28 676 NAVO

Nr. 212 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2014

Tijdens het algemeen overleg van 27 mei jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 207) over de bijeenkomst van ministers van Defensie van de Navo-landen op 3 en 4 juni 2014 te Brussel heb ik toegezegd u nader te informeren over de financiering van de inzet van militaire middelen in het kader van reguliere Navo-taken. Hierbij doe ik deze toezegging, mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gestand.

De kosten verband houdend met militaire inzet in Navo-verband worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) (binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking) in geval van crisisbeheersingsoperaties. Hierbij wordt een geïntegreerde benadering gehanteerd om de basis te leggen voor structurele politieke, sociale en economische ontwikkeling van een gebied. Bij crisisbeheersingsoperaties worden alleen de additionele uitgaven ten laste gebracht van het BIV (zie daarvoor onder meer Kamerstuk 32 503, nr. 7 van 13 juni 2012). Voorbeelden van additionele uitgaven zijn uitzendtoelagen, extra onderhoud, verbruik van munitie en aanleg van faciliteiten. Het budget voor de crisisbeheersingsoperaties betreft niet alleen de kosten van deelneming in crisisbeheersingsoperaties, maar ook de financiële bijdragen aan de Navo verband houdend met de gemeenschappelijke kosten van Navo-crisisbeheersingsoperaties. Inzet in het kader van collectieve verdedigingstaken wordt niet uit het BIV gefinancierd.

Een scherp onderscheid tussen crisisbeheersing en collectieve zelfverdediging is op voorhand echter niet altijd te maken. De inzet van de Patriots in Turkije is hiervan een voorbeeld. Aan de ene kant is hier sprake van crisisbeheersing (tegengaan van spill-over van het interne conflict in Syrië), maar aan de andere kant wordt met de Patriots ook een bijdrage geleverd aan de verdediging van het luchtruim van een Navo-bondgenoot.

De Nederlandse bijdrage aan de NATO Response Force (NRF) wordt, van oudsher en zolang deze niet daadwerkelijk wordt ingezet, gefinancierd uit de bestaande budgetten voor gereedstelling en oefening binnen de defensiebegroting. In dat geval vervangen de activiteiten in NRF-verband immers het reguliere oefenprogramma van de desbetreffende eenheden en is er van additionele uitgaven geen sprake. Dat geldt voor de staande Navo-vlootverbanden, die deel uitmaken van de NRF. Als de NRF daadwerkelijk wordt ingezet, dan is er wel sprake van additionele uitgaven.

Bij Baltic Air Policing is de situatie vergelijkbaar met die voor de NRF. De jachtvliegtuigen voeren in dit kader preventieve patrouilles uit, maar worden niet daadwerkelijk ingezet. Zolang dat het geval is, wordt deze bijdrage gefinancierd vanuit de bestaande budgetten voor gereedstelling en oefening binnen de defensiebegroting. De patrouilles vervangen het reguliere oefenprogramma en van additionele uitgaven is niet of nauwelijks sprake. Ook bij de maatregelen die nu worden genomen ter geruststelling van bondgenoten, bij voorbeeld de vorming van de Very High Readiness Joint Task Force, gaat het om vergelijkbare activiteiten die in beginsel op gelijke wijze zullen worden gefinancierd. Deze maatregelen hangen bovendien samen met de collectieve verdedigingstaak, die ook bij daadwerkelijke inzet niet vanuit het BIV worden gefinancierd.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven