elementen kan betreffen?

142

Betekent het gegeven dat slechts capaciteit is voor één cyberoperatie dat Nederland zichzelf niet kan verdedigen tegen een cyberaanval op het moment dat het zelf een offensieve cyberoperatie uitvoert?

143

Leidt de aangekondigde intensivering op cyberdefensie ertoe dat op termijn meer dan één cyberoperatie tegelijkertijd kan worden uitgevoerd?

De geschetste capaciteit voor één cyberoperatie is het uitgangspunt voor de komende kabinetsperiode en kan zowel defensief, offensief of een gecombineerd karakter hebben. Indien de krijgsmacht in de toekomst een missie of operatie uitvoert waarin een cybercomponent zit, zal aan de hand van de beoogde effecten bepaald moeten worden of die (mede) door inzet van defensieve of offensieve cybercapaciteiten bereikt kunnen worden.

142

Betekent het gegeven dat slechts capaciteit is voor één cyberoperatie dat Nederland zichzelf niet kan verdedigen tegen een cyberaanval op het moment dat het zelf een offensieve cyberoperatie uitvoert?

Zie het antwoord op vraag 141.

143

Leidt de aangekondigde intensivering op cyberdefensie ertoe dat op termijn meer dan één cyberoperatie tegelijkertijd kan worden uitgevoerd?

Zie het antwoord op vraag 141.

144

Wanneer kan de Kamer de voorstellen tegemoet zien om de voorspelbaarheid en de schokbestendigheid van de materieelbegroting te verhogen, zoals een specifieke prijsindex of een structurele oplossing voor valutaschommelingen?

145

Bent u bereid de volgende aanbevelingen van het CBS in het kader van de zogenoemde prijsindex voor Defensie (CBS-rapport «Prijsindices voor

het Ministerie van Defensie. Investeringen en exploitatie, 2017) over te nemen en uit te voeren:

  • validatie van de prijsontwikkeling van een belangrijk deel van de militaire uitgaven, namelijk de uitgaven vanuit het Foreign Military Sales (FMS)-programma, welke door ontbrekende informatie, nog niet uitgevoerd kon worden. Er wordt sterk aangeraden om deze validatie alsnog uit te voeren

  • Vervolgonderzoek naar de vraag of het valuta-effect op de prijsontwikkeling van de Defensie-uitgaven beter gekwantificeerd kan worden

  • Nader onderzoek door het Ministerie van Defensie, samen met het Ministerie van Financiën en het Centraal Planbureau (CPB) of en hoe de uitkomsten van het CBS-onderzoek kunnen worden gebruikt in de prijscompensatie van de uitgaven van het Ministerie van Defensie?

Kunt u bij elke aanbeveling aangeven waarom wel of niet?

148

Kunt u al schokken voorzien waartegen de financiering van onze landsverdediging bestendig gemaakt moet worden? Welke andere factoren dan valutaschommelingen en prijswisselingen zijn er om rekening mee te houden?

In het licht van het vergroten van de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de materieelbegroting in de Defensienota is aangekondigd dat de planningshorizon van het investeringsartikel op de Defensiebegroting met ingang van de begroting 2019 wordt verlengd naar 15 jaar. Defensie onderzoekt tevens wat de voor- en nadelen zijn van de werkwijzen van de rijksoverheid ten aanzien van de continuïteit van investeringsmiddelen en jaareindeproblematiek, waaronder het investeringsartikel en het begrotingsfonds. Daarnaast wordt onderzocht hoe de effecten van valutaschommelingen binnen de Defensiebegroting kunnen worden geborgd. Voorts doet Defensie nader onderzoek, overeenkomstig de aanbevelingen van het CBS, naar de prijsontwikkelingen bij Defensie. U wordt in de begroting 2019 nader geïnformeerd.

145

Bent u bereid de volgende aanbevelingen van het CBS in het kader van de zogenoemde prijsindex voor Defensie (CBS-rapport «Prijsindices voor

het Ministerie van Defensie. Investeringen en exploitatie, 2017) over te nemen en uit te voeren:

  • validatie van de prijsontwikkeling van een belangrijk deel van de militaire uitgaven, namelijk de uitgaven vanuit het Foreign Military Sales (FMS)-programma, welke door ontbrekende informatie, nog niet uitgevoerd kon worden. Er wordt sterk aangeraden om deze validatie alsnog uit te voeren

  • Vervolgonderzoek naar de vraag of het valuta-effect op de prijsontwikkeling van de Defensie-uitgaven beter gekwantificeerd kan worden

  • Nader onderzoek door het Ministerie van Defensie, samen met het Ministerie van Financiën en het Centraal Planbureau (CPB) of en hoe de uitkomsten van het CBS-onderzoek kunnen worden gebruikt in de prijscompensatie van de uitgaven van het Ministerie van Defensie?

Kunt u bij elke aanbeveling aangeven waarom wel of niet?

Zie het antwoord op vraag 144.

146

Kan de huidige voorziening voor valutaschommelingen inmiddels al wel ingezet worden voor het gat in het budget voor de verwerving van de F-35, als gevolg van de hogere dollar? Zo nee, waarom niet en wanneer is daar besluitvorming over voorzien?

Zie het antwoord op vraag 36.

147

Kunt u aangeven waarom gekozen is voor een planningshorizon voor investeringen van 15 jaar en niet voor een planning op de termijn waarop systemen moeten worden vervangen?

Defensie hanteert voor het moment van vervangen van een wapensysteem of capaciteit het moment waarop het einde van de technische levensduur (End Of Life Type) is bereikt. Deze individuele investeringsprojecten zijn samengebracht in de lange termijn investeringsplanning van Defensie (Defensie Lifecycle Plan) waarin alle vervangings- en vernieuwingsinvesteringen zijn opgenomen om de krijgsmacht in de omvang en samenstelling zoals voorzien in de Defensienota 2018 in stand te houden. Dit plan kijkt 15 jaar vooruit. Een extract uit het Defensie Lifecycle Plan is als bijlage bij de Defensienota toegevoegd.

148

Kunt u al schokken voorzien waartegen de financiering van onze landsverdediging bestendig gemaakt moet worden? Welke andere factoren dan valutaschommelingen en prijswisselingen zijn er om rekening mee te houden?

Zie het antwoord op vraag 144.

149

Waarom noemt de Defensienota niet de verplichtingen die voortkomen uit het humanitair oorlogsrecht en wel tal van andere internationale verdragen? Moeten de Defensie-inspanningen niet in de eerste plaats aan het humanitair oorlogsrecht getoetst worden? Kunt u dat toelichten?

De betreffende passages in de Defensienota noemen de internationaalrechtelijke verplichtingen en kaders die ten grondslag kunnen liggen aan een besluit tot inzet van de krijgsmacht (de vraag «of» de inzet kan of moet worden uitgevoerd). Na een dergelijk besluit zijn er meerdere internationaalrechtelijke kaders van toepassing op de uitvoering van de inzet (de vraag «hoe» de inzet kan of moet worden uitgevoerd). Vindt de inzet plaats in het kader van een gewapend conflict, dan is het humanitair oorlogsrecht uiteraard het meest belangrijke rechtsgebied waaraan getoetst moet worden. Maar daarnaast zal het optreden ook moeten worden getoetst aan mensenrechtenverdragen en tal van andere rechtskaders. De betreffende passages in de Defensienota gaan echter alleen over de grondslagen voor een besluit tot inzet, niet over de grondslagen van de daaropvolgende uitvoering van de inzet.

150

Wat bedoelt u met het streven naar een kleurrijke organisatie? Bent u voornemens om met een brede wervingscampagne mensen op basis van huidskleur in plaats van kennis en kunde te rekruteren?

Zie het antwoord op vraag 72.

151

Op pagina 23 en elders in de Defensienota wordt de mogelijkheid genoemd van tijdelijke uitstroom van medewerkers. Overweegt u ook om mensen die in de afgelopen jaren bij Defensie zijn vertrokken aan te sporen opnieuw in dienst te treden?

Ja. Het strategisch personeelsbeleid zoekt naar andere manieren om mensen te behouden en te werven. Ook mensen die de afgelopen jaren bij Defensie zijn vertrokken, kunnen opnieuw in dienst treden of op een andere manier verbonden blijven aan Defensie. De defensieonderdelen benaderen oud-militairen, met name uit schaarstecategorieën, met de vraag om terugkeer bij Defensie te overwegen.

152

Wanneer kan de Kamer het plan van aanpak voor het realiseren van een zo veilig mogelijke werkomgeving verwachten?

Op 28 maart jl. is het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» aan de Kamer aangeboden (kamerstuk 34 919, nr. 4).

153

Welke verbeteringen in het keurings- en selectietraject, alsook bij de aanname- en vooropleidingseisen, zijn er mogelijk om onnodige uitval te voorkomen?

154

Hoe gaat u het keurings- en selectietraject concreet verbeteren?

De verbeteringen in het keurings- en selectietraject hebben met name te maken met het versnellen en harmoniseren van het proces en het leveren van meer maatwerk. Het betreft onder meer het verkorten van wachttijd door de keuringscapaciteit van het dienstencentrum Personeelslogistiek uit te breiden en de verschillende keuringen op één dag te plannen. Door meer maatwerk te leveren kunnen vooropleidingseisen in sommige gevallen worden versoepeld en de aanstellingseisen zullen beter gaan aansluiten bij functies. Ook het nieuwe medische keuringsprotocol dat per 1 januari 2018 is ingevoerd zorgt voor een betere aansluiting tussen keuring en functionele eisen. Daarmee worden inmiddels positieve ervaringen opgedaan.

154

Hoe gaat u het keurings- en selectietraject concreet verbeteren?

Zie het antwoord op vraag 153.

155

Hoe gaat u de aanname- en vooropleidingseisen concreet verbeteren?

Aanpassing van aanname- en vooropleidingseisen wordt overwogen om een hogere instroom te genereren. Dit vereist in sommige situaties ook afstemming en aanpassingen in het vervolgtraject voor bijvoorbeeld persoonlijke begeleiding om uitval op een later tijdstip te voorkomen. De operationele commando’s bepalen zelf de eisen waaraan sollicitanten moeten voldoen. Hierin proberen ze meer maatwerk aan te bieden. Het CLAS heeft recent de vooropleidingseis voor soldaten bijgesteld van MBO niveau 3 of 4 naar VMBO. Ook wordt de mogelijkheid onderzocht om voor specifieke vakgebieden dispensatie te verlenen voor de militaire basiseisen.

156

Kunt u toelichten om welke onbemande systemen het gaat waarmee «een kleine eenheid experimenteert... in het landoptreden»?

157

Op welke wijze zal worden geëxperimenteerd met onbemande (wapen)systemen in landgebonden operaties?

185

Kunt u meer informatie geven over het experiment met onbemande systemen in het landoptreden?

202

Met welke onbemande systemen in het landoptreden wilt u gaan experimenteren? Waaruit bestaan de experimenten en met welk doel gaat u dit doen?

205

Kunt u toelichten waarom slechts ten aanzien van het optreden te land wordt geëxperimenteerd met onbemande systemen?

De Defensienota benoemt onder het kopje «Wat er speelt» dat nieuwe technologieën als robotica voor oorlogvoering kunnen worden ingezet. Ook de dreiging verandert hierdoor. Robots kunnen in sommige gevallen taken sneller, nauwkeuriger en veiliger uitvoeren dan mensen. De verandering van deze mens-machine samenwerking op het gevechtsveld heeft ook de potentie om de gevechtskracht te vergroten zonder dat hiervoor extra personeel nodig is. Defensie investeert in kennisopbouw hierover en wil hiermee ook ervaring opdoen, enerzijds om de kansen hiervan voor het eigen optreden te onderzoeken en anderzijds om beter voorbereid te zijn op het gebruik van robots door mogelijke tegenstanders. Desbetreffende eenheid van de Koninklijke Landmacht gaat experimenteren met de mens-machine samenwerking waarbij onder meer wordt gekeken naar technische, tactische en besluitvormingsaspecten. Dit concept wordt de komende tijd nader uitgewerkt. Daarbij wordt ook gekeken met welke onbemande systemen precies gaat worden gewerkt, dat is nu nog niet bekend. Gedacht wordt aan diverse typen op afstand bestuurbare onbemande voertuigen. Dergelijke experimenten met onbemande systemen beperken zich niet tot het landoptreden. Als deze onbemande systemen zouden beschikken over autonome functies, geldt dat die altijd onder betekenisvolle menselijke controle moeten staan.

157

Op welke wijze zal worden geëxperimenteerd met onbemande (wapen)systemen in landgebonden operaties?

Zie het antwoord op vraag 156.

158

Welke Defensielocaties, anders dan reeds genoemd, worden momenteel onderzocht in het kader van mogelijke verlengd gebruik? Wanneer verwacht u de resultaten van dit onderzoek gereed te hebben?

Zie het antwoord op vraag 96.

159

Wanneer wordt het Passenger Information Unit actief en vergt dit ook capaciteit van de Defensieorganisatie dan wel van de Defensiebegroting?

De Passenger Information Unit wordt actief wanneer het wetgevingstraject is afgerond en de wet gepubliceerd is in het Staatsblad. Het debat hierover vindt 14 mei 2018 plaats waarna behandeling in de Eerste Kamer volgt.

Ondersteunende werkzaamheden die defensie uitvoert voor de Passenger Information Unit beperken zich tot informatievoorziening en facilitaire dienstverlening. De kosten van deze diensten worden gecompenseerd uit de begroting van JenV. Ook de Passenger Information Unit zelf wordt gefinancierd vanuit JenV en komt niet ten laste van de defensiebegroting.

160

Waarom waren de zelfbeschermingsmiddelen kennelijk niet voorzien in het budget voor de verwerving van de F-35? Wordt het projectbudget met de aanschaf hiervan verhoogd? Zo ja, met welk bedrag?

186

Waarom zijn zelfbeschermingsmiddelen tegen dreigingen vanuit de lucht of vanaf de grond niet standaard opgenomen in de F-35 jachtvliegtuigen?

De conflictsituaties waarin de verschillende landen het F-35 toestel mogelijk inzetten en de missietypen die tijdens conflicten worden uitgevoerd, zijn niet voor alle landen hetzelfde. Landen willen daarom zelf de keuze over het benodigde zelfbeschermingspakket kunnen maken. Het gevolg hiervan is dat deze pakketten per land kunnen verschillen en dat de zelfbeschermingsmiddelen niet behoren tot de standaarduitrusting van de F-35 en het projectbudget van de F-35.

De Kamer heeft op 21 oktober 2016 de A-brief ontvangen over de behoeftestelling van de zelfbeschermingsmiddelen (Kamerstuk 26 488, nr. 417). De aanschaf van F-35 zelfbeschermingsmiddelen maakt deel uit van het project Verwerving munitie boordkanon, zelfbeschermingsmiddelen en wapenladers voor de F-35. Dit project is reeds verwerkt in de defensiebegroting.

161

Was de uitbreiding van het aantal Chinooks met drie reeds eerder voorzien of betreft het een nieuwe investering die niet eerder in de meerjarenplanning stond?

De uitbreiding van het aantal Chinooks met drie was reeds eerder voorzien. Met de begroting voor 2015 (Kamerstuk 34 000 X, nr. 2) heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld voor de verbetering van de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Eén van de maatregelen was de uitbreiding van de Chinook-capaciteit met drie toestellen tot in totaal twintig. (Kamerstuk 27 830, nr. 157). De aanschaf van de drie extra toestellen is vervolgens ondergebracht bij het huidige Project Chinook Vervanging en Modernisering.

162

Waarom wordt geen ruimte gevonden voor de verwerving van extra F-35's, te meer aangezien de luchtmacht zelf herhaaldelijk heeft aangegeven dat het aantal van 37 toestellen te laag is (http://nieuws.tpo.nl/2015/06/10/luchtmacht-wil-extra-trainingsvliegtuigen/ en https://www.telegraaf.nl/nieuws/245030/luchtmacht-wil-meer)? Is er wel voldoende budget voor tenminste 37 toestellen?

163

Bent u bereid de «batch-benadering» bij de F-35 te herstellen, waarbij in de toekomstige besluitvorming wordt voorzien in verhoging van het aantal F-35's op basis van de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie, alsmede militaire en technologische ontwikkelingen? Is de door u aangekondigde herijking van de Defensienota in 2020 daartoe een aangewezen moment? Waarom wel of niet?

192

Gaat er extra geld naar het project verwerving F-35? Zo ja, hoeveel?

Zoals beschreven in de brief over de zogenoemde Block Buy (Kamerstuk 26 488, nr. 436) heeft Nederland 34 van de beoogde 37 toestellen bevestigd. Een besluit over de aanschaf van de resterende drie toestellen zal later dit jaar worden genomen. Binnen de huidige begroting is uitbreiding van het aantal F35»s niet voorzien.

163

Bent u bereid de «batch-benadering» bij de F-35 te herstellen, waarbij in de toekomstige besluitvorming wordt voorzien in verhoging van het aantal F-35's op basis van de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie, alsmede militaire en technologische ontwikkelingen? Is de door u aangekondigde herijking van de Defensienota in 2020 daartoe een aangewezen moment? Waarom wel of niet?

Zie het antwoord op vraag 162.

164

Wanneer kan de Kamer de B-brief over de vervanging van de onderzeeboten tegemoet zien? Kunt u preciezer zijn dan «dit jaar»?

Naar verwachting voltooit Defensie de B-fase van het project «Vervanging Onderzeebootcapaciteit» eind 2018. Defensie zal de B-brief naar verwachting in het vierde kwartaal van 2018 aan de Kamer aanbieden.

165

Is het de bedoeling om de cybercapaciteit ook in te zetten voor de bescherming van ons eigen grondgebied, bewoners en bedrijven, of beperkt zich dit tot de defensienetwerken en vitale infrastructuur?

Zoals mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid vaststelde in de onlangs aan de Tweede Kamer verstuurde Nationale Cyber Security Agenda (Kamerstuk 26 643 nr. 536), hebben burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid in het beschermen van hun digitale veiligheid: in het dagelijks leven hoort een basisniveau van cybersecurity onderdeel te zijn van veilig gedrag. De overheid is er voor de publieke belangen: een digitaal veilig Nederland, door onderkenning van dreigingen tegen vitale belangen en versterking van de weerbaarheid. De grondwettelijke taken van Defensie, zoals verdediging van het eigen grondgebied en het bijstaan van civiele autoriteiten, gelden onverkort in het digitale domein. In de nieuwe Defensie cyber strategie zal ik nader ingaan op de bijdrage van Defensie aan de nationale digitale veiligheid. Ik verwacht deze na het zomerreces naar de Tweede Kamer te sturen.

166

Waarom is in de Defensienota niets vermeld over de beoogde investeringsquote? Wat is de geplande IQ? Hoe verhoudt zich dat tot de beleidsmatige uitgangspunten?

Zie het antwoord op vraag 8.

167

Zullen de nieuwe M-fregatten komen te beschikken over ballistic missile defence capaciteit, inclusief SM-3 onderscheppingsraketten, zoals België wil (https://marineschepen.nl/nieuws/Belgie-nieuwe-fregatten-in-raketschild-121216.html)? Waarom wel of niet?

Zie het antwoord op vraag 133.

168

Zult u bij de komende aanbesteding van onderzeeboten de operationele eis stellen dat deze langdurig zelfstandig, d.w.z. logistiek onafhankelijk, moeten kunnen opereren, zodat bijvoorbeeld zonder de hulp van ondersteuningsschepen of havenfaciliteiten onderweg de overzeese delen van het Koninkrijk bereikt en vervolgens beschermd kunnen worden?

Zie het antwoord op vraag 35.

169

Zal aan de nieuwe onderzeeboten onder meer de eis gesteld worden dat zij in zowel koud, relatief zoet water (Noord-Atlantische Oceaan, Noordelijke IJszee, Oostzee) als in warm, relatief zout water (Indische Oceaan, Caribisch gebied) kunnen opereren, zodat daarmee aangesloten wordt op de geïntegreerde buitenland en veiligheidsstrategie?

Zie het antwoord op vraag 35.

170

In welke geografische gebieden zullen de nieuwe marineschepen moeten kunnen opereren? Wordt daarbij wel gelet op de instabiliteit langs internationale zeevaartroutes ten oosten en zuiden van het Suezkanaal, die voor Nederland als mainport van Europa essentieel zijn, en op onze verantwoordelijkheid voor de bescherming van onze Koninkrijksdelen in de West nabij een steeds instabieler wordend Venezuela?

De nieuwe marineschepen moeten wereldwijd inzetbaar zijn. De in de vraag genoemde internationale zeevaartroutes en het Caribische deel van het Koninkrijk behoren inderdaad tot de voorziene operatiegebieden. De schepen moeten echter bijvoorbeeld ook inzetbaar zijn in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan.

171

Zal aan de nieuwe onderzeeboten de eis worden gesteld dat zij, eenmaal op missie, van taak kunnen veranderen zonder dat hiervoor een haven hoeft te worden binnengelopen om personeel en materieel te wisselen, dit om de geheimhouding en daarmee de veiligheid van de missie niet in gevaar te brengen?

Zie het antwoord op vraag 35.

172

Herinnert u zich de Toekomstnota «In het Belang van Nederland», waarin op blz. 20 gesteld werd dat Defensie zich de vervanging van de Walrusklasse onderzeeboten «uitsluitend kan permitteren, als de nieuwe onderzeeboten samen met één of meer partnerlanden worden ontwikkeld, gebouwd en geëxploiteerd»? Geldt dit nog steeds, of is het budget dusdanig verhoogd dat u eigenstandig nieuwe onderzeeboten kan verwerven, in stand houden en onderhouden, zonder financieel afhankelijk te zijn van vergaande Europese samenwerking?

In de onderzoeksfase (B-fase) besteedt Defensie indringend aandacht aan internationale samenwerking. Het doel van samenwerking is het beperken van de total cost of ownership. Samenwerkingsmogelijkheden kunnen zich voordoen bij het ontwerp, de bouw, de instandhouding, de opleiding, de training en/of de inzet. Beperkte maar ook vergaande vormen zijn denkbaar, zoals gezamenlijke verwerving, poolvorming en een gedeelde capaciteit. Het onderzoek richt zich tevens op de operationele gereedheid, waarvoor opleidingen en training van belang zijn, en de materiële gereedheid waarbij onderhoud, de beschikbaarheid van reservedelen en programma’s voor levensduurverlenging een rol spelen.

173

Zullen de vervangers van de Walrusklasse onderzeeboten eveneens een nichecapaciteit zijn binnen de NAVO en daarmee sterk bijdragen aan de internationale relevantie van onze Koninklijke Marine?

Zie het antwoord op vraag 35.

174

Klopt het dat de huidige Walrusklasse onderzeeboten het gat opvullen binnen de NAVO tussen de grote nucleaire onderzeeboten van de wereldmachten enerzijds en de voor Homeland Defence gebouwde kleine kustonderzeeboten van veel andere landen anderzijds? Blijft deze nichecapaciteit en de unieke kennis en kunde die Nederland binnen de NAVO heeft, behouden in de toekomst?

Zie het antwoord op vraag 35.

175

Zal in de specificatie van het toekomstige materieel ook aandacht worden geschonken aan het innoverende vermogen en het relatief eenvoudig kunnen aanpassen/verbouwen van het materieel, zodat het gedurende de gehele levensduur technisch en operationeel up-to-date blijft, in het licht van de snelle technologische ontwikkelingen, zoals op het gebied van inlichtingen, geleidewapens, sensoren en emissieloos varen?

Zie het antwoord op vraag 28.

176

Ligt het volgens u in de rede om bij de verwerving van nieuwe onderzeeboten artikel 346 VWEU ruimhartig toe te passen, om zo de in Nederland aanwezige unieke militair-strategische kennis over onderzeeboten te houden? Waarom wel of niet?

Zie het antwoord op vraag 26.

177

Is het mogelijk om een expeditionair inzetbare onderzeeboot als vervanger van de Walrusklasse van de plank te kopen, gegeven ook de functionele eisen die in de A-brief zijn geformuleerd? Zo ja, hoe dan?

Het uitgangspunt van Defensie bij de verwerving van materieel is «van de plank, tenzij». Zoals uiteengezet door de Minister van Defensie tijdens het algemeen overleg van 4 juli 2017 (Kamerstuk 34 225, nr. 22) is het niet mogelijk een complex wapensysteem zoals een onderzeeboot met de specifieke eisen die Nederland stelt, «van de plank» aan te schaffen. Daarom zal bij de vervanging van de onderzeebootcapaciteit sprake moeten zijn van een balans tussen «van de plank kopen» en ontwikkelen. Hoe deze balans vorm krijgt, zal blijken als aan het einde van de B-fase van het project de verwervingsstrategie wordt bepaald.

178

Hecht u aan het voortbestaan van een zelfscheppend marinebouwcluster in Nederland? Erkent u dat hiervoor de rol van de Koninklijke Marine als launching customer essentieel is zoals ook blijkt uit het onderzoek van NML: »De Marine en Marinebouw Cluster; een ecosysteem onder druk» (https://www.maritiemland.nl/maritieme-sector/publicaties/de-marine-en-marinebouw-cluster-een-ecosysteem-onder-druk/)?

180

Hoe beoordeelt u de oproepen van VNO/NCW om vooral de samenwerking tussen Defensie, de kennisinstellingen en de industrie te benutten en in te zetten om tot een onderscheidende en moderne Koninklijke Marine te komen en tegelijkertijd op rendabele wijze (d.w.z. zonder staatssteun) het voortbestaan te waarborgen van de (zelfscheppende industrie van de) marinescheepsbouw (https://www.maritiemland.nl/news/hans-de-boer-laat-een-prachtig-huwelijk-niet-op-de-klippen-lopen/)? Op welke wijze gaat u hier invulling aan geven bij de diverse investeringsprojecten?

Het marinebouwcluster is een verband van enkele grote en vele middelgrote en kleinere bedrijven en kennisinstellingen dat intensief met Defensie samenwerkt. Het belang van de maritieme sector voor de Nederlandse economie is groot. De marinebouw is een aansprekend en innovatief onderdeel van de maritieme sector dat internationaal in hoog aanzien staat. De marinebouw speelt een belangrijke rol in de topsector Water en Maritiem, kent een groot exportpotentieel en is ook leverancier van hoogwaardige producten en schepen voor de Koninklijke Marine. Defensie vervult een belangrijke rol voor de sector bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij vanzelfsprekend steeds de behoefte van Defensie leidend is. Defensie treedt daarbij regelmatig op als launching customer voor nieuwe producten. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij componenten van de vervangers van de M-fregatten. Zie ook het antwoord op vraag 221.

179

Klopt het dat de in 2016 uitgegeven evaluatie «Beleidsdoorlichting Marinestudie 2005» het gegeven onderstreept hoe Defensie, door onderhands aan te besteden binnen de zgn. Gouden Driehoek (een samenwerking tussen Defensie – Kennisinstituten – Industrie), haar marineschepen steeds binnen budget en tijd verkreeg en dat dit leidde tot een bijzonder gewaardeerde positie van de Koninklijke Marine binnen het NAVO-bondgenootschap? Zal het werken in deze Gouden Driehoek ook leidend zijn bij de aanbesteding van de nieuwe oppervlakteschepen en onderzeeboten?

Nee, dat klopt niet. Zoals vermeld op pag. 6 van de «Beleidsdoorlichting Marinestudie 2005 – wijziging samenstelling Koninklijke Marine» (Kamerstuk 31 516, nr. 17) is de beleidsdoorlichting expliciet niet ingegaan op de samenwerking tussen Defensie en de partners van het marinebouwcluster. Evenmin is de beleidsdoorlichting ingegaan op de waardering voor de positie van de Koninklijke Marine binnen de NAVO. De beleidsdoorlichting heeft onderzocht of het beleid van de Marinestudie uit 2005, om de samenstelling en de middelen van de marine te wijzigen, doeltreffend en doelmatig is geweest. De beleidsdoorlichting concludeert dat het beleid uit de Marinestudie doeltreffend was, hoewel niet zo doeltreffend als oorspronkelijk was voorzien. Dit komt omdat niet alle maatregelen van de Marinestudie 2005 zijn uitgevoerd en de veiligheidssituatie in de wereld is veranderd. Het antwoord op vraag 178 gaat in op het belang van het marinebouwcluster.

180

Hoe beoordeelt u de oproepen van VNO/NCW om vooral de samenwerking tussen Defensie, de kennisinstellingen en de industrie te benutten en in te zetten om tot een onderscheidende en moderne Koninklijke Marine te komen en tegelijkertijd op rendabele wijze (d.w.z. zonder staatssteun) het voortbestaan te waarborgen van de (zelfscheppende industrie van de) marinescheepsbouw (https://www.maritiemland.nl/news/hans-de-boer-laat-een-prachtig-huwelijk-niet-op-de-klippen-lopen/)? Op welke wijze gaat u hier invulling aan geven bij de diverse investeringsprojecten?

Zie het antwoord op vraag 178.

181

Hoe beoordeelt u de berichtgeving (https://www.defensenews.com/global/Europe/2018/04/04/netherlands-very-welcome-to-join-european-sub-program-with-a-caveat/) waarin de Noorse defensieminister aangeeft dat het ontwerp van de onderzeeboot die men voor Duitsland ontwikkelt binnenkort niet of nauwelijks kan worden aangepast? Hoe verhoudt zich dit tot de behoefte aan innovatie. Is het ontwerp van deze boten voldoende toekomst vast?

182

Hoe beoordeelt u het artikel «Als Duitsland onderzeeboten gaat bouwen Vrees om verlies van onderhoud» uit het Noord-Hollands dagblad waarin gedeputeerde Jaap Bond zijn zorgen uit over verliezen van onderhoud in Den Helder? En hoe verhoudt zich dat tot het artikel waaruit blijkt dat het onderhoud van Duits gebouwde onderzeeërs naar Noorwegen gaat (https://www.shephardmedia.com/news/imps-news/german-navys-future-212cd-submarines-be-maintained/)? Staat dit niet recht tegenover het bevorderen van de werkgelegenheid in krimpregio’s?

183

Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Nederland zich bij de verwerving van nieuwe onderzeeboten zou overwegen zich aan te sluiten bij Duitsland en Noorwegen (https://www.kijkmagazine.nl/tech/koopt-nederland-duitse-onderzeeboten/)? Hebben Duitsland en Noorwegen Nederland hiervoor benaderd?

Het project Vervanging Onderzeebootcapaciteit bevindt zich in de B-fase. In deze onderzoeksfase voert Defensie onder andere een kosten-batenanalyse uit waarin wordt bekeken in welke mate verschillende onderzeebootvarianten voldoen aan de militaire functionele eisen uit de A-brief en beschikken over voldoende aanpassingsvermogen en groeipotentie, binnen het voor dit project vastgestelde budgettaire kader.

In de B-fase onderzoekt Defensie eveneens de mogelijkheden van internationale samenwerking en industriële participatie. In dit verband volgt Defensie de ontwikkelingen rondom de vervanging van onderzeeboten in andere landen op de voet en overlegt Nederland met verschillende internationale partners, onder wie Duitsland en Noorwegen. Ook bekijkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, in overleg met Defensie, de mogelijkheden van betrokkenheid van de Nederlandse industrie.

Aan het eind van de B-fase zal duidelijk zijn op welke manier aan de functionele eisen wordt voldaan, welke capaciteiten daarbij horen, welk vervangingsalternatief de voorkeur geniet en wat de mogelijkheden zijn van internationale samenwerking en industriële participatie.

182

Hoe beoordeelt u het artikel »Als Duitsland onderzeeboten gaat bouwen Vrees om verlies van onderhoud» uit het Noord-Hollands dagblad waarin gedeputeerde Jaap Bond zijn zorgen uit over verliezen van onderhoud in Den Helder? En hoe verhoudt zich dat tot het artikel waaruit blijkt dat het onderhoud van Duits gebouwde onderzeeërs naar Noorwegen gaat (https://www.shephardmedia.com/news/imps-news/german-navys-future-212cd-submarines-be-maintained/)? Staat dit niet recht tegenover het bevorderen van de werkgelegenheid in krimpregio’s?

Zie het antwoord op vraag 181.

183

Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Nederland zich bij de verwerving van nieuwe onderzeeboten zou overwegen zich aan te sluiten bij Duitsland en Noorwegen (https://www.kijkmagazine.nl/tech/koopt-nederland-duitse-onderzeeboten/)? Hebben Duitsland en Noorwegen Nederland hiervoor benaderd?

Zie het antwoord op vraag 181.

184

Kunt u aangeven hoe de inzetbaarheid van jachtvliegtuigen en helikopters kan worden vergroot?

Zie het antwoord op vraag 90.

185

Kunt u meer informatie geven over het experiment met onbemande systemen in het landoptreden?

Zie het antwoord op vraag 156.

186

Waarom zijn zelfbeschermingsmiddelen tegen dreigingen vanuit de lucht of vanaf de grond niet standaard opgenomen in de F-35 jachtvliegtuigen?

Zie het antwoord op vraag 160.

187

Wordt de KMar ook uitgebreid voor inzet in buitenlandse missies, zoals politietraining? Zo nee, waarom niet?

De Koninklijke Marechaussee wordt niet specifiek uitgebreid voor inzet in buitenlandse missies. Het kabinet heeft in 2017 besloten te investeren in een extra capaciteit van meer dan 400 VTE. Wanneer deze eind 2019 operationeel is, ontstaat er ruimte om capaciteit, die nu ten dele uit het taakveld internationale militaire en politietaken is onttrokken ten behoeve van grensbewaking, weer verder terug te laten vloeien naar de inzet in buitenlandse missies.

188

In hoeverre wordt de capaciteit van de KMar verder uitgebreid ten opzichte van intensiveringen waartoe eerder al besloten was? Als er geen verdere uitbreiding plaatsvindt, in hoeverre resteren er dan knelpunten?

189

Wordt de capaciteit van de KMar in het kader van de militaire politietaken uitgebreid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Naast de intensiveringen waartoe eerder al besloten was zal de KMar naar aanleiding van de Defensienota worden uitgebreid met 23 VTE. 11 VTE hiervan zijn bestemd voor de militaire politiedienst.

189

Wordt de capaciteit van de KMar in het kader van de militaire politietaken uitgebreid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 188.

190

Wordt de vierde Patriot-batterij gereactiveerd? Zo nee, waarom niet, gezien het beperkte voortzettingsvermogen van de Patriots?

Nee, de kortdurende inzet van het luchtverdedigingssysteem Patriot vergt geen reactivering van de vierde batterij.

191

Worden de Cougars in 2023 afgestoten of blijven ze langer behouden? Zo ja, hoe lang en waarom staat dit niet in de Defensienota?

Zie het antwoord op vraag 21.

192

Gaat er extra geld naar het project verwerving F-35? Zo ja, hoeveel?

Zie het antwoord op vraag 162.

193

Wordt ook geïnvesteerd in de verdediging van marineschepen tegen hypersone raketten? Zo nee, waarom niet, in het licht van de snelle technologische ontwikkelingen en de kwetsbaarheid voor dit type wapen?

Ja, Defensie investeert in de verdediging van marineschepen tegen uiteenlopende luchtdreigingen waaronder die van moderne antischipraketten. De Kamer is hierover onlangs geïnformeerd met de brieven over de behoeftestelling (A-brieven) van de projecten «Vervanging Close-In Weapon System» (Kamerstuk 27 830, nr. 220) en «ESSM Block 2: Verwerving en integratie»(Kamerstuk 27 830, nr. 228).

194

Bent u bereid bewapening van de MALE UAV te overwegen? Zo nee, waarom niet?

Het is technisch mogelijk om de MALE UAV te bewapenen. Bewapening is echter niet opgenomen in het programma en ook niet voorzien. Er zijn op dit moment geen redenen om bewapening van de MALE UAV te overwegen. Mochten er in de toekomst andere inzichten over ontstaan dan zal ik u daarover informeren.

195

Bent u bereid huidige en/of toekomstige marineschepen geschikt te maken voor het lanceren van kruisraketten? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 10.

196

Was de verwerving van middellange- en lange afstandraketsystemen voor de F-35 reeds voorzien of betreft het intensiveringen waarvoor eerder geen geld was?

Op 24 oktober 2016 is de Kamer met een A-brief over de behoeftestelling geïnformeerd (Kamerstuk 26 488, nr. 418). De verwerving van de middellange tot lange afstand raket voor de F-35 is een reeds voorzien project en opgenomen in de investeringsplanning.

197

Ziet de aanschaf van lange afstandraketsystemen op de F-35 kruisraketten? Zo ja, bent u dan bereid ook te investeren in kruisraketten voor de marine?

Nee, de aanschaf van de middellange tot lange afstand raketsystemen op de F-35 voorziet niet in kruisraketten. Zoals uit de A-brief (Kamerstuk 26 488, nr. 418) blijkt, is de middellange tot lange afstand raket een zelfverdedigingsmiddel van de F-35 dat wordt ingezet om luchtoverwicht te verkrijgen en te behouden. Daarnaast vormt deze raket de eerste aanvals- en verdedigingscapaciteit van de F-35 en is het primaire wapen tijdens luchtgevechten.

De verwerving van kruisrakketten voor de marine is binnen de huidige financiële kaders niet voorzien.

198

Zijn er gevolgen van het behoud van de Joost Dourleinkazerne op Texel voor de marinierskazerne in Vlissingen? Zo ja, welke?

Nee.

199

Kunt u ingaan op de berichtgeving dat Defensie de verhuizing van de mariniers uit Doorn naar Vlissingen zou heroverwegen (https://nos.nl/artikel/2226888-defensie-sluit-terugdraaien-kazerneverhuizing-niet-uit.html)? Binnen welke termijn bent u bereid uitsluitsel te geven over de toekomstige huisvesting van de mariniers?

Zie de antwoorden van de Staatssecretaris op de schriftelijke vragen van het lid Diks (GroenLinks) over de leegloop bij het Korps Mariniers in verband met de kazerneverhuizing naar Vlissingen (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1932). Het project bevindt zich in de fase van de aanbesteding. Op 5 maart jl. is met drie consortia de dialoog begonnen. Volgens de huidige planning volgt de gunning eind juli 2019.

200

De defensienota gaat ook in op de vervangingsprogramma’s van de marine; komen er nog separate R&D-budgetten voor deze programma’s?

Het budget voor onderzoek en ontwikkeling van de vervangingsprojecten voor maritiem materieel is voor een groot deel opgenomen in het desbetreffende projectbudget. Voor wapensystemen waarmee meer dan één type schip wordt uitgerust, alsmede voor het ontwikkelen van de kennisbasis die daarvoor nodig is, bestaan aparte onderzoeksprogramma’s. Daarbij gaat het onder andere om een programma voor torpedodefensiesystemen.

201

In hoeverre bent u afhankelijk van de fase van de aanschaf/vervanging van de M-fregatten waarin België zich op dit moment bevindt? En hoe zit dat bij de mijnenbestrijdigingscapaciteit? Zijn er gesprekken gaande? Zo ja, in welke fase bevinden die zich?

Op 3 mei jl. heeft de Kamer de A-brieven van de projecten «Vervanging M-fregatten» en «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit» ontvangen (Kamerstuk 27 830, nrs. 224 en 225). Zoals uiteengezet in deze brieven zullen België en Nederland binnen enkele weken twee Memoranda of Understanding (MoU’s) ondertekenen over de samenwerking. Deze MoU’s bevatten afspraken over onder meer de organisatie van de projecten, de kostenverdeling en de ontbindende voorwaarden.

202

Met welke onbemande systemen in het landoptreden wilt u gaan experimenteren? Waaruit bestaan de experimenten en met welk doel gaat u dit doen?

Zie het antwoord op vraag 156.

203

Komt er nog een volledig overzicht van de huidige en toekomstige Defensielocaties, die open zijn dan wel blijven dan wel open gaan, met de financiële gevolgen van deze plannen? Welke gevolgen heeft dit voornemen voor de stukken die er al zijn met betrekking tot het onroerend goed van Defensie?

Defensie actualiseert de Vastgoedportefeuille Strategie. In dit document worden de belangrijkste defensielocaties benoemd en wordt een overzicht gegeven van de huidige en toekomstige defensielocaties. De daar uit volgende stand van zaken en de financiële gevolgen van de defensielocaties die open zijn, open blijven, en in de toekomst nog open zullen gaan, zullen worden verwerkt in het Materieel Projecten Overzicht, de begroting en het jaarverslag.

204

In de nota is niets vermeld over de investeringsquote (IQ). Wat is de geplande IQ? Hoe verhoudt zich dat tot de beleidsmatige uitgangspunten?

Zie het antwoord op vraag 8.

205

Kunt u toelichten waarom slechts ten aanzien van het optreden te land wordt geëxperimenteerd met onbemande systemen?

Zie het antwoord op vraag 156.

206

Neemt de conflictpreventie-eenheid een coördinerende taak op zich ten behoeve van conflictpreventie bij bestaande buitenlandse Defensie-inspanningen of ook als zelfstandige eenheid buiten lopende operaties? Zo nee, wat is dan de positie van deze eenheid?

Zie het antwoord op vraag 103.

207

Vindt de technologische kennisopbouw op het gebied van slagkracht in het land- zee- en luchtdomein en in nieuwe technologieën, waaronder biotechnologie, ook plaats in reactie op een veronderstelde toegenomen dreiging? Zo ja, waar is deze veronderstelling op gebaseerd? Kunt u dat toelichten?

210

Is de huidige Defensie kennisbasis voldoende breed en diep om als Defensie voorbereid te zijn op de snelle technologische ontwikkelingen (denk aan hypersone raketten, kunstmatige intelligentie, kwantum technologie, etc., die nieuwe wapens mogelijk maken) en hybride en cyber oorlogvoering (waarvan landen als Rusland maar ook terroristen gebruik maken)? In hoeverre wordt de eerder door Defensie beschreven en gekwantificeerde Herijking Defensie Kennisbasis 2016 gerealiseerd? Indien deze niet wordt gerealiseerd, kunt u aangeven wat de gevolgen daarvan zijn voor Defensie en op welke termijn en in welke mate daaraan wel wordt voldaan?

Het valt niet met zekerheid te voorspellen over welke technologieën, wapensystemen en kennis Defensie op termijn moet beschikken om statelijke en niet-statelijke tegenstanders het hoofd te kunnen bieden. Met de Strategische Kennis en Innovatie Agenda (SKIA) 2016 – 2020 beschikt Defensie wel over een concreet en gefundeerd richtsnoer om onderzoek te doen naar voornoemde technologische ontwikkelingen en de mogelijke militaire impact daarvan. Als uitvloeisel daarvan investeert Defensie sinds 2017 in risicodragend verkennend onderzoek naar nieuwe technologieën bij TNO, onder meer op het terrein van kwantum- en nanotechnologie. Risicodragend omdat de militaire toepasbaarheid van deze technologieën nog niet vast staat, verkennend omdat Defensie nog geen concrete capaciteiten of effecten voor ogen heeft. Als concrete toepassingen binnen bereik komen, kunnen reguliere onderzoeksprogramma’s worden gestart, waarmee in concrete defensiebehoeften kan worden voorzien. Dit onderzoek krijgt vanaf 2019 een extra impuls uit de extra investeringen in kennisopbouw.

Het Kennisportfolio Defensie omvat de kennis- en expertisegebieden waarop de kennisinstituten Marin, NLR en TNO in de kennisbehoefte van Defensie voorzien. In het kader van de herijking zijn technologische ontwikkelingen in kaart gebracht, defensiebehoeften verkend en hebben voornoemde kennisinstituten berekend wat naar hun mening nodig zou zijn om volledig in de toekomstige behoefte aan defensiespecifieke kennis bij Defensie te kunnen voorzien. De herijking van het Kennisportfolio Defensie (HKD) wordt binnenkort voltooid. Daarbij gaat het in tegenstelling tot de vorige herijking in 2010 ditmaal om de versterking van een aantal kennis- en expertisegebieden bij voornoemde kennisinstituten. Dat gebeurt aan de hand van de in de Defensienota vastgestelde kaders voor de kennisopbouw bij Marin, NLR en TNO. Financieel wat de beschikbaarheid van extra middelen betreft; inhoudelijk door middel van de gelegde accenten op cyber, informatiegestuurd optreden, slagkracht en nieuwe technologieën. De gelegde accenten zijn een logische afspiegeling van de in de Defensienota gemaakte keuzes. Het vastgestelde financiële kader is dat eveneens, als uitkomst van breder gemaakte afwegingen. Met de aangekondigde extra investeringen in defensieonderzoek kan Defensie vooralsnog voorzien in de extra behoefte aan kennis op voornoemde specifieke terreinen en, tegelijkertijd, een brug slaan naar nieuwe technologieën die op langere termijn militair zullen worden toegepast.

208

Gaat er momenteel geld van de Defensiebegroting naar het topsectorenbeleid? Zo ja, hoeveel en met welk specifiek doel? Betekent uw aankondiging van een geactualiseerde Defensie Industrie Strategie dat u voornemens bent hier namens Defensie meer (financieel) aan bij te dragen?

Zie het antwoord op vraag 108.

209

Bedoelt u met uw voornemen tot het meer investeren in kennisopbouw en nieuwe technologieën als robotica en kunstmatige intelligentie tevens het investeren in autonome wapens en biologische wapens? Zo ja, waarom acht u dit ethisch wenselijk?

Defensie hanteert bij de investeringen in autonome wapensystemen als uitgangspunt dat deze systemen te allen tijde onder betekenisvolle menselijke controle moeten staan. Nederland is verdragspartij bij de Biologische Wapen Conventie en Defensie investeert niet in biologische wapens. In het licht van de toenemende dreiging van synthetisch-biologische strijdmiddelen investeert Defensie sinds 2017 in onderzoek bij TNO om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op de gevolgen van een aanslag, aanval of calamiteit met dergelijke middelen.

210

Is de huidige Defensie kennisbasis voldoende breed en diep om als Defensie voorbereid te zijn op de snelle technologische ontwikkelingen (denk aan hypersone raketten, kunstmatige intelligentie, kwantum technologie, etc., die nieuwe wapens mogelijk maken) en hybride en cyber oorlogvoering (waarvan landen als Rusland maar ook terroristen gebruik maken)? In hoeverre wordt de eerder door Defensie beschreven en gekwantificeerde Herijking Defensie Kennisbasis 2016 gerealiseerd? Indien deze niet wordt gerealiseerd, kunt u aangeven wat de gevolgen daarvan zijn voor Defensie en op welke termijn en in welke mate daaraan wel wordt voldaan?

Zie het antwoord op vraag 207.

211

Gaat Nederland voldoen aan de 2% R&D EDA-norm, zoals uitgesproken door de Minister van Defensie bij het uitkomen van de Strategische Kennis- en Innovatieagenda in november 2016? Op welke termijn wordt dit gerealiseerd en hoeveel additionele middelen zijn benodigd om aan de EDA-norm te voldoen?

Zie het antwoord op vraag 38.

212

Hoe wordt de motie Belhaj c.s. van 23 november 2017 uitgevoerd, waarin onder verwijzing naar de EDA-norm (2% van de Defensiebegroting moet worden besteed aan R&D) wordt gevraagd in de Defensienota een groeipad voor de uitgaven aan R&D op te nemen? Waarom heeft u de motie en de wijze waarop deze wel of niet wordt uitgevoerd, niet vermeld in de Defensienota?

Zie het antwoord op vraag 38.

213

Hoe verhouden de uitgaven van Nederland aan Defensie R&D zich tot die van de VS, Rusland, Duitsland en Frankrijk?

Zie het antwoord op vraag 38.

214

Op welke plaats op de ranglijsten van de NAVO en de EU staat Nederland op het gebied van uitgaven aan R&D?

Een exacte vergelijking is lastig te maken, maar gebaseerd op cijfers uit 2016 van het Europees Defensie Agentschap en EUROSTAT voor zowel de NAVO als de EU neemt Nederland rond de tiende plaats in achter landen als Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Polen, Spanje, Turkije, het VK, de VS en Zweden.

215

Hoe verhoudt uw ambitie om de voortrekkersrol op het gebied van internationale samenwerking te versterken tot de ruimhartige interpretatie van artikel 346 VWEU en zo tevens het nationaal

veiligheidsbelang te laten meewegen?

Zie het antwoord op vraag 92.

216

Hoe verhoudt uw ambitie om de voortrekkersrol op het gebied van internationale samenwerking te versterken tot de intensivering van slechts 17 miljoen euro structureel in «nationale en internationale samenwerking»? Welk deel van deze 17 miljoen euro is bestemd voor internationale samenwerking?

Nederland heeft al een voortrekkersrol op het gebied van internationale militaire samenwerking. Ons land loopt voorop bij het aangaan van diepe en langdurige samenwerkingsverbanden. Zo zijn de Nederlandse 43 Gemechaniseerde Brigade en de 11 Luchtmobiele Brigade in respectievelijk de Duitse 1. Panzerdivision en de Division Schnelle Kräfte en beschikken Nederland en Belgische marine over een overkoepelende marinestaf, de Admiraliteit Benelux. Ook behoort Nederland tot de kopgroep van de Permanent Gestructureerde Samenwerking in de EU. Nederland is de lead nation van het PESCO-project over het verbeteren militaire mobiliteit, waaraan in totaal 24 EU-lidstaten deelnemen. Veel Defensieactiviteiten hebben een internationale dimensie, van de aanschaf en onderhoud van materieel tot operationele inzet. Deze inspanningen worden niet uitgedrukt in cijfers op een begroting. De intensivering van 17 miljoen euro is bedoeld voor een aantal specifieke maatregelen, waaronder de uitbreiding van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-commandostructuur en de versterking van de EU-samenwerking.

217

In welke mate wordt technologische ouderdom als criterium voor al dan niet van de plank kopen meegenomen voor onder meer nieuwe (grote) materieelprojecten en ICT? Bent u bereid dit als beoordelingscriterium toe te voegen? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 124.

218

Waarom hanteert u een beperkte definitie van «launching customer», namelijk «de eerste klant van een bedrijf» en niet «de eerste koper van een nieuw ontwikkeld product»? Bent u bereid dit aan te passen, met name in de Defensie Industrie Strategie?

219

Waarom legt u nadruk op het stimuleren van startups en niet ook op «scale-ups» of grotere bedrijven die nieuwe technologieën ontwikkelen?

221

Waarom hanteert u de beperkte definitie als het gaat om «launching customer» van «de eerste klant van een bedrijf»? Waarom is niet gekozen voor de definitie van «de eerste koper van een nieuw ontwikkeld

product»? Bent u bereid dit aan te passen in de Defensie Industrie Strategie? Zo nee, waarom niet?

Op dit moment wordt de Defensie Industrie Strategie (DIS) herijkt. Deze zal in het derde kwartaal van 2018 verschijnen. In de herijkte DIS wordt verder uitgewerkt wat we onder launching customership verstaan. Dit reikt verder dan de eerste klant van een bedrijf. Vanzelfsprekend wordt voor launching customership gedoeld op een product en niet op een bedrijf.

219

Waarom legt u nadruk op het stimuleren van startups en niet ook op «scale-ups» of grotere bedrijven die nieuwe technologieën ontwikkelen?

Zie het antwoord op vraag 218.

220

Hoe rijmt u het uitgangspunt voor verwerving «snel, tenzij» en «van de plank, tenzij» met het «ruimhartig» laten meewegen van het nationaal veiligheidsbelang bij aanbestedingstrajecten? Hoeveel militaire producten zijn in Nederland snel van de plank te koop?

Zie het antwoord op vraag 92.

221

Waarom hanteert u de beperkte definitie als het gaat om «launching customer» van «de eerste klant van een bedrijf»? Waarom is niet gekozen voor de definitie van «de eerste koper van een nieuw ontwikkeld

product»? Bent u bereid dit aan te passen in de Defensie Industrie Strategie? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 218.

222

Met welk doel wilt u de interne regels tegen het licht houden? Wat is het doel en wat zijn de succescriteria?

Zie het antwoord op vraag 47.

223

Met welke NAVO-landen heeft u bilaterale Defensiesamenwerkingsprojecten lopen? Kunt u een lijst verschaffen van bilaterale samenwerkingen? Kunt u tevens aangeven welke bilaterale samenwerkingen in de maak zijn, aangezien u een nog intensievere samenwerking bepleit in het kader van de gewenste «voortrekkersrol»?

Nederland werkt op bilaterale basis samen met een groot aantal bondgenoten. De inhoud, duur en omvang van de samenwerkingsprojecten varieert. Nederland heeft ervoor gekozen zich vooral te richten op de samenwerking met de strategische partnerlanden België en Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Nederland wil nog intensiever gaan samenwerken met deze strategische partners, onder meer op het gebied van de aanschaf en onderhoud van materieel, oefenen en trainen, en inzet. Voor een overzicht van de belangrijkste samenwerkingsprojecten verwijs ik u naar de Rapportage Internationale Militaire Samenwerking van 28 november 2017 (Kamerstuk 33 279, nr. 23).

224

Heeft u al een beeld van de projecten van het Europese Defensiefonds waaraan u wenst deel te nemen?

Zie het antwoord op vraag 129.

225

Kunt u uitgebreider toelichten wat u bedoelt met het voornemen om het aantal internationale militaire functies te vergroten, teneinde een bijdrage te kunnen leveren aan de uitbreiding van de NAVO-commandostructuur? Wat gaat dit concreet voor de krijgsmacht enerzijds en de NAVO anderzijds betekenen?

De NAVO-Ministers van Defensie stemden tijdens de ministeriële bijeenkomst van 14 en 15 februari 2018 in met het ontwerp van de aangepast NAVO-commandostructuur (NCS) en het algemene raamwerk voor de implementatie daarvan (Kamerstuk 28 676, nr. 285). In de verslechterde veiligheidsomgeving is de huidige commandostructuur niet meer in staat alle noodzakelijke taken uit te voeren, omdat deze vooral is gedimensioneerd op het plannen en aansturen van crisisbeheersingsoperaties. Sinds een aantal jaar is er hernieuwde aandacht voor de collectieve verdedigingstaak. Dit vraagt om additionele NCS-capaciteit. De Ministers besloten daarom de NCS uit te breiden. Als betrouwbare bondgenoot zal Nederland zijn fair share leveren aan deze uitbreiding. Nederland zal dus meer militairen plaatsen in de NCS.

226

Kunt u motiveren waarom u een bedrag van 20 miljoen euro structureel in cyberdefensie een investering van voldoende grootte vindt om het hoofd te kunnen bieden aan de cyberdreigingen van nu en in de toekomst?

De 20 miljoen euro uit het regeerakkoord wordt ingezet om Defensie te versterken in het digitale domein. Er wordt geïnvesteerd in de MIVD (cyberinlichtingen), het DefCERT (verdediging en respons) en het Defensie Cyber Commando (inzet krijgsmacht). Een investering die oploopt naar 20 miljoen euro structureel is een goede en noodzakelijke stap. Het kabinet houdt de balans tussen het dreigingsniveau, de beschikbare capaciteiten en financiële kaders voortdurend in de gaten.

227

Kunt u uitsplitsen waarin de middelen voor «Kennis en innovatie/ wetenschappelijk onderzoek» (345 miljoen euro cumulatief in 2018 t/m 2033) extra geïnvesteerd worden? Welk deel van de middelen gaat naar wetenschappelijk onderzoek, welk deel naar toegepast onderzoek, welk deel naar technologie toepassing en wat naar innovatie? Kunt u dit op jaarbasis weergeven?

Zie het antwoord op vraag 38.

228

Worden de extra middelen in het kader van «Nationale en Internationale samenwerking» ook ingezet op (inter)nationale kennissamenwerking activiteiten, zoals in het Europese Defensie Fonds en topsectorenbeleid? Waarom wel of niet?

Er is geen sprake van de inzet van extra middelen voor (inter)nationale kennissamenwerking in het kader van «Nationale en Internationale samenwerking». Europees defensie onderzoek in het kader van het EDF zal worden gefinancierd uit het EU-budget.

229

Betreffen de investeringen in de onderste tabel een cumulatie van de intensiveringen in Defensienota, op basis van de extra middelen uit het regeerakkoord, of een optelsom van reeds begrote én nieuwe investeringen?

De onderste tabel betreft een onderverdeling van het extra investeringsbudget op basis van de extra middelen uit het Regeerakkoord.

230

Omvatten de investeringen in ICT ook Enterprise Resource Planning (ERP) en zo ja, met welk bedrag? Wordt SAP doorontwikkeld, aangezien vele functionaliteiten nog ontbreken?

Voor investeringen in de doorontwikkeling van ERP is ongeveer 12 miljoen euro per jaar gereserveerd. Het doorontwikkelen van functionaliteiten is een continu proces, dat afhankelijk is van de actuele ontwikkelingen in de materieellogistieke en financiële bedrijfsvoering en de technische mogelijkheden. Defensie kijkt welke oplossing het best invulling geeft aan de gewenste functionaliteit, dat is niet noodzakelijkerwijs ERP maar kan een add-on zijn op ERP.

231

Hoe dicht brengt de investering van 345 miljoen euro op kennis en innovatie/wetenschappelijk Nederland bij de EDA-norm en welke investeringen zijn er nodig om aan deze door Nederland onderschreven norm te voldoen?

Zie het antwoord op vraag 38.

232

Waarom geeft u de komende jaren slechts maximaal 1% van de begroting uit aan wetenschappelijk onderzoek, terwijl de in Europa afgesproken EDA norm 2% is?

Zie het antwoord op vraag 38.

Naar boven