Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 34526 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 34526 nr. 3 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij op 14 september jl. gevraagd om een reactie te geven op de initiatiefnota over een duurzame toekomst voor vis en visser van het lid Koşer Kaya (Kamerstuk 34 526, nr. 2). Met deze brief voldoe ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM), aan dit verzoek.
Met grote belangstelling heb ik kennisgenomen van de initiatiefnota. Het lid Koşer Kaya stelt dat de natuur achteruit gaat en dat van sommige soorten de visstand afneemt. Zij vindt dat daar verandering in moet komen, zowel dicht bij huis in de Waddenzee en de Noordzee, als verder weg in de internationale zeeën, met name voor de West-Afrikaanse kust. Het uiteindelijke doel is dat natuur en visser hiervan kunnen profiteren. Ik deel in grote lijnen deze constateringen. Vandaar dat de Minister van IenM en ik op verschillende terreinen actief werken aan de verbetering van de diverse situaties zoals genoemd in de initiatiefnota. In deze brief ga ik nader in op de verschillende onderwerpen van de initiatiefnota.
Waddenzee
De initiatiefnota noemt het belang van de Waddenzee als UNESCO-Werelderfgoed en dat dit gebied ook goed beheer vraagt. Het gebied is uniek en belangrijk voor natuur en mensen. Een goede balans tussen ecologie en economie is daarbij van belang. Tevens wordt gesteld dat de visstand in de Waddenzee de afgelopen jaren is verslechterd.
Het belang van het werelderfgoed Waddenzee voor natuur en mensen zoals het lid Koşer Kaya aangeeft, wordt breed gedeeld. Zo is het Waddengebied door het Nederlandse publiek gekozen als één van de drie mooiste natuurgebieden van Nederland. Het gezamenlijk streefbeeld1 voor de Waddenzee is: «om in 2030 een zee vol rijkdommen te hebben: voor natuur en mens een aantrekkelijke Rijke Zee, veel rijker dan nu.
Een ecologisch gezonde zee met schoon water, uitgestrekte schelpdierbanken en, wellicht, zeegrasvelden. Vissen, vogels en zoogdieren in overvloed vinden er rust en voedsel. Ook de mens vindt er zijn plek, woont, werkt en recreëert er».
Via het Programma naar een Rijke Waddenzee 2014–2018 (Kamerstuk 29 684, nr. 116) werk ik samen met partijen aan de versterking, herstel en ontwikkeling van de Waddenzee. De afgelopen jaren zijn al goede stappen gezet in de richting van een Rijke Waddenzee. Voorbeelden hiervan zijn de afspraken die zijn gemaakt over het herstel van de kokkelstand, het herstel van natuurlijke mosselbanken in de Westelijke Waddenzee en over de verduurzaming van de garnalenvisserij.
Op dit moment werken partijen hard aan de uitwerking van deze afspraken.
Ik verwacht dat in 2017 de eerste concrete stappen kunnen worden gezet.
De initiatiefnota vraagt aandacht voor een eenduidiger en beter beheer van het Waddengebied. Ik ben het met het lid Koşer Kaya eens dat voor het beschermen van het Waddengebied en het in evenwicht houden van natuur en economische belangen een goed beheer van belang is. Daarom is door het Regiecollege Waddengebied en de Beheerraad een plan van aanpak «Verbetering Beheer Waddenzee» (ook wel Samenwerkingsagenda genoemd) opgesteld, dat op 2 juli 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. (Kamerstuk 29 684, nr. 112). De betrokken partijen hebben dit plan van aanpak voortvarend opgepakt en zijn op de goede weg om via samenwerking van onderop te werken aan een uniform beheer van de Waddenzee als natuurgebied.
In een brief van 20 januari jl. aan uw Kamer heeft de Minister van IenM het evaluatierapport van de Structuurvisie Waddenzee mede namens mij aangeboden (Kamerstuk 29 684, nr. 124). In de brief is aangegeven dat er in 2016 een beleidsverkenning zal worden uitgevoerd naar de toekomstige rol en ambitie van het Rijk voor het Waddengebied. Het onderzoek loopt op dit moment en zal in het voorjaar van 2017 aan uw Kamer worden gezonden.
Achteruitgang visstand
Met het lid Koşer Kaya maak ik mij zorgen over de achteruitgang van de visstand in de Waddenzee. De trends laten een achteruitgang zien sinds de jaren 80 van de vorige eeuw. De oorzaken zijn nog onduidelijk. Met Duitsland en Denemarken heeft mijn ambtsvoorganger in 2015 een visstrategie gepresenteerd via de zogenoemde swimway-benadering, die meer zicht moet geven op maatregelen die bijdragen aan het behoud en de verbetering van de visfauna. Om tot maatregelen te kunnen komen, is het van belang te weten hoe belangrijk de Waddenzee is in de levenscyclus van de verschillende vissoorten. Dit is ook van belang omdat het waarschijnlijk is dat ook processen buiten de Waddenzee (Noordzee, rivieren) effecten hebben op de soorten in de Waddenzee. Met behulp van deze aanpak wil ik de komende jaren komen tot een integraal beleids- en herstelprogramma voor vissoorten. Ik ben voornemens om de opzet van dit programma in 2018 af te ronden en in de periode 2018–2024 uit te voeren.
Het lid Koşer Kaya noemt naast de visserij ook zandsuppleties die als menselijke activiteit mogelijk mede de visstand beïnvloedt. De zandsuppleties vinden plaats in de Noordzeekustzone en worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet voor ze worden uitgevoerd. Op de lange termijn beïnvloeden zandsuppleties mogelijk de condities in de kustzone, waardoor de «kinderkamerfunctie» voor vis in het geding zou kunnen komen, wat weer effect kan hebben op de visstand. Dit is dus een mogelijke, meer indirecte beïnvloeding van de visstand dan visserij. Om meer inzicht te verkrijgen in de effecten van het suppleren van zand op de «kinderkamerfunctie» van de ondiepe Nederlandse kust wordt er de komende jaren onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke effecten op de visstand.
De initiatiefnota vraagt om de overstap naar een duurzame visserij makkelijker te maken en niet-invasieve en natuurvriendelijke vismethoden te ontwikkelen. In het algemeen zet ik mij in voor een verdere verduurzaming van de visserij. Ik ben hierover in gesprek met de visserijsectoren, natuurorganisaties en andere belanghebbenden. Waar nodig bied ik financiële ondersteuning voor de ontwikkeling van meer duurzame, natuurvriendelijke visserijmethoden via het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Tevens draag ik, via het Programma naar een Rijke Waddenzee, bij aan het versterken van initiatieven op een meer duurzame visserij. Voorbeelden daarvan heb ik eerder in deze brief genoemd zoals verduurzaming van de handkokkelvisserij, de mosselvisserij en de garnalenvisserij.
Noordzee
Met het grootste deel van de commerciële visbestanden in de Noordzee gaat het goed, zo blijkt ook uit de ICES-adviezen over de vangstmogelijkheden in 2017. Ik deel de zorgen over de zeebaars, de haai en de rog. De EU heeft verschillende maatregelen genomen om de visserij en de bijvangst van zeebaars te beperken (Kamerstuk 21 501-32, nr. 891). Ik zet mij in voor aanscherping van deze maatregelen waar nodig. Dit geldt ook voor maatregelen om een teruggang van het haaien- en roggenbestand tegen te gaan.
Versterking van de zeenatuur en verduurzaming van de visserij
Het kabinet is van mening dat in belangrijke natuurgebieden, zoals die op de Noordzee en de Waddenzee, het mogelijk is om de natuurlijke hulpbronnen te exploiteren, vooropgesteld dat dit gebeurt op een wijze die het natuurlijk functioneren van deze gebieden niet belemmert. Dit betekent dat alle gebruikers de plicht hebben om hun activiteiten zo duurzaam mogelijk te laten plaatsvinden. Helaas is nog niet de situatie bereikt dat al het gebruik op een duurzame wijze plaatsvindt. Het kabinet streeft ernaar om deze situatie te bereiken en kan zich in die zin goed vinden in de geest van de initiatiefnota.
Voor de Nederlandse visserijsector liggen er kansen en uitdagingen op het gebied van duurzaamheid zoals inspelen op de vraag naar duurzame visproducten, de implementatie van de aanlandplicht en Natura 2000. Voor de verduurzamingsopgave van de visserij zijn innovatie en samenwerking van belang. Het kabinet gaat hier dan ook op inzetten, bijvoorbeeld door samenwerking tussen vissers en wetenschappers te bevorderen. Investeringen zullen met name worden ingezet om innovaties te implementeren.
De EU en de Nederlandse overheid dragen met het EFMZV hieraan bij. Het EFMZV is onder andere bedoeld om vissers te helpen bij het voldoen aan de aanlandplicht en het verduurzamen van de visserij.
De initiatiefnota vraagt om ten behoeve van rust en ruimte voor herstel in aangewezen natuurgebieden geen uitzonderingen op de beschermde status van gebieden. De Kabinetsambitie is om vanaf 2020 10–15% van de Nederlandse Noordzeebodem te vrijwaren van noemenswaardige bodemberoering2. Dit zijn in mijn visie alle gebieden die nu zijn gesloten voor bodemberoerende visserij en de N2000-gebieden waar alleen met een vergunning gevist mag worden. In deze kabinetsperiode is grote voortgang geboekt. Zo zijn er beschermingsgebieden in de EEZ (Doggersbank, Klaverbank en Friese Front) aangewezen als Natura 2000-gebieden is er voortgang geboekt in de Nederlandse kustzone (Noordzeekustzone, Voordelta en Vlakte van de Raan). Op 10 november jl. heeft uw Kamer een brief ontvangen van de Minister van IenM, mede namens mij, over ons voorstel voor bodembeschermende maatregelen op de Centrale Oestergronden en het Friese Front (Kamerstuk 33 450, nr. 50). Tevens zal ik uw Kamer binnenkort informeren over de maatregelen op de Klaverbank, waar wij op dit moment met de stakeholders over in gesprek zijn. Deze maatregelen zullen gelden voor alle bodem beroerende visserijen. Ook voor de Doggersbank zullen beperkingen worden gesteld aan de bodem beroerende visserij. Daarmee voldoen wij aan de Kabinetsambitie van 10–15%.
De initiatiefnota vraagt voorts om duurzame vissers voorrang te geven. Ik streef naar verduurzaming, binnen het stelsel van uitgegeven rechten. Dit doe ik op verschillende manieren. Ten eerste ondersteun ik de innovatie die nodig is om tot verduurzaming te komen via het EFMZV. Vissers kunnen via dit fonds ondersteuning krijgen om te experimenteren met nieuwe vismethoden. Bij selectie van deze projecten, die door middel van een tenderprocedure worden gegund, is duurzaamheid een belangrijk selectiecriterium. Daarnaast stimuleer ik innovatieve, duurzame visserij door medegebruik in windparken mogelijk te maken. De windparken zijn gesloten voor sleepnetvisserij, maar ik werk aan het mogelijk maken van pilots voor onder andere duurzame visserijmethoden. Daarnaast houd ik, zoals hierboven beschreven, bij het instellen van een aantal nieuwe natuurgebieden, rekening met duurzame visserij. Mochten er innovatieve duurzame vistuigen beschikbaar komen die aantoonbaar geen schade aan de natuur berokkenen, dan mogen zij onder voorwaarden in het gebied vissen, zoals bijvoorbeeld op de Doggersbank.
Ook wordt in de initiatiefnota gepleit voor het gebruik van kunstmatig hard substraat, zoals windmolens en scheepswrakken, als aanvullende kans voor het terugbrengen van oesterriffen en voor andere soorten die een hechtingsplaats of schuilplaats nodig hebben. De kavelbesluiten voor het windenergiegebied «Borssele» kennen inmiddels een inspanningsverplichting voor de vergunninghouder om het park natuur-inclusief te ontwerpen en te realiseren. De inzet van natuur-stimulerend substraat rondom monopiles is een denkrichting die daarbij in beeld kan komen. Verder hebben onder meer het Ministerie van Economische Zaken (EZ) en het Ministerie van IenM bijgedragen aan herintroductiepilots voor platte oesterbanken in de Voordelta. Ik laat momenteel onderzoeken in welke mate windparklocaties geschikt kunnen zijn als leefgebied voor platte oesters.
Het lid Koşer Kaya vraagt ook aandacht voor het herstel en het creëren van zoet-zoutestuaria en nettenvrije zones. Herstel van zoet-zoutovergangen is van belang voor trekkende vissoorten. Zowel voor natuurherstel als voor een duurzame visserij. Voorbeelden daarvan zijn het kierbesluit Haringvlietsluizen van het Rijk, de plannen van het Wereldnatuurfonds in het Haringvliet en de vismigratierivier in de Afsluitdijk. Daarmee wordt gewerkt aan het herstel van de functie van deze estuaria. Ik sta ook positief tegenover de gedachte van nettenvrije zones en wil in overleg met natuur- en visserijorganisaties bezien hoe hier invulling aan kan worden gegeven. Onder meer in het kader van het convenant «transitie garnalenvisserij en natuurambitie rijke Waddenzee» zijn gebiedssluitingen in de nabijheid van de zoet-zoutovergangen in de Afsluitdijk onderwerp van gesprek.
Internationale zeeën
Met de initiatiefnota vraagt het lid Koşer Kaya ook aandacht voor de internationale zeeën als bron voor voedsel en inkomen. Tevens wijst zij op de noodzaak van een duurzame bescherming en ontwikkeling van die zeeën en de rol van Nederland en de Europese Unie daarin.
In de initiatiefnota wordt de oprichting bepleit van een effectievere regionale beheersorganisatie voor de West-Afrikaanse kust. Ik deel dit voor wat betreft de kleine pelagische soorten als sardine en sardinella en demersale (bij de bodem levende soorten) en de diepzeesoorten als zwarte heek. Echter de vangsten van tonijnachtigen in West-Afrika vallen onder een ander regiem, de Internationale Commissie voor het beheer van Atlantische Tonijn (ICCAT). Dit regiem functioneert goed. Nederland speelt een actieve rol binnen de EU wat betreft de inzet binnen ICCAT.
De kleine pelagische en demersale soorten vallen onder het regiem van het Visserij Comité voor de Oost en Centraal Atlantische Oceaan (CEFAC). CECAF is geen volwaardige regionale visserijorganisatie, maar slechts een advieslichaam van de FAO en kan derhalve geen bindende besluiten nemen. De EU spant zich in om het functioneren van CECAF te verbeteren en zet zich in om CECAF te ontwikkelen tot een volwaardige RFMO die bindende afspraken kan maken. Nederland steunt dit. Het is evenwel een proces dat veel diplomatie en geduld vereist want vooralsnog bespeur ik hiervoor geen enkele steun bij de kuststaten in West-Afrika.
Dat het wel mogelijk is, blijkt uit het voorbeeld van de kuststaten in de West-Atlantische oceaan. Afgelopen juni is daarover het besluit genomen om een volwaardige regionale visserijorganisatie in te stellen. Nederland heeft hier als vertegenwoordiger van Caribisch Nederland het voortouw genomen. De EU heeft onder Nederlands voorzitterschap ingestemd met dit besluit.
De initiatiefnota vraagt om de voorkeur te geven aan lokale en duurzame visserij in West-Afrika ten opzichte van buitenlandse visserij. Ik deel het standpunt dat lokale vissers in West-Afrika voorrang moeten krijgen boven buitenlandse vaartuigen. Dit is ook EU-beleid bij het afsluiten van partnerschapsovereenkomsten met derde landen. EU-vaartuigen mogen alleen op het surplus vissen; dat deel wat lokale vissers niet kunnen opvissen. Recent is dit EU-beleid nog aangescherpt in het voorstel voor een nieuwe verordening inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten. In deze verordening is vastgelegd dat ook een vaartuig dat onder een private overeenkomst gaat vissen in een derde land (dus buiten de kaders van een partnerschapsovereenkomst), bewijslast moet overleggen over de duurzaamheid van de visserij. Over deze concept-verordening is uw Kamer onder meer geïnformeerd middels het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2061) en mijn brief van 7 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 933).
Ik ben van mening dat een visserijpartnerschap op de lange termijn bijdraagt aan de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid, met goede perspectieven op het gebied van regionale voedselzekerheid en werkgelegenheid voor de lokale bevolking.
Voorts wordt aandacht gevraagd voor het stoppen van visvangst en -verwerking met slavernij en mensenhandel. In dit verband wil ik wijzen op het initiatief van de Europese Commissie (EC) met betrekking tot het aanklagen en bestrijden van misstanden in de illegale visserij en meer specifiek de Thaise garnalenvisserij. Op 7 juni jl. heeft de EC Thailand dringend verzocht om maatregelen te nemen om illegale visserij en arbeidsuitbuiting tegen te gaan. De EC vindt dat de dialoog hierover met Thailand traag en moeilijk verloopt. In het geval dat Thailand geen adequate maatregelen neemt, heeft de EC gewaarschuwd dat ze de Thaise import van garnalen naar de Europese Unie zal blokkeren.
De kennisontwikkeling ten aanzien van de oceanen en een duurzaam beheer daarvan staat nog in de kinderschoenen. Steeds duidelijker wordt dat onze kennis in veel gevallen ontoereikend is om beheersbeslissingen te nemen. Komend jaar gaan er bij het Ministerie van IenM (Noordzeestrategie 2030) en het Ministerie van EZ (Beleidsverkenning Noordzee-natuur) verschillende trajecten lopen die relevant zijn voor dit vraagstuk. Ik wacht de resultaten hiervan af.
Verder is zeer recent een mededeling van de Europese Commissie verschenen over het duurzame beheer van oceanen. Een belangrijk speerpunt hierin is het versterken van het Europese oceanenonderzoek en de datacollectie. Nederland is zeer positief over deze mededeling en verwacht hiervan de komende jaren een grote impuls om de bestaande kennisbasis ten aanzien van het beheer van oceanen verder te versterken.
Tot slot
Zowel bij mij als bij de Minister van IenM bestaat grote behoefte om een betekenisvolle dialoog te starten over de toekomstige duurzame ontwikkeling van de Noordzee. Een dergelijke dialoog vereist een open opstelling van overheden en gebruikers en de ontwikkeling van een lange termijn strategische visie op de Noordzee en zijn gebruik. De afgelopen jaren zijn er verschillende strategische documenten gepubliceerd (o.a. Noordzee 2050 gebiedsagenda (Kamerstuk 33 450, nr. 24)), en daarom wil het kabinet voor de langetermijnvisie inzetten op concrete en afrekenbare doelen en de benoeming van relevante mijlpalen. Wij roepen daarom ook uw Kamer op om aan deze dialoog deel te nemen en we hopen dat de initiatiefnota van het lid Koşer Kaya daaraan een belangrijke bijdrage zal leveren. Het kabinet werkt aan versterking van de kwaliteit van de zeeën en duurzame visserij. De initiatiefnota geeft goede aanzetten voor het voortzetten van deze agenda door een volgende kabinet.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
Vastgelegd in het Programmaplan van het Programma naar een Rijke Waddenzee (Kamerstuk 29 684, nr. 116).
Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee, deel 1 en 3 (Kamerstuk 33 450, nr. 1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34526-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.