Door of namens een van beide Kamers kan uiterlijk op 29 juni 2018 het besluit te kennen
worden gegeven niet in te stemmen met het ontwerp, in welk geval geen voordracht voor
de algemene maatregel van bestuur wordt gedaan, en niet eerder dan zes weken na het
besluit van die Kamer een nieuw ontwerp aan de beide Kamers der Staten-Generaal kan
worden overgelegd.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2018
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit1, houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo
2015 tot verlaging van de vermogensinkomensbijtelling, verkorten van de overgangstermijnen
voor de hoge en lage eigen bijdrage en de termijn waarover het CAK een eigen bijdrage
mag opleggen en het introduceren van een abonnementstarief voor maatwerkvoorzieningen
in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit
verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting2.
Deze wijzigingen zijn onderdeel van een breder pakket aan maatregelen, opgesteld om
de stapeling van eigen betalingen in de (langdurige) zorg en ondersteuning tegen te
gaan. Ook de maximering van bijbetalingen voor geneesmiddelen op € 250 per verzekerde
per jaar en het bevriezen van het verplichte eigen risico op € 385 voor deze kabinetsperiode
zijn onderdeel van dit pakket. In mijn brief van 17 november 2017 aan de Tweede Kamer
heb ik het pakket aan maatregelen nader toegelicht.3 De regeling waarmee de bijbetalingen voor geneesmiddelen worden gemaximeerd wordt
op korte termijn gepubliceerd in de Staatscourant. Voor de invoering van het abonnementstarief
is een wetswijziging vereist, daarom kan de maatregel pas in 2020 volledig ingevoerd
worden. In 2019 wordt, met dit ontwerpbesluit, een tussenvorm ingevoerd als eerste
stap naar invoering van het toekomstige abonnementstarief.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
als opgenomen in 3.2.5, derde lid, van de Wet langdurige zorg en artikel 2.1.4, vijfde
lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en biedt uw Kamer de mogelijkheid
zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering
van de Raad van State wordt voorgelegd.
Op grond van artikel 3.2.5, derde lid, van de Wet langdurige zorg geschiedt de voordracht
aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad
van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan 4 weken nadat het ontwerpbesluit
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Ingevolge artikel 2.1.4, vijfde
lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geldt dat, indien een der Kamers
der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, er geen voordracht
wordt gedaan en niet eerder dan zes weken na het besluit van die Kamer een nieuw ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal kan worden overgelegd.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit met ingang van 1 januari
2019.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge