Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2014
Tijdens het algemeen overleg over verlenging van de Patriot-missie in Turkije op 17 december
2013 (Kamerstuk 32 623, nr. 126), heb ik uw Kamer toegezegd een terugblik te zullen geven betreffende de uitzendbescherming
van het personeel dat in het kader van deze missie is uitgezonden. Met deze brief
voldoe ik aan deze toezegging, in aanvulling op de reactie van het kabinet op de inbreng
voor het schriftelijk overleg inzake de beëindiging van de inzet van Patriot-systemen
in Turkije van 14 oktober jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 138). De eindevaluatie van deze missie, waarin ook aandacht zal worden besteed aan de
personele aspecten, zal in mei 2015 als onderdeel van de tussentijdse evaluatie van
de Nederlandse bijdragen aan lopende operaties aan uw Kamer worden gestuurd.
Ik heb u eerder geïnformeerd over het feit dat in de verlengingsperiode een deel van
het betrokken personeel bij hoge uitzondering niet de gebruikelijke uitzendbescherming
zou kunnen genieten (Kamerstuk 32 623 nr. 117 van 15 november 2013 en nr. 122 van 19 december 2013). Normaal gesproken worden uitgezonden
militairen na terugkeer voor twee keer de duur van hun uitzending vrijgesteld van
uitzending (de uitzendnorm 1:2). Bij aanvang van de verlengingsperiode waren echter
niet voldoende militairen met de juiste opleiding en training beschikbaar om aan deze
norm te kunnen voldoen. Ongeveer 90 van de 270 functies konden bij aanvang van deze
periode niet regulier worden vervuld. Dit aantal zou naar verwachting dalen tot 60
na het eerste kwartaal 2014 en 20 na het tweede kwartaal 2014. Daarom is besloten
om voor personeel dat in 2013 uitgezonden is geweest en in 2014 wederom wordt uitgezonden,
de uitzendbescherming van 2013 op te schorten tot 2015.
Om de belasting voor het thuisfront die hieruit voortvloeit zoveel mogelijk te beperken,
zijn aanvullende personeelszorgmaatregelen getroffen. De uitzendperiode is tot stand
gekomen in goed overleg met het personeel, dat een grote mate van vrijheid heeft gehad
in de keuze van de periode. Ook zijn de uitzendperiodes korter geweest dan standaard.
In de tijd dat men in Nederland was, werd het personeel bewust minder belast. Ook
is, in voorkomend geval, flexibel omgegaan met de repatriëringsregeling als persoonlijke
omstandigheden dat vereisten.
Dankzij een herschikking binnen de eenheid, een extra opleidingsinspanning en het
beschikbaar stellen van geschikt personeel door andere defensieonderdelen, wordt het
grootste deel van het personeel inmiddels wel op basis van het gebruikelijke rotatieschema
uitgezonden. Op dit moment kunnen negen functies niet op een 2:1 rotatiebasis worden
vervuld. In 2014 wordt de uitzendbescherming daarmee zoveel mogelijk gerespecteerd.
Dit jaar worden in totaal ongeveer 200 militairen uitgezonden die in 2013 ook uitgezonden
zijn geweest. Van die militairen zijn of worden er volgens planning ruim 150 voor
maximaal vier maanden ingezet. Zij gaan daarna acht maanden niet op uitzending. Van
de overige militairen worden er volgens planning 37 voor vijf maanden ingezet, zeven
worden er zes maanden ingezet en één militair wordt in 2014 zeven maanden uitgezonden.
De reden voor deze afwijkende termijnen verschillen per functie. Zij zullen bij terugkomst
hun uitzendbescherming genieten. Mede door de beschreven personeelszorgmaatregelen,
heeft dit niet tot significante problemen geleid.
Het kabinet heeft inmiddels besloten de Patriot-missie niet opnieuw te zullen verlengen.
Uw Kamer is over dit besluit geïnformeerd op 25 augustus jl. (Kamerstuk 32 623 nr. 136). De Nederlandse deelneming eindigt derhalve eind januari 2015. De positie van het
personeel heeft in dit besluit onmiskenbaar een belangrijke rol gespeeld.
Waardering voor het betrokken personeel en hun thuisfront is zeer gerechtvaardigd.
De afgelopen twee jaar is veel van ze gevraagd. Zij zijn hier op professionele en
loyale wijze mee omgegaan en hebben hierdoor de Nederlandse bijdrage, die door onze
bondgenoten zeer is gewaardeerd, mogelijk gemaakt.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert