34 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Nr. 58 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 19 november 2014

De vaste commissie voor Defensie heeft op 3 november 2014 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over Materieel Defensie.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden

Voorzitter: Ten Broeke

Griffier: Mittendorff

Aanwezig zijn acht leden der Kamer: Bontes, Ten Broeke, Jasper van Dijk, Günal-Gezer, Hachchi, Knops, De Roon en Vuijk,

en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie.

Aanvang 14.15 uur.

De voorzitter: Ik open dit wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Defensie over materieel met de aankondiging dat er een nieuwe brief is binnengekomen betreffende de verkoop van Fokker 50-vliegtuigen aan Peru. Ik stel voor om deze toe te voegen aan de agenda. Een andere prealabele opmerking die men van mij kan verwachten, is dat dit WGO volgens de begrotingsvolgorde gaat. Dat betekent dus dat ik als eerste het woord zal geven aan de grootste oppositiepartij, dan volgt de grootste coalitiefractie enzovoorts. De spreektijden zijn van tevoren vastgesteld. De Kamerleden weten dat ook. Voor de VVD geldt een spreektijd van 20 minuten, voor de Partij van de Arbeid 19 minuten en voor SP, CDA, PVV en D66 10 minuten. De ChristenUnie, die nu niet aanwezig is, zou er 5 hebben gekregen. Andere partijen zie ik op dit moment niet, maar mochten die zich alsnog melden, dan zullen de aanwezigen van mij horen hoelang hun spreektijden zijn. Ik verzoek de Kamerleden aan mij aan te geven – dat mag ook per sms – als zij van mij op een bepaald moment een signaaltje willen krijgen over de hun resterende spreektijd.

Ik begin terstond door het woord te geven aan de fractie van de SP, in de persoon van Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik begin met mij te excuseren, want ik moet eerder weg. Er is namelijk een ander debat waarbij ik eveneens aanwezig moet zijn. Mijn medewerker zal echter aandachtig luisteren naar de antwoorden van de Minister. Ik zal ook proberen om er tegen het einde van het debat weer te zijn. Ik moet even zien hoe het loopt.

Ik zal mijn inbreng nu beperken tot een aantal vragen. Uit het projectenoverzicht van Materieel blijkt dat investeringen in elf projecten een tot twee jaar zijn verschoven. Heeft dit gevolgen voor het voortzettingsvermogen van delen van de krijgsmacht? Als materieel niet vervangen wordt, ligt het voor de hand dat de onderhoudskosten stijgen en sommige systemen zelfs wegvallen en niet meer inzetbaar zijn. Neem de F-16. Het steeds weer uitstellen van de invoering van de JSF heeft als consequentie dat de F-16 langer moet doorvliegen. De Minister moet lachen, want zij denkt: wil die Van Dijk soms dat de JSF er sneller komt? Ik help haar uit de droom: dat is beslist niet het geval. Ik constateer slechts dat de vertraging tot gevolg heeft dat we meer kosten maken voor de F-16. Ik krijg graag een reactie op dat punt. Er kan immers een tekort aan onderdelen ontstaan en er kan slijtage optreden. Kan de Minister ons een beeld geven van het huidige aantal volledig operationele F-16's? Wat zijn de gevolgen van het verdere uitstel van de invoering van de JSF?

Op termijn willen we natuurlijk weten wat de exploitatiekosten van de wapensystemen zijn, zoals die van de JSF. Het heeft immers weinig zin om nieuwe wapensystemen aan te schaffen als het operationeel houden daarvan in een vroeg stadium uit de hand loopt. Kan de Minister zeggen wanneer het overzicht van de levensloopkosten van de wapensystemen definitief verwerkt is in de begroting?

De helikopter NH90 is een hoofdpijndossier. In de jaarrapportage lezen we dat het langer in dienst houden van de Cougar 105 miljoen euro kost. Hoe wordt dit gefinancierd? Gaat het bijvoorbeeld ten koste van het extra geld voor Defensie?

Tegelijk krijgen we geen informatie over de extra kosten van de NH90 als gevolg van de vertragingen et cetera, en niet te vergeten: het verminderde aantal toestellen. Deze financiële informatie is vertrouwelijk, zo schrijft de Minister. Kunnen we op zijn minst een ruwe schatting krijgen van de daardoor veroorzaakte prijsverhoging? Dit soort problemen is immers symptomatisch voor de aanschaf van grote wapensystemen.

Het beeld dat in de brief van 1 februari wordt geschetst van de inzetbaarheidsdoelstellingen is ontluisterend. Daarin wordt de formule «enkele beperkingen» gebruikt aangaande het vermogen om langdurige operaties uit te voeren. Op pagina 2 wordt een reeks problemen benoemd, zoals de beschikbaarheid van reserveonderdelen, verwervingsachterstanden en schaarste aan technisch personeel, die de langdurige inzet wel moeten aantasten. Kan de Minister een specifieker beeld van de gebreken geven, in het bijzonder een overzicht van het aantal niet operationale wapensystemen en ontbrekende voorraden?

Het antwoord op vraag 12 van onze schriftelijke vragenronde is verontrustend. Een tekort aan munitie betekent niet automatisch niet-inzetbaarheid, zo schrijft de Minister. Reserveonderdelen zijn daarentegen wel een probleem voor met name de NH90- en Chinookhelikopters. Daarna volgt een hele waslijst van wapensystemen waarop beperkingen van toepassing zijn: voertuigen, tanks, houwitsers en mijnbestrijdingsvoertuigen. De omvang van het probleem lijkt ons veel groter dan wordt gesuggereerd met de toonzetting van andere brieven die ons bereikten. Kunnen we een preciezer overzicht krijgen van de problemen, per onderdeel en wapensysteem? Dat heeft immers impliciet alles te maken met de ambities van de krijgsmacht.

De voorzitter: Kijk eens aan: u bent met vier minuten ruimschoots binnen uw tijd gebleven. U houdt dus nog wat over voor uw tweede termijn.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Er is veel veranderd. Vorig jaar spraken we vooral over de nota In het belang van Nederland en over de opvolger van de F-16, terwijl het nu gaat over Defensie in een gevaarlijke wereld, met inzet in achttien missies, met 3.300 mannen en vrouwen. We bewaken het luchtruim boven de Baltische staten, we doen mee met militaire maatregelen tegen IS, we zetten een inlichtingenapparaat op in Mali en doen nog veel meer waardevol werk in alle andere missies. Collega Bosman sprak er vanochtend zeer beeldend over. Hij ging in op de betekenis van onze mannen en vrouwen in de krijgsmacht en wees op de vergeten slag om de Schelde. Ook refereerde hij aan de inzet in Libanon.

Vanmiddag wisselen we met de Minister van gedachten over Defensiematerieel. Dat is een belangrijk onderwerp. Het gaat om de vraag: zijn onze mensen voorzien van de juiste uitrusting? Van het Defensiebudget van 8 miljard begroot de Minister in beleidsartikel 6 voor 2015 1,5 miljard euro voor investeringen in nieuw materieel. We zien een Minister die knelpunten bij Defensie blootlegt, orde op zaken stelt en knopen doorhakt. We zien een onveilige wereld en een krijgsmacht die volop wordt ingezet. Daarom is het belangrijk dat onze mannen en vrouwen met de juiste uitrusting en het juiste materieel ten strijde trekken. We zien een inzet die groter is dan gedacht in de nota. We zien met een verhoging van 100 miljoen structureel een trendbreuk na jaren van bezuinigingen.

De gedachten van de VVD laten zich vatten in vijf blokjes: de absolute noodzaak van investeringen in materieel, de reflectieve vraag of we op de goede weg zijn, de belangstellende vraag of de investeringsquote van meer dan 20% gehaald gaat worden, de wens van meer internationale samenwerking en het belang van het faciliteren van de defensie-industrie.

Defensiemateriaal is bijzonder kostbaar. Investeren is echter noodzaak. Wie de kranten van het afgelopen jaar opensloeg, werd geconfronteerd met een onveilige wereld. Rusland annexeerde de Krim en rommelt in Oekraïne. IS jaagt in Syrië en Irak op minderheden en probeert een eigen staat op te richten. Mali dreigt te vervallen in chaos. Grote vluchtelingenstromen uit Afrika komen richting Europa. De ramp met de MH17, met 298 onschuldige slachtoffers, betrok ons land rechtstreeks op meedogenloze wijze bij het conflict in Oekraïne. Deze ontwikkelingen samen hebben het draagvlak voor Defensie vergroot. Meer mensen zijn ervan overtuigd dat het hebben van een goede krijgsmacht belangrijk is. Het is terugvallen op het aloude adagium: wie vrede wil, bereidt zich voor op oorlog. Het onderstreept de keuze voor een breed inzetbare krijgsmacht, die wereldwijd kan optreden tot in het hoogste geweldsspectrum. Daarvoor is modern materieel nodig.

Defensie is veel in het nieuws. De Minister maakt Defensie zichtbaar en is op de goede weg: er wordt orde op zaken gesteld, moeilijke knopen worden zonder pardon doorgehakt en vorig jaar werden met de nota In het belang van Nederland de Defensie-uitgaven binnen de financiële kaders gebracht. Verder is de opvolging van de F-16 door de Kamer geloodst. Met het daaropvolgende herfstakkoord is op verzoek van de Kamer het Joint Support Ship Karel Doorman behouden en zijn kazernes in Assen en Rotterdam opengehouden. Moeilijke knopen zijn doorgehakt voor de marinierskazerne, die van Doorn naar Vlissingen gaat, en voor de onderofficiersopleiding van de landmacht, die van Weert naar Ermelo gaat. In 2015 zet de Minister deze daadkrachtige lijn voort. Ze heeft 100 miljoen structureel extra beschikbaar om de inzetbaarheid van de krijgsmacht op orde te brengen.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik hoor de heer Vuijk aangeven dat de Minister goed bezig is en dat ze goed zichtbaar is. Ja, maar er zijn ook behoorlijk wat problemen bij Defensie. Over de verschillende onderwerpen zullen we in de komende week en weken ook spreken. In het WGO Defensiepersoneel vroeg de heer Van Dijk op welke planeet de Minister leeft. Op welke planeet leeft de VVD-fractie?

De heer Vuijk (VVD): Bij uw vraag refereerde u aan de heer Van Dijk, en dat doe ik ook. De heer Van Dijk schetste inderdaad een mooi beeld. Hij zei in de media dat de Minister aan een zijden touw hangt. Dat is iets anders dan een koord. Bij een koord moet je oppassen, maar bij een touw heb je nog wel wat ruimte. Wat ik hiermee wil zeggen, is dat de Minister problemen oplost. De ellende is, als je problemen blootlegt en oplost, dat je ook dingen zichtbaar maakt. De Minister pakt de ICT-problematiek aan met een proactieve aanpak, omdat zij een operationeel probleem ziet en de rommel opruimt. Zij gaat aanpakken. Zij kiest andere mensen op de leidinggevende plaatsen en zij gaat investeren in nieuw materieel. In het debat daarover hebben wij elkaar ook gevraagd hoe stevig je wilt aanzetten en of je überhaupt iets stevigers kunt bedenken dan wat de Minister doet. Ik vind dat de Minister op de goede weg is, want de lijst met voorbeelden is nog wel wat langer.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik snap dat de VVD-fractie het kabinet verdedigt en zegt dat er heel veel wordt gedaan, maar zij kan toch niet ontkennen dat er in de afgelopen tijd behoorlijk wat problemen naar voren zijn gekomen? Het zijn niet alleen problemen die al jaren bij Defensie spelen, maar ook problemen die vandaag de dag bij Defensie ontstaan. Ik zou toch ook wel enige realiteitszin van de VVD willen horen als het gaat om deze problemen. De VVD-fractie kan zelf een afweging maken en zeggen dat de Minister goed bezig is, maar zij kan niet ontkennen dat er behoorlijk wat problemen op tafel liggen, waar de nodige aandacht voor nodig is.

De heer Vuijk (VVD): Ik begrijp deze lijn, maar wanneer je over de feiten spreekt, kun je niet wegnemen dat de Minister, en daarmee ook dit kabinet, op de goede weg is. We signaleren tekortkomingen en we zien problemen met de inzetbaarheid. Die zijn niet van vandaag of gisteren. Zij zijn ook niet in deze periode veroorzaakt. Zij hebben een langere ontstaansgeschiedenis en zij moeten worden aangepakt. Het enige wat ik zie, en dat kan D66 niet ontkennen, is dat de feiten erop wijzen dat die problemen worden aangepakt, dat er maatregelen komen en dat de Minister de goede richting op marcheert, om in de juiste termen te spreken. In het debat van vanochtend heb ik ook gezien dat problemen worden opgepakt. Er zijn de nodige problemen, maar de oorzaak daarvan ligt ook in het verleden. Deze problemen zijn niet ineens gisteren ontstaan door het beleid van deze Minister.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb inderdaad gevraagd op welke planeet de Minister leeft, maar wie naar dit verhaal van de VVD luistert, kan zich afvragen wat de VVD doet in sprookjeswonderland. Dit is een juichverhaal dat niet correspondeert met de werkelijkheid. Misschien moet de heer Vuijk zich toch eens achter de oren krabben. Hij kan zeggen dat de Minister veel in beeld is, maar de vraag is of dat misschien is omdat er veel problemen zijn. De heer Vuijk mag zeggen dat de Minister deze allemaal probeert aan te pakken. Dat is waar, maar is het niet wat erg vroegtijdig om te zeggen dat het geweldig gaat? Er spelen nogal wat zaken, zoals de gifstoffen en de ICT. Daarom heb ik inderdaad gezegd dat de Minister misschien niet aan een zijden draadje hangt, maar in ieder geval wel aan een touw. Ik begreep dat de heer Vuijk die opvatting wel deelde. Is dat juist?

De heer Vuijk (VVD): Ik begrijp de opmerking, maar volgens mij heb ik dat niet zo gezegd. Ik heb opgemerkt dat de Minister bezig is om problemen op te lossen. Ik heb niets gezegd wat erop duidt dat er geen problemen zouden zijn bij Defensie, want die zijn er wel degelijk. Ik heb er ook een aantal genoemd en ik ga er zo meteen nog wel meer noemen. Ik heb gezegd dat de Minister op de goede weg is om deze problemen op te lossen. Als dat niet zo zou zijn, zouden wij hier een heel andere discussie hebben.

Het gaat er niet om wie op welke planeet leeft, want we zitten allemaal in deze zelfde Kamer. Het gaat erom dat wij vooruit kijken naar hoe wij Defensie een stap vooruit helpen. Het is feitelijk onjuist om een beeld neer te zetten alsof deze krijgsmacht helemaal niets meer kan. De krijgsmacht is op veel meer plaatsen actief dan wij vorig jaar in de nota en bij de begroting hadden voorzien, dus deze krijgsmacht kan wel degelijk heel veel. De vraag is alleen of dat voldoende is. Hoe lossen we de problemen op die we nu zien? In de aangehaalde brief worden de problemen met de inzetbaarheid geschetst. Ook ik wil weten of die problemen worden opgelost.

De heer Jasper van Dijk (SP): Laat ik het dan sympathiek vragen: denkt de heer Vuijk dat de Minister van Defensie veel in beeld is omdat Defensie zo fantastisch bezig is of omdat er zoveel problemen zijn bij Defensie?

De heer Vuijk (VVD): Beide. Defensie is goed bezig en laat zich op heel veel plaatsen in de wereld op een uitstekende manier zien. Daarnaast zien we dat er in de afgelopen jaren een hele reeks problemen is ontstaan door de reorganisaties, en die moeten worden opgepakt. Deze Minister is ook veel in beeld omdat ze die problemen oppakt en blootlegt. Dan ontstaat er het beeld alsof er alleen maar allerlei problemen bij Defensie zijn. Dat kan, maar dat laat ik voor uw rekening.

De heer Knops (CDA): Als ik zijn inbreng beluister, lijkt het alsof Staatssecretaris Vuijk aan het woord is, in plaats van het Kamerlid Vuijk. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het verhaal dat hij houdt ver bezijden de werkelijkheid is zoals vele mensen die kennen. De voorbeelden zijn zojuist genoemd. Er is al 600 dagen geen cao en er zijn een aantal problemen. Deze Minister zit er al twee jaar. De heer Vuijk doet alsof de Minister vandaag begonnen is en alsof alles haar overkomen is. Is dat een juiste weergave van de manier waarop de heer Vuijk erin zit?

De heer Vuijk (VVD): Nee.

De heer Knops (CDA): Dan doe ik nog een poging. Wat moet er volgens de heer Vuijk veranderen aan het huidige beleid om de problemen die vanochtend besproken zijn en de problemen die vanmiddag besproken worden, op te lossen? Kunnen we doorgaan met de lijn die nu is ingezet? Hoe verhoudt die zich tot Wales en tot de inspanningen die daar afgesproken zijn? Is de heer Vuijk tevreden met wat de Minister op dit punt doet?

De heer Vuijk (VVD): Ik ken de heer Knops als een scherp debater. De vraag die hij mij nu voorlegt, heeft hij mij overigens vorig jaar ook gesteld. Ik ga me niet uitlaten over hetgeen er vanochtend besproken is. Daar ga ik niet over. Het is een ander terrein, namelijk personeel. Ik zal de vraag dus maar vertalen naar materiële vraagstukken. Wat moet er gebeuren? Ik heb al eerder aangegeven dat deze Minister op de goede weg is. De problemen moeten worden aangepakt. De inzetbaarheidsproblemen moeten worden aangepakt. Collega Van Dijk heeft ook scherp aangegeven dat de inzetbaarheid te laag is. Er is een brief over gekomen waarin staat waarin de problemen zitten. De vraag is: is dit het nu? Ik denk dat de Minister op de goede weg is. Er zijn echter wel problemen waar we wat scherper naar zouden kunnen kijken dan dat we nu doen. Daar kom ik zo in mijn inbreng uitgebreid op terug. U kunt echter niet vragen of ik vind dat er een heel ander beleid moet komen. De problemen waar we nu tegen aanlopen, worden namelijk niet veroorzaakt door dit beleid.

De voorzitter: Ik vraag de heer Vuijk om zijn betoog te vervolgen.

De heer Vuijk (VVD): Defensie is veel in het nieuws. Deze Minister maakt Defensie zichtbaar en is daarmee, wat mij betreft, op de goede weg. Ik zei dat al. Er wordt orde op zaken gesteld. Moeilijke knopen worden zonder pardon doorgehakt. Vorig jaar werden met de nota In het belang van Nederland de Defensie-uitgaven binnen de financiële kaders gebracht. De opvolging van de F-16 is door de Kamer geloodst en met het daaropvolgende herfstakkoord is op verzoek van de Kamer het Joint Support Ship Karel Doorman behouden en zijn de kazernes in Assen en Rotterdam opengehouden.

Dit was een reeks van voorbeelden – ik zei net al dat er nog veel meer zijn – om te laten zien dat dit beleid wat mij betreft de goede richting op gaat. Kan het beter? Altijd.

Een van de punten die wat mij betreft beter zouden kunnen, is de investeringsquote van 20%. In het plaatje van de Rekenkamer ziet het er uit als een soort mooie kleurige regenboog. De mooie oplopende lijn van de investeringsquote schuift ieder jaar een jaar op. U weet wel: als je op zoek gaat naar de schat die aan het einde van de regenboog te vinden zou zijn, blijf je lopen, maar je komt er nooit.

De VVD wil dat de verwervingsketen snel op orde wordt gebracht. Onderinvesteren in materiaal laat de organisatie afglijden. De situatie met IV/ICT laat scherp zien welke gevolgen dat heeft en hoeveel moeite het kost om dat te herstellen. De VVD herkent in de maatregelen de ambitie van de Minister om dit nu echt aan te pakken. Is de Minister het met mij eens dat het meer juridisch verplicht vastleggen van investeringen een manier kan zijn om de investeringsquote te realiseren? In 2015 is 66% juridisch verplicht. Ziet de Minister mogelijkheden om dit percentage op te voeren? Is de Minister het met mij eens dat een hoger percentage juridisch verplicht de organisatie meer zekerheid geeft over de daadwerkelijke realisatie van investeringen?

Door opeenvolgende reorganisaties is de inzetbaarheid van het materieel te laag. Het is al eerder gezegd. Het kwam ook langs in de interrupties. Dit bewijst voor de VVD dat de investeringsquote daadwerkelijk gerealiseerd moet worden. Niets is voor infanteristen zo frustrerend als het feit dat je moderne CV90 niet kan rijden omdat de benodigde reservedelen er niet zijn. De operationeel uitstekende NH90-helikopter heeft bijvoorbeeld te maken met overmatige slijtage van onderdelen en dus met hogere onderhoudslasten dan verwacht. Is de Minister het met mij eens dat we dit eigenlijk van tevoren hadden moeten weten? Is de Minister het met mij eens dat kennisinstellingen zoals het NLR in een eerder stadium bij de ontwikkeling en verwerving van helikopters zouden moeten worden betrokken? Kan de Minister mij beeld en geluid geven bij die volledig ingevulde verwervingsketen voor dit soort grote verwervingsprojecten?

De voorzitter: De heer Knops wil gebruikmaken van zijn tweede interruptie.

De heer Knops (CDA): De heer Vuijk poneert een aantal stellingen en stelt daarna een aantal vragen. Ik wil even terug naar een van zijn stellingen. Hij zei: het investeringsquotum moet verhoogd worden. Dat is buitengewoon interessant. Ik ben het daarmee eens. De vraag is echter hoe je dat doet. De heer Vuijk legt hier wel een aantal wensen neer, maar misschien is het goed als hij daarbij aangeeft wat dat gaat betekenen. Betekent het minder geld voor personeel? Betekent het meer geld voor Defensie? Waar moet dat geld vandaan komen?

De heer Vuijk (VVD): De crux van het verhogen van de investeringsquote zit hem waarschijnlijk niet in de maatregel zelf. De Minister heeft in de begroting extra geld opgenomen om de verwervingsketen te versterken. De Minister kan dit punt straks beter zelf toelichten, maar naar ik begrijp, kan dat langs twee lijnen gebeuren: door de bemensing beter in te vullen of door de bemensing bij de DMO te versterken. Ik denk dat dit belangrijk is. Het feit dat in de nota over de toekomst van Defensie duidelijkheid wordt gegeven over de vraag welke investeringsprojecten wel relevant zijn en welke kennelijk wat minder, kan ook ruimte geven. Ik heb begrepen dat de onduidelijkheid een van de oorzaken was van het verder teruglopen van het investeringsquotum vorig jaar. Ik vind dat belangrijker dan de vraag waar de middelen vandaan komen. Volgens mij maken die middelen gewoon deel uit van de 100 miljoen extra. De dekking daarvoor zit in dat bedrag. Het enige wat ik interessant vind, is de vraag of het ook echt gaat lukken. In het fantastische plaatje dat de Rekenkamer daarvan heeft gemaakt, zien wij een steil naar beneden lopend investeringsquote. Daar zit nog geen enkele opwaartse beweging in. We zien echter jaar op jaar heel positieve ramingen. De meest interessante vraag is dus: waarom denken we dat het nu wel gaat lukken? De middelen zijn er. De problemen en de maatregelen zijn bekend. Gaan we het nu realiseren?

De heer Knops (CDA): De vraag van de heer Vuijk of het wel gaat lukken, is een heel relevante vraag. Ik wil die wel voor hem beantwoorden: het gaat niet lukken; het gaat absoluut niet lukken. Waardoor komt dat? Dat komt doordat de heer Vuijk wel ambities neerlegt, maar die niet voorziet van de middelen die daarbij horen. Hij kan dus wel zeggen dat niet om geld gaat bij het verhogen van de investeringsquote, maar daar gaat het uiteindelijk natuurlijk wel om. Het zou goed zijn als de heer Vuijk dat gewoon erkent, want ik steun hem in zijn ambitie om de investeringsquote te verhogen.

De heer Vuijk (VVD): Ik waardeer het in ieder geval zeer dat wij het op dit punt eens zijn; wij staan dus schouder aan schouder op dit punt. De analyse van de heer Knops kan ik echter nog niet volgen. Hetgeen hij daarover zegt, blijkt mij nog niet helemaal uit de stukken. Volgens mij zijn er voldoende middelen beschikbaar om de investeringsquote te halen. Die quote is simpelweg een percentage van het totaalbudget, dus als er al te weinig middelen zouden zijn, dan is het investeringsbudget ook lager. Ik denk dat we moeten voorkomen dat er middelen gebruikt worden om gaten te dichten. Ik hoor graag van de Minister hoe zij daartegenaan kijkt en of zij nog andere zaken nodig heeft dan hetgeen er in de stukken wordt genoemd, om de investeringsquote te realiseren.

Ik was gebleven bij een paar vragen die ik nog heb. De laatste vraag van het rijtje dat ik zojuist noemde, is: hoe worden de kennisinstellingen en het bedrijfsleven, vooraf, tijdens en na dat traject, betrokken bij de verwervingsketen, zodat de problemen die wij hebben gezien bij de NH90-helikopter, kunnen worden voorkomen? Hoe voorkomen we dat we niet van tevoren weten dat bepaalde materialen elkaar niet verdragen, dat systemen meer corrosie vertonen wanneer zij boven zee worden gebruikt, enzovoort?

Ik kom op mijn vierde punt. De VVD is voor een open markt, waarin defensiebedrijven in alle lidstaten in eerlijke concurrentie kunnen meedingen naar opdrachten. Tijdens werkbezoeken heb ik gezien dat ons land over een competitieve industrie beschikt die de internationale concurrentiestrijd graag aangaat. In richtlijn 2009/81/EG, die in Nederland ook is geïmplementeerd, wordt die open markt voorgeschreven. Er is de facto echter geen vrije markt voor defensiematerieel. Zonder nationale protectie van de overheid kan de defensie-industrie niet overleven. Dat kost banen in de samenleving. Wij hebben een brief van de Minister ontvangen waarin bedroevend lage percentages worden vermeld voor de open markt. Kan de Minister toelichten hoe zij omgaat met het dilemma van enerzijds het streven naar die open markt en anderzijds het dreigend teloorgaan van de eigen industrie, omdat die open markt er nog niet is? Dat vind ik een belangrijke vraag.

Een laatste puntje dat ik wil aanstippen, is de internationale samenwerking, hét onderwerp van de Minister. De VVD ziet dat de toekomst van de krijgsmacht is gelegen in meer internationale samenwerking. Wij kunnen het immers niet alleen. De VVD ziet kansen voor het internationaal gezamenlijk beveiligen van het luchtruim, bijvoorbeeld samen met België en Luxemburg, of het gezamenlijk met een aantal Noord-Europese landen ontwikkelen, aanschaffen en onderhouden van onderzeeboten. Door samenwerking kunnen ontwikkelkosten gedeeld worden, kan een grotere serie gebouwd worden en kunnen onderhoudsfaciliteiten gezamenlijk gebruikt worden. Een voorbeeld dat zeer aanspreekt, is het gezamenlijk internationaal ontwikkelen, aanschaffen, onderhouden en zelfs inzetten van het nieuwe Multi Role Tanker Transportvliegtuig. Nederland is zelfs trekker van dit project. Mijn laatste vraag op dit punt is of de Minister kan aangeven hoe het staat met de aanschaf van deze Multi Role Tanker Transportvliegtuigen. Wanneer vliegt het eerste vliegtuig?

Ik rond af. We leven in een wereld waarin veiligheid niet vanzelfsprekend is, waarin veiligheid niet gratis is. De samenleving beseft dat. Wij zetten daarom gezamenlijk defensie hoger op de politieke agenda. Ik bespeurde dat net ook al in de interrupties en ik zie dat wij het ook op een behoorlijk aantal punten met elkaar eens zullen zijn. Ik wacht de reactie van de Minister op mijn vragen af.

De voorzitter: Ik meld dat u negen minuten hebt verbruikt. U houdt dus nog heel wat over voor de tweede termijn.

Het woord is aan de heer Knops.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Aan de orde is het wetgevingsoverleg over materieel. Dit onderwerp was vroeger in de vertrouwde handen van de Staatssecretaris, maar we hebben nu een Minister die uitstekend in staat is om defensie te verkopen. Net weer een Fokker 50! Terwijl het kabinet spreekt van een trendbreuk, blijft er modern materieel over de toonbank gaan. Veel problemen en knelpunten worden niet opgelost, de krijgsmacht is maar beperkt inzetbaar en kan operaties vaak niet lang volhouden. Daar hebben we vanochtend ook al over gesproken.

De Commandant Landstrijdkrachten (CLAS) generaal De Kruif loopt in ieder geval geen polonaise. Er komt niet meer geld bij, het is minder, minder. In een column schreef hij richting zijn mensen: ik weet niet hoe u dit ervaart, maar ik ben blij dat het tekenen van een mogelijke trendbreuk zijn. Reden om de polonaise te lopen? Zeker niet. Het is te weinig om onze bedrijfsvoering echt goed te laten lopen en het is zeker niet genoeg om te vernieuwen.

Ik was blij met deze kritiek van de CLAS die eerlijk zegt waar het op staat. Zo kennen we hem ook! Er is inderdaad nog geen sprake van een trendbreuk. De defensie-uitgaven blijven dalen, in reële termen en als percentage van het bbp.

De heer Vuijk (VVD): De heer Knops refereert aan generaal De Kruif die eerlijk is. Ik wil hem vragen om zelf dan ook eerlijk te zijn. In de afgelopen jaren was er een reeks van kabinetten waarvan de VVD deel heeft uitgemaakt, maar waarvan ook het CDA deel heeft uitgemaakt, die behoorlijk op de krijgsmacht hebben bezuinigd. Na al die jaren zien we eindelijk een trendbreuk. De VVD, nu samen opererend met de PvdA, realiseert een «trendbreukje», zoals de heer Knops dat noemt. Ook ik moet eerlijk zijn: dat wordt samen met de bevriende oppositie gerealiseerd. Daar zit de partij van de heer Knops echter niet bij. Als de heer Knops nu eerlijk is en terugkijkt naar al die jaren, heeft hij dan spijt van datgene wat hij de krijgsmacht – om in zijn eigen woorden te blijven – al die jaren heeft aangedaan?

De heer Knops (CDA): Ik kom nu tot de conclusie dat de heer Vuijk echt op een andere planeet leeft. Ik had die vraag nog niet beantwoord, maar het is me nu wel helemaal duidelijk. Ik zal in het verloop van mijn betoog nader op die vraag ingaan. Hij krijgt dus nog antwoord op deze vraag.

De heer Vuijk (VVD): Dan houd ik mijn vraag in tweede instantie nog even aan.

De voorzitter: U ziet af van een nadere interruptie?

De heer Vuijk (VVD): De heer Knops geeft aan dat hij er nog op terugkomt. Dan wil ik mijn tweede vraag graag nog even vasthouden.

De voorzitter: Zo werkt het niet. U hebt een interruptie gehad.

De heer Vuijk (VVD): In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat ik buitengewoon teleurgesteld ben dat als het antwoord toch op papier staat, het dan niet gelijk gegeven kan worden.

De heer Knops (CDA): Het antwoord staat niet op papier, maar de heer Vuijk krijgt dat antwoord wel. Beloofd is beloofd. Het antwoord komt nog.

Ik vervolg mijn betoog. Daarmee heeft het kabinet, en de VVD in het bijzonder, opnieuw beloften gebroken. De crises in Oekraïne en het Midden-Oosten drukken ons met de neus op de feiten. De wereld is onveiliger en instabieler geworden en er is te diep gesneden in defensie. En ja, daar was ook het CDA deelgenoot van en verantwoordelijk voor. Dat is geen nieuws voor de heer Vuijk. Tot zover de geschiedenis! Ik zou bijna zeggen: de zwarte vlek in de geschiedenis. Ook mijn fractieleider heeft aangegeven dat dat indertijd geen goed besluit is geweest. Met de kennis van vandaag zou je dat nog veel beter moeten weten. Het gaat erom dat we kunnen terugkijken. Ik neem daar verantwoordelijkheid voor. Ik was er zelf ook bij.

Veel belangrijker is echter de vraag: wat gaan we de komende jaren doen om ervoor te zorgen dat de afspraken die deze Minister in Wales heeft gemaakt, ook gerealiseerd kunnen worden? Er is een nieuwe stip op de horizon nodig, niet in het belang van Minister Dijsselbloem maar echt in het belang van Nederland. Een veelzijdig inzetbare krijgsmacht was, is en blijft nodig. Het CDA trekt bovenop het «minder, minder» van het kabinet in zijn alternatieve begroting extra geld uit voor Defensie. Het gaat om een bedrag van 250 miljoen per jaar voor de komende drie jaar. Daarmee willen we niet zozeer de krijgsmacht verbreden als wel verdiepen. We willen een deel van het materieel behouden dat deze Minister aan het verkopen is: tanks, artillerie, mijnenjagers en CV90's. Volgens mij heb ik hiermee de vraag van de heer Vuijk beantwoord. Onze fractie heeft daar veel redenen voor, bijvoorbeeld omdat het halve Midden-Oosten in brand staat en de Russische beer gromt. Een robuuste krijgsmacht is eens te meer nodig, niet alleen voor stabilisatiemissies maar ook, in deze snel veranderende geopolitieke ontwikkelingen, ter afschrikking van potentiële tegenstanders.

Een andere reden is het voortzettingsvermogen. De krijgsmacht piept en kraakt. Neem nu de mijnenjagers, die kampen met gebrekkige inzetbaarheid. Waarom worden er nog vier in de verkoop gezet, als het resterende aantal van zes al zo gering is? Nederland kan ze beter gebruiken dan Brazilië, zou ik zeggen. Hetzelfde geldt voor de houwitsers. Er schijnen er nog maar een paar inzetbaar te zijn; graag een reactie van de Minister.

Er is voortdurend een kaasschaaf over de krijgsmacht gehaald. Diverse wapensystemen zitten op een kritische ondergrens. Nederland kan mede daardoor operaties minder lang volhouden. Het kan minder bijdragen aan de NRF of moet bijdragen te elfder ure terugtrekken, zoals nu met de F-16's. Hoe moet dat in de toekomst met de slechts vier F-35's die Nederland dan nog kan inzetten? De Minister erkent de problemen met betrekking tot het voortzettingsvermogen, maar wat gaat ze eraan doen? Is het niet veel beter om de uitverkoop van Defensie on hold te zetten? Dit bevreemdt des te meer nu er een motie-Van der Staaij ligt. Een Kamermeerderheid wil het ambitieniveau verhogen, en dus het budget. Daar kan de Minister niet omheen.

Als er meer geld komt, moeten we dan het voortzettingsvermogen versterken met duur nieuw materieel? Wat ons betreft niet. Dat zou kapitaalvernietiging zijn. Denk even aan het voorbeeld van de JSS, die ook dankzij de inzet van een aantal partijen hier aan tafel is behouden. Gelukkig heeft de Minister daar positief op gereageerd. Onze fractie pleit voor het reactiveren van sommige eenheden of anders in elk geval voor het aanhouden ervan als logistieke reserve, zoals de zes F-16's die de Minister gebruikt voor kannibalisering. Nu gaat er ook veel tijd, geld en energie zitten in het verkoopgereed maken en houden van materieel.

De Minister moet alsnog met een visie op de toekomst van de krijgsmacht komen en tot die tijd de uitverkoop van dit materieel in de ijskast zetten: een «no regret»-benadering. Het gaat dan om de CV90, de mijnenjagers en een deel van de pantserhouwitsers. Gelukkig blijft in Havelte de CV90 bij de 43ste Gemechaniseerde Brigade, maar het verlies van de tanks doet pijn. Het CDA vindt het van groot belang dat in elk geval de expertise wordt behouden. Er bereiken ons mooie berichten, zo zeg ik tot de Minister, dat de 43ste Gemechaniseerde Brigade samenwerking nastreeft met de Duitse Panzerdivision in Hannover. Kan de Minister daar nader op ingaan? Kan de landmacht in de toekomst weer oefenen met tanks? Laat de Minister nu nog vijftien Leopards in de etalage hebben staan. Kunnen die worden ingebracht in een samenwerkingsverband met de Duitsers?

Overigens stemmen de berichten die ons bereiken over Duitsland en België ook niet heel positief, want ook daar is de krijgsmacht in een niet al te beste staat. Beter gezegd, daar hebben ze wat problemen met de inzetbaarheid. Wij moeten het goede voorbeeld geven. Onze Luchtmobiele Brigade wordt ondergebracht in een gezamenlijk Nederlands-Duits commando. Door de bezuinigingen van de Minister krijgt één luchtmobiel bataljon niet de volledige air assault training. Er vindt geen motorisering met de Bushmaster plaats. De Rekenkamer plaatst hier terecht vraagtekens bij; graag een reactie van de Minister.

Ten aanzien van de helikopters is het zorgelijk dat de Minister niet voldoende in staat is om de capability gap op te lossen. Volgens haar kan het evenwicht in 2023 worden bereikt. «Kan», dus misschien duurt het nog langer. Hoe lang wil de Minister fregatten zonder helikopter op piraten af blijven sturen?

Ik kom bij de Patriots. Met kunst- en vliegwerk wordt de missie in Turkije draaiende gehouden tot het einde van het jaar. Zowel van mens als materieel is en wordt eigenlijk te veel gevraagd. De Minister trekt hieruit merkwaardig genoeg geen lessen. Ze blijft vasthouden aan de bezuinigingen en is tegen een vierde Patriotbatterij, ondanks het aantoonbare gebrek aan voortzettingsvermogen. Ook de personele maatregelen om de uitzenddruk te verminderen, worden niet structureel. Bij volgende crises waarbij de Patriots nodig zijn, zullen zich dus exact dezelfde problemen voordoen; ongelooflijk.

Hoe laag het budget voor missies ook is, de vorige Minister van Buitenlandse Zaken heeft de afgelopen periode veel vlaggetjes geplant. Het gevolg is een recordaantal van negentien missies. Een grote versnippering dus, die een groot beslag legt op schaarse capaciteiten als genie en logistiek. De Minister heeft dat eerder ook erkend. Het blijkt ook uit haar rapportage over de inzetbaarheidsdoelstellingen. Er zijn grote tekortkomingen op het gebied van combat support en Combat Service Support. Kan de Minister nader ingaan op de oorzaak hiervan? Hoe wil zij dit oplossen?

Het gaat om het in evenwicht brengen van ambities en middelen. Wat ons betreft is er te diep gesneden, zo zeg ik voor de tweede keer tot de heer Vuijk, ook waar wij bij waren. Dat moeten we herstellen. De vorige IGK, generaal Van Ede, was duidelijk in een interview met Elsevier. Ik citeer: «Op logistiek en onderhoud is te veel bezuinigd. De grens is bereikt. Als je de ondersteuning te ver uitbeent, hol je ook de gevechtskracht uit. We moeten aan de achterkant, dus in de ondersteuning van gevechtseenheden, de tekortkomingen opheffen.» Herkent de Minister zich hierin? Wat gaat ze eraan doen?

Ik kom op de problematiek van de reservedelen en de munitie. De Minister trekt extra geld uit, maar het is de vraag of dat voldoende is. Ook in 2016 zal deze problematiek nog niet zijn opgelost. Dat komt door het complexe aanbestedingstraject en de lange levertijden. Zitten we over een paar jaar niet opnieuw met een probleem? Klopt het dat de voorraden gereduceerd zijn naar het niveau van vredesbedrijfsvoering? Als het gaat om munitie, geeft de Minister geen duidelijk antwoord op de vraag of het extra geld voldoende is. Is dat genoeg?

De Minister heeft de ambitie om te investeren. Dat is op zichzelf goed, maar gaat zij de ambitie om het investeringsquotum omhoog te krikken naar meer dan 20% ook echt waarmaken? De investeringen zijn de helling af gegaan alsof het een zwarte piste betrof. De cijfers in de begroting leken op de grafiek des doods, constateerden wij toen wij de presentatie kregen van de Rekenkamer. Nu wil de Minister met dezelfde snelheid de helling op. De ervaring leert dat dat niet werkt. Er ligt een enorme delta aan achterstallige verplichtingen: 1,1 miljard in 2013 en 2014. De Rekenkamer waarschuwt dat de kans groot is dat de onderrealisatie van de investeringsverplichtingen na-ijlt en dat dit ook de komende jaren zal zorgen voor onderrealisatie van de investeringsuitgaven. Graag wil ik hierop een reactie van de Minister.

Er zijn ook gaten gevallen in de verwervingscapaciteit bij de DMO. De hele verwervingsketen staat onder druk. Ondanks dat houdt de Minister vast aan haar voornemen om de DMO te verhuizen naar de Kromhoutkazerne. Dat betekent dat straks nog meer personeel gaat opstappen, en dat na alle eerdere bezuinigingen op de DMO. Onze fractie heeft hier grote zorgen over.

Klopt het dat, nadat het Defensie Materieel Proces doorlopen is, ook in de Kamer, waarbij de leverancier van het materieel al gekozen is, het toch nog driekwart jaar kan duren voordat het contract is getekend? Klopt het dat de nettotijd die in die periode aan het dossier is besteed, vaak niet veel meer dan een paar dagen beslaat? Hoe kan dit? Hoe kunnen we die processen versnellen? Wat gaat de Minister doen aan deze frustrerende situatie voor operationele commandanten die op het materieel zitten te wachten? Denk bijvoorbeeld aan de SMART-L voor de Early Warning Capability van de luchtmacht. Dat duurt en dat duurt maar, en uiteindelijk moeten we daardoor ook nog duurdere rekeningen betalen. Graag wil ik hierop een reactie van de Minister.

Bijna tot slot kom ik op de ambitiedelta van 80 miljoen die de Minister moet invullen. De Minister heeft een creatieve manier gevonden om hiermee om te gaan. Zij heeft de wapensysteemsjablonen aangepast aan lagere inzetbaarheidsdoelstellingen. En voilà, het totaal aan ramingen sluit nu aan op de beschikbare budgetten en de Minister verzekert dat de ambities gerealiseerd kunnen worden. Gezien de gebreken in het kader van de inzetbaarheid, zoals het tekort aan technisch personeel en reservedelen, is dat volgens de Algemene Rekenkamer niet zo vanzelfsprekend. Het is dus wenselijk dat er alsnog een overzicht komt van de maatregelen, voorzien van de financiële en operationele gevolgen. Is de Minister bereid om dat te realiseren?

Ik rond af. Het CDA wierp vorig jaar al de vraag op hoe toekomstbestendig de toekomstnota van de Minister is. De vele problemen, knelpunten en tekortkomingen, op het gebied van zowel personeel als materieel, maken duidelijk dat het ijs te dun is en in de toekomst dun zal blijven. Daarom is een echte visie voor de toekomst nodig. Hopelijk is de motie-Van der Staaij daartoe het breekijzer.

De voorzitter: Mijnheer Knops, u hebt nog een minuut over voor uw laatste termijn. Eigenlijk is het ietsje minder, maar we rekenen een minuut.

Wilt u iets zeggen, mijnheer Bontes? Nee? U staat dus alleen maar in de aanslag voor straks. We gaan nu echt eerst over naar de andere Raymond, namelijk naar Raymond de Roon.

Ik maak er nu echt een potje van. Mevrouw Günal-Gezer is eerst.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Er is nog een tweede grote coalitiepartij, voorzitter.

De voorzitter: Ja. We hebben geen derde coalitiepartij. Het woord is dus aan mevrouw Günal-Gezer.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik dacht even dat u mij vergeten was, voorzitter, maar dankzij collega De Roon werd u daarop geattendeerd.

Voorzitter. De gebeurtenissen van afgelopen zomer en de vele conflicten aan de randen van Europa hebben Nederland doen beseffen dat een krachtige en een flexibele krijgsmacht, die is uitgerust met het beste materieel, nog altijd van groot belang is. Naast de steeds verder toenemende nationale inzet, leveren Nederlandse militairen in bijna een twintigtal grote en kleine missies een aanzienlijke bijdrage aan internationale vrede en veiligheid. Vanmorgen heeft mijn collega, mevrouw Eijsink, haar dank en waardering uitgesproken aan onze militairen en hun thuisfront. Daarbij sluit ik mij van harte aan.

We waren onlangs met u, voorzitter, en een aantal andere collega's van de commissie op troepenbezoek in Mali, waar we met eigen ogen hebben kunnen zien welke bijdrage onze militairen, ondanks de extreem zware omstandigheden, op een zeer professionele wijze leveren. Die bijdrage wordt zowel door VN-landen als door andere landen zeer gewaardeerd. Vanzelfsprekend zijn we daar trots op. Tegelijkertijd blijven we zorgen houden over de spankracht van de organisatie. Dat geldt zeker ook voor het materieel. Juist in Mali hebben we van dichtbij gezien welke offers de zware omstandigheden waaronder onze militairen hun werk moeten doen, eisen van mens en materieel. Wat mijn fractie betreft moeten onze militairen altijd kunnen rekenen op het beste materieel, zowel dicht bij huis als ver weg.

De verbetering van de inzetbaarheid, het doorzettingsvermogen en daarmee de slagkracht van de krijgsmacht vereist een verwervingsketen die goed functioneert. Dat is niet alleen van belang voor de aanschaf van materieel, maar ook voor het proces van instandhouding. Het voornemen van de Minister om te investeren in materieel alleen is onvoldoende om tot een verbetering van de slagkracht te komen.

Ondanks alle goede voornemens en ambities van de afgelopen jaren lukt het de organisatie nog niet om op orde te komen. Nog steeds zijn er problemen in de verwervingsketen. De investeringsquote wordt niet gehaald, er is gebrek aan reserveonderdelen, er is sprake van onderuitputting van het budget en er zijn veel materieelprojecten vertraagd. Dit doet de vraag rijzen welke consequenties dat allemaal heeft voor de krachtige en effectieve krijgsmacht die Nederland graag wil hebben. Ik wil daarom ingaan op een aantal onderwerpen zoals de verwervingsketen, DMO, DMP, investeringsquote, reserveonderdelen en helikoptercapaciteit. Als ik nog tijd over heb, heb ik nog een paar concrete punten.

Ik begin met de verwerving. Er zijn de laatste jaren problemen met de verwerving van materieel. De Minister wil daarom investeren in specialistische functies voor de verwerving van het materieel. Het zou niet alleen gaan om inkopers en verwervers, maar om functies in de totale verwervingsketen. Het is niet duidelijk om welke functies het hierbij gaat. Daarom vraag ik aan de Minister of zij kan toelichten om welke functies het hierbij gaat. Gaat het alleen om functies binnen DMO, of gaat het bijvoorbeeld ook om staffuncties die de afgelopen jaren wegbezuinigd zijn? Waar zitten de belangrijkste gaten in de keten? Hoe wil men de continuïteit gaan borgen?

Dan de investeringsquote. Voor de kwaliteit en operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, ook voor de lange termijn, zijn voldoende investeringen van groot belang. Eerder is dat door collega's ook al benadrukt. Defensie hanteert een richtsnoer van 20%, maar sinds 2009 is het niet meer gelukt om die norm te halen, terwijl het behalen van die norm van belang is om de krijgsmacht op lange termijn te kunnen blijven voorzien van kwalitatief hoogwaardig materieel. De Minister heeft de ambitie om vanaf 2016 weer de streefwaarde van 20% te benaderen. Hoe ze dat wil doen, is niet duidelijk. Het wordt ook uit de begroting niet duidelijk. Aangezien het de afgelopen vijf jaar niet gelukt is, roept dat bij ons de vraag op of deze ambitie wel reëel is en met welke extra inspanningen dat gehaald moet worden. Is de Minister bereid om in de volgende begrotingen een toelichting te geven op de berekening van de investeringsquote, inclusief de verwijzing naar de gebruikte gegevens uit dezelfde begroting? Wat is voor de Minister de langere termijn waarop een lager investeringspercentage negatieve invloed gaat hebben op de gereedstelling? Is dat langer dan vijf jaar? Bij welk percentage op langere termijn zijn er problemen te verwachten?

Dan ga ik verder met Defensie Materieel Organisatie, DMO. Naar onze mening heeft DMO een cruciale positie in de organisatie van defensie op het gebied van de inkoop. DMO is de organisatie die zorgt voor het materieel. Daarom is het van groot belang dat DMO een transparante, efficiënte en effectief functionerende organisatie is, waarin voldoende capaciteit, kwaliteit en professionaliteit aanwezig is. Ik ga er geen doekjes om winden: we maken ons grote zorgen over hoe DMO op dit moment functioneert. Er bereiken ons namelijk vele signalen over DMO, zowel over het proces van de aanschaf van materieel als ook over de interne bedrijfsvoering. Die signalen zijn zeer zorgwekkend. Dat gaat gepaard met het negatieve beeld dat heerst over DMO. Daar maken wij ons zorgen over. Deze signalen komen niet alleen van buiten de organisatie, maar ook vanuit de organisatie zelf. De ernst van de signalen maakt het in onze ogen noodzakelijk dat de boel bij DMO behoorlijk opgeschud wordt.

Ik noem een aantal van de ontvangen signalen voor de Minister. Ik hoor zaken als totaal gebrek aan transparantie; te ingewikkelde, trage, onnodig lange, onoverzichtelijke procedures; gebrek aan capaciteit en kwaliteit bij het personeel; te grote werkdruk; te weinig flexibiliteit; te grote kennislekken door uitstroom van het hoger technisch personeel. Voorts hoor ik klachten over een demotiverende organisatie, die afstandelijk is en niet slagvaardig. Kortom, wat mij betreft allemaal vrij ernstige signalen. Daarom wil ik aan de Minister vragen of zij deze signalen herkent. In hoeverre is zij hiervan op de hoogte? Hoe beoordeelt zij deze signalen? Toeval of niet, er is sinds kort een nieuwe directeur DMO. Wij verwachten van de Minister samen met de nieuwe directeur DMO daadkracht en steun om een omslag binnen DMO te maken. Ik wacht heel graag de reactie van de Minister daarop af.

Ook over het Defensie Materieel Proces (DMP) bereiken ons regelmatig kritische geluiden, met name over onnodig ingewikkelde procedures en te lange doorloop van projecten. Voor de buitenwereld is vaak niet te begrijpen waarom het allemaal zo lang moet duren. Wij weten dat de Minister bezig is met een evaluatie. Kan zij, vooruitlopend op de uitkomsten, wellicht alvast een tipje van de sluier oplichten en melden waar zij mee bezig is? Hoe voert zij bijvoorbeeld de evaluatie uit? Mijn fractie hecht eraan dat de evaluatie zo veel mogelijk op basis van feiten plaatsvindt. Ik stel de Minister voor om bijvoorbeeld terug te kijken naar 50 projecten – ik laat het aantal aan de Minister over – en te bekijken hoe de besluitvorming heeft plaatsgevonden en waar dingen niet goed zijn gegaan. Dat kan heel waardevolle informatie opleveren waaruit je belangrijke lessen kunt trekken.

Ik ga ook kort in op de levensduurkosten, de LCC. In de begroting voor 2015 is een begin gemaakt om de totale kosten voor investering, exploitatie en afstoting in beeld te brengen. Het is duidelijk dat het hier om een heel complex, ingewikkeld onderwerp gaat. Het begin is gemaakt, maar de verdere verfijning zal nog een aantal jaren duren. Het is niet duidelijk wat de ambitie van de Minister daarbij is. Kan zij aangeven wat haar ambitie is voor het bereiken van de optimale situatie van de LCC? Wanneer wil zij die bereikt hebben?

De collega's hebben ook al opmerkingen gemaakt over reserveonderdelen. Ook wij maken ons daarover zorgen. De Minister geeft in de begroting voor 2015 aan dat zij daaraan wil werken. Zij reserveert hiervoor een deel van de extra middelen, zonder duidelijk aan te geven hoe zij dat precies wil doen. Graag krijg ik van de Minister een toelichting. Hoe wil zij het tekort aan reserveonderdelen oplossen?

Ook de helikoptercapaciteit is een belangrijk punt dat ik hier genoemd wil hebben. De gewenste inzetbaarheid van de helikopters is de afgelopen jaren niet gerealiseerd. De vraag naar helikopters overtreft al geruime tijd de beschikbare capaciteit. De problemen van de NH90 spelen daarbij een rol. Recent werd bovendien duidelijk dat het project voor vervanging en modernisering van de Chinooks vertraging gaat oplopen, terwijl de helikopter een kritische en schaarse capaciteit is, ook in internationaal verband. Dat hebben wij in Mali gezien. De helikopter is onmisbaar voor antipiraterijmissies en missies zoals in Mali, maar ook voor andere belangrijke zaken, zoals de kustwacht in het Caribisch gebied, piraterij, Search and Rescue en noem maar op. Daarom blijft de PvdA-fractie, naast deze verbeterpunten voor korte termijn, een visie voor de totale helikoptercapaciteit voor lange termijn een belangrijk punt vinden. Daarbij horen structurele oplossingen. Daarom vraag ik de Minister of zij bereid is om een langetermijnvisie voor de totale helikoptercapaciteit aan de Kamer voor te leggen.

Ik weet niet of ik nog voldoende tijd heb, maar als het kan, wil ik nog een paar punten aanstippen.

De voorzitter: U hebt in totaal 19 minuten. Daarvan hebt u nu 10,5 minuten gebruikt.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Oké. Dan houd ik het kort, zodat ik nog wat tijd over heb voor de tweede termijn.

Allereerst wil ik nog iets zeggen over het JSS. Vorig jaar heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor een volwaardige ligplaats voor het laden en lossen in Den Helder. De Minister heeft aangegeven dat zij openstaat voor alle initiatieven vanuit de regio om in civiel-militaire samenwerking naar een goed businessplan te kijken. Ik hoor dat zij daar heel goed bezig zijn met elkaar. Ik weet niet in hoeverre de Minister daarover al dingen vernomen heeft, maar vraag haar nogmaals om die ontwikkeling in Den Helder echt een kans te geven voordat zij verdere besluiten neemt over de kaders voor het JSS.

Dan nog kort iets over het project voor zelfbescherming van Apaches. In dit project worden de Apache-helikopters voorzien van een geïntegreerd zelfbeschermingssysteem tegen verschillende moderne typen luchtafweersystemen. In de oorlogen in Afghanistan en Irak en ook nu in Mali worden vooral lowtechwapens als AK-47-geweren en RPG's gebruikt. Onze Apaches vliegen momenteel in Mali, waar de tegenstanders dus met name lowtech wapens gebruiken. Kan de Minister aangeven wat voor soort wapens de luchtmacht op dit moment als grootste bedreiging ziet voor de Apaches? Gaat het dan om lowtech of hightech wapens? Als het hightech wapens zijn, bieden de bestaande voorzieningen bij de Apaches dan wel voldoende bescherming? En als het om lowtech wapens gaat, in hoeverre wil de manier daar dan verder onderzoek naar doen?

Als laatste wil ik het toch nog even hebben over het compensatiebeleid en de toepassing van richtlijn 81. Uit de brief van het kabinet over de toepassing daarvan, wordt duidelijk dat richtlijn 81 op korte termijn niet gaat brengen wat iedereen ervan had verwacht. Het is uiterst merkwaardig dat landen niet of nauwelijks van elkaar weten of richtlijn 81 wordt nageleefd, terwijl een van de beginselen van Europees aanbesteden juist transparantie is. Zeker op de politieke markt waarop militaire aanschaffingen zich afspelen en waarbij de Europese Commissie van mening is dat de toepassing van artikel 346 moet worden teruggedrongen, is volstrekte transparantie, ook van grote landen, essentieel. Ik hoor graag van de Minister hoe zij dit beoordeelt en wat er volgens haar moet gebeuren om toch tot meer transparantie en betere toepassing van richtlijn 81 te komen. Welke rol gaat Nederland spelen tijdens de transitiefase waar de Minister van EZ over gaat?

Ik laat het hier in eerste termijn bij.

De voorzitter: Dat is aan u, mevrouw Günal-Gezer. U hebt in eerste termijn 13,5 minuten gebruikt. U hebt dus nog ruime tijd over voor uw tweede termijn.

Mevrouw Hachchi wil nog een interruptie plegen.

Mevrouw Hachchi (D66): Mevrouw Günal-Gezer heeft in haar inbreng namens de Partij van de Arbeid op heel veel punten kritiek en op heel veel van die punten deel ik die ook. Ik heb echter nog wel een vraag over een onderwerp dat zij niet heeft genoemd in haar inbreng en dat is de transitieperiode van de F-16 naar de JSF. De Algemene Rekenkamer heeft daar vrij recent behoorlijke kritiek op geuit. Vind ik de Partij van de Arbeid aan mijn zijde bij het verzoek dat ik aan de Minister ga doen om met een nieuw en nauwkeuriger transitieplan te komen? Dit natuurlijk binnen de financiële grenzen die de Partij van de Arbeid vorig jaar bij dit project heeft neergelegd als voorwaarde.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik heb er begrip voor dat mevrouw Hachchi in dit overleg mij op dit punt uitdaagt, maar zij weet heel goed dat ik niet de woordvoerder op het dossier van de opvolger van de F-16 ben, maar mijn collega mevrouw Eijsink. Mevrouw Hachchi weet ook dat er een apart AO komt over de opvolging van de F-16. Dit lijkt mij dan ook niet de goede plek en de juiste tijd om hierover te praten.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik begrijp de reactie van mevrouw Günal-Gezer. Ook ik weet dat er een debat komt over de vervanging van de F-16 en ook over de begroting. We hebben het vandaag echter wel over het materieel en dat raakt ook de huidige vliegtuigen, de F-16's. Ik begrijp dat mevrouw Günal-Gezer mij nu geen antwoord kan geven. Als ik het aanvlieg vanuit de transitieperiode, waarop de Rekenkamer kritiek heeft geuit, vind ik het echter wel passend om het bij dit WGO in te brengen. Maar als mevrouw Günal-Gezer hier nu niet namens de Partij van de Arbeid op kan reageren, kan zij dat misschien straks in tweede termijn wel doen. Anders zal ik, als ik een motie heb ingediend, afwachten of ik op steun van de Partij van de Arbeid kan rekenen.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Volgens mij was ik volstrekt helder. Ik heb aangegeven dat wij wat de opvolger van de F-16 betreft, in een aparte AO daar uitgebreid over gaan debatteren, ook over het punt dat mevrouw Hachchi naar voren brengt. Op dit moment staan er nog voldoende andere belangrijke materiële onderwerpen op de agenda en daar beperk ik mij nu toe.

De voorzitter: U was al gekomen aan het eind van uw termijn. Ik heb daar al op geanticipeerd. Ik geef nu het woord aan de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. In het voorjaar van dit jaar voeren er een aantal Russische schepen in de wateren voor de Nederlandse kust, maar Defensie had toen geen schepen of helikopters beschikbaar om die in de gaten te houden en te volgen. Dat is eigenlijk een beetje gênante situatie, vind ik, en dat mag ook bepaald geen algemeen aanvaard verschijnsel worden in de toekomst. De vraag is daarom wat de Minister daaraan gaat doen.

De zorg die ik hierover uitspreek, zou je ook kunnen hebben als het gaat om onze luchtverdediging. Er zijn in ieder geval voldoende berichten waaruit blijkt dat steeds meer Russische jachtvliegtuigen en bommenwerpers zich, anders dan vroeger, onaangekondigd aandienen in wateren die bij Westerse landen horen, ook bij Nederland. Dan rijst toch de vraag, die ik dan ook aan de Minister stel, of zij zich geen zorgen maakt over dat fenomeen. Is zij van mening dat wat wij daarvoor nu aan luchtverdediging beschikbaar hebben, voldoende is? Als ik dat afzet tegen een aantal investeringen die Defensie doet in bijvoorbeeld Bushmasters en Chinook-helikopters, die natuurlijk niet uitsluitend maar toch vooral worden aangeschaft om missies in Verweggistan, bijvoorbeeld in Mali, te kunnen uitvoeren, dan rijst toch de vraag waarom wij de keuze maken om voor brandweerman in Afrika te spelen, terwijl zich hier bij ons zeker ook een brandrisico aandient. Zouden we er dan niet beter aan doen om onze schaarse middelen primair in te zetten voor de brandbestrijding in de regio waarin Nederland zich bevindt?

Dat brengt mij bij het punt van de inzet van de grote en dure marineschepen voor de kust van Somalië tegen de piraterij. Kan de momenteel toch zeer gering lijkende dreiging van piraterij niet gewoon worden afgeweerd door de inzet van militaire VPD's of beter nog door particuliere beveiligers? Zet dus in plaats van de 1 miljoen euro per maand kostende fregatten, VPD's en particuliere beveiligers in. Daarmee kan de Minister een aardig sommetje op jaarbasis besparen. Dat geld kan zij dan weer inzetten voor dringender aangelegenheden. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.

In 2014 en 2015 wordt er een interdepartementaal beleidsonderzoek uitgevoerd naar wapensystemen. Dat lezen we tenminste in de begroting. Daarbij wordt ook gekeken naar internationale samenwerking en geïntegreerde contracten bij aanschaf en onderhoud van wapensystemen. Mijn vraag is wanneer de Minister verwacht de Kamer te kunnen informeren over de uitkomsten van dit onderzoek. Ook zou ik graag van de Minister horen op welke wapensystemen dit onderzoek zich nu richt. Ik krijg hier graag wat meer verhaal bij.

Het materieel waar Defensie wel over beschikt, is tot grote frustratie ook van het personeel van Defensie vaak niet inzetbaar door een gebrek aan reserveonderdelen. Ik noem de NH90-helikopter, de Chinook, mijnbestrijdingsvaartuigen, en voertuigen van de landstrijdkrachten, in het bijzonder natuurlijk de CV90, waarvan 40% continu niet inzetbaar is. Door middel van extra investeringen – dat is weer het mooie – wordt wel een poging gedaan om dat probleem op te lossen. Echter, de verwachting die de Minister heeft uitgesproken, is dat die beperkingen ondanks die extra investeringen toch niet voor 2016 zijn opgelost. Wanneer dan wel? Zijn ze in 2016 dan wel opgelost?

Ik heb de indruk dat de extra gelden nu vooral worden gebruikt om voorraden aan te vullen. Dat zijn dus incidentele oplossingen. Lost dat het probleem wel op? Kan er niet meer worden gedaan om die reserveonderdelenproblematiek op te lossen? Het is toch bijna onvoorstelbaar dat een miljoenen euro's kostend voertuig als de CV90 wekenlang niet inzetbaar is omdat het onderhoudspersoneel niet beschikt over het juiste schroefje, klepje of rubberen ringetje. Mijn vraag aan de Minister is dan ook of en in hoeverre er binnen Defensie wordt onderzocht of bij toekomstige materieelprojecten al dan niet slimmere contracten gesloten kunnen worden om de reserveonderdelenproblematiek in haar geheel en ook structureel te tackelen. Wij willen namelijk graag een structurele oplossing op dit punt, maar ik zie dat in de huidige stukken van de Minister nog niet terug. Ik krijg graag een reactie van de Minister op dit punt en wijs er ook nog even op dat de Kamer vandaag een brief heeft gekregen van de stichting NIDV waarin juist ook wordt aangedrongen op die slimmere contracten. Ik zou de Minister, als ze daar nog niet mee bezig is, dus heel dringend willen vragen om daarmee aan de gang te gaan en om ons daarover in ieder geval iets meer te vertellen, als er al iets gebeurt.

De Cougar-helikopters worden nu à raison van 105 miljoen euro weer wat langer in de lucht gehouden. De NH90-helikopters vertonen allerlei mankementen waardoor ze verminderd of niet inzetbaar zijn. Die 105 miljoen extra, die Defensie dus moet ophoesten, om die Cougars in de lucht te houden, kunnen we blijkbaar niet verhalen op de leverancier van de NH90, terwijl de leverancier daarvan toch de nodige verwijten te maken zijn over het niet goed functioneren van die helikopters. Daarvoor ontbreekt blijkbaar de juridische grondslag.

Ik heb begrepen dat we wat de levering van de JSF betreft, in een soort gespannen fase terechtkomen. Als ik het goed begrepen heb, is er voor de F-16's eigenlijk geen uitstel meer mogelijk. We zitten met de huidige planning wat betreft de JSF's volgens mij al op die uiterste grens. Als ik het niet goed zeg, moet de Minister het straks maar corrigeren. Als we over die grens van tijdige levering van de JSF gaan, dan moet dus nog extra in de F-16's worden geïnvesteerd om die langer in de lucht te houden. Wellicht dreigt daar dus eenzelfde probleem als het probleem dat we nu hebben met het langer in de lucht houden van de Cougarhelikopters. Klopt dat? Klopt het dat Nederland zelf moet opdraaien voor het langer in de lucht houden van de F-16's dan we aanvankelijk dachten te moeten doen? Of kunnen we dat wel degelijk verhalen op de leverancier van de JSF?

Ik kom tot slot op de Patrioteenheden. We gaan terug van drie naar twee Patrioteenheden, zo heb ik begrepen. De Minister schudt nee. Dat is dus niet het geval? Dan heb ik het verkeerd begrepen en houd ik er meteen over op.

De voorzitter: We zullen het maar als een vraag beschouwen: om hoeveel zou dit gaan? We zullen zien wat daar dan straks op wordt geantwoord. Mijnheer De Roon, u hebt een kleine zeven minuten van uw spreektijd gebruikt. U hebt dus nog drie minuten voor uw tweede termijn. Ik geef nu het woord aan mevrouw Hachchi. Ik weet wanneer ik u een klein tekentje moet geven, maar begint u maar met uw betoog.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Vanochtend bespraken we de personele problemen en nu de materieelkist van de Minister. Die kist is soms letterlijk flink aan het roesten. Defensie kiest nog steeds voor het Zwitserse zakmes, maar ondertussen is het mes bot, is de zaag vastgelopen en heeft de kurkentrekker zichzelf vastgeschroefd.

De Minister wil alles: basiscapaciteiten, kortdurende inzet, langdurige inzet, nichecapaciteiten en meedoen met allerlei interventiemachten. De consequentie is: we doen alles een beetje met kunst- en vliegwerk tot het echt niet meer kan. Uiteindelijk betalen we daarvoor de rekening. Het zou goed zijn als de Minister prioriteiten gaat stellen, strategische keuzes maakt en investeringen en ambities in evenwicht brengt. Het is tijd voor een trendbreuk.

Voordat ik de verschillende materieelonderwerpen langsloop, heb ik een vraag aan de Minister over de incidenten. Het gaat daarbij veelal om corruptie in relatie tot materieel. Ik denk aan het wagenpark, aan ICT en aan de Kromhoutkazerne. Mijn algemene vraag aan de Minister is: hoe kan dit plaatsvinden en wat gaat de Minister doen om dit soort incidenten te voorkomen?

Het Materieel Projectenoverzicht, het MPO, is een aardige glossy, maar inhoudelijk is het weinig informatief. Bij zeven van de elf projecten met kostenstijging wordt geen toelichting gegeven. Ook is niet duidelijk hoe projecten vallen binnen de strategie van de krijgsmacht. Graag ontvang ik in het MPO van 2015 wel zo'n toelichting. Graag krijg ik daarop een toezegging van de Minister.

Mijn volgende punt is de helikopterhoofdpijn. Niet alleen worden de Chinooks flink duurder, ook het NH90-drama blijft voortmodderen. Ik heb begrepen dat Portugal hem al niet meer hoeft, dat Frankrijk de bestelling heeft vertraagd en dat Duitsland er minder wil. Het is niet zeker wat er met de laatste zeven Nederlandse helikopters gebeurt. Wel zeker is dat Defensie een fikse rekening krijgt. De kosten van corrosie en slijtage worden waarschijnlijk verhaald op de fabrikant, maar de andere noodzakelijke maatregelen kosten Defensie ruim 100 miljoen euro. En dat is slechts de rekening tot 2020, dus wie weet wat daar nog bij komt. Als de Minister besluit dat we de andere zeven helikopters niet meer hoeven, dan komt daar nog eens bijna 200 miljoen euro bij. Dat roept de vraag op: wat voor slechte contracten zijn er gesloten? Mijn fractie wil zo spoedig mogelijk het volledige kostenplaatje, dus tot 2023. Kan de Minister het contract openbreken, zodat Nederland niet die 186 miljoen euro moet gaan betalen voor helemaal niets als het uiteindelijk die zeven helikopters niet afneemt?

Wat betreft de JSF is de kogel nog niet helemaal door de kerk. We moeten namelijk de DMP-D-brief nog ontvangen. Mijn fractie maakt zich echter ernstig zorgen. In andere, aankomende debatten zal ik er uitvoeriger op ingaan, maar in het licht van de langetermijnmaterieelplanning gaat het mij nu vooral om de transitie van de F-16 naar de JSF. Ik zei het net al in mijn interruptie op mevrouw Günal-Gezer: de Algemene Rekenkamer waarschuwt dat het hoogst onzeker is of in de transitieperiode de exploitatie van jachtvliegtuigen niet over de financiële grens gaat. De Minister herinnert zich vast nog mijn motie van vorig jaar over de transitieperiode. Vandaag vraag ik, met de recente woorden van de Rekenkamer als steun in de rug, de Minister opnieuw om een nauwkeurig transitieplan naar de Kamer te sturen. Als uitleg en toezegging zou ik vandaag willen horen dat de exploitatiekosten van de jachtvliegtuigen gedurende de transitieperiode binnen de vastgestelde financiële grens blijven.

Dan kom ik op de Patriots. Waar de heer De Roon stopte, ga ik dan maar verder. Ook de perikelen met de Patriots kan ik niet onvermeld laten. Het is een nichecapaciteit, zo zeer zelfs dat de missie in Turkije wordt gestopt. Het trekt een te zware wissel op het personeel en het materieel is helemaal op. Ik heb één vraag: wanneer is deze nichecapaciteit weer inzetbaar?

Door alle moeilijkheden met het materieel staat de operationele inzetbaarheid flink onder druk. Overal staat het, in brieven en in de begroting: er is een beperkt voortzettingsvermogen, er is sprake van beperking van ondersteuning in de operaties, bij alle krijgsmachtonderdelen gelden beperkingen op het gebied van materiële gereedheid en alle wapensystemen kampen met een tekort aan munitie of reserveonderdelen. Het is goed dat de Minister hier ruiterlijk over naar buiten treedt, maar het is minder goed dat hier geen concrete oplossingen voor worden aangedragen. Het zal niet voor 2016 zijn opgelost, schrijft de Minister. Ik zal hier bij de begrotingsbehandeling op terugkomen, maar dan weet de Minister nu alvast dat dit een heel belangrijk punt is voor mijn fractie.

Voor de investeringen op lange termijn ontbreekt een goede onderbouwing van de investeringsquote. Meerdere collega's hebben hier al aandacht voor gevraagd. In voorgaande jaren was de planning vaak niet realistisch. Voor 2013 en 2014 samen hebben we het over een afboeking van bijna 1,1 miljard euro van de verplichtingen. Het was lucht volgens de Minister van Financiën. Ik snap dan ook niet waar deze nieuwe optimistische cijfers vandaan komen. Ik zou graag vóór de begrotingsbehandeling een toelichting ontvangen op de berekening van de investeringsquote en daarbij een onderbouwing krijgen met plannen voor verwerving die aan die quote ten grondslag liggen.

Om de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen van de krijgsmacht te vergroten, kan meer leasen een optie zijn. Dan kun je beter inspelen op wat je op korte termijn nodig hebt, in plaats van decennialange verplichtingen aan te gaan. Je kunt ook leasen van de fabrikant of van andere landen. Daar zijn verschillende voorbeelden van. Tsjechië en Maleisië bijvoorbeeld leasen de Saab Gripen. Ook UAV-capaciteit wordt geleased. Er vindt ook al pooling en sharing plaats. Defensie heeft al eens een Apache van de Amerikanen geleased, heb ik begrepen. Ik heb ook begrepen dat er in het DMP echt een optie is waarbij gekeken wordt naar leasemogelijkheden, maar volgens mij kan het nog een stuk beter. Is de Minister bereid te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om meer te gaan leasen? Kan de Minister daarbij inventariseren voor welke plannen voor aanschaf van materieel leasen een optie is, en de Kamer daarover informeren?

Ik hoor graag van de Minister hoe zij haar materieelkist weer gaat oppoetsen, de investeringen weer op orde gaat brengen en de operationele inzetbaarheid gaat verbeteren. Op dat laatste zullen wij bij de begrotingsbehandeling uitvoerig terugkomen. Wat wel duidelijk is, is dat het ook hier tijd is voor een trendbreuk.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Het is irrationeel en zeer onverstandig om te blijven bezuinigen op Defensie terwijl Nederland en de NAVO zowel in oorlog zijn met ISIS als worden uitgedaagd door een expansief Rusland. Toch gebeurt het onder leiding van deze VVD-minister van Defensie. Er is helemaal geen trendbreuk, zoals zij ons steeds voorhoudt, maar juist een afbreuk van de krijgsmacht. Het Defensiebudget blijft maar dalen tot groot afgrijzen van de Commandant der Strijdkrachten, de secretaris-generaal van de NAVO en bondgenoten, zoals de Verenigde Staten.

Het is van groot nationaal belang dat onze krijgsmacht zo snel mogelijk meer slagkracht krijgt. Meer slagkracht betekent dat deze Minister splinternieuwe CV90's niet voor een fooi moet verkopen, maar deze juist moet behouden. Meer slagkracht betekent dat zij uitstekende mijnenjagers niet buiten dienst moet stellen, maar juist weer in gebruik moet nemen. Mijn fractie wil dat er per direct een stop komt op de verkoop van deze goede wapensystemen. Waarom gaat de Minister door met deze kapitaalvernietiging? Is zij blind voor de enorme bedreigingen waarmee Nederland wordt geconfronteerd?

Er is ruim 5 miljard extra nodig voor onze krijgsmacht. Van alles moet meer er komen: meer fregatten, meer maritieme helikopters, meer straaljagers en meer cybercapaciteit. En ja, er moeten ook weer nieuwe tanks komen. Dankzij de VVD en de PvdA heeft Nederland straks nog maar twee tanks over, in een museum wel te verstaan.

De voorzitter: Noemde u de PvdA? Ik zie dat mevrouw Günal-Gezer hierop wil reageren.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik zat te luisteren naar het betoog van de heer Bontes. Volgens mij zat de PvdA niet in het vorige kabinet. Als ik mij niet vergis zaten toen de VVD met het CDA en de PVV in het kabinet.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Wat is de vraag? Wat moet ik daarop zeggen?

De voorzitter: Het zou een vraag kunnen zijn. We kunnen het ook als een feitelijkheid beschouwen.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Als ik mij niet vergis was de heer Bontes toentertijd lid van de PVV-fractie en die heeft mede ingestemd met die maatregel. Mijn vraag aan de heer Bontes is wat hij daarvan vindt.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het is een beetje flauw dat er teruggegrepen wordt op een periode uit de tijd van een fractie waar ik niet meer in zit. Ik ben daar ook niet verantwoordelijk voor. Ik ben nu verantwoordelijk voor de gang van zaken in een nieuwe fractie, een nieuwe partij. Wij pleiten voor 5 miljard extra voor Defensie. Dat heb ik van het begin af aan gedaan. Mevrouw Günal-Gezer weet hoe het gaat in een fractie. Je kunt niet altijd je zin krijgen. Ik neem aan dat dit binnen de PvdA-fractie niet anders is. Dus ja, wat valt mij te verwijten?

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik verbaas me uitermate over de uitspraak van de heer Bontes. Volgens mij blijf je altijd verantwoordelijk voor een besluit dat genomen is, los van het feit bij welke partij je nu zit.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik ben het daar niet mee eens.

De heer De Roon (PVV): Ik voel me ook wel aangesproken, omdat de PVV ter sprake kwam. Volgens mij zaten wij niet in dat kabinet en hadden wij ook geen deal over deze zaak met dat kabinet.

De voorzitter: Mijnheer Bontes, wilt u hierop reageren? Het is geen vraag natuurlijk.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Nee, geen vraag, maar wel een ondersteunende opmerking van mijn collega De Roon. Inderdaad, het was een gedoogconstructie en wij waren niet verantwoordelijk in de zuivere zin van het woord.

Om de slagkracht te versterken moeten ook de vier drones die Nederland heeft gekocht van het type Reaper worden bewapend. Andere gebruikers, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk binden wel Hellfire-raketten onder deze toestellen. Zij gebruiken hun drones namelijk waarvoor die zijn bedoeld: als middel om luchtaanvallen uit te voeren op terroristen. Waarom doet Nederland dit niet? Graag hoor ik of de Minister haar padvindersmentaliteit wil laten varen en onze drones wil bewapenen in de strijd tegen ISIS.

Ten slotte het volgende. Defensie betaalt jaarlijks ongeveer 100 miljoen aan omzetbelasting bij de aankoop van materieel. Mijn fractie wil dat de Defensie-uitgaven worden vrijgesteld van btw. Ook op die wijze kan meer geld worden besteed aan de versterking van de slagkracht.

De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Bontes. U bleef net binnen de tijd. U houdt wel weinig ruimte over voor uw tweede termijn: tien seconden ongeveer. Dat is net genoeg voor een motie, als u dat zou wensen. Ik wijs u er alvast maar op.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb wel een paar moties, maar ik zal ze heel snel voorlezen.

De voorzitter: Daar doet u ons geen plezier mee.

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de kant van de Kamer. Normaal gesproken schorsen we even voor de beantwoording. Dat doen we nu ook, maar dan wel met in ons achterhoofd dat de beantwoording moet plaatsvinden en moties moeten kunnen worden ingediend. Ik stel daarom voor, een kwartier te schorsen.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat is niet genoeg. Ik ga heel snel praten, maar ik heb een langere schorsing nodig.

De voorzitter: Het hangt er zeer van af of u tijd kunt winnen met de beantwoording, maar dan schorsen we iets langer.

De vergadering wordt van 15.30 tot 15.50 uur geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Met het oog op de klok is mij gevraagd om direct de vragen te beantwoorden en ik zal conform handelen. Ik begin met de investeringsquote, waarover door vele Kamerleden, zo niet alle, is gesproken, en dat begrijp ik maar al te goed. De heer Vuijk is er niet, maar hij heeft het helder omschreven. Het afgelopen jaar is niet al het investeringsgeld uitgegeven en dat is niet goed. Een moderne krijgsmacht moet voldoende investeringsruimte hebben om hoogwaardige systemen te vervangen of te moderniseren, om de relevantie van de krijgsmacht in de toekomst te bestendigen. We kunnen de slagkracht van de krijgsmacht met nieuwe investeringen verbeteren. Die behoefte is er, zoals ook is opgemerkt.

Voor de komende jaren is elke euro van het investeringsplan daarvoor benodigd. Die euro's zijn er, zoals men in de begroting kan zien, maar de vraag is wat er gebeurt bij de realisatie daarvan. Het gaat dus niet zozeer om de hoogte van het budget als wel om de realisatie, zeg ik even in het bijzonder tegen de heer Knops. Er is wel sprake van uitstel, maar niet zozeer van afstel van plannen, laat dat duidelijk zijn. Door de onbeperkte eindejaarsmarge gaat het budget niet verloren. Dat is goed nieuws. Vorig jaar hebben wij in de onderhandelingen met het Ministerie van Financiën binnengehaald dat er een onbeperkte eindejaarsmarge is. Gelukkig maar, want deze komt ons nu even goed uit.

Het herstel van het investeringsniveau heeft prioriteit. Dit traject zal niet van de ene op de andere dag gerealiseerd zijn, dat weet ik ook, maar ik verwacht dat de problemen van tijdelijke aard zijn, in de zin van een aantal jaren, en dat het mogelijk is om de investeringspercentages in de komende jaren te laten groeien naar het gewenste en voorheen ook gerealiseerde niveau. Dit acht ik van belang om ook in de toekomst de krijgsmacht, onze mannen en vrouwen bij Defensie, te voorzien van het juiste materieel.

Laat duidelijk zijn dat het behalen van het percentage niet alleen afhankelijk is van een gevulde organisatie en een goedlopende verwervingsketen, maar ook van factoren zoals tijdige levering door leveranciers en een efficiënt en ongestoord verloop van het verwervingsproces, waardoor de problemen niet altijd aan de kant van Defensie zitten. We hebben gezegd dat we in de komende tijd maatregelen nemen om de verwervingsketen te verbeteren. Ik kom daar straks nog even op terug.

Net als de nieuwe directeur DMO ben ik van mening dat de effecten de komende jaren zichtbaar zullen worden in een betere realisatie van de investeringsquote. We zeiden dat de investeringsquote in 2014 naar verwachting lager zou uitkomen dan de 15,7% die vorig jaar in de begroting was voorzien. In de eerste suppletoire begroting is die verwachting al bijgesteld naar 14,8%. We hebben er toen uitgebreid over gesproken. Hierover is ook een brief aan de Kamer toegezonden. Binnenkort wordt de Kamer bij de tweede suppletoire begroting geïnformeerd over het vermoedelijke verloop van het quotum dit jaar. De bedoeling daarvan is om de Kamer tussentijds op de hoogte te stellen.

Ik verwacht dat we lager uitkomen dan die 14,8%, zoals eerder besproken. De Rekenkamer heeft de factoren al met de Kamer gedeeld, zoals ik al zei. Door een veelheid van factoren is het een moeilijke opgave om die investeringsquote te bereiken. Net als de nieuwe directeur DMO en anderen ben ik zeer gemotiveerd om dat voor elkaar te boksen. In de brief van 2 juli 2014 heb ik geschreven dat de inzet is om een investeringspercentage van bijna 20 te bereiken bij de geplande uitgaven vanaf 2017.

De heer Knops (CDA): Ik zal niet weerspreken dat deze Minister buitengewoon gemotiveerd is. Het punt is dat de investeringsquote in de afgelopen jaren telkens niet gehaald is. Bij de tabel geeft de Rekenkamer aan dat dit naar verwachting in de komende jaren ook niet gaat gebeuren. Hij waarschuwt voor grote risico's op dit punt. De Minister zegt dat zij dat gaat oppakken en oplossen, maar ik vraag haar om reële doelstellingen te formuleren. In hoeverre is dat mogelijk? In de afgelopen jaren bleek telkens dat al die ambities niet gehaald zijn, dus de geschiedenis spreekt niet in het voordeel van de stelling van de Minister. Met andere woorden: hoe kunnen wij ervan uitgaan dat dit de komende tijd wel de goede kant opgaat?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik deel uw terughoudendheid. Intern heb ik hierover van mijn hart geen moordkuil gemaakt. Hoe heeft het zo kunnen gebeuren? We hebben natuurlijk ook te maken gehad met bezuinigingsopgaven die even snel verhaald werden. Daar hebben we ook last van gehad.

We hebben nu niet zozeer last van de beschikbaarheid van geld maar van de realisatie van het beschikbare geld, het omzetten ervan in harde investeringen. Mevrouw Günal-Gezer verwees terecht naar de professionalisering. Ik zeg daar gelijk bij dat deze niet de enige silver bullet is, maar zij is wel een belangrijk onderdeel daarvan. De professionalisering van de verwervingsketen is overigens breder dan alleen maar DMO. Ook de functionaliteiten bij de CdS, de HDBV en de HDFC behoren daartoe. We moeten de kennis van het Defensiebedrijf, de bedrijfsvoering, de markt en omgeving, aanbestedingsregels en methodieken verder professionaliseren. Daar zijn we nu druk mee bezig. We moeten het actueel houden en waar nodig versterken.

Ik heb eerder aangegeven dat we behoefte hebben aan specialistische capaciteit. Dan doel ik met name op DMO, als het gaat om het hebben van kennis over de markt. Ik heb het dus over smart specifiers en smart buyers. Je moet weten wat je koopt. Als je die kennis zelf niet in huis hebt, wat vroeger wel het geval was bij Defensie, moet je ervoor zorgen dat je in ieder geval de mensen op de juiste plek hebt met de juiste expertise, die uiteindelijk overgaan tot de verwerving van die spullen. Die specialistische functies, zeg ik in het bijzonder tegen mevrouw Günal-Gezer, zijn ook bedoeld om effectieve en doelmatige keuzes bij de verwerving van materieel mogelijk te maken.

De link naar de reductie op de staven, die voortvloeit uit de Beleidsbrief 2011, wil ik nu niet leggen. Eén ding zeg ik wel: ik aarzel niet om bij te plussen in fte's als dat noodzakelijk is om de verwervingsketen beter op orde te brengen. Met die exercitie is de nieuwe DMO slechts vorige week van start gegaan. Daar verwacht ik wel resultaat van.

De heer Vuijk vroeg of het mogelijk is om meer juridische verplichtingen af te sluiten.

De voorzitter: Mevrouw Hachchi heeft toch nog een interruptie. Ze aarzelde even.

Mevrouw Hachchi (D66): Het was een interruptie van de heer Knops over de investeringsquote. Ik wilde het antwoord afwachten en daarna bepalen of ik zelf nog een interruptie had. Ik begrijp dat de heer Knops geen behoefte heeft aan een vervolg.

De voorzitter: Dat begrijp ik. U wees naar de heer Knops, maar hij stak zijn vinger niet op. Het is zijn eigen interruptie. Als u zelf een interruptie hebt, kunt u die plegen.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb een vraag over de investeringsquote. Ik hoor zinnen als «we gaan ertegen opboksen» en «professionalisering is nodig». Ik wil het helder hebben. Er zijn twee punten bij mij blijven hangen. Ten eerste geeft de Minister aan dat het probleem niet zozeer de hoogte van het budget is maar meer de realisatie, oftewel, er is genoeg geld maar we krijgen het niet uitgegeven. Begrijp ik de Minister goed? Dan snap ik namelijk de inbreng van mijn collega's en die van mijzelf niet, waarin sprake is van een investeringsquote die niet gehaald wordt. We zouden te weinig geld hebben om te kunnen investeren. Dat is mijn eerste punt. Ik hoor graag van de Minister waar het om gaat. Is er genoeg geld dat we niet weggezet krijgen? Of blijft het probleem van het budget met betrekking tot de investeringsquote gewoon overeind? Zo heb ik het probleem tot nu toe begrepen.

Mijn tweede punt is de vraag die ik eraan gekoppeld heb: is de Minister bereid om een toelichting naar de Kamer te sturen over de wijze waarop die investeringsquote berekend is en over de bijbehorende plannen met betrekking tot de verwerving die eraan ten grondslag ligt?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik gaf net al aan dat het budget niet zozeer het probleem is, maar wel de realisatie ervan. Uitstel van verplichtingen betekent geen afstel. Het is dus heel fijn dat we vorig onderhandeld hebben met het Ministerie van Financiën waardoor we nu een onbeperkte eindejaarsmarge hebben. Hierdoor wordt het budget niet zomaar afgeschreven, maar kunnen we het meenemen naar volgende jaren. Dat is maar goed ook.

Door de reorganisaties en de bezuinigingsopgaven hebben we natuurlijk een verlaging gehad van het investeringsbudget om bepaalde taakstellingen goed in te vullen. Het grootste deel van de reorganisatie is nu voltooid. Dat betekent ook dat heel veel veranderingen binnen de organisatie voltooid zijn, althans, de grens ervan is in zicht. Uiteindelijk kan de hele keten dan weer tot rust komen, of het nu gaat om een behoeftestelling, een verwerving, een betaling enzovoorts. De gehele keten doet er dus toe. Daar hebben we op dit moment last van.

Ik gaf net echter al aan dat het niet alleen maar om de verwervingsketen gaat. De tijdige levering door leveranciers van met name nieuw materieel, van reservedelen maar ook van totaalproducten, is soms fors vertraagd. Dat is overigens niet specifiek voor Nederland. In de debatten in Duitsland zie je dit ook. We hebben te maken met een markt die uiteindelijk heel klein is, met een paar hoofdrolspelers. Daar hebben wij af en toe ook last van. Zoals gezegd, neemt Defensie echter alle maatregelen om de verwervingsketen te verbeteren. Momenteel worden die ook inzichtelijk gemaakt. De inzet is dat een en ander de komende jaren zichtbaar zal verbeteren. Ik geloof daar ook in. Vorig jaar heb ik op 2 juli een lange brief aan de Kamer gestuurd over de investeringsquote. Ik weet niet welke informatie de Kamer daar nog meer over wil ontvangen, maar als de leden dat in de tweede termijn concreet kunnen maken, bekijk ik of die informatie voorafgaand aan de begrotingsbehandeling met de Kamer kan delen.

Er is gesproken over de professionalisering van de verwervingsketen en over de reservedelen. Laat één ding duidelijk zijn: we rapporteren niet over specifieke tekorten, maar vooral over de inzetbaarheidsdoelstellingen. Het kan dus zo zijn dat we op bepaalde terreinen volgens de eigen gegevens tekorten hebben, maar wel kunnen voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Als er tekorten worden gesignaleerd, betekent dat dus niet per definitie dat de krijgsmacht niet inzetbaar is. De inzetbaarheidsdoelstellingen zijn uiteindelijk leidend voor ons. Het is ook niet mogelijk om generiek aan te geven wanneer de reservedelenvoorraad op peil is, aangezien dat per wapensysteem verschilt. Voor een groot en complex systeem zal het langer duren om een oplossing te vinden dan voor een eenvoudig systeem; dat spreekt voor zich. De omvang van de voorraad berust op de vereiste materiële gereedheid van wapensystemen en de verwervingsstrategieën. Daarbij is altijd sprake van een afweging tussen kosten en beschikbaarheid. Het is dus niet zo dat alles per definitie op hetzelfde moment hoeft te rijden, te vliegen, te varen en ga zo maar door. Dat willen wij wel heel graag, maar dat is niet per definitie noodzakelijk met het oog op de inzetbaarheidsdoelstellingen. De ambitie moet natuurlijk zijn om zo veel mogelijk materieel rijdend, vliegend en varend te hebben – laat daar geen misverstand over bestaan – maar ik wil de Kamer wel verzoeken om de vraag of de inzetbaarheidsdoelstellingen worden gehaald leidend te laten zijn, ook in deze debatten.

Hoe dan ook, er is een meerjarig budget van 135 miljoen vrijgemaakt voor het oplossen van de interne problematiek met betrekking tot de voorraden in 2011. Op grond van de nota In het belang van Nederland is het budget voor materiële exploitatie met 50 miljoen per jaar structureel verhoogd. In de ontwerpbegroting 2015 is voor 2016 wederom een eenmalig budget van 10 miljoen vrijgemaakt voor reservedelen, waardoor de afhankelijkheid van levertijden wordt verminderd. Met deze maatregelen wordt beoogd om de gereedstellingsvoorraden in 2016 op orde te hebben. Voor de inzetvoorraden worden momenteel normen vastgesteld. Ook in de ontwerpbegroting 2015 is meerjarig budget vrijgemaakt voor aanvullende investeringen in inzetvoorraden.

De heer Vuijk vroeg nog naar de rol van de kennisinstituten. Deze vraag had ik moeten betrekken bij mijn beantwoording van de vragen over de investeringsquote. Ik heb wel vaker met de heer Vuijk gesproken over de nauwe samenwerking tussen Defensie en de industrie en de kennisinstituten. Dat is de zogenoemde gouden driehoek, die ik koester. Met de investeringen in kennisopbouw worden ook de kennisinstituten in staat gesteld om nieuwe kennis te genereren en in stand te houden. Zij adviseren en ondersteunen de Defensieorganisatie in de rol van smart customer bij de beleidsvorming en de verwerving en het onderhoud van materieel. Kortom, die samenwerking is intensief en hecht, zoals ik de Kamer al vaker heb geschetst. Het goed gebruikmaken van de aanwezige kennis bij de industrie en de kennisinstituten is cruciaal voor Defensie, alleen al vanwege het feit dat wij niet meer alle kennis zelf in huis hebben.

Ik heb net al gesproken over de reservedelen. De heer De Roon stelde daar nog een specifieke vraag over. Ik denk dat ik net helder heb toegelicht dat wij verwachten dat wij, met de maatregelen die wij al vanaf 2011 aan het nemen zijn, in 2016 tot de juiste gereedstellingsvoorraden komen.

De heer Van Dijk – hij is nu niet aanwezig, maar hij heeft mij verzekerd dat zijn medewerker goed meeluistert – vroeg hoeveel F-16's er nu eigenlijk operationeel zijn. Ik heb die vraag onlangs in een ander debat beantwoord. Toen heb ik gezegd dat Defensie in de praktijk nu elf toestellen operationeel inzet en vier als operationele reserve. Vier toestellen worden ingezet in de Baltische staten. Zes plus twee toestellen worden ingezet in Irak. Dat is in totaal twaalf. Daarnaast zijn er nog enkele toestellen voor de QRA in Nederland. In 2015 zullen er volgens de doelstelling van de begroting voor 2015 gemiddeld elf F-16's volledig operationeel zijn en gereed zijn. De aantallen operationele F-16's fluctueren echt van dag tot dag; dat heb ik toen ook gezegd. Dat hangt af van de vraag of zij in onderhoud zijn of niet, et cetera. Op dit moment zijn er dus elf toestellen operationeel. Daarmee blijven wij dus binnen de kaders van de inzetbaarheidsdoelstelling.

De heer Van Dijk vroeg ook of het verschuiven van materieelprojecten, zoals dat is aangegeven in het MPO ...

De voorzitter: De Minister begint aan een nieuwe categorie. Er zijn echter nog vragen over de investeringsquote van de heer De Roon, de heer Vuijk en mevrouw Günal-Gezer.

De heer De Roon (PVV): Ik wil even verifiëren of ik het goed begrepen heb. De Minister zegt: vanaf 2016 is de reserveonderdelenproblematiek structureel opgelost. Kies ik nu een juiste bewoording of klopt dat toch niet?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik weet niet meer welke bewoordingen ik exact heb gebruikt, maar we beogen wel om in 2016 de meeste problematiek te hebben opgelost. Maar dat geldt bijvoorbeeld niet voor de NH90, waarvoor we duidelijk wat meer tijd nodig hebben. Daar heb ik de Kamer ook al eerder over geïnformeerd. Het geldt dus niet generiek voor alle wapensystemen, maar het algemene beeld moet wel zijn dat we dan de meeste problemen hebben getackeld.

De heer Vuijk (VVD): De Minister was begonnen met het beantwoorden van een vraag over het juridisch verplicht vastleggen van investeringen. Ik zat op het puntje van mijn stoel, maar toen kwam mevrouw Hachchi er met een interruptie tussendoor. Vervolgens is het antwoord daarna niet afgemaakt. Ik hoorde wel een begin van een beantwoording maar heb daarna de crux niet meer gehoord.

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Vuijk heeft helemaal gelijk. Ik was begonnen met te zeggen dat een juridische verplichting ontstaat op het moment dat een contract wordt afgesloten. In die zin begint het realiseren van een investering natuurlijk altijd met het afsluiten van een contract. Ik heb net al iets gezegd over de verplichtingen. Je kunt iets beleggen met plannen, maar het moet daarna nog worden omgezet in de gewenste verplichtingen om tot daadwerkelijke realisatie over te gaan. Het is daarom zaak om de komende tijd zo veel mogelijk verplichtingen aan te gaan. Ik heb al aangegeven dat het in de eerste begroting is gezakt naar 14,8%. Ik voorspel een verdere verlaging als het gaat om de investeringsquote, maar in 2015 is bijvoorbeeld wel gepland om voor een groot aantal projecten verplichtingen aan te gaan. Ik noem de Chinook, de MALE UAV, VOSS, de F-35 en ga zo maar door. Dan zul je dat ook onmiddellijk weer terugzien in de realisatie van de investeringsquote.

De heer Vuijk (VVD): In de stukken kwam ik een percentage van 66 tegen. Mag ik hieruit opmaken dat het gaat oplopen? Is dan de wens 100% of ligt het percentage ergens daartussen? Gaat het alleen oplopen?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb net geschetst dat je voor een betere realisatie meer verplichtingen moet aangaan. Dat betekent ook dat het percentage zal moeten stijgen. Ik geef overigens nog een vrij somber beeld voor de komende tijd. Alle inzet is erop gericht om de komende tijd toe te groeien naar de realisatie van die 20%. Aan het budget zal het niet liggen.

De heer Van Dijk heeft gevraagd of de verschuiving van de elf materieelprojecten gevolgen heeft voor de operationele gereedstelling. Hij spreekt over het voortzettingsvermogen, over de inzetbaarheidsdoelstellingen.

De voorzitter: Voordat u doorgaat, geef ik eerst mevrouw Günal-Gezer nog even de gelegenheid om haar vraag over de investeringsquote te stellen.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik heb inderdaad ook nog een vraag over de investeringsquote. De Minister geeft aan dat zij samen met de nieuwe directeur van DMO gemotiveerd is om orde op zaken te stellen teneinde de investeringsquote te kunnen halen. Ik proef echter tegelijkertijd dat er toch nog heel wat moet gebeuren om dat te bereiken. Er wordt heel veel nadruk gelegd op het invullen van de specifieke functies in de totale verwervingsketen. Als die allemaal ingevuld zijn, hebben we dan het probleem opgelost? Zijn er nog andere problemen waar iets mee gedaan moet worden?

Ik heb nog een tweede vraag. De Minister zegt: kijk niet alleen naar de tekorten, maar kijk vooral naar de inzetbaarheidsdoelstellingen. Een tekort zegt niet altijd alles over de inzetbaarheid. Ik wijs op de laatste alinea van de brief van 9 oktober 2014 over de rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en de operationele knelpunten 2014. Daarin staan dingen als «de krijgsmacht kon in de eerste helft van 2014 voldoen aan de gevraagde inzet, maar het kostte aanzienlijke inspanningen». Er is sprake van een aantal hardnekkige beperkingen, vooral een lage beschikbaarheid. Er komen dus toch wel heel veel beperkingen terug in één alinea. Hoe verhoudt de uitspraak van de Minister dat je niet moet kijken naar tekorten maar vooral naar de inzetbaarheidsdoelstellingen, zich met deze alinea?

Minister Hennis-Plasschaert: Die alinea schrijven we natuurlijk niet zonder reden op. Ik geef duidelijk aan dat het ijs hier en daar dun is. Ik heb vanmorgen, tijdens het debat over personeel, al aangegeven dat het heel mooi is dat we er 150 miljoen euro bij hebben gekregen in het herfstakkoord en nog 100 miljoen afgelopen zomer, maar dat daarmee de problemen voor Defensie niet ineens zijn opgelost. Er is meer geld nodig. Dat beogen we de komende jaren met de trendbreuk. Ik hoop van harte dat het economisch tij dusdanig wordt dat we inderdaad kunnen gaan werken aan de weg omhoog voor Defensie en daarmee de dunne plekken in het ijs, die er onmiskenbaar zijn, zeker als je parallel en gelijktijdig vele missies draait, verder kunnen versterken. De inzetbaarheidsdoelstellingen zijn echter gehaald. Dat is steeds het uitgangspunt geweest voor de organisatie.

Voorzitter. Ik ben vergeten een vraag van mevrouw Günal-Gezer te beantwoorden. Door haar interruptie kwam ik er weer op. Zij vroeg of ik in een volgende begroting een toelichting op de berekening van de investeringsquote wil opnemen. Dat wil ik natuurlijk doen. Ik zal het in het vervolg in de begroting zetten. De Defensiebegroting, inclusief de ontvangsten, wordt verminderd met de uitgaven die vallen onder het HGIS-regime, het BIV. Het deel van het Defensiebudget voor investeringen, artikel 6, wordt hiertegen afgezet. Het percentage dat hier uitkomt, is de investeringsquote. Ik kan me goed voorstellen dat het handig is als dit soort toelichtingstekstjes erbij staan. Dat zal ik dus doen. Daarmee kom ik tegemoet aan het verzoek van mevrouw Günal-Gezer.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb ook een verzoek gedaan inzake de investeringsquote, namelijk om voor de begrotingsbehandeling de berekeningen voor de huidige begroting naar de Kamer te sturen. Uit de toezegging die de Minister net deed, begrijp ik dat er in het vervolg een toelichting in de begroting zal worden opgenomen. Mijn verzoek betrof de begroting die nu voorligt. Wil de Minister de Kamer een brief sturen met de wijze waarop de investeringsquote nu is berekend?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik gaf net aan hoe de investeringsquote wordt berekend. Ik gaf ook aan dat ik op 2 juli – dat is weliswaar ver voor Prinsjesdag – een enorm uitgebreide brief heb gestuurd over de investeringsquote en de wijze waarop een en ander in zijn werk gaat. De investeringsplannen die ten grondslag liggen aan de realisatie zijn opgenomen in het MPO. Mevrouw Hachchi noemde dat net een glossy; daar komen we zo meteen nog even op. Er is een hoeveelheid aan informatie beschikbaar die bij elkaar hoort en in samenhang moet worden beoordeeld. Ik ben dus even zoekende naar wat mevrouw Hachchi nog meer wil, bovenop wat al beschikbaar is aan informatie.

Mevrouw Hachchi (D66): Dan heb ik de Minister niet goed begrepen. Welke toezegging heeft ze dan net gedaan aan de PvdA-fractie over de toelichting op de berekening van de investeringsquote?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb net heel snel aan mevrouw Günal-Gezer verteld hoe we tot de investeringsquote komen. Ik heb toegezegd om dat te definiëren in de begroting. Alle plannen die ten grondslag liggen aan de investeringsquote, zitten echter gewoon in het MPO.

Mevrouw Hachchi (D66): Het gaat mij om de begroting die nu voorligt en om de berekening van de investeringsquote die de Minister nu heeft opgenomen. Ik zeg dit ook naar aanleiding van de opmerking die de Rekenkamer op dit punt heeft gemaakt. Mijn verzoek aan de Minister is of ze die toelichting voor de huidige begroting kan geven. Ik begrijp dat de Minister mij op pad stuurt om zelf het MPO en alle andere stukken bij elkaar te pakken en al puzzelend te achterhalen hoe de investeringsquote is berekend. Als ze dat niet bedoelt, wat ik opmaak uit haar non-verbale communicatie, ben ik daar blij om. Mijn verzoek blijft dan wel overeind staan.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik kom er in tweede termijn op terug. Ik zoek iets waarvan ik zeker weet dat het eerder met de Kamer is gedeeld, maar dat zoek ik zo meteen even rustig op. Ik kom dan terug op de nadere toelichting. Ik vraag mevrouw Hachchi niet om te puzzelen, maar wel om de documenten die met heel veel zorg worden voorbereid, in samenhang te beoordelen. Ik zeg u één ding over de investeringsquote: er liggen plannen aan ten grondslag en die zijn opgenomen in het MPO. In het MPO kunt u precies zien wat is uitgesteld en wat is vertraagd et cetera.

Hoe dan ook, ik ga even door met de vragen van ...

De voorzitter: ... de heer Van Dijk. Hij is er niet, maar hij zit vast wel iemand in de zaal die voor hem meeluistert.

Minister Hennis-Plasschaert: Niet alleen de heer Van Dijk maar ook mevrouw Günal-Gezer vroeg om het overzicht van de levensduurkosten. Wanneer worden die kosten definitief in de begroting verwerkt? Ik heb daar al een paar brieven over naar de Kamer gestuurd. Ik heb daar ook al eerder met haar over gesproken. Het overzicht waar de heer Van Dijk heel specifiek naar vroeg, zit al in de begroting voor 2015. In bijlage 4.2 is het Financieel overzicht Wapensystemen opgenomen. Het betreft een overzicht van de investeringen en exploitatiekosten van wapensystemen. Het gaat mevrouw Günal-Gezer met name om de systematiek, en terecht! De systematiek van de levensduurkosten zal in 2017, zoals ik bij herhaling heb aangegeven, structureel zijn ingebed in de processen en systemen van Defensie. Die inbedding is echt een meerjarig proces, met de nodige uitdagingen. Ik denk dat de Algemene Rekenkamer dat ook duidelijk heeft gemaakt. De Rekenkamer houdt mij scherp op dit punt.

De heer Van Dijk vroeg ook of ik hem een specifiek overzicht kan geven van niet-werkende wapensystemen, maar op dit moment is er geen sprake van niet-werkende wapensystemen. We hebben wel per wapensysteem verschillende problemen. Zo hebben we soms problemen met de reservedelen en daarmee ook de materiële gereedheid. Als mij zou worden gevraagd waar op dit moment de grootste knelpunten zitten, kan ik het volgende antwoorden. Ik heb al een en ander over de NH90 gedeeld met de heer De Roon. De heer Van Dijk heeft de CV90 al bij herhaling aan de orde gesteld. Zo zijn er nog wel een paar andere punten, zoals de wielvoertuigen. We moeten heel erg alert zijn op de C-130. Er zijn gewoon knelpunten, maar de inzetbaarheidsdoelstellingen worden nog steeds gehaald.

Is het goed genoeg? Moet het ambitieniveau zodanig zijn dat alles vaart, vliegt en rijdt? Ook dat heb ik al aangegeven. Bij voorkeur willen we dat dit het geval is, maar het is niet erg realistisch.

Kunnen we een ruwe inschatting krijgen van de prijsverhogingen van projecten? Die inschatting kan ik niet op voorhand geven, want de prijsverhogingen zijn afhankelijk van een hoeveelheid factoren, waaronder tijd. Ze zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de vraag of een project gebruikmaakt van nieuwe technologieën. Maar ook staalprijzen, olieprijzen et cetera kunnen van invloed zijn. Al deze verschillende factoren maken het lastig om een voorspellend vermogen los te laten op de projecten.

Ik kom op de NH90. Zoals de meesten van u zelf al opmerkten: de kosten van de aanpassingen die nodig zijn vanwege de corrosieproblematiek, claimen we bij de industrie. Dat lijkt mij ook de enige optie. Voor alle duidelijkheid: dat geldt ook voor de extra onderhoudskosten van de NH90. De kosten daarvan worden geschat op 3,2 miljoen in de periode van 2015 tot en met 2020.

Ik kom op de inzet van de Cougar. Linksom of rechtsom, er moet helikoptercapaciteit beschikbaar komen. Het is niet normaal om de vervangingscapaciteit dan ook maar voor rekening van de fabrikanten te laten komen. Daar hebben we nog wel even goed naar gekeken, ook met behulp van juristen. Ook in de civiele markt is dit geen vanzelfsprekendheid. Ik dacht: voordat we hier gelijk weer op 2–0 achterstand staan ... Maar feit is dat we die helikoptercapaciteit beschikbaar hebben. In de lijnen van de heer Knops heb ik gezegd dat die Cougarcapaciteit beschikbaar moet komen. Dat is niet gratis. We hebben dat ook verwerkt in het extra geld dat we afgelopen zomer bij Prinsjesdag hebben gekregen. Als de heer Van Dijk de begroting heeft gelezen – hij is er niet, maar hij stelde deze vraag – ziet hij ook dat de extra Cougarcapaciteit in die reeks is verwerkt.

Mevrouw Günal-Gezer stelde terecht het Defensie Materieel Proces aan de orde. Dat is een lang, slepend en bijna adembenemend evaluatieproces geworden. Zij vroeg of ik alvast kan vooruitlopen op de evaluatie. Dat kan ik niet. Ik kan wel een paar dingen schetsen. Als ik vooruit zou lopen op de evaluatie, zou ik deelaspecten belichten en daarmee zou ik misschien het totaalbeeld ondermijnen. Ik kan wel zeggen dat er momenteel twee activiteiten parallel worden uitgevoerd. De evaluatie van het DMP wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek, zoals de Kamer tijdens de technische briefing heel duidelijk naar voren heeft gebracht. Dat verzoek hebben we gelijk willen inwilligen. In deze evaluatie wordt onderzocht in hoeverre het DMP nog aan de gestelde beleidsdoelstellingen voldoet. Is het doeltreffend, is het doelmatig et cetera? Deze evaluatie wordt uitgevoerd door een projectteam van mijn ministerie, maar er is ook een externe en onafhankelijke deskundige aangesteld, die bij de evaluatie betrokken wordt en die, conform de richtlijnen uit de RPE, de evaluatie zal voorzien van een onafhankelijk onderdeel.

Dan kom ik op het projectteam. De doelstelling van het DMP is ook weer verbonden aan de informatievoorziening aan de Kamer. Het projectteam zal op individuele basis voormalige en huidige leden van uw vakcommissie voor interviews uitnodigen. Hiermee beogen we een zo scherp mogelijk beeld te krijgen, niet alleen van de door ons gewenste doelmatigheid en doeltreffendheid, maar ook van de wensen van de Tweede Kamer als het gaat om de informatievoorziening vanuit het DMP. Naast de interviews met de leden wordt natuurlijk ook gepraat met het Ministerie van Financiën en het NIDV. Parallel aan die evaluatie wordt er nu bottom-up gewerkt aan een herontwerp van de procesgang bij materieelprojecten. Dat betekent dat vanuit het perspectief van de uitvoeringspraktijk en de veranderende omstandigheden een procesaanpassing wordt uitgewerkt die past bij de bedrijfsvoering.

Mevrouw Günal-Gezer vroeg zich af of we dan ook lering zouden trekken uit eerdere materieelprojecten. Ja, dat spreekt voor zich. Zij noemde het getal 50. Dat was willekeurig, begreep ik later. Ik heb uit mijn hoofd geen idee hoeveel materieelprojecten uit het verleden hierbij betrokken worden, maar het spreekt voor zich dat we dit doen aan de hand van de ervaringen die we in het verleden hebben opgedaan.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik heb een aanvullende vraag over de evaluatie van het DMP, heel kort. In hoeverre worden de defensie-industrie en het bedrijfsleven betrokken bij die evaluatie?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik weet niet of daar interviews mee gaan plaatsvinden, maar het spreekt voor zich dat ook zij hun visie en hun mening reeds hebben kunnen mededelen of dat nog gaan doen. Volgens mij zijn zij daar ook deel van.

Er is gevraagd naar een visie op de helikoptercapaciteit. Die visie is vrij simpel. Defensie moet voldoende helikopters hebben om de operationele doelstellingen waar te maken. Als de Commandant der Strijdkrachten en ik gezamenlijk tot inzetbaarheidsdoelstellingen komen en we vervolgens geen helikopters bijplussen, dan slaat dat nergens op. De vraag waar het om gaat, is: hebben wij voldoende helikopters om de inzetbaarheidsdoelstellingen te realiseren?

Ik heb eerder met de Kamer uitgebreid gesproken over de NH90. Ik wil dat debat niet overdoen, maar we hebben gezegd dat in 2018 al wat meer balans komt, maar dat we echt nog wat meer tijd nodig hebben om te komen tot een evenwicht in vraag en aanbod. We hebben het dan over 2023. Daarom is recent ook besloten tot de aanschaf van extra helikoptercapaciteit. Denk aan de Cougars waar ik net over sprak, maar bijvoorbeeld ook aan de aanschaf van de extra Chinooks. We proberen steeds, en daar zullen we ook niet mee stoppen, om te bezien hoe we vraag en aanbod sneller en beter met elkaar in balans kunnen brengen.

Ik schets hier nu de maatregelen die we al hebben genomen, maar de visie is echt simpel. We hebben voldoende helikopters nodig om waar te maken wat we hebben afgesproken in de inzetbaarheidsdoelstellingen.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Nog even over de helikoptercapaciteit. Ik dank de Minister voor haar antwoorden, maar ik vind wel dat de Minister hier heel snel overheen stapt. Het is simpel. De simpelheid zit in het feit dat je die helikopters gewoon moet hebben voor allerlei taken. Dat is inderdaad heel simpel. De moeilijkheid zit in het feit dat het niet lukt om vraag en aanbod voor lange termijn op een structurele manier bij elkaar te brengen. De kern van mijn vraag is dan ook of de Minister de zaken goed uiteen kan zetten, met een heldere visie wanneer zij wat bereikt wil hebben en met structurele maatregelen. Dit komt nu iedere keer in allerlei verschillende verbanden terug, of het nu in Mali is, in antipiraterij of het probleem van de NH90. Ik ben op zoek naar een totaaloverzicht met een heldere visie op vraag en aanbod van helikopters.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik zie helemaal geen problemen met onze helikoptercapaciteit in Mali, dus misschien kunt u dat nog even wat preciezer maken. Dat punt ontgaat mij namelijk.

Het probleem zit hem vooral bij de NH90. Los van wat reserveonderdelenproblematiek bij de Chinooks zit hét probleem bij de NH90. Daarover heeft de Kamer heel veel informatie van mij ontvangen, inclusief schets hoe wij dat zo veel mogelijk proberen te adresseren, onder meer met inzet van de Cougar. Wij hebben ook aangegeven hoe wij per missie alsnog proberen te werken, bijvoorbeeld met de helikopter van de US Coast Guard. Wij hebben de Kamer een hoeveelheid maatregelen gepresenteerd, maar bij de NH90 zit het probleem. In 2018 verwachten wij daarin al wat meer balans, als het gaat zoals wij hopen dat het gaat. In 2023 moet de balans volledig hersteld zijn. De disbalans wordt steeds kleiner. Ik zoek dus even wat u bedoelt, want de NH90 opereert bijvoorbeeld niet in Mali.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik heb Mali niet het probleem genoemd, maar ik heb aangegeven dat de schaarse helikoptercapaciteit ons iedere keer voor de keuze stelt. Wij hebben daar helikopters nodig. Wij hebben bij de antipiraterijmissies ook meegemaakt dat wij op een helikopter van een ander rekenden, maar dat het niet doorging. Wij komen iedere keer problemen met de helikoptercapaciteit tegen. Ik wil niet zozeer zeggen dat Mali een probleem is, maar de helikopters zijn schaars, wij hebben ze nodig en de vraag zal heus niet minder worden. Integendeel, de vraag zal eerder meer worden. Dat is de achterliggende gedachte achter mijn vraag. Dit vraagt om een gedegen langetermijnvisie met structurele oplossingen. Is de Minister bereid om zo'n verhaal naar de Kamer te sturen?

Minister Hennis-Plasschaert: U brengt mij in de verleiding om dit te gaan betrekken bij het proces waarin wij uitvoering gaan geven aan de motie-Van der Staaij. De helikopter is een heel belangrijke strategische enabler. Daarmee doe ik hem zelfs nog tekort, want hij kan voor een hoeveelheid van zaken worden ingezet: gevechtstaken, transport, tactisch, strategisch en noem het maar op. Je hebt de NH90, de Chinook, de Apache en ga zo maar door dus nodig. De visie is dat wij aan onze inzetbaarheidsdoelstellingen willen voldoen. In de nota In het belang van Nederland is een specifieke paragraaf opgenomen waarin staat hoe wij de vraag een beetje dempen. Wij hebben daarin ingespeeld op de behoefte om vraag en aanbod meer met elkaar in balans te brengen. Later werden wij geconfronteerd met de corrosieproblematiek. Daarover heb ik de Kamer toen apart geïnformeerd. Als het gaat over het belang van de helikopter en het feit dat de helikopter een schaars goed geworden is, niet alleen in Nederland, maar ook binnen de NAVO en de Europese Unie, dan is dit iets wat je zou moeten betrekken bij de uitwerking van de motie-Van der Staaij.

De voorzitter: Heel kort, mevrouw Günal-Gezer.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Volgens mij begrijpen de Minister en ik elkaar heel goed, behalve in het volgende. Alle zaken die de Minister inbrengt, zijn zaken die nu spelen. Het gaat mij om de vraag hoe dit zich in de toekomst gaat ontwikkelen, welke visie wij daarop hebben en hoe wij het geregeld willen hebben.

Minister Hennis-Plasschaert: Het lijkt mij goed om nu gewoon toe te zeggen dat ik dit betrek bij de verdere uitwerking van de motie-Van der Staaij. Die is niet morgen uitgewerkt, want voor de begrotingsbehandeling krijgt de Kamer een procesbrief en daarna neemt het nog enige tijd in beslag. Ik ga ervan uit dat wij daarin de helikoptercapaciteit meenemen.

Mevrouw Hachchi (D66): De Minister zegt dat het probleem bij de NH90 ligt. Zij heeft heel veel informatie naar de Kamer gestuurd en zij heeft geprobeerd om het probleem te adresseren. Zij heeft een hoeveelheid maatregelen gepresenteerd. Uit de laatste informatie die de Kamer heeft gekregen, blijkt dat nog niet duidelijk is of wij de corrosie- en slijtageproblematiek daadwerkelijk kunnen verhalen op de leverancier. Daar komt bij dat de kosten van het langer doorvliegen met de Cougar, doordat er problemen zijn met de NH90, ook niet verhaald kunnen worden bij de leverancier. Hoe slecht zijn de contracten die wij gesloten hebben, als zulke kosten niet te verhalen zijn? Kan de Minister de Kamer een volledig kostenplaatje schetsen van de problematiek met de helikopters en de NH90, zodat wij straks niet weer verrast worden met een nieuwe brief en nieuwe kosten? Mijn derde vraag gaat over die zeven toestellen. Als wij die gaan afbestellen en niet afnemen, krijgen wij die kosten dan helemaal terug van de leverancier?

Minister Hennis-Plasschaert: Om met dat laatste te beginnen: ik hoop van harte dat het niet zover komt dat wij moeten afbestellen. Wij hebben de NH90 heel hard nodig. Als wij tot sluitende afspraken met de fabrikant kunnen komen, wil ik graag verder met de NH90. Ik heb dit eerder al met u gedeeld. Uw fractievoorzitters zijn bijvoorbeeld een halfjaar geleden op bezoek geweest en hebben de NH90 in actie gezien. We worden nu geconfronteerd met onderhoud dat langer duurt door die corrosieproblematiek. Maar als de NH90 vliegt, dan vliegt hij en doet hij het fantastisch goed en heeft hij meer capaciteiten dan we eerder hadden durven dromen. Ik zit dan ook helemaal niet op de lijn dat we die zeven heli's maar even moeten afbestellen, want we hebben die zeven NH90's heel hard nodig.

Ik moet echter wel eerst tot sluitende afspraken komen met de fabrikant. De fabrikant had toegezegd om voor eind september een roadmap naar ons te zullen sturen en die hebben wij ook voor eind september ontvangen. Die wordt nu nader bestudeerd. Dat doet Defensie niet alleen, dat doen we samen met het NLR en anderen. We moeten namelijk goed op het netvlies hebben wat zij beogen en stellen en wat de oplossingsrichtingen zijn. Als die beoordeling klaar is, kunnen we de afspraken met de fabrikant verder afronden, waarbij het dan ook gaat om het verhalen van de kosten. Ik gaf net al aan dat de fabrikant de onderhoudskosten betaalt.

Ik heb net ook heel duidelijk aangegeven dat het niet een heel dom contract is. Er kan heel veel gezegd worden over de NH90 – dat hebben mevrouw Hachchi en ik in het verleden ook met elkaar gedeeld – en over hoe het is gegaan, zonder lead nation en zonder lead industry, maar we gaan dan heel ver terug in de tijd. Dit is echter niet een heel dom contract, want als je kijkt naar hoe het werkt in de civiele markt – daar hebben we natuurlijk ook even naar gekeken – dan is het recht op vervangende capaciteit niet per definitie afgedekt in de contracten. Daar moet je zelf voor opdraaien. Dat hebben we goed laten uitzoeken, ook door juristen. Het is echter een ingewikkeld contract en het is ook een contract naar Frans recht. Dat heb ik eerder ook met u gedeeld. Zij gaan vele kosten voor hun rekening nemen, maar helaas niet, zoals ik het nu voorspel, de vervangende kosten van de Cougar-helikopter. Ik heb die Cougars, in afstemming met de C3, de oppositiepartijen die betrokken waren bij de onderhandelingen en in afstemming met het Ministerie van Financiën, in de reeks verwerkt om ervoor te zorgen dat we ook in de nabije toekomst over voldoende helikoptercapaciteit zouden kunnen blijven beschikken.

Mevrouw Hachchi (D66): Als we het dan hebben over het volledige kostenplaatje tot 2023, dan betreft dat dus de bedragen die we nu als Kamer hebben ontvangen. Er komen geen euro's meer bij. Heb ik de Minister zo goed begrepen?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik zeg nu uit mijn hoofd dat de Cougar-capaciteit is verwerkt in de reeks tot 2020. Ik heb op dit moment niet een voorspellend vermogen tot 2023, maar ik zal mijn best doen om bij de volgende rapportage over de NH90 het op te rekken tot 2023. Ik praat nu uit mijn hoofd, omdat ik de laatste rapportages niet voor mijn neus heb liggen.

Mevrouw Hachchi (D66): Dan zou ik willen afspreken dat de Minister, als zij de onderhandelingen met de leverancier heeft afgerond, de Kamer zo spoedig mogelijk informeert over het volledige kostenplaatje tot 2023. Dan is volgens mij ook helder wat zij terug gaat krijgen en wat niet. Ik trek ook de conclusie dat er geen sprake is van het afbestellen van de zeven toestellen.

Minister Hennis-Plasschaert: Als de fabrikant doet wat hij belooft en het niet gaat om toestellen met een heleboel problemen, die niet voor rekening van de fabrikant zijn. We gaan er echter van uit dat, gezien de wijze waarop de fabrikant zich op dit moment presenteert, met veel gedrevenheid en veel inzet, we uiteindelijk tot een goed besluit en sluitende afspraken kunnen komen tussen Defensie en de fabrikant. Zodra die roadmap en die sluitende afspraken er zijn, zal ik de Kamer daarover informeren. Daarbij zal ik proberen om alvast een doorkijkje te geven tot 2023. Volgens mij, zeg ik nu uit mijn hoofd, hebben we dat tot 2020 gedaan. Als het nog niet kan, omdat we nog meer gegevens nodig hebben, dan verwerk ik die informatie in de eerstvolgende rapportage.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Als ik de Minister goed beluister, zijn er problemen met maritieme helikopters. Om dat probleem op te lossen worden er Cougars ingezet. Dat zijn echter transporthelikopters die hier niet geschikt voor zijn. Is de Minister bereid om naar de Amerikanen te gaan en Siouxen aan te schaffen om dat gat te dichten en dat probleem op te lossen en om de inzetbaarheid – waar mijn collega van de Partij van de Arbeid het over had – echt te garanderen? Dat probleem ligt er namelijk wel.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb in de laatste Kamerstukken over de NH90 ook aangegeven dat de Cougar zich inderdaad niet leent voor allerlei maritieme taken, dat daar wellicht aanpassingen voor nodig zijn en dat we dat aan het bekijken zijn. Het simpelweg even aanschaffen van de Amerikaanse helikopters, zoals de heer Bontes nu voorstelt, zal een enorm financieel beslag opleveren. Ik ga er nog steeds van uit dat wij straks, zoals beoogd, gewoon met alle NH90's kunnen gaan vliegen. We werken overigens samen met de Amerikanen, maar dat is niet wat de heer Bontes wil horen. Dat betreft de inzet van heli's van de US Coast Guard.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Hoeveel geld zou de Minister hebben om dat gat in de capaciteit te dichten en om naar de Amerikanen te gaan om een aantal Siouxen te kopen, zodat vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd? Waar praten we dan ongeveer over?

Minister Hennis-Plasschaert: Het weer in gebruik nemen van de Cougars tot 2020 kost volgens mij ruim honderd miljoen euro; meer is er dus niet. Voor dat bedrag heb je niet een aantal helikopters gekocht.

De voorzitter: De Minister gaat door. Ik wil de eerste termijn graag over tien minuten kunnen afsluiten.

Minister Hennis-Plasschaert: Dan kom ik bij de businesscase voor de JSS-kade. Mevrouw Günal-Gezer heeft mij gevraagd om de ontwikkelingen in Den Helder een kans te geven. Dat heb ik vorig jaar al gezegd te willen doen; ik sta daar dus hartstikke open in. Bij brief van april 2014 heb ik ook aangegeven dat er op dit moment niet is voorzien in een kade in Den Helder, omdat we op dit moment voor het laden van zwaar materieel gebruikmaken van een civiele haven in Nederland of daarbuiten. In juni hebben we met elkaar gewisseld dat ik natuurlijk opensta en zal blijven staan – dat is dus niet veranderd sinds juni – voor initiatieven van de gemeente Den Helder om via een sluitende businesscase toch tot de aanleg van zo'n kade te komen. We zijn in overleg met de gemeente Den Helder. Dit heeft in ieder geval naar mijn weten nog niet geleid tot een concreet voorstel op dit punt, maar ik bevestig nogmaals dat ik er altijd voor opensta, omdat de samenwerking met vele gemeenten, en in het bijzonder met de gemeente Den Helder, mij veel waard is. Echter, ook bij ons kunnen de euro's maar één keer worden uitgegeven. Een sluitende businesscase is voor mij dus toch wel van zeer groot belang.

Mevrouw Günal-Gezer vroeg mij om aan te geven welke wapens als grootste bedreiging worden gezien voor onze Apache. Ik heb er toevallig onlangs zelf in mogen meevliegen. Het zijn buitengewoon geavanceerde platforms met ontzettend veel mogelijkheden om dreigingen tegen te gaan. Ik kan nu echter niet in het openbaar een detailoverzicht gaan geven van kwalificaties van bedreigingen en middelen. Daarmee zou ik mezelf om operationele redenen behoorlijk uit de markt prijzen. Staat u mij dus toe om dat misschien een keer in een vertrouwelijke, technische briefing te doen, maar ik kan het niet hier in het openbaar doen.

Aanbestedingsrichtlijn 81 blijft natuurlijk een interessant onderwerp van gesprek. Ik voorzie dat wij daar ook de komende jaren nog volop aandacht aan zullen moeten besteden. Dat geldt niet alleen voor mij maar zeer zeker ook voor de Minister van Economische Zaken. De heer Vuijk gaf terecht aan dat als je de cijfers goed bekijkt er nog echt geen sprake is van een open markt. De Nederlandse defensie-industrie is natuurlijk ook voor ons van belang, ook als we kijken naar onze nationale veiligheid. Die industrie heeft dan ook speciale aandacht nodig om kansen te creëren, maar ook om continuïteit te bewerkstelligen. De strategie voor de defensie-industrie, die naar ik meen vorig jaar nog is herzien, beschrijft vrij intensief hoe deze speciale aandacht eruitziet. Bij elke aanbesteding kijken we heel goed – dat doe ikzelf, maar ik word daarin ook scherp gehouden door de Minister van Economische Zaken – naar hoe de belangen van Nederland het beste kunnen worden gediend. Hierbij gaat het natuurlijk ook om de operationele belangen van Defensie, want uiteindelijk heeft de operationale inzetbaarheid van de krijgsmacht voor mij de allerhoogste prioriteit. Daar kan de nationale industrie een buitengewoon belangrijke rol in spelen. We blijven dan ook streven naar die open markt, maar het is echt een proces van lange adem. Ik zal er in iedere Europese Raad die zich daarvoor leent, op blijven hameren, maar eenvoudig is het zeker niet.

De heer Vuijk vroeg hoe het zit met het Multi Role Tanker Transportvliegtuig (MRTT). Dat heb ik aangegeven in het MPO 2014, maar ik herhaal het hier met liefde. Om precies te zijn: het staat op pagina 80. In de huidige planning is dat voorzien voor 2020/2023. Volgens mij staat hierover ook een alinea in de gisteravond door mij afgetekende brief ter voorbereiding op de informele Raad van Defensieministers van volgende week. Zo niet, dan praat ik de commissie nog even bij in het AO EU-Defensieraad.

De heer De Roon vroeg naar de kansen voor de VPD's en particuliere beveiligers in relatie tot de dreiging van piraten. Die discussie gaan we hier nu niet voeren. Het is onmiskenbaar waar dat de dreiging van piraterij is afgenomen. Iedereen die kennis van zaken heeft, blijft wel waarschuwen dat we niet simpelweg de activiteiten kunnen stopzetten. Doen we dat wel, dan zullen we heel snel worden geconfronteerd met opnieuw een opmars van die piraterij. De piraterij is niet alleen teruggedrongen door inzet van VPD's of particuliere beveiligers, maar vooral ook door de aanwezigheid van onze fregatten in de regio. Deze hebben ook bepaalde transporten beveiligd. Dat leent zich niet altijd voor die VPD's. Met andere woorden: je moet nog steeds blijven zoeken naar de optimale mix. Er wordt zowel binnen Ocean Shield als binnen Atalanta heel goed gekeken naar wat we in de toekomst nog nodig hebben. Ik voorzie dat Ocean Shield zal worden teruggeschaald, maar we gaan niet helemaal stoppen en alleen maar focussen op VVD's ... «Op VVD's»? Nou ja! Sorry, ik bedoel: op VPD's. In het AO over Ocean Shield en Atalanta kom ik daar mogelijk op terug.

De voorzitter: Ik begrijp dat de Minister een probaat middel voor de Piratenpartij heeft, maar die partij heeft de Kamer nog niet bereikt.

Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Hachchi sprak over incidenten met fraude. Roepen dat er fraude is of dat er misschien wel sprake is van fraude, kan ook een afschuwelijk frame met zich brengen, terwijl het in de praktijk niet zo is. Wat wel zo is, is dat ik naar aanleiding van een signaal dat de heer Knops in een debat heeft gegeven, niet heb geaarzeld om te bekijken of er sprake is van een noodzaak tot een onderzoek. Dan begin je met een soort onderzoek, dat echter vrij oppervlakkig is, en als er dan voldoende aanknopingspunten zijn, besluit je tot een diepgaander onderzoek. Dat onderzoek vindt nu plaats. De Kamer is daarover geïnformeerd. Als er conclusies uit het onderzoek komen, zal ik niet aarzelen om die met de Kamer te delen. Maar: eerst de feiten, dan de conclusies. Ik vind die verhalen van fraude dit en fraude dat lastig. De integriteit van Defensie staat bij al onze medewerkers voorop. Dat sluit niet uit dat er weleens een rotte appel tussen zit. Dat geldt voor iedere organisatie. De integriteit van onze medewerkers binnen de organisatie heeft volop de aandacht, niet het minst bij onze medewerkers zelf. Over mogelijke fraude of mogelijke misstanden bij ICT-aanbestedingen heb ik de Kamer geïnformeerd.

Ik kom op de transitiefase. We vliegen echt van links naar rechts als het gaat om de onderwerpen. Ik hoop dat de woordvoerders mij nog kunnen volgen. Nu gaat het even over de fase van transitie van de F-16 naar de F-35. We bekijken op dit moment – volgens mij heb ik dat vorig jaar ook aangegeven – heel goed hoe de jaarlijkse exploitatiekosten binnen de geldende financiële kaders kunnen worden gehouden, ook tijdens de transitie van de F-16 naar de F-35. Die inventarisatie is nog niet voltooid. Het is ook niet zo dat de F-35 morgen instroomt. Dat is pas over vijf jaar het geval. Ik zou dus willen zeggen: kijk met mij uit naar de D-brief. Die komt later dit jaar, dan wel begin volgend jaar. Ik verwacht dat ik in die brief wat meer informatie zal kunnen geven, maar ik kan nu niet vooruitlopen op de uitkomsten, want die inventarisatie is nog gaande.

Mevrouw Hachchi zegt heel terecht dat de Algemene Rekenkamer heeft opgemerkt dat er een risico is van hoge exploitatiekosten tijdens de transitie naar de F-35. Dat is ook voor ons een zeer belangrijk aandachtspunt. Het spreekt voor zich dat het risico niet uit de lucht komt vallen, omdat je gedurende een bepaalde periode met twee verschillende typen jachtvliegtuigen werkt. Als je dan kijkt naar de draaiknoppen tijdens de transitieperiode, dan kom je al snel uit bij de inzetbaarheidsdoelstellingen en het aantal kisten dat operationeel wordt ingezet. Nogmaals, die inventarisatie is nu gaande. Daarover hoop ik de Kamer meer informatie te verschaffen bij het uitkomen van de D-brief. Tegelijkertijd zeg ik ook dat die inventarisatie nu plaatsvindt en dat die echt de kaders duidelijk moet maken, maar dat de details pas in de komende jaren worden uitgewerkt. Ik denk dat mevrouw Hachchi, net als ik overigens, heel nieuwsgierig is welke draaiknoppen we precies hebben om ervoor te zorgen dat we tijdens de transitieperiode binnen de geldende financiële kaders blijven.

De voorzitter: Realiseert u zich dat we uitlopen, mevrouw Hachchi? Ik geef u het woord voor uw vierde interruptie, en daar zou ik het graag toe beperken, als dat kan.

Mevrouw Hachchi (D66): Het gaat er niet om dat ik nieuwsgierig ben naar de manier waarop we binnen dat financiële kader blijven. Volgens mij is er een duidelijke afspraak. Ik zou graag van deze Minister een duidelijke uitspraak willen horen dat zij, ook als het om de transitieperiode gaat, binnen de vastgestelde financiële kaders blijft. Ik zou ook graag duidelijk horen of we die transitieperiode echt in de D-brief gaan terugzien. De JSF komt inderdaad niet volgend jaar invliegen, maar de Minister is zelf meerdere keren heel helder geweest over de aanloopperiode die nodig is in dit project om bepaalde besluiten te nemen. Daar hoort die transitieperiode ook bij. Dat zijn dus twee dingen waarop ik graag nog een reactie van de Minister zou horen.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik gaf zojuist, wellicht te vriendelijk, aan dat de informatie over de kaders van de transitiefase in de D-brief komt. Ik zei zelfs aan welke draaiknoppen ik denk te moeten draaien om binnen de geldende financiële kaders te blijven. Ik dacht het een keer vriendelijk te zeggen, maar ik zal het voortaan wat stelliger brengen. We blijven binnen de kaders en de Kamer krijgt meer informatie in de D-brief.

Mevrouw Hachchi vroeg ook of er bij Defensie meer materiaal kan worden geleased in plaats van overal altijd maar eigenaar van te willen zijn. Ik snap heel goed wat zij zegt. De fabrikant of een bepaald land laat het echter niet altijd toe om te leasen, maar dat is duidelijk. Een leaseconstructie is in feite een financieringsconstructie met huur, huurkoop en koop als andere vormen. De afweging van de voor- en nadelen van zo'n constructie maakt eigenlijk al deel uit van onze reguliere bedrijfsvoering. Voor alle materieel, informatievoorzienings- en infrastructuurprojecten met een financiële omvang groter dan 25 miljoen euro geldt dat in het kader van het DMP een afweging wordt gemaakt, een sourcingsafweging bijvoorbeeld. In deze afweging worden ook integrale contractvormen zoals lease bezien aan de hand van een businesscase. Dat was in het verleden minder het geval. Dit is een trend in de afgelopen jaren; dat deel ik met mevrouw Hachchi. Een leaseconstructie kan zeker een optie zijn bij civiel gangbare middelen. Ik denk dat dat voor iedereen duidelijk is. Bij specifiek defensiemateriaal kan dat omwille van effectiviteit, veiligheid, fabrikant of land van herkomst allemaal wat ingewikkelder zijn. Hoe dan ook, we nemen dit mee in de reguliere bedrijfsvoering. Het maakt daar reeds deel van uit. Ik denk ook dat we dit er bij de herziening van het DMP nog wat duidelijker in kunnen zetten, maar volgens mij kom ik hiermee volledig aan mevrouw Hachchi tegemoet.

Dan kom ik op de tanks. Natuurlijk doet dat pijn bij Defensie. De heer Knops en ik hoeven elkaar daarover niets wijs te maken. Dat is in gang gezet met de beleidsbrief uit 2011. Ik meen ook dat een eerdere verkoop van die tanks is mislukt. Als ze in de verkoop staan, is er op een gegeven moment ook een moment dat je ze wilt verkopen omdat het geld oplevert voor Defensie. Maar ik ben er wel zeer op gebrand om, overigens met de Kamer, kennis en expertise in de krijgsmacht te behouden als het gaat om de tanks. Er werd verwezen naar Duitsland. De gesprekken zijn gaande. We zijn bezig om de afspraken met Duitsland vorm te geven. Toevallig is daarover later deze week een overleg voorzien. Zodra ik wat meer beeld en geluid op het netvlies heb naar aanleiding van dat overleg kan ik de Kamer een brief sturen met de stand van zaken als het gaat om internationale samenwerking op het punt van de tanks.

De heer Knops (CDA): Betekent dit ook dat de Minister de laatste tanks – het zijn er niet zo veel – in ieder geval wil aanhouden als een soort «no regret» om samenwerking met de Duitsers mogelijk te maken? Als je er geen hebt, kun je helemaal niks meer. Dan ben je volstrekt afhankelijk. De geschiedenis van hoe het is gegaan met de tanks is bekend. Nu is het de vraag of een cesuur moet worden gemaakt en dat we deze kans moeten grijpen om met de Duitsers samen te werken. Aangezien deze Minister zeer ambitieus is op dat gebied, kan ik mij bijna niet voorstellen dat zij daartegen is.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik zal de Kamer over de verdere uitwerking informeren na het nader overleg met de Duitsers. Dan ga ik ook in op de resterende tanks.

De heer Knops heeft gevraagd naar Combat Support enerzijds en Combat Service Support anderzijds. Dit zal ik betrekken bij de verdere uitwerking van de motie-Van der Staaij. Voor de begrotingsbehandeling ontvangt de Kamer een procesbrief. De interdepartementale uitwerking duurt echt wat langer, zoals de Minister-President toen naar aanleiding van de motie tegen de heer Van der Staaij heeft gezegd.

Mevrouw Günal-Gezer gaf aan zich zeer veel zorgen te maken over het functioneren van DMO. Een aantal van die opmerkingen herken ik en een aantal niet. Feit is dat een hoeveelheid aan acties in gang is gezet. Ik hoop dat we met heel veel energie en inzet van de nieuwe DMO tot de juiste balans komen als het gaat om professionaliteit, openheid, omgevingsgerichtheid en resultaatgerichtheid. Dat is het cultuurtraject dat we binnen DMO zijn gestart.

De voorzitter: Mevrouw Günal-Gezer heeft een vraag. Dit wordt haar vierde en tevens laatste interruptie.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik ben blij om te horen dat de Minister een aantal opmerkingen over DMO herkent en dat zij bezig is om daar verbetering in door te voeren. Ik vraag de Minister niet om daar vandaag meer over te vertellen, maar ik zou het wel op prijs stellen als zij bereid is om ons te informeren als er verbeteringen doorgevoerd zijn. Zou zij ons bijvoorbeeld schriftelijk kunnen informeren over de verbeteringsprocessen bij DMO?

Minister Hennis-Plasschaert: In het voorjaar komt er nog een AO over materieel. Dan is er wat tijd overheen gegaan. Het lijkt mij aardig om het dan te agenderen. Ik kan de Kamer in een brief al eerder informatie doen toekomen over het cultuurtraject.

De heer De Roon vroeg wanneer ik de uitkomst van het interdepartementaal beleidsonderzoek verwacht naar de internationale samenwerking op het punt van de wapensystemen. Ik verwacht die uitkomst in de eerste helft van 2015. Terwijl het IBO loopt mag ik geen uitspraken doen over de inhoud daarvan.

De heer Bontes vroeg naar het bewapenen van de Reaper. Ik heb gezegd dat ik voor de toekomst niets uitsluit. De gevoelens zijn nogal verdeeld als het gaat om het bewapenen van de Reaper en de bewapende inzet daarvan. Ik heb gezegd dat wij eerst overgaan tot de aanschaf, dat bewapening in de toekomst mogelijk is en dat dit een nieuw moment met zich brengt in de Kamer. Er wordt verwezen naar de voorgenomen inzet van de Reaper door de Britten boven Syrië, maar vooralsnog is er geen sprake van bewapende inzet. Daarover vindt het debat nog plaats.

Ik denk dat ik de meeste vragen in grote lijnen heb beantwoord. De heer Bontes vroeg of ik de verkoop van materieel per direct kan stopzetten. We hebben de nota In het belang van Nederland. We hebben de extra middelen, die heel zorgvuldig steeds weer worden uitgegeven. Het is niet altijd logisch om eerdere bezuinigingen simpelweg terug te draaien. Je moet wel heel goed kijken naar de uitgangspunten die je met elkaar hebt afgesproken, ook als het gaat om een toekomstbestendige krijgsmacht.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Maar we hebben toch te maken met veranderde omstandigheden, zoals de Russische expansie in onze wateren en het luchtruim dat getrotseerd wordt? We zijn in oorlog met IS. Dat zijn heel andere omstandigheden. Als het kabinet verstandig was, zou het kunnen zeggen dat de uitgangspunten die toen geformuleerd zijn, waarin we wat te ver zijn doorgeslagen, gelet op die omstandigheden, van tafel gaan. Het is gewoon anders. Kan de Minister daarop reageren?

Minister Hennis-Plasschaert: Met het oog erop dat de wereld behoorlijk in brand staat, heeft de regering gezegd dat er absoluut geen sprake kan zijn van nieuwe bezuinigingen en dat er meer geld naar Defensie gaat. Het resultaat daarvan is 115 miljoen bij het Herfstakkoord en 100 miljoen structureel deze zomer, dus 215 miljoen. Ik heb vanmorgen en daarnet gezegd dat de problemen bij Defensie daarmee niet zijn opgelost. Zijn de dunne plekken in het ijs daarmee straks voldoende sterk? Nee. Maar het kabinet spreekt wel van een trendbreuk, juist met het oog op een wereld die behoorlijk in brand staat. Straks komt de verdere uitwerking van de motie-Van der Staaij. Dat moet wel leiden tot het verder bewandelen van de weg omhoog voor Defensie. Dat verder bewandelen en het invullen van de extra middelen die de komende jaren beschikbaar worden, is een zorgvuldig proces. Het zou jammer zijn als dat proces wordt vertaald in het simpelweg terugdraaien van eerder ingezette hervormingen of bezuinigingen, maar we blijven bekijken waar intensiveringen nodig zijn.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Maar er is helemaal geen trendbreuk. Er wordt iets minder bezuinigd op Defensie. Dat is heel wat anders dan dat er geld bijkomt voor Defensie. Er wordt iets minder bezuinigd, maar dat is lang niet genoeg in de wereld waarin wij nu leven.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb hier eerder over gesproken met de heer Bontes en anderen. Ik begrijp het heel goed. Het is niet zo dat ik juich over de beslissingen die in het verleden zijn genomen en de pijn die daardoor is geleden, maar ik heb ook gezegd dat heel veel reorganisaties die naar aanleiding van de beleidsbrief 2011 in gang zijn gezet, inmiddels zijn voltooid. Of we blijven hangen in een beetje minder minder, of we gaan nu voort om ervoor te zorgen dat er structureel plussen bijkomen voor Defensie en om die zo goed mogelijk te beleggen met maatregelen, zowel bij de Combat Service Support als bij nieuw materieel. Op die manier kun je de toekomstbestendigheid van de krijgsmacht steeds verder vormgeven.

De voorzitter: Daarmee is de beantwoording in eerste termijn geëindigd. Ik kijk even of een van de Kamerleden een prangende vraag heeft die nog niet is beantwoord. De heer Knops heeft zich als enige gemeld. Bij het eerste WGO was het omgekeerd, dus daarmee is de balans beperkt hersteld. Als de heer Knops kan aangeven welke vragen de Minister nog niet heeft beantwoord, kan de Minister daarop ingaan en dan kunnen we door naar de tweede termijn.

De heer Knops (CDA): Mijn vraag ligt een beetje in het verlengde van de opmerking van de heer Bontes over no regret, zoals ik dat in eerste termijn noemde. De wereld is veranderd. Is de Minister bereid om de in gang gezette effectuering van eerder besloten bezuinigingen door te zetten? Het antwoord is dat zij daarmee doorgaat. Tegelijkertijd werkt zij aan de uitwerking van de motie-Van der Staaij. Ik heb ook gevraagd naar combat support en de Combat Service Support, want daar zitten de grote tekortkomingen. Het is misschien goed om de wapensysteemsjablonen die zijn aangepast aan die nieuwe, lagere inzetbaarheidsdoelstellingen, opnieuw door te rekenen en een overzicht aan de Kamer te doen toekomen van maatregelen en de financiële en operationele gevolgen daarvan. Dat vloeit rechtstreeks voort uit een aanbeveling van de Rekenkamer. Dat lijkt mij wel relevant, omdat de Minister daarin gesleuteld heeft.

Mijn tweede vraag is eigenlijk een vraag die is blijven liggen van het WGO Personeel. Ik heb een vraag gesteld over de musea. Die hoeft de Minister nu niet te beantwoorden, maar het zou fijn zijn als die vraag die ik in eerste ronde gesteld heb, schriftelijk wordt beantwoord voor de begrotingsbehandeling.

Minister Hennis-Plasschaert: Doen we!

De heer Knops (CDA): Ik begrijp dat het antwoord van de Minister op beide vragen «doen we» is? Dat is heel mooi.

De voorzitter: Bij uw tweede vraag suggereerde u om er een brief over te sturen. Daarop hoorde ik ook: doen we. Die toezegging is dus al genoteerd. Wellicht kan de Minister nu direct even ingaan op de eerste vraag. Dan kunnen we daarna door naar de tweede termijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik zei «doen we» omdat ik de musea even niet op mijn netvlies heb staan. Die vraag verdient echter wel een antwoord voorafgaand aan de begrotingsbehandeling. Ik weet dat uw partijgenoot Cees van der Knaap ook druk is met het een en ander. De lobby bereikt mij ook. Ik heb wat de eerste vraag van de heer Knops betreft even niet helder wat hij precies van mij verlangt.

De heer Knops (CDA): Uit de rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen blijken tekorten bij Combat Support en Combat Service Support. In uw rapportage hebt u de wapensysteemsjablonen aangepast aan de lagere inzetbaarheidsdoelstellingen. De totale raming sluit nu aan op de beschikbare budgetten. U hebt de Kamer de verzekering gegeven dat de ambities gerealiseerd zullen worden. De Rekenkamer zegt echter terecht dat dit gezien de gebreken in de inzetbaarheid, zoals het tekort aan technisch personeel en reservedelen, niet zo vanzelfsprekend is. Het is dus wenselijk dat de Kamer alsnog geïnformeerd wordt met een overzicht van maatregelen die voorzien zijn van de financiële en de operationele gevolgen van de aanpassing van de sjablonen. Ik heb gevraagd of de Minister daartoe bereid is. Dat mag ook schriftelijk, maar dan graag voor de plenaire behandeling.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik kom er zo in tweede termijn op terug.

De voorzitter: Oké, dat pakken we mee in de tweede termijn. Dan gaan we nu aanvangen met die tweede termijn. Ik kan helaas nu niet het woord geven aan Jasper van Dijk, dus we gaan direct door naar de heer Vuijk voor zijn tweede termijn.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. De Minister heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de investeringsquote. Ik herken die ook. De Minister heeft, wat mij betreft, ook heel duidelijk aangegeven hoe zij aankijkt tegen de juridisch verplichte uitgave. Ik zal de komende jaren met belangstelling volgen hoe dat zich verder ontwikkelt. We zullen er ongetwijfeld nog een keer op terugkomen, omdat er nog wel meer te bespreken is over met name het juridisch verplichte karakter van de uitgaven dan alleen dit punt.

De Minister heeft de rol van de kennisinstellingen toegelicht. Ik wil daar nog iets dieper op ingaan. Gaat dit helpen bij problemen als die bij de NH90? Helpt de rol van de kennisinstellingen aan de voorkant van het proces? Ik heb het dan over de rol van de smart buyer. Die wordt in de stukken een aantal keren belicht. Hoe kunnen die kennisinstellingen aan de voorkant van het aankoopproces helpen om dit soort problemen te voorkomen? Dat mis ik. Kan dat überhaupt?

Mijn tweede vraag gaat ook over de NH90. In de stukken lees ik ergens dat er een juridisering van de relaties zou kunnen dreigen. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Is die in de hand te houden? Komt dat proces van acceptatie op enig moment weer op gang of duurt het nog even voordat het met de NH90 verdergaat? Als ik de vraag nog wat moet toespitsen, hoor ik dat graag.

Minister Hennis-Plasschaert: U wilt weten wanneer we denken over te gaan tot het opnieuw afnemen van de NH90?

De heer Vuijk (VVD): Zo concreet zou ik de vraag niet gesteld hebben, maar als daar een antwoord op mogelijk is, hoor ik dat graag. Misschien kan de Minister een datum of een tijdstip geven, maar ik vermoed dat ik haar daarmee overvraag.

Dan kom ik op de open markt. De Minister heeft hier het een en ander over gezegd. Ik wil daar zelf nog een tandje scherper in zijn. De VVD wil niet het braafste jongetje van de klas zijn bij het realiseren van de open markt. In de stukken lees ik dat het de bedoeling is dat we zo snel mogelijk af zijn van zaken als offset, industriële participatie en allerlei zaken die die open markt kunnen verhinderen. Als ideaal begrijp ik dat uitstekend. De vraag is wel hoe de industrie de tussentijd overleeft. Het kan jaren, misschien wel decennia duren voordat het echt op gang komt. In de brief waar we al eerder aan refereerden, gebeurde er in percentages uitgedrukt nog niet zo heel veel op die open markt. Het gaat hier echter wel om banen. Het raakt ook aan het terrein van de Minister van Economische Zaken. De DIS werd ook al even genoemd. Misschien kan de Minister nog iets zeggen over het spanningsveld tussen de operationele inzetbaarheid – dat is echt het belang van Defensie – en het beschermen van de defensie-industrie en het behoud van banen. Volgens ons is het een bedreiging als de open markt er niet snel genoeg komt, als er te veel tijd zit tussen ons ideaal van de open markt en het nog niet realiseren daarvan omdat de grote industriële landen daar nog anders over denken.

Ik kom op de internationale samenwerking. Ik heb gerefereerd aan het Multi Role Tanker Transporttoestel. Daar heeft de Minister klip-en-klaar antwoord op gegeven. In 2020 kan ik dat toestel zien vliegen; daar kijk ik naar uit. Oh, ik hoor nu van de Minister dat het gaat om de periode 2020–2023. In die periode zal ik dat toestel dus zien vliegen.

Ik heb het voorbeeld van de onderzeeboten aangehaald. Ik moet iedere keer nadenken of ik het goed zeg: het zijn onderzeeboten. Kan de Minister zeggen hoe het staat met de internationale samenwerking op dit terrein? Is er al iets bekend over de landen waarmee wij hiernaar kijken? Wanneer kunnen wij hierover de A-brief verwachten? Is hierover al iets te zeggen?

Tot slot. Ik concludeer, in tegenstelling tot mijn woorden in de interruptiedebatjes die ik aan het begin heb gevoerd, dat de Minister toch wel de goede richting blijkt in te slaan. Er is veel te zeggen over allerlei knelpunten die optreden bij Defensie, maar ik concludeer dat de richting waarin Defensie beweegt, opwaarts is. Je kunt zeggen dat de snelheid niet groot genoeg is, dat de trendbreuk slechts een trendbreukje is en dat de lijn, als je kijkt naar de absolute getallen vanaf 1990 tot nu, misschien nog steeds dalend is, maar er is een breuk: we gaan omhoog. Ik zie voortgang.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. U fluistert mij net toe dat ik nog één minuut spreektijd heb, inclusief het indienen van moties. Ik dien dus snel mijn twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de krijgsmacht kampt met tekorten aan munitie en reservedelen en, als gevolg daarvan, met een beperkte inzetbaarheid;

constaterende dat de regering incidenteel extra geld uittrekt om de voorraden aan te vullen;

overwegende dat met eenmalige investeringen niet volstaan kan worden omdat daarmee dezelfde problemen zich in de toekomst opnieuw kunnen voordoen;

verzoekt de regering, de voorraden munitie en reservedelen structureel op peil te brengen en te houden, op een niveau dat in overeenstemming is met het ambitieniveau van Defensie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 26 (34 000-X).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om modern defensiematerieel te verkopen;

constaterende dat de wereld onveiliger en instabieler is geworden;

constaterende dat een Kamermeerderheid met de motie Van der Staaij (34 000, nr. 24) de regering heeft verzocht tot bijstelling van de defensie-uitgaven en vergroting van de slagkracht van de krijgsmacht in het kader van de trendbreuk voor Defensie;

overwegende dat CV90's, houwitsers, tanks en mijnenjagers die nu verkocht dreigen te worden, mogelijk bij verhoging van de defensie-uitgaven behouden kunnen blijven voor de krijgsmacht;

verzoekt de regering, de verkoop van dit materieel gedurende deze kabinetsperiode op te schorten en daarmee kapitaalvernietiging te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 27 (34 000-X).

De heer Knops (CDA): Ik heb nog 10 seconden. Naar aanleiding van de discussie over de investeringsquota merk ik op dat de woorden van de heer Vuijk en mij allebei waar zijn. Enerzijds heeft de heer Vuijk gelijk als hij zegt dat het budget dat voorhanden was, niet is opgemaakt. Anderzijds kunnen wij ook constateren dat een hoop van de problemen die veroorzaakt zijn door het onderrealiseren, veroorzaakt worden door de bezuiniging op de DMO. Dat is wel een direct gevolg van de bezuiniging. Dat is een feitelijke constatering.

De voorzitter: Ik zie dat u het met elkaar eens bent. Dat is mooi.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister van harte voor haar antwoorden en voor de toezeggingen die zij heeft gedaan op mijn vragen uit de eerste termijn over de DMO, de investeringsquote en de helikoptercapaciteit. Ik ben ook heel blij met de bevestiging van de Minister dat zij nog altijd openstaat voor een sluitende businesscase vanuit Den Helder voor het aangepaste kader voor het JSS. Fijn dat de Minister nog steeds contact heeft met de gemeenschap daar.

Ik denk dat ik nog voldoende tijd heb voor drie vragen. Ik begin met de CODEMO. Daarover heb ik in eerste termijn niet gesproken. Ik wil de Minister er vooral voor danken dat zij naar aanleiding van onze motie van vorig jaar informatie over de CODEMO in de begroting heeft opgenomen. Ik mis daarin alleen wel een belangrijk aspect. Ik wil de Minister vragen of zij ons hierover toch kan informeren. Ik had gevraagd hoeveel aanvragen bij en toekenningen vanuit de CODEMO er zijn geweest, uitgesplitst naar het mkb en grote bedrijven. Met name dat laatste element is niet meegenomen in de informatie. Kan de Minister ons die informatie sturen? Ik heb nog een andere vraag over de CODEMO. Hoe zit het met het beschikbare budget? De Minister zegt dat er al 7 miljoen van de 10 miljoen is opgemaakt. Zit er nog voldoende geld in het fonds om nieuwe initiatieven mogelijk te maken? Hoe zit het met de royalty's die binnen zouden moeten komen? Komen die al binnen? Kan de Minister iets zeggen over de stand van zaken?

De Minister heeft ons een paar dagen geleden een brief gestuurd over de vervanging van Medium Power Radars. In de brief staat dat het contract eind dit jaar uiterlijk begin volgend jaar ondertekend moet worden. Gaat dat ook echt lukken? Wat zijn de consequenties als het niet lukt om het contract te tekenen?

Mijn laatste vraag gaat wederom over de omgeving van Den Helder. Ons bereiken vanuit de luchtmacht allerlei geluiden dat vliegveld De Kooy niet meer nodig zou zijn en dus gesloten zou moeten worden, terwijl de luchthaven een toonbeeld is van civiel-militaire samenwerking. Er worden ook heel veel banen vanuit de offshore gegenereerd. Hebben deze geluiden de Minister al bereikt? Ik hoor daarop graag een reactie.

De voorzitter: Dank u wel. Het woord is aan de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV): Hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter: U hebt nog drie minuten.

De heer De Roon (PVV): Oké. Dan heb ik ook drie onderwerpen.

Voorzitter. Op 17 december hebben we het algemeen overleg over de piraterijbestrijding. Op de agenda staat een evaluatie van de inzet ten behoeve van de operaties Atalanta en Ocean Shield in 2013. Kunnen wij in de brief die we nog zullen ontvangen, ook een analyse tegemoet zien over het eventueel verminderen van de inzet van de grote marineschepen aldaar? Als de Minister daartoe besluit, dan zou ik natuurlijk ook graag willen weten op grond van welke analyse dat gebeurt en hoe dat zal worden uitgevoerd.

Ik kom te spreken over de bewapende Reapers. Ik heb daar in eerste termijn niet over gesproken, maar de Minister moest daarbij toch aan mijn naam denken. Dat is ook niet zo gek, want ik heb me in een eerder debat al een groot voorstander van het bewapenen van de Reapers betoond. Het is op dit moment natuurlijk een beetje een theoretisch debat, want we hebben die Reapers nog helemaal niet. Als de Minister die nu zou hebben in bewapende vorm, zou zij die dan niet heel graag ook willen inzetten in aanvulling op het vele goede werk dat onze F-16's op dit moment tegen de Islamitische Staat doen? Ik hoor daarop graag een reactie.

Ik heb ten slotte nog een motie als steuntje in de rug voor de Minister.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de fabrikant van de NH90 Defensie heeft opgezadeld met een extra kostenpost van ruim 100 miljoen euro door het leveren van een wanprestatie;

overwegend dat Defensie bij toekomstige materieelprojecten beschermd moet worden tegen fabrikanten die materieel afleveren waar buitensporig veel aan mankeert;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het rendabel is bij verwerving van nieuw materieel contractuele bepalingen op te nemen zodanig dat de fabrikant aansprakelijk gesteld kan worden voor de extra kosten van vervangende capaciteit, indien blijkt dat de fabrikant in gebreke blijft bij de levering/het nakomen van het contract,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34 000-X).

Het woord voert het lid Hachchi

Mevrouw Hachchi (D66): Ook in dit debat is onderstreept, gezien de verschillende onderwerpen die aan bod zijn gekomen, dat de materieelkist van de Minister niet op orde is. Ik onderstreep dat een trendbreuk op dit vlak nodig is. Wellicht blijft het dan hangen bij de Minister.

Ik wil de Minister allereerst bedanken voor de antwoorden in eerste termijn. Wat de NH90 betreft, wil mijn fractie niet meer worden verrast door financiële verrassingen als het gaat om de problemen rondom deze helikopter. Ik vraag de Minister om niet bij de rapportage, maar zo spoedig mogelijk het volledige kostenplaatje naar de Kamer te sturen.

Aangezien de Minister vandaag niet heeft uitgesloten dat de zeven heli's worden afgenomen, dien ik de volgende motie in, die de Minister mag zien als aanmoediging of in ieder geval als steun in de rug.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het op dit moment onzeker is of de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters nog worden afgenomen;

overwegende dat indien de laatste zeven Nederlandse NH90-helikopters niet worden afgenomen, de kosten voor Nederland toch kunnen oplopen tot 186 miljoen euro conform contractuele verplichtingen;

verzoekt de regering, het eerder gesloten contract met de fabrikant open te breken en te heronderhandelen, zodat Nederland zowel de reeds betaalde als de nog niet betaalde kosten voor de zeven NH90's die niet zijn geleverd, kan terugvorderen indien wordt besloten deze zeven resterende NH90's niet af te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34 000-X).

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Over het transitieplan F-16 en de JSF dien ik de volgende motie in, waarvan ik verwacht dat ze wordt beschouwd als ondersteuning van beleid of in ieder geval het «oordeel Kamer» krijgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat het onzeker is of tijdens de transitiefase van de F-16 naar de F-35 in de jaren 2019–2023 de vastgestelde financiële grenzen voor de exploitatie van jachtvliegtuigen niet worden overschreden;

overwegende dat het van belang is dat de financiële consequenties van de aanschaf van de F-35 volledig helder zijn;

verzoekt de regering, voor het eind van het jaar de Kamer een transitieplan te doen toekomen waarin wordt aangegeven in hoeverre de exploitatiekosten van de jachtvliegtuigen gedurende de transitieperiode van F-16 naar F-35 binnen de vastgestelde financiële grenzen blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34 000-X).

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister specifiek voor haar antwoord over het leasen. Ik had daarover een motie voorbereid. Die zal ik niet indienen, want het antwoord van de Minister was nog beter dan mijn motie.

Over de investeringsquote heb ik eerder vragen gesteld, ook bij interruptie. De Minister bracht mij even aan het twijfelen, dus ik heb het een en ander nagezocht, zowel wat de Algemene Rekenkamer erover zei als een aantal interne stukken ter voorbereiding op dit debat. Mijn vraag blijft overeind: wil de Minister de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling een toelichting sturen van de berekening van de investeringsquote, met daarbij de onderbouwing van de plannen voor verwerving die hieraan ten grondslag liggen?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de slagkracht van de krijgsmacht fors moet worden versterkt;

overwegende dat het verkopen van uitstekend defensiematerieel leidt tot enorme kapitaalvernietiging;

verzoekt de regering om de CV90's, pantserhouwitsers, mijnenjagers en resterende gevechtstanks van de verkooplijst te halen en deze wapensystemen binnen de krijgsmacht opnieuw in gebruik te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34 000-X).

De Minister heeft nog niet de beschikking over alle moties. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: Wij hebben even wat problemen gehad met de moties vanwege een haperend apparaat op de gang, maar die zijn nu opgelost. De Minister en haar ambtenaren krijgen de moties die zij nog niet hebben ontvangen dus zo meteen aangereikt. Desondanks zou ik haar nu willen uitnodigen om te beginnen met de beantwoording van de vragen die nog resteren in tweede termijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Het is enigszins chaotisch, want ik heb de moties niet, maar het komt vast halverwege goed.

De heer Vuijk vroeg naar de kennisinstellingen. Die worden al zo veel mogelijk aan de voorkant betrokken. Ik heb alleen wel gezegd dat ik hier niet alleen zit om een industrieel belang te vertegenwoordigen. Ik zit hier vooral voor de operationele inzetbaarheid en de operationele belangen van de krijgsmacht. Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse industrie daarbij een heel belangrijke rol speelt, maar bij de aankopen die ik doe, staat bij mij altijd de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht voorop. Dat heb ik ook duidelijk gezegd over het jachtvliegtuig. Natuurlijk is het voor mij van belang dat je, als je zo'n bedrag uitgeeft, zo veel mogelijk werkgelegenheid terugbrengt in je eigen land. Tegelijkertijd wil ik wel het beste vliegtuig met de beste mogelijkheden en de meeste bescherming voor de vlieger. Die afweging maak ik, maar ik werk heel nauw samen met de Minister van Economische Zaken. Er zijn echter kennisinstellingen betrokken, zoals het NLR bij de F-35 en TNO bij een veelheid aan projecten. Ik heb nu niet een hele lijst paraat, maar zij zijn aan de voorkant betrokken en dat zullen wij alleen maar verder intensiveren. Daar waar Defensie vroeger, in the good old days, heel veel kennis in eigen huis had, haalt het die nu bij de kennisinstellingen en bij de industrie. Dat even voor alle duidelijkheid.

De kwestie van de open markt in de Europese Unie is voor mij als bewindspersoon en als liberaal een doorn in het oog, omdat die open markt ook de Nederlandse toeleveranciers zo veel zou kunnen brengen. Ik ben er dus wel voor dat we blijven pleiten voor en blijven werken aan die open markt binnen de Europese Unie. Dat het een proces van een lange adem is, moet ons er niet van weerhouden om erop te blijven hameren. Natuurlijk wordt er gekeken naar de belangen van de nationale industrie, maar uiteindelijk levert het de nationale industrie ook veel meer op als we straks beschikken over een goed werkende open markt. Ik wil die nuance dus nog wel even aanbrengen.

Ik kom bij de NH90. We hebben de roadmap, de sluitende afspraken die nog moeten worden beklonken. Alle signalen duiden er op dit moment op dat ik die resterende NH90's gewoon zal kunnen gaan afnemen, maar ik kan dat nu niet zeggen terwijl er nog geen sluitende afspraken zijn. Het is dus ook een beetje een kip-eiverhaal. Ik vind het echt van belang dat de NH90's er wel degelijk komen, maar ik wil daaraan voorafgaand wel sluitende afspraken hebben. Wanneer zijn die er? Ik hoop zo snel mogelijk. Ik zei in eerste termijn dat we op dit moment kijken naar de roadmap die ons is gepresenteerd. We hebben daar wat externe expertise bij betrokken, bijvoorbeeld van het NLR. Als we dan tot die sluitende afspraken met fabrikanten komen, kan het zomaar voor het eind van het jaar geregeld zijn. Het kan ook nog langer duren, maar z.s.m. is wel de insteek. We hebben namelijk geen tijd te verliezen bij het laten binnenstromen van de nieuwe helikopters.

Ik ga nu in op de onderzeeboten. Ik heb daarover vorig jaar een prachtige motie gekregen van de heer Knops. Daarin werd de regering verzocht, nog deze kabinetsperiode met een visie te komen. Dat doen we ook. Ik verwacht de Kamer deze visie in de eerste helft van volgend jaar te kunnen doen toekomen. Wanneer dan precies de A-brief volgt, weet ik nog niet helemaal. Er wordt veel gesproken met een aantal landen; daar heb ik de Kamer eerder over bijgepraat. Het hangt ook af van de investeringsbeslissingen die zij moeten nemen. Ik ben er groot voorstander van om dit in multinationaal verband te doen. Dat zal duidelijk blijken uit het stuk dat ik de Kamer in de eerste helft van 2015 zal toesturen. Ik ben er zeer op gebrand om het hele traject van de onderzeeboot en de vervanging daarvan zorgvuldig te laten verlopen. Het laatste wat Defensie nodig heeft is namelijk nog een traject à la F-35, maar dan voor de onderzeeboten. Dit is een heel bijzondere nichecapaciteit die wij volgens mij moeten koesteren.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb nog een vraag over de helikopters en de NH90. Ik had de Minister om een duidelijke toezegging gevraagd. Ik snap dat zij de woorden «zo spoedig mogelijk» gebruikt, omdat ze nog bezig is met de roadmap en de gesprekken. Ik heb duidelijk gezegd dat mijn fractie geen financiële verrassingen in verband met de NH90 meer wil. Ik krijg dus graag de duidelijke toezegging dat de Kamer zo spoedig mogelijk duidelijkheid krijgt over het totale kostenplaatje.

Minister Hennis-Plasschaert: Die toezegging heb ik gedaan in de eerste termijn. Ik zei namelijk dat ik de Kamer nogmaals een doorkijkje zal geven als de roadmap klaar is, hetgeen any moment zo kan zijn. In de laatste brief of rapportage over de NH90 staat al heel veel informatie. Ik zal echter nog een doorkijkje geven en wel zo ver mogelijk, dus tot 2023. Ik meen mij immers te herinneren dat wij het tot nu toe beperkt hebben tot 2020. Het is mogelijk dat ik wat meer gegevens nodig heb om een doorkijkje tot 2023 te geven, maar de Kamer wordt zo spoedig mogelijk daarna geïnformeerd. Ik heb namelijk helemaal geen behoefte om hier een kat-en-muisspel te spelen. Ik zal de Kamer de informatie dus doen toekomen zodra die ook voor mij helder is. Die toezegging doe ik dus graag.

Mevrouw Hachchi had het over de berekening van de investeringsquote. In antwoord op Kamervragen ben ik daar al op ingegaan. Ik citeer nu even mijn antwoord op vraag 106: «De investeringsquote is de verhouding tussen de uitgaven aan investeringen (budget in Beleidsartikel 6: Investeringen Krijgsmacht) en de totale begroting voor Defensie, minus de HGIS-uitgaven (dat betreft voor de defensiebegroting het BIV en de uitgaven voor defensieattachés).» In het antwoord op die vraag is ook opgenomen «de berekening van de investeringsquote zoals opgenomen in de Ontwerpbegroting 2015. De berekening berust op de geraamde budgetten. Alleen voor 2013 zijn voor de berekening de gerealiseerde waarden van de Slotwet gebruikt.» Mevrouw Günal-Gezer vroeg in eerste termijn of ik dat er even bij wilde zetten in het vervolg. Ik heb daarop gezegd: met liefde, geen probleem. Mevrouw Hachchi vraagt nu meer aanvullende informatie, maar ik herhaal wat ik net zei. De plannen van Defensie staan in het MPO en het is niet heel moeilijk om een match te maken. Met het oog op eerdere toezeggingen en de hoeveelheid aan informatie die de Kamerleden nog krijgen, vraag ik om dit alles als samenhangend te beoordelen in plaats van mij te verzoeken om aparte rapportages op te stellen.

De heer De Roon sprak over Ocean Shield en Atalanta. De analyse en de feiten waarop wij dat baseren wordt meegenomen. Dit is niet iets wat Nederland in zijn uppie doet. Dit wordt opgenomen in de Europese Unie of in de NAVO. Daar zit een hoeveelheid aan informatieposities onder. Dat spreekt voor zich.

De heer De Roon sprak ook over de Reaper. Ik ben geen principieel tegenstander van het bewapenen van de Reaper. De heer De Roon was zelf bij de debatten aanwezig en weet dus dat dit een buitengewoon gevoelig onderwerp is in dit huis. Dat heeft ook iets te maken met meerderheden. Ik ben ervan overtuigd dat de Reaper goed kan worden ingezet zonder bewapening, maar ik heb destijds ook al gesteld dat ik helemaal niets uitsluit voor de toekomst. Als het moment zich aandient en wij besluiten om de Reaper toch te bewapenen, kom ik eerst daarop terug in het parlement. Dat heb ik toegezegd en daar houd ik mij aan.

De heer De Roon (PVV): Ik heb twee vragen ter verduidelijking. Mijn vraag over Atalanta en Ocean Shield was heel concreet: kunnen we voor het AO van 17 december een analyse over het eventueel verminderen van de inzet van oppervlakteschepen verwachten? Mijn tweede vraag ging over de Reaper. Het is duidelijk dat het besluit tot bewapening nog moet worden genomen. Mijn vraag was echter of de Minister de Reaper niet heel graag zou willen gebruiken bij de bestrijding van de Islamitische Staat, als zij hem nu in bewapende vorm zou hebben. Zou die daarvoor niet heel goed van pas komen?

Minister Hennis-Plasschaert: Het is verleidelijk om daar ja op te antwoorden, maar ik heb eerst informatie nodig. Ik heb onvoldoende op mijn netvlies wat de effecten en de collateral damage zijn om daar nu zo even een uitspraak over te doen. Nogmaals, ik ben absoluut geen principieel tegenstander van het bewapenen van de Reaper. De Kamer krijgt voorafgaand aan het geplande AO op 17 december natuurlijk de inzetbrieven en daarmee de onderliggende informatie over de vraag of we wel of niet tot inzet overgaan.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De Minister heeft ooit gezegd dat zij de eerstkomende 15 jaar geen gewapende drones in zal zetten, dus de Reaper. Maar dat is nu van tafel, begrijp ik. Daar ben ik blij mee.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik ben heel benieuwd wanneer ik die uitspraak heb gedaan. Het kan hoor, maar ik denk het niet. Ik heb steeds gezegd dat ik niks uitsluit voor de toekomst. Als het kabinet tot een ander besluit komt, kom ik terug bij de Kamer. Ik kan mij niet herinneren dat ik een termijn van 15 jaar in de mond heb genomen. Mevrouw Günal-Gezer herkent het ook niet. Dus dat stelt mij gerust.

Mevrouw Günal-Gezer vroeg naar de CODEMO-uitsplitsing. De Kamer ontvangt ieder jaar de jaarrapportage op de derde woensdag in mei. Daarin staat precies wat de CODEMO-uitsplitsing is. Er zijn nog geen royalty's ontvangen. Er zijn wel royalty's ontvangen van CODEMA, de voorloper van CODEMO. Die gaan in de CODEMO-pot. In de eerstvolgende jaarrapportage kunnen we daar nader op ingaan.

Dan kom ik bij het tekenen van het contract in het kader van de NPR. Beoogd wordt dat het realistisch is. Je weet natuurlijk nooit of je naar aanleiding van de offertes nader wil onderhandelen of dat er meer tijd nodig is. Dan kom je tot het verlengen van de offerte. Dan moet de fabrikant wel meewerken. Defensie zal niet onnodig vertragen, maar het een-op-een doorslikken van een offerte past heel vaak ook niet. Beoogd wordt dat het realistisch is. Afhankelijk van de onderhandelingen die volgen met een niet nader te noemen fabrikant heb ik goede hoop op het snel handelen hierbij.

Mevrouw Günal-Gezer vroeg naar vliegveld De Kooy. Vorig jaar was daar ontzettend veel onrust over. Ik wist eerlijk gezegd niet waar dat vandaan kwam, omdat we in 2012 nog een overeenkomst hebben getekend waarbij voor minimaal 10 jaar is vastgelegd dat er van sluiting geen sprake kan zijn. Ik heb dat in 2013 nog eens nadrukkelijk bekrachtigd. Dus zegt dat voort. Ik kan niet eindeloos over mijn eigen graf heen regeren. Ik kan ook geen grote veranderingen voor de toekomst uitsluiten, maar de komende jaren is het rustig. Het is aan Noord-Holland, aan Den Helder en aan Defensie om daar zo goed mogelijk invulling aan te geven en daarmee ook de hele boel toekomstbestendig te maken.

Ik denk dat we nu over kunnen gaan naar de moties, die ik voor het eerst zie.

De voorzitter: Een vraag van de heer Knops is blijven liggen.

De heer Knops (CDA): Over de inzetbaarheidsdoelstelling.

Minister Hennis-Plasschaert: De Algemene Rekenkamer heeft vorig jaar vastgesteld dat er sprake is van een ambitiedelta. Wij hebben uitgelegd waarom wij van mening zijn dat er bij het neerwaarts bijstellen van de inzetbaarheidsdoelstellingen geen sprake is van die ambitiedelta. Daarover hebben wij steeds prima contact met de Rekenkamer, maar het kan dan zijn dat je tot een andere conclusie komt. Dit is er één van. De Rekenkamer lijkt iets te willen wat Defensie niet kan leveren, omdat er niets veranderd is ten opzichte van het vorige jaar. Wij kunnen die verschillen niet specifiek duiden. Daarom kan ik die informatie ook niet geven aan de heer Knops. Anders had ik die ook wel eerder aan de Rekenkamer gegeven. De maatregelen in de nota volstaan. Ik hoop dat hiermee het antwoord gegeven is.

De heer Knops (CDA): Ik kom daar wellicht nog op terug.

De voorzitter: In dat geval stel ik u voor om nu over te gaan tot uw advisering over de ingediende moties.

Minister Hennis-Plasschaert: De eerste motie van de heer Knops, op stuk nr. 26, gaat over de tekorten aan munitie en reservedelen, en als gevolg daarvan een beperkte inzetbaarheid. Ik lees de moties hardop voor; dan lees ik ze tegelijkertijd zelf goed. De motie «verzoekt de regering de voorraden munitie en reservedelen structureel op peil te brengen en te houden, naar een niveau dat in overeenstemming is met het ambitieniveau van Defensie». Dit is een sympathieke motie en een ondersteuning van het beleid. Daarom laat ik het oordeel erover aan de Kamer. Ik vind haar niet overbodig, omdat ik haar wil betrekken bij de uitwerking van de motie-Van der Staaij. In dat opzicht zie ik de motie dus als meer dan ondersteuning van het beleid, namelijk als een steuntje in de rug.

Zijn volgende motie, die op stuk nr. 27, vind ik wat prematuur. Ze gaat over de verkoop van materieel. De CV90's hebben heel duidelijk te maken met iets waarover de Kamer uitgebreid is bijgepraat: de omvorming van een gemechaniseerde naar een gemotoriseerde brigade. Anders dan de eerste motie, die ik echt zie als een steuntje is de rug, vind ik deze motie prematuur. Ik ontraad haar.

De motie op stuk nr. 28 is op zich heel aardig. De motie gaat erover dat wij bij toekomstige materieelprojecten beter moeten worden beschermd. Ze verzoekt de regering om contractuele bepalingen op te nemen zodat de fabrikant aansprakelijk gesteld kan worden. Termen als «wanprestatie» zijn juridisch echter wel beladen begrippen. Ik doe nog steeds zaken met deze fabrikant en ik heb er echt goede hoop op dat hij doet wat hij belooft. Ik wil het oordeel over deze motie niet zozeer aan de Kamer laten, omdat ze hier en daar wat kort door de bocht is geformuleerd. Ik wil de heer De Roon wel graag iets toezeggen. Ik heb goed geleerd van deze casus. Ook ik ben van mening dat van tevoren heel goed in beeld moet zijn of vervangende capaciteit en dat soort zaken zijn meegenomen bij de totstandkoming van het contract. Ik denk ook dat we de verwachtingen enigszins moeten temperen, omdat men voor dit soort zekerheden ook een bepaalde prijs vraagt, waardoor je weer hogere offertes krijgt. Dit is echter wel iets wat ik wil meenemen als standaardonderdeel van de bedrijfsvoering. Met het oog op de gesprekken die wij nu voeren met deze fabrikant, wil ik deze motie wel ontraden. Het luistert allemaal nauw en iedereen leest of luistert mee.

Nu de motie-Hachchi op stuk nr. 29 over de NH-90. Wij zitten nu in een constructief overleg. De signalen zijn goed. Ook hiervoor geldt: forceer de boel niet. Het operationeel belang staat voorop. Ik ontraad deze motie.

Nu de motie op stuk nr. 30 over de transitiefase van de JSF. Ik heb net aangegeven dat we handelen conform hetgeen we eerder hebben besproken. Bij de D-brief komt er natuurlijk een uiteenzetting van de kaders voor de transitiefase. Ik kan helemaal niet beloven dat dit allemaal voor het einde van het jaar zal komen. Ik vind deze motie echt overbodig, omdat ik er zelf zo bij ben gebaat dat dit allemaal goed verloopt en dat de introductie van de F-35 met de juiste waarborgen wordt omgeven. Er komt ook een D-brief over de transitie. Dat is bevestigd. De Kamer krijgt wat zij wenst. Ik wil deze motie echt ontraden. De toezegging had de Kamer al binnen.

De motie-Bontes op stuk nr. 31 vind ik eigenlijk ook prematuur. Ik verwijs hiervoor naar mijn reactie op de tweede motie van de heer Knops. Volgens mij zijn wij nu gekomen aan het eind van mijn tweede termijn.

De voorzitter: Ik gun de heren Bontes en De Roon nog een nabrander. Er is kennelijk iets blijven liggen.

De heer De Roon (PVV): Dan wil ik toch van de Minister een toelichting krijgen op haar bezwaar tegen mijn motie. De Minister is nog in gesprek met de fabrikant zodat het niet prettig is dat die door heel vervelende, door de Minister overgenomen moties voor het hoofd wordt gestoten. Dat begrijp ik. Mijn motie richt zich echter niet tegen de fabrikant van de desbetreffende helikopter. Ze is meer een blik vooruit om te voorkomen dat we opnieuw in dit soort situaties terechtkomen. Als ik de motie zodanig aanpas door het woord «wanprestatie» dat door de Minister is genoemd als een lastig punt, te vervangen door een iets sympathieker woord, zouden we er dan uit kunnen komen?

Minister Hennis-Plasschaert: U vraagt het zo vriendelijk dat ik geneigd ben om het toe te zeggen, maar in feite zeg ik het al toe. Dus u kunt die toezegging op uw conto schrijven en ik kan het dan even losstrekken van de actualiteit, namelijk de NH90. U kunt mij daarop aanspreken in de toekomst. Dus ik zeg het gewoon toe. Op dit moment ben ik in onderhandeling met de fabrikant. Iedereen weet welke casus hier achter schuilgaat. Ik heb nog even rust nodig voor het afronden van de roadmap en de sluitende afspraken, maar ik ben het verder met u eens. Dus laten we nu afspreken dat ik het ruimhartig toezeg en er op een later moment bij u op terugkom om te kijken wat ik daarmee heb gedaan bij het afsluiten van de nieuwe contracten.

De voorzitter: Die vorm kennen we helaas niet helemaal. We hebben het hier over een motie die is ontraden, niet vanwege de strekking maar omdat u eigenlijk van mening bent dat u al in die lijn handelt. Nu wordt er een woord uitgehaald. Dan kunnen we wel gaan onderhandelen, maar de heer De Roon zal moeten besluiten of hij de motie wil handhaven met het advies dat kennelijk staat, dan wel of hij de motie aanhoudt of intrekt. Dat zijn de drie opties.

De heer De Roon (PVV): Dat is duidelijk. Ik beraad mij daar dan nog op.

De voorzitter: Beraad van twee kanten. Wie weet vindt u elkaar nog ergens. Dan noteer ik deze motie vooralsnog als ingediend. Ik hoop van u dan nog even te vernemen of u die wilt aanhouden of in welke vorm u die wilt handhaven. Dat is namelijk wel nodig voor onze administratie.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Even nog iets over de Reaper. Een en ander heeft natuurlijk ook te maken met de slagkracht van Defensie. De Minister heeft letterlijk gezegd bij het desbetreffende debat: In het investeringsplan van het Ministerie van Defensie is geen geld gereserveerd voor de bewapening van drones en dat budget kijkt vijftien jaar vooruit. Nu zegt de Minister eigenlijk dat ze wel vindt of niet uitsluit dat die bewapening van de Reapers mogelijk is. Kan ik deze tekst dan vergeten of wordt het investeringsbudget eventueel wel verhoogd voor bewapening van drones?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb een en ander toen aangegeven omdat de sfeer in dat debat was alsof ik de Reapers morgen zou gaan bewapenen en ik ze bij voorkeur in Nederland zou gaan inzetten. Ik maak het nu wat grotesk maar dat was wel een beetje de sfeer van dat moment tijdens dat debat. Ik heb toen aangegeven dat er van bewapening geen sprake is en heb daarbij ook geschetst waarom dat voorlopig niet zo zal zijn. Als besloten wordt om toekomstige intensiveringen, dus plussen voor Defensie in te zetten voor het bewapenen van de Reaper, dan is dat vanzelfsprekend een moment waarop ik alsnog bij u terugkom. Vooralsnog is dat echter niet opgenomen in de financiële plannen, maar die vijftien jaar is niet een wet van Meden en Perzen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Als ik het goed begrijp, is de Minister bereid het investeringsbudget ten gunste van die Reaper te keren als een meerderheid van de Kamer daar voor zou zijn.

Minister Hennis-Plasschaert: We hebben die Reaper nog niet eens. Als de noodzaak ertoe zou zijn en als er door het kabinet toe zou worden besloten, moet er ook nog een meerderheid voor zijn in de Kamer. Uw wensenlijst is lang en die van mij ook. Ik heb alleen verklaard richting de heer De Roon – dat vind ik wel zo fair – dat ik in ieder geval geen principieel tegenstander ben van het bewapenen van de Reaper anders dan weer anderen die er ook een mening over hebben.

De voorzitter: Daar zult u het mee moeten doen, mijnheer Bontes, en daarmee zullen we het allemaal moeten doen.

Ik heb de volgende zes toezeggingen van de Minister genoteerd.

  • In de volgende begrotingen wordt een toelichting op de berekening van de investeringsquote opgenomen.

  • Het vraagstuk van de helikoptercapaciteit wordt betrokken bij de uitwerking van de motie-Van der Staaij.

  • De Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de te verwachten kosten van de NH90 tot 2023 en in voorkomende gevallen ook bij de eerstvolgende rapportage.

  • De Kamer zal per brief worden geïnformeerd over het cultuurtraject binnen de DMO-verbeteringsprocessen.

  • De Kamer zal voor de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de Defensiemusea, dat wil zeggen de traditiekamers van de verschillende wapens en het Nationaal Militair Museum in Soesterberg, mede in het licht van de private musea die nog in oprichting zijn, zoals het Vrijheidsmuseum Nijmegen, het Airbornemuseum en het Oorlogsmuseum. Dit is wel een heel mooie uitwerking door de griffier van de toezegging, waarbij hij ongetwijfeld enige medewerking heeft gehad.

  • De Minister zal in de volgende jaarrapportage, in mei 2015, nader ingaan op de CODEMO-uitsplitsing.

De heer Knops vraagt terecht wel naar de stemmingen. Normaal gesproken zouden die voor volgende week zijn gepland, maar wij hebben in het WGO Personeel een aantal zaken gecombineerd met de begroting. Ik acht het niet helemaal uitgesloten dat de stemmingen in verband met dit overleg ook integraal bij de begroting worden meegenomen. De Kamer hoort dat uiterlijk morgen wat mij betreft.

De heer Knops (CDA): Ik dacht dat wij bij het WGO Personeel gewoon hadden afgesproken dat de moties in stemming worden gebracht tegelijk met de moties die worden ingediend bij het plenaire debat. Wat mij betreft zou dat ook hiervoor kunnen gelden, maar wij hebben een aantal nieuwe woordvoerders, die dit wellicht niet hebben meegekregen. Daarom wilde ik het even opnieuw opbrengen.

De voorzitter: Dat is heel goed van u, dank voor uw hulp. U zult allen morgen het definitieve besluit vernemen.

Daarmee is een einde gekomen aan een lange dag, die nog wel voor 18.00 uur eindigt. Ik dank iedereen die vandaag aan het overleg heeft meegewerkt. In de allereerste plaats spreek ik mijn dank uit voor de discipline aan de zijde van de Kamer om enige tijd terug te winnen. Dat kunt u met uw personeelscollega's opnemen. Mocht u dat zelf zijn, dan gaat het compliment naar uzelf.

Ik dank ook de Minister en haar ambtenaren voor hun aanwezigheid en ook al degenen die wij hier nu niet hebben gezien.

Ik heb begrepen dat er ondertussen al een besluit is genomen over de moties. Die zullen allemaal na de begrotingsbehandeling in stemming worden gebracht. Niet volgende week dus. Dat geldt zowel voor de moties ingediend in het wetgevingsoverleg Materieel dat vanmiddag plaatsvond als voor de moties ingediend in het wetgevingsoverleg Personeel dat vanochtend is gehouden.

Ten slotte dank ik de belangstellenden die op de publieke tribune aanwezig waren of thuis meeluisterden.

Sluiting 17.53 uur.

Volledige agenda

1. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Kamerstuk 34 000-X – Begroting d.d. 16-09-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Kamerstuk 34 000-X-12 – Brief regering d.d. 23-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

2. Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2014

Kamerstuk 27 830-134 – Brief regering d.d. 16-09-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Antwoorden op vragen van de commissie over het materieelprojectenoverzicht (MPO) 2014

Kamerstuk 27 830-138 – Brief regering d.d. 24-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert –

3. Voortgangsrapportage maatregelen beleidsbrief 2011 en nota In het belang van Nederland

Kamerstuk 33 763-58 – Brief regering d.d. 14-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

4. Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en operationele knelpunten 2014

Kamerstuk 33 763-57 – Brief regering d.d. 09-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

5. Beëindiging van de Nederlands inzet van Patriot-systemen in Turkije

Kamerstuk 32 623-136 – Brief regering d.d. 25-08-2014

Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Antwoorden op vragen van de commissie over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije

Kamerstuk 32 623-138 – Brief regering d.d. 14-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

6. Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije

Kamerstuk 32 623-141- Brief regering d.d. 30-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

7. Evaluatie reorganisatie DGLC en voortzettingsvermogen Patriot-eenheden

Kamerstuk 32 733-149 – Brief regering d.d. 27-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

8. Herijking project Chinook Vervanging en Modernisering

Kamerstuk 27 830-135 – Brief regering d.d. 16-09-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

9. Behoeftestelling project Midlife Upgrade Landing Craft Utility

Kamerstuk 27 830-132 – Brief regering d.d. 01-07-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

10. Overzicht van de toepassing van aanbestedingsrichtlijn 2009/81/EG door EU lidstaten in 2013

Kamerstuk 26 231-25 – Brief regering d.d. 12-09-2014

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Lijst van vragen en antwoorden over het overzicht van de toepassing van aanbestedingsrichtlijn 2009/81/EG door EU lidstaten in 2013 (Kamerstuk 26 231-25)

Kamerstuk 26 231-26 – Brief regering d.d. 29-10-2014

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp –

11. Mogelijke verkoop CV-90 voertuigen aan Estland

Kamerstuk 27 830-137 – Brief regering d.d. 01-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

12. Stand van zaken herziening van het Defensie Materieel Proces (DMP)

Kamerstuk 27 830-128 – Brief regering d.d. 06-05-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

13. Evaluatie Defensie Materieel Proces (DMP)

Kamerstuk 27 830-117 – Brief regering d.d. 01-10-2013

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

14. Aanbieding onderzoeksrapport van de Audit Dienst Defensie over de beheersing van investeringsprojecten

Kamerstuk 27 830-119 – Brief regering d.d. 10-10-2013

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

15. Nadere informatie over herziening en evaluatie van het Defensie Materieel Proces

Kamerstuk 27 830-136 – Brief regering d.d. 02-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

16. Vertragingen van de beleidsdoorlichtingen bij Defensie

Kamerstuk 31 516-7 – Brief regering d.d. 02-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

17. Project vervanging medium Power Radar

Kamerstuk 27 830-139 – Brief regering d.d. 29-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

18. Financiering inzet van militaire middelen in het kader van reguliere Navo-taken

Kamerstuk 28 676-212 – Brief regering d.d. 27-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

19. Overeenstemming met Peru over de verkoop van twee Fokker 50 transportvliegtuigen

Kamerstuk 22 054-253 – Brief regering d.d. 31-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

20. Aandachtspunten bij de begroting 2015 van het Ministerie van Defensie

Kamerstuk 34 000-X-8 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 14-10-2014

President van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

Antwoorden op vragen van de commissie over de brief van de Algemene Rekenkamer inzake aandachtspunten bij de begroting 2015 van het Ministerie van Defensie

Kamerstuk 34 000-X-15 – Brief regering d.d. 27-10-2014

Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Antwoorden op vragen van de commissie aan de Algemene Rekenkamer over de brief Aandachtspunten bij de begroting 2015 van de Minister van Defensie

Kamerstuk 34 000-X-16 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 28-10-2014

President van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

Naar boven