Nr. 85 Brief van de Minister van Defensie
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2015
Met deze brief bied ik u het Clingendael-rapport «Multi-year Defence Agreements: a Model for Modern Defence?» aan1. Dit rapport van 7 september jl. bevat een analyse van meerjarige politieke afspraken
op het terrein van Defensie in Denemarken en Zweden.
Tijdens de begrotingsbehandeling op 12 (Handelingen II 2014/15, nr. 23, item 2) en 13 november 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 24, items 7 en 17) vroeg het lid Eijsink expliciet aandacht te besteden aan een meerjarenplanning voor
de Nederlandse krijgsmacht bij de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s., en
hierbij de bevindingen van bovengenoemd Clingendael-rapport te betrekken. Door in
de brief van 19 juni jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 81) een paragraaf te wijden aan de stappen die het kabinet voor ogen staan in het kader
van een meerjarig perspectief, is mijn toezegging om hieraan tegemoet te komen gedeeltelijk
gestand gedaan. Let wel, ten tijde van het opstellen van die brief waren de uitkomsten
van het Clingendael-onderzoek helaas nog niet bekend. Hierbij vestig ik dan ook alsnog
de aandacht op dit onderzoek.
Volgens het rapport bieden de meerjarige defensieafspraken in Denemarken en Zweden
de krijgsmachten van deze landen voor een langere periode houvast, ook in financiële
zin. Aan de afspraken tussen regerings- en oppositiepartijen liggen consultaties van
veiligheidsexperts, ambtenaren en kennisinstituten ten grondslag. De afspraken dragen
bij aan een breed draagvlak voor een strategisch defensiebeleid, politiek en maatschappelijk.
Naast steun voor meerjarige investeringsprogramma’s behelst dit voorts, en in meer
algemene zin, duidelijkheid over rol en taken van de krijgsmacht (een strategisch
narratief). In de praktijk blijken de defensieafspraken, ook bij tussentijdse verschuivingen
in de politieke machtsverhoudingen, te worden gerespecteerd. Daarmee krijgt de ontwikkeling
van de krijgsmacht een voorspelbaar karakter. Het onderzoek van Clingendael maakt
echter ook duidelijk dat de praktijk per land verschilt en dat kenmerken samenhangen
met de specifieke nationale context.
In de conclusies van het rapport worden de voordelen van de defensieafspraken, zoals
het brede draagvlak en de stabiliteit en voorspelbaarheid die verder reiken dan een
kabinetsperiode, onderstreept. Wel wordt hierbij de kanttekening geplaatst dat voldoende
flexibiliteit moet worden behouden. Aandachtspunten betreffen verder de transparantie
bij de totstandkoming van de meerjarige afspraken en de rolverdeling tussen regering
en parlement (scheiding der machten). Tot slot kunnen defensieafspraken in potentie
bijdragen aan de harmonisering van de defensieplanning in Europa. Dit krijgt volgens
het rapport echter alleen gestalte indien de afspraken mede berusten op consultaties
van partners en van de Navo en/of de EU.
Het Clingendael-rapport «Multi-year Defence Agreements: a Model for Modern Defence?» draagt bij aan de gedachtevorming over een meerjarig perspectief voor de krijgsmacht
en mogelijkheden tot verdieping van de Europese defensiesamenwerking. Uit de bevindingen
maak ik op dat de politieke afspraken in Denemarken en Zweden voordelen bieden, maar
dat deze afspraken ook gepaard (kunnen) gaan met tekortkomingen of risico’s. Ik deel
de notie uit het rapport dat stabiliteit en voorspelbaarheid wenselijke, doch niet
op zichzelf staande doelen moeten zijn. Het is evident dat de krijgsmacht als organisatie
is gebaat bij voorkoming van opeenvolgende, ingrijpende koerswijzigingen in het beleid
en bij vergroting van (financieel) houvast. De onzekere veiligheidssituatie zal de
komende decennia echter ook strategische wendbaarheid van de krijgsmacht blijven vergen.
Bovendien moet bij een beoordeling van de werking van meerjarige afspraken nadrukkelijk
aandacht worden geschonken aan de prestaties op het terrein van de internationale
defensiesamenwerking. Nederland loopt op dit terrein namelijk reeds voorop en doet,
ook zonder meerjarige defensieafspraken, op geen enkele wijze onder voor Denemarken
en Zweden. Het rapport bevat de aanbeveling om nader te onderzoeken in welke mate
(elementen van) de meerjarige afspraken in Denemarken en Zweden navolging kunnen krijgen.
Ik ben benieuwd naar de visie van de Kamer hierop en ben bereid tot een open gedachtewisseling
over de voor- en nadelen van meerjarige defensieafspraken.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert