33 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2012

Nr. 14 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 oktober 2011

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Lange

Inleiding van de minister

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de defensiebegroting 2012 (Kamerstukken 33 000 X, nrs. 1 en 2). Deze vragen zijn ingezonden op 11 oktober 2011. In de antwoorden zijn de gevolgen van de Nota van Wijziging over de begroting voor 2012 nog niet verwerkt.

Vragen en antwoorden

1

Wat is de verdeling tussen personeelskosten, werkingskosten en investeringen? Wat is hierbij volgens u de ideale verdeling?

De ontwerpbegroting 2012 bestaat voor 40 procent uit personeelsuitgaven, 28 procent overige exploitatie-uitgaven en 15 procent investeringen. De overige uitgaven betreffen onder andere pensioenen en wachtgelden. Voor investeringen geldt voor de langere termijn een streefwaarde van 20 procent. Voor de personele en materiële uitgaven is geen streefwaarde vastgesteld. Deze uitgaven zijn zodanig geraamd dat de ambitie en de doelstellingen passen bij activiteiten en middelen, binnen het begrotingkader.

2, 69 en 70

Wat is de gemiddelde leeftijd van het militaire personeel?

Hoeveel (aantal maanden) daalt de gemiddelde leeftijd van het personeel bij Defensie na invoering van de numerus fixus?

Kunt u een overzicht geven van de leeftijdsopbouw van het personeel van Defensie, uitgesplitst in burgerpersoneel en militair personeel, van voor en na de doorvoering van de numerus fixus, dus voor de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

De gemiddelde leeftijd van het militair personeel is momenteel 33 jaar en van het burgerpersoneel 46 jaar. Het is nog niet mogelijk een schatting te maken van de leeftijdopbouw na de invoering van de numerus fixus. Het doel van de invoering van de numerus fixus is echter wel een verjonging van het defensiepersoneel.

3, 7, 8, 21 en 39

Is het mogelijk de Kamer informatie te sturen die het mogelijk maakt de begroting 2012 met de begroting 2011 te vergelijken, aangezien dit door de veranderde begrotingsstructuur voor een aantal posten niet mogelijk is?

Kan voor de beleidsartikelen 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26 middels een tabel per beleidsartikel inzichtelijk worden gemaakt hoe de uitgaven van 2012 zich verhouden tot de uitgaven van 2011, zodat deze met elkaar kunnen worden vergeleken?

Kan per beleidsartikel inzichtelijk worden gemaakt welke verschuivingen er hebben plaatsgevonden tussen de verschillende posten die zijn opgenomen in de tabellen?

Kunt u zoveel mogelijk de aansluiting tussen de budgetten uit 2010 en 2011 en de herverdeelde budgetten vanaf 2012 inzichtelijk maken?

Waarom is er geen aansluitingstabel 2010/2011 met 2012 en latere jaren opgenomen?

De nieuwe begrotingspresentatie met een andere verdeling tussen programma- en apparaatsuitgaven geldt vanaf het begrotingsjaar 2012. In de ontwerpbegroting 2012 zijn de kolommen voor 2010 en 2011 volgens de oude indeling van het begrotingsjaar 2011 weergegeven. Om een vergelijking mogelijk te maken zijn in de onderstaande tabellen de jaren 2010 en 2011 weergegeven volgens de nieuwe indeling van de begroting 2012. Ten aanzien van het beleidsartikel 20 Inzet zijn de genoemde wijzigingen pas van toepassing met ingang van de ontwerpbegroting 2013. De tabel van beleidsartikel 20 in de begroting 2012 is daarom goed te vergelijken met 2010 en 2011. Zie ook het antwoorden op vragen 43 en 128.

Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21

Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21

Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22

Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22

Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23

Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23

Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24

Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24

Defensie Materieel Organisatie – beleidsartikel 25

Defensie Materieel Organisatie – beleidsartikel 25

Commando DienstenCentra – beleidsartikel 26

Commando DienstenCentra – beleidsartikel 26

4 en 38

Wat verstaat u precies onder programma-uitgaven in de nieuwe begrotingsopzet? Kunt u enkele voorbeelden geven van posten die nu als «programma-uitgaven» worden beschouwd?

Wat verstaat u precies onder programma-uitgaven in de nieuwe begrotingsopzet? Kunt u enkele voorbeelden geven van posten die nu als «programma-uitgaven» worden beschouwd?

Onder programma-uitgaven worden bij de beleidsartikelen 21 tot en met 24 uitgaven verantwoord voor de gereedstelling en een deel van de instandhouding van de krijgsmacht. Dit zijn uitgaven die rechtstreeks verband houden met oefeningen en het gebruik van wapensystemen, zoals voeding, brandstof en munitie. Bij de beleidsartikelen 25 en 26 gaat het om de uitgaven voor munitie en brandstof, de instandhouding van wapensystemen, de afstoting van materieel en de investeringen.

5

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel er bespaard is op de posten «staven» uit de begroting van 2011?

De reductie op de staven bedraagt 30 procent. In de onderstaande tabel zijn de daarbij ingeboekte bedragen per staf weergegeven (bedragen x € 1 miljoen).

 

2012

2013

2014

2015

2016

CZSK

0

–2,3

–9,5

–9,6

–9,6

CLAS

0

–6,7

–27,9

–28,3

–28,3

CLSK

0

–2,5

–10,5

–10,6

–10,6

KMAR

0

–2,1

–8,6

–8,8

–8,8

DMO

0

–10,2

–42,7

–43,6

–43,6

CDC

0

–4,6

–19,0

–19,3

–19,3

BS

0

–7,3

–30,4

–30,8

–30,8

6

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Ten Broeke/Knops over verruiming van de HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking)-afspraken, nu de evaluatie van de missie in Uruzgan gepresenteerd is?

Voor de begrotingsbehandeling ontvangt u van de minister van Buitenlandse Zaken en mij een brief waarin de toezeggingen met betrekking tot de financieringswijze in HGIS en de ruimte voor 2012, zoals gedaan in het algemeen overleg van 29 oktober jl. over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan operatie Unified Protector, gestand worden gedaan. In deze brief zullen wij tevens schetsen welke structurele mogelijkheden wij aanvullend onderzoeken om invulling te geven aan de motie-Knops/Ten Broeke.

7

Kan voor de beleidsartikelen 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26 middels een tabel per beleidsartikel inzichtelijk worden gemaakt hoe de uitgaven van 2012 zich verhouden tot de uitgaven van 2011, zodat deze met elkaar kunnen worden vergeleken?

Zie het antwoord op vraag 3.

8

Kan per beleidsartikel inzichtelijk worden gemaakt welke verschuivingen er hebben plaatsgevonden tussen de verschillende posten die zijn opgenomen in de tabellen?

Zie het antwoord op vraag 3.

9 en 10

Kunt u toelichten in hoeverre het overleg met het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer is gevorderd met betrekking tot het opnemen van de bezuinigingen als gevolg van de beleidsbrief in de begroting?

Waar vindt de Kamer in de begroting voor 2012 de toegezegde bondige rapportage over de stand van zaken rond de bezuinigingen?

De bezuinigingen zijn in de ontwerpbegroting voor 2012 verwerkt. In de zogenoemde «18 Miljard Monitor» van het ministerie van Financiën wordt per departement halfjaarlijks gerapporteerd over de voortgang van de financiële maatregelen die in het regeerakkoord zijn afgesproken. De Algemene Rekenkamer heeft het kabinet aanbevolen om vanaf 2012 jaarlijks op Verantwoordingsdag te rapporteren over de mate waarin de budgettaire doelstellingen van de maatregelen uit het regeerakkoord zijn gerealiseerd. De 18 Miljard Monitor voorziet hierin.

De beleidsagenda gaat in op de start van de reorganisatie en de stand van zaken van de maatregelen in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1).

11

Welke taken moet Defensie afstoten op 1) nationaal niveau, 2) Europees niveau, 3) in Navo samenwerkingsverband, om ondanks de druk van de bezuinigingen toch het ambitieniveau «Veelzijdig Inzetbaar» waar te maken?

Defensie stoot geen taken af. Wel hebben de maatregelen van de beleidsbrief op tal van terreinen gevolgen voor de inzetbaarheid en de output van de krijgsmacht. Zo zullen de omvang en de duur van de bijdragen van de krijgsmacht aan internationale missies aan grotere beperkingen onderhevig zijn. Door onder meer de opheffing van de tankbataljons, de afstoting van een kwart van alle pantserhouwitsers en een deel van de mortieren 120mm en de vermindering van het aantal jachtvliegtuigen boet de krijgsmacht aan slagkracht in. De mijnenbestrijdingscapaciteit op zee wordt beperkt waardoor telkens een keuze moet worden gemaakt tussen de uitvoering van taken op de Noordzee, de bijdrage aan internationale operaties en de bijdrage aan de Standing Naval Forces van de Navo. Daardoor kan de bewegingsvrijheid op zee worden verminderd. Voor de logistieke ondersteuning op het land en op zee wordt de krijgsmacht afhankelijker van anderen.

De inzetbaarheidsdoelstellingen in de beleidsagenda maken echter duidelijk dat, in het licht van de grote veranderlijkheid van de internationale veiligheidssituatie, het streven naar een veelzijdig inzetbare krijgsmacht voor het kabinet overeind staat.

12

Kunt u het deel van de bezuinigingen dat samenhangt met de interne problematiek bij Defensie, te weten 173 miljoen euro voor 2012, uitsplitsen in kostenposten? Zo nee, waarom niet?

De berekening van de omvang van de interne problematiek berust vooral op meerjarige exploitatieramingen van DMO en CDC. Op grond hiervan wordt in 2012 ongeveer € 110 miljoen toegevoegd aan de begroting van DMO voor het herstel van de materiële exploitatie. Dit bedrag is verdeeld over de verschillende budgetten voor logistieke ondersteuning. Ongeveer € 18 miljoen is bestemd voor overige problemen bij het CDC. De resterende € 45 miljoen van de € 173 miljoen is bestemd voor het inlopen van voorraadachterstanden.

13

Kunt u een overzicht per 1 oktober 2011 geven van het aantal hoge officieren bij Defensie, dat wil zeggen 1) het aantal admiraals, luitenant-admiraals, vice-admiraals, schouts-bij-nacht en commandeurs en kapiteins ter zee bij de CZSK en in staffuncties; 2) het aantal generaals, luitenant-generaals, generaal-majoors, brigade-generaals en kolonels bij het CLAS en in staffuncties; 3) het aantal generaals, luitenant-generaals, generaal-majoors, commodores en kolonels bij de CLSK en in staffuncties; 4) het aantal luitenant-generaals, generaal-majoors, brigade generaals en kolonels bij de KMAR en in staffuncties?

In de onderstaande tabel is de verdeling van hoge officieren op 1 oktober 2011 weergegeven. De generaalsrangen worden met symbolen aangeduid:

  • ****: generaal (CLAS)

  • ***: vice-admiraal (CZSK), luitenant-generaal (CLAS, CLSK en Kmar)

  • **: schout-bij-nacht (CZSK), generaal-majoor (CLAS, CLSK en Kmar)

  • *: commandeur (CZSK), brigadegeneraal (CLAS, Kmar), commodore (CLSK).

De kolonelsrang bij CLAS, CLSK en Kmar is equivalent aan die van kapitein ter zee bij het CZSK.

WERKZAAM BIJ

RANG

KRIJGSMACHTDEEL

CLAS

CLSK

CZSK

KMAR

TOTAAL

CZSK

***

   

1

 

1

**

   

1

 

1

*

   

6

 

7

Kolonel

   

36

 

36

CLAS

***

1

     

1

**

1

     

1

*

8

     

8

Kolonel

52

1

   

53

CLSK

***

 

1

   

1

**

 

1

   

1

*

 

5

   

5

Kolonel

 

28

   

28

KMAR

***

     

1

1

**

     

1

1

*

     

3

3

Kolonel

 

1

 

16

17

BS

****

1

     

1

***

1

 

1

1

3

**

2

1

2

 

5

*

7

4

5

 

16

Kolonel

26

16

16

3

61

CDC

***

2

2

1

 

5

**

1

2

2

 

5

*

6

3

3

1

13

Kolonel

41

37

29

4

111

DMO

**

1

1

1

 

3

*

1

2

1

 

4

Kolonel

15

13

17

 

45

OVERIGE PLAATSINGEN

***

1

     

1

**

1

     

1

*

1

1

   

2

Kolonel

13

 

5

4

22

DEFENSIE

****

1

0

0

0

1

***

5

3

3

2

13

**

6

5

6

1

18

*

23

15

15

4

58

Kolonel

147

96

103

27

373

14

Welk deel van de uitgaven dat het ministerie van EL&I doet aan kennis en onderzoeksuitgaven komt ten bate van Defensie? Welk bedrag wordt in totaal uitgegeven aan kennis en onderzoek bij Defensie? Welk deel van dit totaalbedrag is bestemd voor TNO?

In de ontwerpbegroting 2012 van het ministerie van EL&I is voor het thema Defensie binnen het programmatisch pakket ongeveer € 6 miljoen gereserveerd voor onderzoek en ontwikkeling bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium.

Het totale bedrag op de defensiebegroting 2012 voor wetenschappelijk onderzoek bedraagt € 64 miljoen, waarvan € 36 miljoen is bestemd voor TNO en ongeveer € 800 000 voor het Maritiem Research Instituut Nederland. Daarnaast is TNO betrokken bij contractonderzoek voor zowel technologieontwikkeling als kennistoepassing. Het hiermee gemoeide budget verschilt van jaar tot jaar omdat het afhankelijk is van de gunning van specifieke contracten.

15

Hoeveel loopbaanbegeleiders zijn er momenteel werkzaam bij Defensie in totaal, en hoeveel per krijgsmachtdeel? Is dit aantal voldoende om alle mensen die gedwongen de organisatie moeten verlaten te ondersteunen?

Bij Defensie zijn 166 van de 200 loopbaanbegeleidersfuncties bezet. Bij het CZSK werken 40 loopbaanbegeleiders, bij het CLAS 76, bij het CLSK 26 en bij de Kmar 24. Het is de ambitie medio 2012 alle openstaande functies te vervullen.

De loopbaanbegeleiding is erop gericht de medewerkers te ondersteunen in hun ontwikkeling en bij de vormgeving van hun loopbaan, ongeacht of hun ambitie binnen of buiten Defensie ligt. Loopbaanbegeleiding met een externe oriëntatie is gericht op militair personeel dat vrijwillig de organisatie wenst te verlaten en militair personeel dat in FPS met een negatief doorstroombesluit wordt geconfronteerd. Defensiepersoneel dat door de reorganisatie boventallig wordt en daardoor de organisatie gedwongen moet verlaten, zal door de Bemiddelings- en Begeleidingsorganisatie (BBO) van Defensie worden begeleid naar een baan buiten Defensie. De BBO wordt daarbij ondersteund door een of meer externe partijen en waar mogelijk door de loopbaanbegeleiders. Voor deze interne en externe begeleiding van medewerkers is de huidige capaciteit aan loopbaanbegeleiders voldoende.

16

Welke bedragen werden/worden uitgegeven aan een sociaal veilige werk en leefomgeving voor de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

De uitgaven ten behoeve van een sociaal veilige werk- en leefomgeving vallen onder de reguliere bedrijfsvoering van de defensieonderdelen en zijn daardoor niet meer afzonderlijk zichtbaar.

17, 92, 175 en 193

Hoeveel medewerkers werken er momenteel bij de Bestuursstaf (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur)? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft de Bestuursstaf in 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Kunt u per krijgsmachtdeel en in een matrix voor de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 uiteenzetten;

  • hoeveel VTE militair-, burger en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren na doorvoering van de bezuinigingen?

  • hoeveel VTE militair, burger en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk beschikbaar was/ naar verwachting zal zijn?

Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft de DMO op 1 oktober 2011? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft de DMO in 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft het CDC op 1 oktober 2011? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft het CDC in 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

In de onderstaande tabel zijn per 1 oktober 2011 de aantallen functies voor burgerpersoneel (BP) en militair personeel (MP) weergegeven, alsmede het vullingspercentage voor deze functies. Voor de daaropvolgende jaren kan nog geen overzicht van aantallen medewerkers worden gegeven aangezien de invulling van de numerus fixus per defensieonderdeel afhankelijk is van de uitkomst van de reorganisatie. Op 1 oktober 2011 werden negen personen ingehuurd voor het vervullen van formatieplaatsen. In het jaarverslag over 2010 (Kamerstuk 32 710 X, nr. 1) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitgaven van het ministerie van Defensie voor externe inhuur. Ik zal uw Kamer voorafgaand aan de behandeling van de begroting nader informeren over de aantallen personen die worden ingehuurd per 1 oktober 2011.

 

1 oktober 2011

Defensie onderdeel

Categorie

Formatie organiek

Bezetting organiek

%

CZSK

MP

8 141

6 446

79,2%

BP

590

549

93,1%

EXTERN

 

0

 

TOTAAL

8 730

6 994

80,1%

CLAS

MP

19 703

16 758

85,1%

BP

2 307

2 044

88,6%

EXTERN

 

1

 

TOTAAL

22 009

18 803

85,4%

CLSK

MP

7 462

6 505

87,2%

BP

390

499

127,8%

EXTERN

 

0

 

TOTAAL

7 852

7 004

89,2%

KMAR

MP

5 553

5 153

92,8%

BP

559

551

98,6%

EXTERN

 

0

 

TOTAAL

6 111

5 704

93,3%

BS

MP

1 094

809

74,0%

BP

1 075

1 048

97,4%

EXTERN

 

0

 

TOTAAL

2 169

1 857

85,6%

CDC

MP

3 442

2 972

86,4%

BP

4 418

4 551

103,0%

EXTERN

 

4

 

TOTAAL

7 860

7 527

95,8%

DMO

MP

1 259

1 085

86,1%

BP

4 631

4 491

97,0%

EXTERN

 

4

 

TOTAAL

5 891

5 579

94,7%

DEF

MP

46 652

39 728

85,2%

BP

13 970

13 731

98,3%

EXTERN

 

9

 

TOTAAL

60 623

53 468

88,2%

18

Welk percentage van het Defensiepersoneel bestaat bij het begin van het komende begrotingsjaar (2012) uit militairen en wat zal dat percentage zijn aan het eind van dat begrotingsjaar?

Naar verwachting bestaat het personeelsbestand van Defensie begin 2012 voor 76,7 procent en eind 2012 voor 76,9 procent uit militairen.

19 en 20

Wanneer zullen de personeelsdossiers binnen de Defensieorganisatie allen betrouwbaar en volledig zijn?

Heeft al het personeel dat langer dan een jaar bij de Defensieorganisatie werkt een functioneringsgesprek gehad? Zijn de gegevens hiervan opgenomen in het personeelsdossier? Zo nee, wanneer zal dit wel het geval zijn?

In 2011 zal met ongeveer 53 procent van de werknemers een functioneringsgesprek worden gehouden. Het verslag van een functioneringsgesprek maakt deel uit van het personeelsdossier. Naar verwachting zijn in tweede helft van 2012 alle personeelsdossiers gecontroleerd en op orde gebracht.

21

Kunt u zoveel mogelijk de aansluiting tussen de budgetten uit 2010 en 2011 en de herverdeelde budgetten vanaf 2012 inzichtelijk maken?

Zie het antwoord op vraag 3.

22 en 23

De defensieorganisatie werkt met operationele doelstellingen die niet of nauwelijks te meten zijn. In hoeverre beperkt dit het zicht op het lerend vermogen van de organisatie?

Zou het mogelijk zijn om naast de algemene, niet-meetbare doelstellingen ook meetbare doelstellingen op te nemen. Zo ja, welke? Zo nee waarom niet?

De operationele doelstellingen van CZSK, CLAS en CLSK verwoorden de beschikbaarheid van eenheden voor nationale en internationale inzet, de beschikbaarheid van (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden en de beschikbaarheid van voortzettingsvermogen voor de gereedstelling van eenheden. De meetbaarheid van de operationele doelstellingen wordt weergegeven in de doelstellingenmatrices. De Kmar heeft eigen operationele doelstellingen. Het gebruik van de doelstellingenmatrices ondersteunt het lerend vermogen van de organisatie. Dat vermogen wordt verder bevorderd door de controlstructuur, waaronder de jaarverslaglegging, de beleidsdoorlichtingen en de rapporten van toezichthoudende organen, zoals de Auditdienst Defensie.

24

Waarom bevat de bijlage bij de begroting over de numerus fixus wel een duidelijke kwalitatieve en kwantitatieve uitsplitsing van de toekomstige formatie, maar voorziet het kader niet in een overzicht of een referentiekader met betrekking tot de gewenste leeftijdsopbouw van de toekomstige defensieorganisatie? Wordt dit overwogen? Zo ja, wanneer is dat referentiekader beschikbaar? Zo nee, op welke andere wijze wordt invulling gegeven aan het realiseren van de gewenste leeftijdsopbouw?

Aangezien werknemers niet op leeftijd mogen worden geselecteerd, wordt dit criterium niet gebruikt bij de samenstelling van de numerus fixus. Ik verwacht dat de verschuiving in de functieopbouw naar meer werknemers in lagere rangen zal leiden tot een verjonging van het personeelsbestand.

25

Welke personele inspanning leveren de onderdelen bij het doorvoeren van de reorganisatie? Zijn hier kosten voor begroot? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar zijn deze kosten zichtbaar gemaakt in de begroting?

De voorgenomen bezuinigingen leiden defensiebreed tot een groot aantal reorganisaties. De uitvoering van de reorganisaties is belegd in de lijnorganisatie. Bij ieder defensieonderdeel zijn vier of vijf werknemers betrokken bij de centrale regie van het reorganisatieproces. Ook is een aantal projectleiders vrijgemaakt. Hierdoor leidt de reorganisatie niet tot extra personele kosten. Debenodigde inspanningen verhogen wel de druk op de defensieonderdelen.

26 en 133

Kunt u toelichten of de veronderstelling klopt dat de apparaatsuitgaven op de beleidsartikelen 20 tot en met 26 voor 100% juridisch verplicht zijn? Zo niet, kunt u uiteenzetten welke flexibiliteit daar is?

Kunt u toelichten of de veronderstelling klopt dat de apparaatsuitgaven op de beleidsartikelen 20 tot en met 26 voor 100% juridisch verplicht zijn? Zo niet, kunt u uiteenzetten welke flexibiliteit daar is?

De apparaatsuitgaven op de artikelen 20 tot en met 26 bestaan voor het grootste deel uit salarisuitgaven. De feitelijke juridische verplichting wordt aangegaan bij de aanstelling van het personeel. De budgetflexibiliteit is hier afhankelijk van de uitstroom van personeel. Gezien de contractuele verplichtingen jegens het personeel en de naar verwachting geringe vrijwillige uitstroom is de budgetflexibiliteit voor 2012 nihil.

27 en 45

Waarom is de verwerking van de taakstelling en de verwerking van de moties over de beleidsbrief niet in een heldere overzichtstabel in de begroting zelf opgenomen?

Waarom is de verwerking van de taakstelling en de verwerking van de moties over de beleidsbrief niet in een heldere overzichtstabel in de begroting zelf opgenomen?

De moties over de beleidsbrief zijn verwerkt in de ontwerpbegroting 2012, zoals toegelicht in de beleidsagenda op pagina 13. Een overzicht van alle moties is in de begroting opgenomen in hoofdstuk 2 «Moties en Toezegging» van de internetbijlagen. Zowel de moties als de toezeggingen tijdens het notaoverleg van 6 juni jl. over de beleidsbrief zijn daar in een tabel opgenomen.

28, 29 en 214

Wat doet u om het gebruik van open source software te stimuleren? In welke gevallen kiest u (het ministerie) om open source software niet te gebruiken? Kunt u dat toelichten?

Is het waar dat het Amerikaanse ministerie van Defensie een website heeft geopend waar ontwikkelaars met open source software werken? Ziet u hier voordelen van? Zo ja welke? Waarom heeft u geen concrete plannen om een ontwikkelplatform op te zetten?

Is het waar dat het Amerikaanse ministerie van Defensie het gebruik van open source software aanmoedigt? Deelt u de mening dat om effectief gestelde doelen te behalen, het ministerie van Defensie zijn software sneller dan ooit moet ontwikkelen en updaten, om nieuwe dreigingen voor te zijn en om te beantwoorden aan de steeds veranderende eisen? Welke voordelen kan open source software hierin bieden?

Het is bekend dat het Amerikaanse ministerie van Defensie voorstander is van open source software. Ik deel de mening dat software bij de tijd moet zijn om effectief te kunnen optreden tegen nieuwe dreigingen. Defensie voert daarom regelmatig software-updates uit.

Defensie ontwikkelt in beginsel geen eigen software, maar verwerft deze bij de Navo, andere overheden of commerciële partijen. Daarnaast wil Defensie ook gebruik maken van open source software. Defensie combineert en configureert de software naar behoefte. Op verscheidene plekken in de defensieorganisatie wordt met open source software gewerkt.In een aantal gevallen voldoet open source software echter niet, bijvoorbeeld vanwege de aansluiting op applicaties die de Navo in gebruik heeft. Ook de complexiteit van de huidige softwareportfolio van Defensie, vooral ten aanzienvan informatie-integratie en interoperabiliteit, bemoeilijkt het gebruik van open source alternatieven.

30

Welke bevoegdheden krijgt DEFCERT? Waarin verschillen GOVCERT van DEFCERT? Kunt u dat toelichten?

Het is de taak van het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) de weerbaarheid van Defensie tegen digitale aanvallen te vergroten waardoor de continuïteit en de betrouwbaarheid van de bedrijfsprocessen beter wordt gewaarborgd. DefCERT geeft daartoe adviezen aan de ICT-beheerorganisatie over technische maatregelen. Dat vraagt om uitgebreide kennis van zowel de militaire netwerken als van de bestuurlijke en operationele processen van Defensie.

GOVCERT.NL is het Computer Emergency Response Team van de rijksoverheid dat overheidsorganisaties adviseert en ondersteunt bij het voorkómen en afhandelen van ICT-gerelateerde beveiligingsincidenten. Daartoe is GOVCERT.NL actief in kennisuitwisseling en samenwerking met Europese en andere internationale CERT-fora. GOVCERT.NL voorziet de overheids- en civiele netwerkdomeinen van deskundigheid en incident response diensten, terwijl DefCERT dat doet voor het specialistische, militaire netwerkdomein. GOVCERT.NL en DefCERT werken vanzelfsprekend intensief samen. Zo hebben medewerkers van DefCERT assistentie verleend aan het GOVCERT.NL tijdens de Diginotar-crisis en ontvangt DefCERT waarschuwingen en adviezen van GOVCERT.NL.

31 en 32

Waarom realiseert het CLAS pas vanaf 2013 substantiële besparingen in het operationele domein, terwijl sommige wapensystemen al per 9 mei 2011 stilgezet zijn?

Waarom realiseert het CLSK pas vanaf 2013 substantiële besparingen in het operationele domein, terwijl sommige wapensystemen al per 9 mei 2011 stilgezet zijn, zoals de Cougars? Worden in 2012 al besparingen ingeboekt op de vlieguren van af te stoten F-16’s, brandstofverbruik, landingsgeld, etc.? (Internetbijlage)

De financiële gevolgen van het stilzetten van wapensystemen zijn in eerste instantie beperkt tot de vermindering van de uitgaven die samenhangen met oefenactiviteiten. Pas op het moment dat organisaties worden opgeheven, infrastructuur en wapensystemen worden verkocht en personeel de organisatie verlaat, worden aanzienlijke besparingen bereikt. Het reorganisatietraject van Defensie houdt rekening met dergelijke besparingen vanaf 2013.

33

Waarom levert de uitvoering van de motie Hernandez ( 32 733, nr. 17 ) inzake de reductie van dienstauto’s pas vanaf 2014 besparingen op? (Internetbijlage begroting)

Op grond van de motie Hernandez (Kamerstuk 32 733, nr. 17) is een extra reductie van 200 dienstauto’s toegevoegd aan het totaal van 1 000. Deze extra reductie krijgt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in de tweede helft van 2013, haar beslag. Dit leidt vanaf 2014 tot minder exploitatie-uitgaven.

34

Waarom wordt op de begroting van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) van 2011 naar 2016 slechts 40 miljoen euro bespaard op een budget van circa 2 miljard euro en een totaal van bezuinigingen en herschikkingen ter grootte van 1 miljard euro? Is de DMO niet bij uitstek een ondersteunend onderdeel van Defensie, waarvan bovendien onderdelen worden herverdeeld naar de OPCO’s? Waar zijn de besparingen die dit zou moeten opleveren terug te vinden in de begroting? (Internetbijlage)

Er is besloten tot grote besparingen op de begroting van DMO. Daar staat echter tegenover dat verreweg het grootste deel van de herschikking van € 173 miljoen wordt toegevoegd aan deze begroting. Dit is nodig om de problematiek in de materiële exploitatie op te lossen en de voorraden aan te vullen. De Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2012 gaat in op de omhanging van de logistieke bedrijven van de DMO naar de operationele commando’s.

35 en 36

Is uw verantwoordelijkheid beperkt tot de organisatorische kant van de beleidsartikelen?

Waarom is er geen expliciete omschrijving van uw verantwoordelijkheid opgenomen ten aanzien van de in te zetten processen als gevolg van de beleidsbrief?

De minister van Defensie is verantwoordelijk voor de gehele defensiebegroting, inclusief de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en alle processen die verbonden zijn aan de reorganisatie van de defensieorganisatie.

37 en 41

Kunt u aangeven welke gevolgen het doorvoeren van de uitgangspunten van «verantwoord begroten» in de begroting 2013 zal hebben voor de doelstellingen en indicatoren ten opzichte van de nu voorliggende begroting?

Kunt u uiteenzetten welke gevolgen het doorvoeren van de uitgangspunten van «verantwoord begroten» in de begroting 2013 zal hebben voor de doelstellingen en indicatoren ten opzichte van de nu voorliggende begroting?

In de brief van de minister van Financiën over de verbetering van verantwoording en begroting (Kamerstuk 31 865, nr. 26) is uiteengezet hoe de begroting zich zal ontwikkelen op het gebied van doelstellingen en indicatoren. «Verantwoord Begroten» betekent voor de begroting 2013 dat elk beleidsartikel een algemene doelstelling bevat waarin concreet de beleidsinzet wordt uiteengezet, ofwel voor welk doel het geld wordt uitgegeven. Indicatoren geven de beleidsinzet van de minister weer. Daarnaast worden algemene ontwikkelingen op het beleidsterrein geïllustreerd met kengetallen. Tevens wijzigt de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». De budgetten worden niet meer gekoppeld aan de operationele doelstellingen maar aan de verschillende typen financiële instrumenten. De operationele doelstellingen kunnen vervallen, behalve als deze verhelderend zijn door een clustering aan te brengen van financiële instrumenten. De uitwerking hiervan in de begroting 2013 gebeurt in overleg met het ministerie van Financiën.

38

Wat verstaat u precies onder programma-uitgaven in de nieuwe begrotingsopzet? Kunt u enkele voorbeelden geven van posten die nu als «programma-uitgaven» worden beschouwd?

Zie het antwoord op vraag 4.

39

Waarom is er geen aansluitingstabel 2010/2011 met 2012 en latere jaren opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 3.

40

U stelt dat de Kamer een indeling naar organisatieonderdelen bij Defensie wenselijk acht;, Kunt u toelichten of u deze indeling onderschrijft of dat u op grond van «Verantwoord begroten» een andere indeling wenselijker acht?

In de leeswijzer van de begroting (pagina 11) is uiteengezet dat deze een organisatorische indeling kent. Deze indeling is het gevolg van de bij de introductie van «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording» geuite wens van de Kamer. «Verantwoord Begroten» maakt het mogelijk deze indeling te heroverwegen. Een begroting ingedeeld naar inzet, gereedstelling, instandhouding en ondersteuning, oftewel langs de lijnen van het primaire proces, is denkbaar. Over de uitwerking van «Verantwoord Begroten» bij de indeling van de begroting 2013 zal met het ministerie van Financiën worden overlegd, waarna de indeling in de begroting 2013 zal worden aangepast.

41

Kunt u uiteenzetten welke gevolgen het doorvoeren van de uitgangspunten van «verantwoord begroten» in de begroting 2013 zal hebben voor de doelstellingen en indicatoren ten opzichte van de nu voorliggende begroting?

Zie het antwoord op vraag 37.

42

Waarom wordt bij het Commando Dienstencentra (CDC) geen reductie van 30% gehaald terwijl, dit een volledig ondersteunend onderdeel van de defensieorganisatie is? Hoe verhoudt zich dit de motie Knops ( 32 500 X, nr. 35 )? (Internetbijlage)

De reductie van 30 procent in spoor 1 geldt defensiebreed alleen voor het bestuur (de staven) en niet voor de totale ondersteuning. Dit is in overeenstemming met de motie-Knops (Kamerstuk 32 500 X, nr. 35). De staf van het CDC wordt met 30 procent verkleind. De bezuinigingen bij de ondersteunende diensten, waaruit het CDC voor een groot deel bestaat, berusten op de maatregelen in spoor 2 en spoor 3.

43

Zijn de posten die onder de HGIS vallen (crisisbeheersingsoperaties, contributies aan NAVO en EU) gelijk aan voorgaande jaren? Zo nee, waar zitten de verschillen?

De posten die onder HGIS vallen zijn niet gewijzigd. Onder beleidsartikel 20 Inzet zijn de artikelonderdelen «Uitgaven Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK)» en «Uitgaven overige inzet» toegevoegd. Deze posten komen niet ten laste van de HGIS-voorziening.

44

Wat zijn de besparingen in geld en administratieve lasten van het opknippen dit jaar van de Defensiebegroting in de begroting zelf en een afzonderlijk boekwerkje met internetbijlagen?

Het drukken van een begroting in kleur kost € 0,106 per pagina. De bijlagen die bij de ontwerpbegroting in 2012 als internetbijlage zijn gepubliceerd, tellen in totaal zestien pagina’s. Dit levert dus een besparing op van ongeveer € 1,70 per gedrukt exemplaar van de begroting. De totale oplage van de defensiebegroting 2012 is 520 exemplaren, waarvan er 120 gedrukt worden zonder internetbijlage. De totale besparing in geld komt neer op € 204.

De administratieve lasten zijn gelijk gebleven aangezien het proces van schrijven en gereedmaken voor publicatie van de inhoud van de internetbijlagen niet is veranderd.

45

Waarom is de verwerking van de taakstelling en de verwerking van de moties over de beleidsbrief niet in een heldere overzichtstabel in de begroting zelf opgenomen?

Zie het antwoord op vraag 27.

46 en 47

Is het mogelijk binnen een beleidsartikel, bijvoorbeeld artikel 21 Commando Zeestrijdkrachten, onderscheid te maken in posten die vallen onder «comply» dan wel «explain»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dit onderscheid niet gemaakt?

Kunt u een overzicht geven van de criteria op basis waarvan de artikelen ingedeeld zijn in de categorieën «comply» dan wel «explain»?

Wanneer in een beleidsartikel duidelijk meetbare indicatoren zijn opgenomen, valt dit onder «comply». Wanneer er geen indicatoren zijn opgenomen, valt het beleidsartikel onder «explain». In de defensiebegroting bevatten de beleidsartikelen 20 Inzet, 21 CZSK, 22 CLAS en 23 CLSK geen indicatoren en deze vallen daardoor onder «explain». De beleidsartikelen 24 CKmar, 25 DMO en 26 CDC bevatten wel duidelijk meetbare indicatoren en deze vallen daarmee onder «comply».

48

Gesteld wordt dat «de defensiebegroting in algemene zin afwijkt van de begrotingen van andere beleidsdepartementen» Wat betekent dit voor de toepasbaarheid van het programma «verantwoord begroten»?

Het verschil met de begrotingen van andere beleidsdepartementen heeft vooral betrekking op de meetbaarheid van de maatschappelijke effecten (outcome), een onderdeel van het VBTB-traject. In tegenstelling tot begrotingen van andere beleidsdepartementen is de begroting van Defensie niet ingedeeld naar beleidsinstrumenten, maar naar defensieonderdelen. Bij het programma «Verantwoord Begroten» ligt het accent meer op inputfactoren dan outcome-factoren. Daardoor wordt de vergelijkbaarheid tussen de begroting van Defensie en andere departementen groter.

49

In hoeverre speelt het ontbreken van meetbare doelstellingen een rol bij het gericht coachen en opleiden van afzonderlijke eenheden of medewerkers?

Het uitgangspunt voor het gericht coachen en opleiden van afzonderlijke eenheden wordt gevormd door de operationele doelstellingen in de beleidsartikelen. De mate van operationele gereedheid is bepalend voor de eisen die aan opleidingen, trainingen en coaching worden gesteld.

50

Hoe gaat u de bureaucratische druk terugdringen?

De bestuursstaf en de staven bij de andere defensieonderdelen worden in de reorganisatie met 30 procent ingekrompen en de bestuurlijke relaties en processen worden vereenvoudigd. Zoals beschreven in de beleidsbrief moeten de maatregelen resulteren in heldere verhoudingen tussen het bestuur dat de regie op hoofdlijnen voert, en de operationele commandanten die meer ruimte voor de uitvoering krijgen. Het motto in het regeerakkoord «je gaat erover of niet» is daarbij het richtsnoer. Doublures worden opgeheven en verantwoordelijkheden geclusterd en herschikt. Rolvastheid is de norm. Ook de uitbesteding van activiteiten kan bijdragen tot de vermindering van de bestuurlijke complexiteit. De hoofden van de defensieonderdelen werken inmiddels aan de reorganisatie bij hun onderdelen, waarbij zij oog houden voor deze uitgangspunten.

51

Hoe groot zijn de tekorten aan personeel dat deskundig is op de gebieden van de inrichting van de kaders van financieel en materieel beheer? Wat zijn de gevolgen van deze tekorten?

Er is geen tekort aan deskundig personeel op het gebied van de inrichting van de kaders van het financieel beheer. Wel is het zo dat bij de staven van de defensieonderdelen op sommige plaatsen momenteel onvoldoende functionarissen kennis hebben van de kaders voor het materieelbeheer. Dit houdt verband met de grootschalige reorganisatie die Defensie uitvoert, waarbij onder meer het aantal staffuncties wordt verminderd. Dit perspectief leidt ertoe dat een aantal medewerkers actief op zoek is naar ander werk of reeds ander werk heeft gevonden. Er zijn maatregelen genomen om het kennistekort te verminderen.

In de reorganisatieperiode zijn er onmiskenbaar negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het beheer. Zo bestaat het risico dat de verbetermaatregelen vertraging oplopen als gevolg van de reorganisatiedruk. Dit komt onder andere doordat de logistieke staven die zijn belast met de aansturing van het feitelijke beheer en de daarvoor vereiste ondersteunende regelgeving, ook zijn belast met de uitwerking van de reorganisatie op het materieellogistieke terrein. In de reorganisatie worden voorts nieuwe organisatie-elementen opgericht en oude opgesplitst of opgeheven. Het vertrek van mensen en de opheffing en opsplitsing van organisatie-elementen vragen om extra inspanningen op het gebied van continuïteit en de overdracht van beheertaken. De grote reducties in personeel hebben ook invloed op de beschikbare omvang van de formatie voor materieelbeheer. De herschikking in het opleidingsveld heeft gevolgen voor de beschikbaarheid van het opleidingsprogramma materieelbeheer.

52 en 54

Op welke wijze wordt bij het project MALE UAV de genoemde innovatie concreet ingevuld? Op welke wijze wordt invulling gegeven aan «sensoren» als één van de zes prioritaire technologiegebieden uit de DIS? Hoe wordt omgegaan met de inbreng vanuit het Nederlandse bedrijfsleven en de kennisinstellingen?

Hoe ver is Defensie momenteel met het verwerven van de MALE UAV? Weet u al welk type wordt aangeschaft?

Binnenkort zal de Kamer worden geïnformeerd over de behoeftestelling van het project MALE UAV. Een keuze voor een van de productalternatieven zal naar verwachting in 2013 worden gemaakt. In de motie-Voordewind c.s. van juni jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 25) wordt de regering verzocht de mogelijkheden te onderzoeken van aanschaf van UAV’s die worden uitgerust met een sensorpakket dat met Nederlandse steun is ontwikkeld. Zoals ik heb toegezegd tijdens het notaoverleg van 6 juni jl. over de beleidsbrief zullen de mogelijkheden daartoe tijdens de vervolgfasen van dit project worden onderzocht. Overigens is een dergelijk sensorpakket tot op heden nog niet aan Defensie aangeboden.

In de brief van 10 april 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 115) is daarnaast uiteengezet dat een project voor een vliegende radar in aanmerking kon komen voor opname in de tweede tranche van de Maatschappelijke Innovatie Agenda (MIA) Veiligheid. In deze brief is ingegaan op de motie-Voordewind c.s. van december 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 78). De industrie heeft echter voor de MIA Veiligheid geen projectvoorstel voor een vliegende radar ingediend.

Tevens bestaat het voornemen in het kader van het Joint Investment Program (JIP) van het Europese Defensie Agentschap (EDA) te participeren in JIP’s op het gebied van Unmanned Aerial Systems (UAS). Dit geeft de defensiegerelateerde industrie en de kennisinstituten een waardevol instrument voor kennisvergaring. Kennisinstellingen worden ten slotte bij deelaspecten van de selectie en verwerving van de MALE UAV betrokken.

53

Hoe wordt in de plannen voorzien dat bij het afstoten van werk en/of het aangaan van publiek-private samenwerkingscontracten (PPS) de kennis voor Nederland behouden blijft en dit niet evenals het werk naar het buitenland wegvloeit?

Indien Defensie dienstverlening aan een marktpartij uitbesteedt, zal Defensie over voldoende kennis moeten blijven beschikken om de leverancierinhoudelijk te kunnen aansturen, zij het in beperktere mate dan wanneer de dienstverlening binnen Defensie blijft. Overigens kan op specifieke deelterreinen, zoals bijvoorbeeld bij ICT-dienstverlening, uit beveiligingsoogpunt in de aanbestedingsfase de eis worden gesteld dat de werkzaamheden alleen op Nederlands grondgebied mogen worden uitgevoerd.

54

Hoe ver is Defensie momenteel met het verwerven van de MALE UAV? Weet u al welk type wordt aangeschaft?

Zie het antwoord op vraag 52.

55

Op pagina 12 wordt gesteld dat Defensie voor 173 miljoen euro bezuinigt «als gevolg van interne problematiek», terwijl op pagina 20 wordt gesteld dat er «binnen de defensiebegroting de komende jaren 175 miljoen euro moet worden bezuinigd en herschikt om de financiële huishouding op orde te krijgen». Kunt u het verschil tussen deze bedragen uitleggen?

In structurele zin bedraagt de interne problematiek bij Defensie de komende jaren ongeveer € 175 miljoen. Voor 2012 is dit bedrag vastgesteld op € 173 miljoen op grond van de exploitatieraming voor dat jaar.

56 en 116

Welke maatregelen uit de beleidsbrief krijgen in 2012 hun beslag?

In 2012 worden de benodigde besparingen gerealiseerd door het stilzetten van eenheden, een reductie van het vullingspercentage en een reorganisatie van het opleidingenveld. Het resterende bedrag wordt verkregen door de verlaging van de investeringsquote. Waarom wordt er in 2012 weinig tot niets bespaard in spoor 1 en 2, terwijl u juist hier de nadruk van de bezuinigingen wilt leggen?

De reorganisaties zijn op 1 augustus jl. begonnen. De bezuinigingen hebben geleid tot een pakket maatregelendat met deze reorganisatie moet worden uitgevoerd. De uitvoering van deze maatregelen begint gelijktijdig maar de doorlooptijden van de reorganisaties lopen uiteen. De eerste opbrengsten doen zich voor in spoor 3. Bij het stilzetten van operationele onderdelen of capaciteiten vervalt onmiddellijk een deel van de materiële exploitatie. Verder is bij bezuinigingsmaatregelen in spoor 3 meteen duidelijk welke functies in het geding zijn. De opbrengsten zijn in eerste instantie echter nog beperkt. In de sporen 1 en 2 moeten eerst complexere reorganisatietrajecten worden doorlopen voordat de nieuwe organisatie een feit is. Een deel van de opbrengsten wordt in de aanloopperiode teniet gedaan door de kosten van het Sociaal Beleidskader. De samenhangende bezuinigingen op de personele exploitatie (vrijval) kunnen daarom pas later worden ingeboekt. De reorganisatietrajecten zullen in 2012 nog niet zijn voltooid.

57, 62, 63, 118 en 120

Is de budgettaire dekking in de vorm van het investeringsbudget in lijn met het dictum van de moties ingediend bij het WGO beleidsbrief op 6 juni 2011? Hoeveel wordt gedekt uit het investeringsbudget? Is hierdoor het investeringsbudget in 2012 en verder hoger of lager dan voorzien bij de begrotingsbehandeling in 2010?

Kunt u uiteenzetten uit welk deel van het investeringsbudget de door de Tweede Kamer per motie aangenomen wijzigingen van de beleidsbrief worden bekostigd? Wordt een deel van het geld gevonden in de verdere concentratie van infrastructuur en het afzien van nieuwbouw? Zo ja, om hoeveel geld gaat het? Zo nee, waarom niet?

Kunt u aangeven waarom de begroting vermeldt dat de dekking voor de moties die door de Tweede Kamer zijn aangenomen bestaat uit het investeringsbudget, terwijl tijdens het debat juist werd aangegeven dat de dekking uit voornamelijk infra zou komen?

U geeft aan dat de dekking voor de moties naar aanleiding van het notaoverleg over de beleidsbrief van € 13,7 wordt gevonden in de resterende prijsbijstelling, terwijl u op pagina 15 spreekt van zowel de prijsbijstelling als de investeringen. Kunt u aangeven waar het geld precies wordt gevonden? Wordt er rekening gehouden met de dekking die daarvoor in de moties voor is gevonden?

Waar bestaat de dekking voor de aangenomen moties in 2012 à 13,7 miljoen euro precies uit?

De onderstaande tabel bevat een overzicht van het financiële beslag van de tijdens het notaoverleg van 6 juni jl. over de beleidsbrief aangenomen moties en de dekking daarvoor.

Extra uitgaven door moties
 

2012

2013

2014

2015

2016

Toename exploitatie als gevolg van uitvoeren moties

13,7

25,4

41,9

41,9

41,9

Financiering moties
 

2012

2013

2014

2015

2016

Prijsbijstelling

–13,7

–24,7

–33,8

–31,8

–31,5

Vermindering 200 dienstauto’s

0

0

–0,5

–0,5

–0,5

Investeringen

0

–0,7

–7,6

–9,6

–9,9

De voorgestelde bronnen voor financiering van de moties zijn vooralsnog te onzeker. De dekking wordt daarom initieel gefinancierd uit het investeringsbudget voor groot materieelen de resterende prijsbijstelling.Hierdoor is het investeringsbudget na 2012 lager dan was voorzien tijdens de behandeling van de begroting voor 2011 in december 2010. Zo snel de opbrengsten zijn gerealiseerd wordt het investeringsbudget weer aangevuld. Mocht blijken dat als gevolg van het herbeleggingsplan infrastructuur de noodzakelijke middelen wel beschikbaar komen, dan zal het investeringsbudget worden ontlast.

58

Wat zijn de vullingspercentages van de operationele eenheden in 2012? Wat waren deze in 2011?

Per defensieonderdeel wordt een vullingspercentage vastgesteld. Het hoofd van het defensieonderdeel mag echter verschillen aanbrengen tussen de onder hem ressorterende eenheden. Zoals in de memorie van toelichting is gesteld is het de bedoeling de vulling van de operationele eenheden in 2012 niet verder te laten dalen. Vullingspercentages kunnen alleen worden gegeven voor de operationele commando’s, niet voor de daaronder vallende operationele eenheden. Zie verder het antwoord op vraag 17.

59, 190 en 191

Kunt u een overzicht geven van de kosten die per materieelsysteem worden gemaakt voor het verkoopgereed maken van deze systemen? Kunnen de kosten in ieder geval worden uitgesplitst in de posten «onderhoud» en «cursussen/trainingen»?

In 2011 is er contact geweest met mogelijke kopers. Met welke landen is contact geweest? Is er een marktanalyse geweest? Wat was daarvan de uitkomst? Hoe zijn ramingen voor het afstoten van overtollig materiaal gemaakt? Welke kosten zijn verbonden aan het gereed maken van overtollig defensiematerieel voor de verkoop? Kunt u een overzicht geven van materieel dat overtollig is verklaard en daarbij de kosten voor zowel opslag, beheer, onderhoud en gereedmaken voor verkoop? Worden die kosten meegerekend in de prijs? Kunt u een overzicht geven van het overtollig verklaarde materieel en wat de waarde van het materieel op dit moment is?

Hebben zich al potentiële kopers gemeld voor de projecten in afstoting naar aanleiding van de beleidsbrief, zoals de Mijnenbestrijdingsvaartuigen, de Leopard 2A6 Gevechtstanks, de Pantserhouwitsers, de F-16 vliegtuigen, de Cougars en Lynxs en de DC-10? Zo ja, welke landen en wat is de voortgang van het afstotingsproces?

In 2011 heeft Defensie contact gehad met landen waaraan op grond van het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie over wapenexportbeleid materieel verkocht mag worden. Hierbij is geen marktanalyse gemaakt. Wel peilt Defensie de buitenlandse belangstelling voor haar overtollige materieel, onder meer via de Nederlandse ambassades en defensieattachés in het buitenland en internationale beurzen.

Het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2011 bevat een overzicht van het materieel dat buiten dienst is gesteld maar nog niet verkocht, of dat de komende jaren zal worden afgestoten. De opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel zijn altijd het resultaat van commercieel vertrouwelijke onderhandelingen. Bij de ramingen speelt de toestand van het materieel een rol, evenals de marktomstandigheden voor defensiematerieel. Gemiddeld bedragen de kosten van het verkoopgereed maken 15 procent van de verkoopopbrengsten. De bijkomende kosten zijn onder meer afhankelijk van de met de koper gemaakte afspraken. Overtollig materieel dat nog niet is verkocht, wordt in beginsel zo opgeslagen dat het in aanvaardbare staat blijft. Het materieel wordt pas in verkoopbare staat gebrachtnadat een koper is gevonden. Over de verkoop van het materieel, waaronder de verkoopprijs, wordt de Kamer commercieel vertrouwelijk geïnformeerd.

Momenteel is er concrete belangstelling voor Leopard 2A6 gevechtstanks, pantserhouwitsers en F-16 gevechtsvliegtuigen. Naar verwachting zullen in 2012 de eerste verkoopcontracten worden gesloten. Daarnaast heeft een aantal landen interesse getoond in delen van ander overtollig materieel, maar dit heeft nog niet tot concrete resultaten geleid.

60

Waarom staan er (in de internetbijlage) vanaf 2013 geen uitgaven vermeld voor het «Maatschappelijk werk aan veteranen (Stichting de Basis)?

De subsidie voor het «Maatschappelijk werk aan veteranen»loopt tot en met 2012. In 2012 wordt deze subsidierelatie geëvalueerd. Op grond van deze evaluatie zal worden bezien of de subsidie wordt verlengd.

61

Waarom neemt de subsidie voor de Stichting Homosexuelen en Krijgsmacht tussen 2011 (90 000 euro) en 2012 (10 000 euro) sterk af? (Internetbijlage)

De reguliere subsidie voor de Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht bedraagt € 10 000. Voor 2011 heeft Defensie een bedrag van € 80 000 ontvangen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de versterking van de homo-emancipatie binnen de krijgsmacht. Dit bedrag is toegekend aan de stichting.

62

Kunt u uiteenzetten uit welk deel van het investeringsbudget de door de Tweede Kamer per motie aangenomen wijzigingen van de beleidsbrief worden bekostigd? Wordt een deel van het geld gevonden in de verdere concentratie van infrastructuur en het afzien van nieuwbouw? Zo ja, om hoeveel geld gaat het? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 57.

63

Kunt u aangeven waarom de begroting vermeldt dat de dekking voor de moties die door de Tweede Kamer zijn aangenomen bestaat uit het investeringsbudget, terwijl tijdens het debat juist werd aangegeven dat de dekking uit voornamelijk infra zou komen?

Zie het antwoord op vraag 57.

64, 73, 74, 75, 76 en 117

Kunt u precies aangeven voor welke intensiveringen nog geen investeringsbudget was vrijgemaakt en die gefinancierd kunnen worden zodra de verkoopopbrengsten van overtollig grootmaterieel wordt gerealiseerd? Gaat het bij deze intensiveringen om incidentele kosten?

Kunt u specifieker inschatten of de in de beleidsbrief opgenomen intensiveringen, die afhankelijk zijn van de doorgang van verkoopopbrengsten van overtollig defensiematerieel, op termijn doorgang zullen vinden?

De intensiveringen worden betaald uit de inkomsten van de verkoop van overtollig materieel. In hoeverre is dit slechts een «sigaar uit eigen doos»? Wordt met deze afspraak het Defensiebudget de facto niet extra gekort? Wat gebeurt er als deze niet of te laat worden ontvangen?

Waarom kunnen de in de beleidsbrief opgenomen intensiveringen, waarvoor voorafgaand aan de beleidsbrief nog geen investeringsbudget was vrijgemaakt, alleen doorgang vinden als de verkoopopbrengsten van overtollig grootmaterieel worden gerealiseerd en deze niet nodig zijn om tegenvallers te dekken? Bent u eventueel bereid om andere intensiveringen, waarvoor vóór de beleidsbrief al investeringsbudget was vrijgemaakt, plaats te laten maken voor intensiveringen uit de beleidsbrief?

Gesteld wordt dat voor 2012 en 2013 geen opbrengsten van internationale samenwerking en verkoop van overtollig materieel worden voorzien. Betekent dit dat er in die jaren geen investeringsruimte is voor de intensiveringen uit de beleidsbrief, nu u als uitgangspunt hanteert dat deze alleen doorgang kunnen vinden als de verkoopopbrengsten van overtollig grootmaterieel worden gerealiseerd?

Waarom zullen de toekomstige opbrengsten van overtollig materieel worden aangewend voor intensiveringen? Heeft dit te maken met de gebleken onzekerheid van de inschattingen rondom de opbrengsten? Waarom wordt hier de begrotingssystematiek losgelaten dat inkomsten niet ingezet mogen worden voor uitgaven? Schept dit een precedent voor andere (onderdelen van) begrotingen?

Zoals in de beleidsbrief is uiteengezet wil Defensie, ondanks de bezuinigingsdoelstellingen, blijven investeren in capaciteiten om nieuwe dreigingen het hoofd te kunnen bieden en de inzetbaarheid van de krijgsmacht te versterken. Het gaat om intensiveringen zoals MALE UAV, Counter-IED, Network Enabled Capabilities (NEC) en investeringen in het kader van cyber en digitale weerbaarheid.

In het investeringsdeel van de begroting was, mede door de maatregelen uit het regeerakkoord, onvoldoende budgettaire ruimte om intensiveringen onder te brengen. De hoofdregel is dat voor alle in de beleidsbrief opgenomen intensiveringen waarvoor voorafgaand aan de beleidsbrief nog geen investeringsbudget was vrijgemaakt, geldt dat deze doorgang kunnen vinden als de verkoopopbrengsten van overtollig grootmaterieel contractueel zijn vastgelegd en als deze niet nodig zijn om tegenvallers te dekken.

De verkoopopbrengsten zijn conservatief geraamd. Dit houdt in dat zestig procent van de geraamde verkoopprijs is ingeboekt en dat de opbrengsten gefaseerd met twee jaar vertraging zijn ingeboekt.

Ten behoeve van cyber defence zijn wel al investeringen (€ 2 miljoen) voorzien in de jaren 2012 en 2013 en ook voor het project MALE UAV zijn in deze periode uitgaven geraamd. Het betreft relatief beperkte bedragen waarvoor budgetruimte is vrijgemaakt in het Defensie investeringsbudget. Overigens zal de ruimte voor intensiveringen mogelijk ook gevonden kunnen worden doordat in de loop van de reorganisatie op andere terreinen budgetten beschikbaar komen.

65, 109, 110, 111 en 180

Op welk bedrag zijn de verkoopopbrengsten voor overtollig materieel begroot vanaf 2012 en verder?

Waarom zijn de opbrengsten van internationale samenwerking en de verkoop van materieel niet bekend voor 2012 en 2013, maar wel voor 2014? Kunt u de opbrengsten van 2014 splitsen in opbrengsten van internationale samenwerking en opbrengsten van materieel?

Worden de opbrengsten uit internationale samenwerking en de verkoop van overtollig materieel opgepot tot 2014 en zijn er daarom geen opbrengsten vermeld voor de jaren 2012 en 2013?

Waarom zullen voor 2012 en 2013 geen opbrengsten van de verkoop van overtollig materieel worden voorzien?

Hoe kan het dat er in deze tabel ontvangsten van verkoopopbrengsten staan vermeld terwijl eerder in de begroting aangegeven wordt dat er geen opbrengsten uit materieel worden verwacht in de jaren 2012 en 2013?

Zoals vermeld op pagina 53 van de ontwerpbegroting 2012 zijn de volgende verkoopopbrengsten geraamd voor overtollig materieel vanaf 2012 en verder:

Bedragen x € 1 000

2012

2013

2014

2015

2016

Verkoopopbrengsten

180 658

128 658

159 018

126 186

90 886

Voor 2012 en 2013 betreft het de verwachte opbrengsten van het materieel waarvan de afstoting al vast stond vóór de beleidsbrief. Van het materieel dat als gevolg van de beleidsbrief wordt afgestoten worden geen verkoopopbrengsten verwacht in 2012 en 2013. Deze opbrengsten zijn voorzichtigheidshalve pas vanaf 2014 begroot en bovendien, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 64, zijn ze conservatief geraamd.

Van de maatregelen in de beleidsbrief over internationale samenwerking zijn nog geen opbrengsten voorzien aangezien er nog geen concrete afspraken met partnerlanden zijn gemaakt.

66, 67 en 71

Als er over een jaar pas meer inzicht is in de inrichting van de defensieonderdelen, op basis van welke criteria is de numerus fixus dan ingevuld?

Kunt u nader toelichten welke stappen ten aanzien van de invulling van de numerus fixus worden bedoeld en hoe hier invulling aan is gegeven?

Waarom wordt gesproken van «richtlijnen» ten aanzien van de invulling van de numerus fixus? In welke mate mag er per defensieonderdeel afgeweken worden van deze richtlijn en wat zijn hier eventueel de gevolgen van?

De numerus fixus is per defensieonderdeel stapsgewijs tot stand gekomen. Aan de hand van de beleidsbrief is eerst de sterkte van de defensieonderdelen in 2016 bepaald. Zo zijn onder meer de operationele capaciteit en het aantal topfunctionarissen vastgesteld. Met behulp van richtlijnen is een transparante en evenwichtige toedeling van functies, burger en militair, en een optimale personeelsopbouw mogelijk geworden. Voorts wordt hierdoor onnodige overtolligheid voorkomen en heeft het personeel gelijkwaardige keuzemogelijkheden in het functietoewijzingsproces. De numerus fixus mag bij de komende reorganisaties niet worden overschreden. De reorganisatieplannen die nu tot stand worden gebracht, worden dan ook getoetst aan de numerus fixus.

68

Op basis van welke criteria zal de numerus fixus over een jaar worden geëvalueerd?

De numerus fixus kan worden aangepast na een analyse van knelpunten in uitvoering van de reorganisaties.

69

Hoeveel (aantal maanden) daalt de gemiddelde leeftijd van het personeel bij Defensie na invoering van de numerus fixus?

Zie het antwoord op vraag 2.

70

Kunt u een overzicht geven van de leeftijdsopbouw van het personeel van Defensie, uitgesplitst in burgerpersoneel en militair personeel, van voor en na de doorvoering van de numerus fixus, dus voor de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Zie het antwoord op vraag 2.

71

Waarom wordt gesproken van «richtlijnen» ten aanzien van de invulling van de numerus fixus? In welke mate mag er per defensieonderdeel afgeweken worden van deze richtlijn en wat zijn hier eventueel de gevolgen van?

Zie het antwoord op vraag 67.

72

Kunt u inschatten wanneer de UAV’s boven Nederland kunnen vliegen? Waarom duurt regelgeving hieromtrent zo lang?

Onbemande luchtsystemen zijn in Nederland inzetbaar in delen van het luchtruim die voor dat doel zijn vrijgemaakt, de zogenoemde segregated areas. Defensie zal bezien hoe de toestellen zo spoedig mogelijk in het volledige Nederlandse luchtruim kunnen worden ingezet. Tevens worden ontwikkelingen in andere landen op de voet gevolgd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu vertegenwoordigt Nederland bij de totstandkoming van de Europese regelgeving en wordt daarbij ondersteund door Defensie. Wanneer de MALE UAV toegang krijgt tot het Europese luchtruim is nog niet duidelijk.

73

Kunt u specifieker inschatten of de in de beleidsbrief opgenomen intensiveringen, die afhankelijk zijn van de doorgang van verkoopopbrengsten van overtollig defensiematerieel, op termijn doorgang zullen vinden?

Zie het antwoord op vraag 64.

74

De intensiveringen worden betaald uit de inkomsten van de verkoop van overtollig materieel. In hoeverre is dit slechts een «sigaar uit eigen doos»? Wordt met deze afspraak het Defensiebudget de facto niet extra gekort? Wat gebeurt er als deze niet of te laat worden ontvangen?

Zie het antwoord op vraag 64.

75

Waarom kunnen de in de beleidsbrief opgenomen intensiveringen, waarvoor voorafgaand aan de beleidsbrief nog geen investeringsbudget was vrijgemaakt, alleen doorgang vinden als de verkoopopbrengsten van overtollig grootmaterieel worden gerealiseerd en deze niet nodig zijn om tegenvallers te dekken? Bent u eventueel bereid om andere intensiveringen, waarvoor vóór de beleidsbrief al investeringsbudget was vrijgemaakt, plaats te laten maken voor intensiveringen uit de beleidsbrief?

Zie het antwoord op vraag 64.

76

Gesteld wordt dat voor 2012 en 2013 geen opbrengsten van internationale samenwerking en verkoop van overtollig materieel worden voorzien. Betekent dit dat er in die jaren geen investeringsruimte is voor de intensiveringen uit de beleidsbrief, nu u als uitgangspunt hanteert dat deze alleen doorgang kunnen vinden als de verkoopopbrengsten van overtollig grootmaterieel worden gerealiseerd?

Zie het antwoord op vraag 64.

77, 78 en 81

Kunt u aangeven wanneer de internationale samenwerkingsagenda wordt verwacht? Wordt deze samenwerkingsagenda pas opgeleverd zodra er serieuze gesprekken met alle potentiële partnerlanden zijn gevoerd, of wanneer er al plannen zijn met één of enkele landen?

Wat is de voortgang op het uitwerken van initiatieven voor internationale samenwerking? Welke initiatieven zijn dit?

Kunt u een «Plan van aanpak Europese samenwerking» naar de Kamer sturen waarin duidelijk wordt gemaakt met welke landen u van plan bent samen te werken op het beleidsterrein Defensie, hoe deze samenwerking er uit zal zien (ten aanzien van welke materieelsystemen), en op welke termijn deze tot stand komt?

Ik ben van plan de Kamer begin 2012 in een brief te informeren over de kabinetsvisie op internationale defensiesamenwerking en de uitgangspunten van het beleid. De brief zal een overzicht bevatten van de samenwerkingsprojecten die Nederland nastreeft met partners en in EU en Navo-verband. De brief zal ook ingaan op de gebieden en de termijnen waarop samenwerking in het verschiet ligt. Tot op heden heeft Defensie vooral vooruitgang geboekt in de gesprekken in Benelux-verband en met Duitsland, maar in afwachting van de formatiebesprekingen in België en de besluitvorming in Duitsland over de bezuinigingen zijn er nog geen concrete voornemens vastgesteld. Met Noorwegen is een intentieverklaring getekend en met het Verenigd Koninkrijk worden oriënterende gesprekken gevoerd.

79

Wat verstaat u onder «smart defence»? Hoeveel denkt u hiermee op de lange termijn te kunnen besparen?

Het begrip Smart Defence is begin dit jaar geïntroduceerd door de secretaris-generaal van de Navo. Hij doelt hiermee op initiatieven voor samenwerking die bijdragen tot het behoud van capaciteiten in tijden van dalende defensiebudgetten. Voorbeelden van deze initiatieven zijn onder andere zichtbaar in het programma Multinational Approaches, waarover u tijdens het algemeen overleg op 29 september jl. over de Navo-bijeenkomst bent geïnformeerd. Ook wordt in het kader van Smart Defence gewerkt aan de vaststelling van meetcriteria voor de beoordeling van bijdragen van landen aan Navo-doelstellingen, en wordt bezien of de Navo landen die moeten bezuinigen kan assisteren bij het maken van keuzes. Tot de Navo-top in Chicago in mei 2012 zal worden gewerkt aan verschillende initiatieven. De Nederlandse inspanningen om te komen tot meer internationale samenwerking stroken met de gedachte van Smart Defence. Besparingen zijn niet het primaire doel van Smart Defence; zoals gezegd gaat het vooral om het samen zo effectief mogelijk besteden van de beschikbare defensiebudgetten zodat de Navo-doelstellingen kunnen worden behaald.

80

Hoe groot zijn de tekorten in de schaarstecategorieën personeel, waaronder technisch en medisch personeel, op dit moment en hoe groot zullen deze tekorten in 2012 zijn? Wanneer zullen deze tekorten zijn opgelost?

In de onderstaande tabel treft u het overzicht van de vulling van de schaarstecategorieën. Door de reorganisaties en de verkleining van het personeelsbestand van Defensie zal een deel van deze tekorten verminderen. De arbeidsmarkt voor onder meer technisch en medisch personeel is echter gespannen. Defensie blijft zich inspannen voor een gevulde krijgsmacht met personeel dat is toegerust voor zijn taak.

81

Kunt u een «Plan van aanpak Europese samenwerking» naar de Kamer sturen waarin duidelijk wordt gemaakt met welke landen u van plan bent samen te werken op het beleidsterrein Defensie, hoe deze samenwerking er uit zal zien (ten aanzien van welke materieelsystemen), en op welke termijn deze tot stand komt?

Zie het antwoord op vraag 77.

82

Welke mogelijkheden ziet u voor coördinatie van de bezuinigingen van de verschillende lidstaten op het beleidsterrein Defensie tussen de EU en de NAVO? Bent u voornemens u in te zetten voor betere coördinatie door de EU en de NAVO van deze bezuinigingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Ik zie inderdaad mogelijkheden voor een betere coördinatie van de bezuinigingen die de Europese landen moeten verwerken op defensiegebied. Uiteraard ligt de verantwoordelijkheid bij de landen zelf om zich bij hun besluitvorming rekenschap te geven van de militaire tekorten en de prioriteiten die in EU en Navo-verband zijn afgesproken. Daarbij gaat het in het bijzonder om de versterking van het expeditionaire vermogen, de voortdurende bevordering van investeringen in modernisering en de actieve ondersteuning van standaardisering. Meer transparantie en vroegtijdige informatie-uitwisseling, ook tussen landen onderling, kan behulpzaam zijn bij de nationale besluitvorming over bezuinigingen, ook om mogelijkheden voor samenwerking in een zo vroeg mogelijk stadium te onderkennen.

83

Ten aanzien van welke materieelsystemen wordt er door Nederland in NAVO verband ingezet op pooling and sharing met andere lidstaten? Welke concrete voorstellen liggen hiertoe momenteel op tafel, en met welke landen?

Momenteel wordt in Navo-verband gewerkt aan een inventarisatie van kansrijke multilaterale projecten. Hierover is uw Kamer geïnformeerd tijdens het algemeen overleg over de Navo-ministeriële op 29 september jongstleden. Op basis van de initiële lijst van ongeveer 150 projectvoorstellen en initiatieven zullen de komende maanden de meest kansrijke in gang worden gezet. Het kabinet zal u informeren over de projecten waaraan Nederland gaat deelnemen.

84, 85 en 87

Kunt u aangeven welke projecten die in 2010 en 2011 werden uitgevoerd in het kader van het diversiteitsbeleid, in 2012 niet meer worden uitgevoerd? Kunt u per project aangeven wat hier de gevolgen van zijn, beleidsmatig en qua kosten?

Wat zijn de financiële gevolgen van het niet langer uitvoeren van het diversiteitsbeleid? Kunt u in een overzicht zowel de kosten als de opbrengsten hiervan vermelden?

Kunt u een overzicht geven van de projecten en/of maatregelen die in 2013 en 2014 zullen worden uitgevoerd in het kader van het diversiteitsbeleid?

In 2009 en 2010 zijn verschillende activiteiten en projecten uitgevoerd in het kader van het diversiteitsbeleid. Het ging daarbij vooral om wervingsactiviteiten, scholing en stages voor specifieke doelgroepen. Met het beëindigen van het diversiteitsbeleid zijn die activiteiten en projecten gestopt.

Ik heb in mijn brief van 9 februari jl. (Kamerstuk 32 500 X, nr. 84) en in mijn antwoorden van 15 april jl. op de vragen van de vaste commissie voor Defensie (Kamerstuk 32 500 X, nr. 95) gemeld welke financiële en beleidsmatige consequenties zijn verbonden aan de beëindiging van het diversiteitsbeleid. Zo worden er onder meer geen streefcijfers meer geformuleerd voor de instroom en doorstroom van vrouwen en etnisch-culturele minderheden en worden er geen aparte scholings- en stageprogramma’s meer georganiseerd. Voor 2013 en 2014 zijn geen diversiteitsprojecten voorzien.

86

Welke maatregelen zijn, met het oog op outsourcing, getroffen om er voor te zorgen dat gekwalificeerd personeel wordt doorgeleid naar toekomstige civiele partnerbedrijven van Defensie?

Indien wordt besloten werkzaamheden buiten de defensieorganisatie te laten uitvoeren, zal Defensie veel zorg besteden aan het personeel dat daarbij betrokken is. Ook worden afspraken gemaakt met de ontvangende partij over de overgang en de begeleiding van personeel en het arbeidsvoorwaardenpakket. Het uitgangspunt is dat het betrokken personeel er wat aanspraken en de rechtspositie betreft niet op achteruit gaat.

87

Kunt u een overzicht geven van de projecten en/of maatregelen die in 2013 en 2014 zullen worden uitgevoerd in het kader van het diversiteitsbeleid?

Zie het antwoord op vraag 84.

88

Kunt u nader ingaan op de voortgang en de mogelijkheden voor verdere maritieme samenwerking met Duitsland?

Ik heb met de Duitse minister van Defensie, De Maizière, afgesproken de bilaterale samenwerking te verdiepen. Naast de lopende samenwerking op landmachtgebied en de uitwerking van een bi-nationale Patriot-eenheid is daarbij de verdieping van maritieme samenwerking een nieuw initiatief. Het gaat hierbij in eerste instantie om de uitwisseling van informatie, de organisatie van gezamenlijke oefeningen en een onderzoek naar de mogelijkheden voor samenwerking tussen de onderzeediensten.

89

In welk stadium bevindt zich het voornemen om op opleidingsgebied samen te werken met andere landen? Op welke opleidingen heeft de voorgenomen samenwerking betrekking?

Op opleidingsgebied wordt al intensief samengewerkt met tal van landen, in het bijzonder de Verenigde Staten op luchtmachtgebied en België op maritiem gebied. De uitbreiding van de samenwerking op het gebied van opleidingen is onderwerp van oriënterende gesprekken met België en Duitsland. Er worden op voorhand geen opleidingen uitgesloten.

90

Wanneer treedt Nederland toe tot de landen van de Letter of Intent (Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Spanje en Zweden)?

Nederland is in gesprek met de betrokken landen en brengt het verdere proces in kaart. Toetreding is pas aan de orde als alle landen instemmen met Nederlandse toetreding.

91

Kunt u een overzicht geven van de aantallen burger- en militair personeel die in 2011: 1) zijn geholpen van werk naar werk en 2) op eigen initiatief de defensieorganisatie hebben verlaten? Kunt u in ditzelfde overzicht inzichtelijk maken hoe deze getallen zich verhouden tot de betreffende aantallen in 2010?

In 2011 zijn tot 1 oktober 475 burgers en militairen geholpen van werk naar werk. Voor heel 2010 ging het om 371 burgers en militairen. Op eigen initiatief hebben tot 1 oktober jl. 1 450 burgers en militairen de defensieorganisatie verlaten. Voor heel 2010 gaat het om 1142 burgers en militairen.

92

Kunt u per krijgsmachtdeel en in een matrix voor de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 uiteenzetten;

  • hoeveel VTE militair-, burger en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren na doorvoering van de bezuinigingen?

  • hoeveel VTE militair, burger en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk beschikbaar was/ naar verwachting zal zijn?

Zie het antwoord op vraag 17.

93

Uit hoeveel mannen en uit hoeveel vrouwen bestaat 1) het burgerpersoneel en 2) het militaire personeel van de defensieorganisatie en wat is daarmee het percentage vrouwelijke burgers dan wel militairen in de organisatie? Kunt u deze aantallen weergeven in een overzicht voor de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Per 1 juli 2011 was de personeelssamenstelling conform onderstaande tabel.

   

Man

Vrouw

Totaal

   

Personen

VTE’n

Personen

VTE’n

Personen

VTE’n

CZSK

BP

456

440

179

145

634

585

MP

7 376

7 376

835

834

8 211

8 211

Subtotaal

7 832

7 816

1 014

980

8 846

8 796

CLAS

BP

2 030

1 994

564

466

2 594

2 461

MP

18 559

18 559

1 629

1 629

20 187

20 187

Subtotaal

20 589

20 553

2 193

2 095

22 782

22 648

CLSK

BP

372

348

242

196

615

544

MP

6 955

6 955

657

657

7 612

7 612

Subtotaal

7 327

7 303

900

853

8 227

8 156

KMAR

BP

330

319

284

251

614

571

MP

5 133

5 133

776

776

5 908

5 908

Subtotaal

5 462

5 452

1 060

1 027

6 522

6 479

BS

BP

828

811

395

357

1 223

1 168

MP

772

772

72

72

844

844

Subtotaal

1 600

1 583

467

429

2 067

2 012

CDC

BP

6 719

6 601

2 529

2 090

9 248

8 691

MP

2 989

2 989

383

383

3 373

3 373

Subtotaal

9 708

9 591

2 912

2 473

12 620

12 064

DMO

BP

4 213

4 164

623

537

4 835

4 702

MP

1 093

1 093

48

48

1 141

1 141

Subtotaal

5 305

5 257

671

586

5 976

5 843

DEFENSIE

BP

14 948

14 679

4 815

4 043

19 763

18 722

MP

42 876

42 876

4 400

4 400

47 276

47 276

TOTAAL

57 824

57 555

9 215

8 443

67 039

65 998

94

Kunt u zowel voor het burgerpersoneel als het militair personeel, per schaal respectievelijk rang, aangeven met welke percentage de omvang van de formatie daalt na de reorganisatie?

In de onderstaande tabel vindt u de procentuele samenstelling in rangen en schalen per 1 april 2011 (IST Situatie) ten opzichte van de verwachte (SOLL) situatie op 1 januari 2016. De procentuele afname per rang en schaal vindt u in de derde kolom.

95

Wat is het aandeel vrouwelijke leidinggevenden vanaf salarisschaal 15 ten opzichte van het aandeel mannelijke in de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Het aantal functies op het niveau van schaal 15 en hoger wordt verkleind. In 2011 zijn in de salarisschalen 15 tot en met 18 in totaal 69 mannen en 11 vrouwen (13,7 procent) werkzaam. Het aantal vrouwen in deze salarisschalen in de komende jaren is nog niet bekend. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 84 hanteert Defensie geen streefcijfers voor de instroom en doorstroom van vrouwen.

96 en 98

Hoeveel geestelijk verzorgers zijn er momenteel (oktober 2011) in dienst bij Defensie?

Kunt u een overzicht geven van het aantal geestelijk verzorgers dat in dienst was/is van Defensie voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011?

In de tabel is het aantal VTE’en voor geestelijk verzorgers weergegeven.

2008

2009

2010

2011

okt 2011

143,8

147,6

144,6

145,8

138,6

97

Hoeveel geestelijk verzorgers zijn er momenteel beschikbaar (oktober 2011) per uitzendende instantie?

In de onderstaande tabel vindt u het aantal VTE’en voor geestelijk verzorgers bij Defensie per zendende instantie.

Zendende instantie

 

Rooms katholieke Geestelijke verzorging

47,8

Protestante Geestelijke verzorging

50

Humanistische Geestelijke verzorging

34,8

Joodse Geestelijke verzorging

2

Hindoeïstische Geestelijke verzorging

2

Islamitische Geestelijke verzorging

2

98

Kunt u een overzicht geven van het aantal geestelijk verzorgers dat in dienst was/is van Defensie voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011?

Zie het antwoord op vraag 96.

99

Wat zijn de totale kosten voor de geestelijke verzorging in 2012? Hoe hoog waren deze kosten in 2008, 2009, 2010, 2011?

Voor de Dienst Geestelijke Verzorging wordt jaarlijks ongeveer € 15 miljoen begroot. Het grootste gedeelte hiervan, € 14 miljoen, betreft personele uitgaven.

100

Op welke termijn volgt de toedeling per defensieonderdeel ten aanzien van de topfunctionarissen (militair en burger)?

De verdeling van de topfuncties is op korte termijn gereed.

101

Gemeld wordt dat voortgang is geboekt bij het certificeren van opleidingen, met name op het niveau van het MBO. Met welke andere opleidingen is inmiddels een start gemaakt met de certificering daarvan?

Het accreditatietraject van NLDA-opleidingen, gericht op bachelordiploma’s is bijna voltooid. Afgestudeerde officieren van de opleiding civiele techniek krijgen al een erkend bachelorgetuigschrift via de Universiteit Twente. De loopbaanopleiding «Hogere Defensie Vorming» geeft de student na voltooiing van de opleiding de graad «Executive Master of Security and Defence». Aanvullend daarop heeft de NLDA afspraken gemaakt met verscheidene universiteiten over een drempelloze toegang, dus zonder aanvullend schakelprogramma, tot verschillende wetenschappelijke masterstudies voor afgestudeerden van de militair-wetenschappelijke officiersopleiding.

102

In hoeverre is de nadruk op het volbrengen van de personele taakstelling in 2014 en 2015 van invloed op het behoud van personeel met «kwaliteit»? Deelt u de mening dat het personeel zo snel mogelijk duidelijkheid dient te hebben over zijn of haar «toekomst bij Defensie»? Wanneer kan deze duidelijkheid geboden worden?

Ik streef er naar het personeel van Defensie zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over zijn toekomst. Het is echter van groot belang dat het reorganisatieproces zorgvuldig wordt voorbereid en uitgevoerd. Hierdoor is het niet altijd mogelijk het personeel op korte termijn duidelijkheid te geven. Defensie houdt haar personeel op uiteenlopende manieren op de hoogte van de voortgang van de diverse reorganisaties en veranderingen. Bij het reorganisatieproces is het behoud van kwaliteit belangrijk. Defensie heeft behoefte aan ervaren personeel, maar juist ook voor de toekomst aan jonger personeel met veel ontwikkelingsmogelijkheden.

103 en 104

Gesteld wordt dat de handhaving van integriteit wordt aangescherpt. Kunt u uiteenzetten op welke wijze dit vorm krijgt?

Gesteld wordt dat het stelsel van integriteitszorg door vereenvoudiging en actualisering kan worden toegesneden op omstandigheden binnen de organisatie. Kunt u uiteenzetten waarop het stelsel van integriteitszorg nu is toegesneden?

Het is wenselijk het beleid en de regelgeving aan te scherpen. Bij Defensie is een scala aan instrumenten beschikbaar om het integriteitsbeleid concreet gestalte te geven, zoals regelgeving, risicoanalyses, meldingenregistratiesystemen en adviseurs op verschillende werkterreinen van integriteit. De praktijk van de laatste jaren leert dat hierin meer samenhang moet worden gebracht. Er wordt daarom momenteel een integraal integriteitsbeleid ontwikkeld waarin de instrumenten in samenhang met de doelstellingen worden beschreven. Tevens wordt de regelgeving vereenvoudigd, geactualiseerd en aangepast aan de gewijzigde omstandigheden in de organisatie.

De commissie integriteitszorg onder leiding van de heer C.J.M de Veer heeft haar onderzoek naar het stelsel van integriteit bij Defensie bijna voltooid. Ik zal de uitkomsten van het onderzoek en de aanbevelingen van de commissie betrekken bij het nieuwe integriteitsbeleid.

105

In hoeverre zijn (delen van) de primaire processen gevrijwaard van een sourcingstoets? Deelt u de mening dat het primaire proces van Defensie niet kan worden gesourced?

Defensie onderzoekt of andere partijen, zowel markt als overheid, in staat zijn diensten te leveren met een betere kwaliteit of tegen lagere kosten. Ondersteunende diensten komen hiervoor eerder in aanmerking dan delen van het primaire proces. De primaire processen worden daarvan op voorhand echter niet volledig uitgesloten. Zo wordt op dit moment voor strategisch luchttransport en voeding in het uitzendgebied al gebruik gemaakt van de diensten van buitenlandse marktpartijen.

106

In 2011 zijn diverse sourcing-toetsen uitgevoerd en is besloten deze diensten in aanmerking te laten komen voor uitbesteding en samenwerking het betreft o.a. ICT-diensten. Hoe worden veiligheid en privacy gewaarborgd in aanbesteding?

De aanbestedingsdocumenten bevatten standaard een paragraaf met beveiligingseisen waarvan ook aspecten ten aanzien van de Wet bescherming persoonsgegevens deel uit maken. Deze paragraaf leidt tot specifieke eisen waaraan marktpartijen moeten voldoen om voor gunning in aanmerking te komen.

107

Kunt u al eerste schattingen maken over de totale opbrengst van de sourcing van ICT-diensten, catering en onderhoud?

Naast financiële besparingen speelt ook de verbetering van de dienstverlening in brede zin een rol bij de afwegingen over sourcing. Sourcing kan ook leiden tot minder bestuurlijke complexiteit, meer flexibiliteit en een groter aanpassingsvermogen van de defensieorganisatie en een kleinere organisatieomvang. Het gaat dus niet alleen om de financiële opbrengsten van sourcing. Vanwege de nog lopende sourcing onderzoeken en mogelijke daarop volgende onderhandelingen met marktpartijen kan nog geen schatting worden gemaakt van opbrengsten.

108

Wanneer er sprake is van sourcing, wordt dan ook de overkoepelende organisatie van het CDC (of ander betreffend krijgsmachtdeel) evenredig verkleind?

Indien Defensie dienstverlening aan een marktpartij overdraagt, zal de hieraan gerelateerde stafcapaciteit bij het defensieonderdeel kunnen afnemen. Deze afname is niet bij voorbaat evenredig omdat Defensie over medewerkers moet blijven beschikken met voldoende kennis om de leverancier aan te sturen.

109

Waarom zijn de opbrengsten van internationale samenwerking en de verkoop van materieel niet bekend voor 2012 en 2013, maar wel voor 2014? Kunt u de opbrengsten van 2014 splitsen in opbrengsten van internationale samenwerking en opbrengsten van materieel?

Zie het antwoord op vraag 65.

110

Worden de opbrengsten uit internationale samenwerking en de verkoop van overtollig materieel opgepot tot 2014 en zijn er daarom geen opbrengsten vermeld voor de jaren 2012 en 2013?

Zie het antwoord op vraag 65.

111

Waarom zullen voor 2012 en 2013 geen opbrengsten van de verkoop van overtollig materieel worden voorzien?

Zie het antwoord op vraag 65.

112

Wat is de raming voor de defensieuitgaven als percentage van het BNP in het jaar 2012 en de vier jaren erna? Welke positie zal Nederland daarmee innemen op de ranglijst van de NAVO als het gaat om de hoogte van de defensieuitgaven?

Het percentage ontwikkelt zich als volgt.2

 

2011

2012

2013

2014

2015

BBP

604 900

623 000

644 000

663 000

682 000

defensiebudget

8 379

7 866

7 730

7 780

7 702

Percentage

1,4%

1,3%

1,2%

1,2%

1,1%

Nederland staat met dit percentage in 2011 op de veertiende plaats van de 27 Navo-lidstaten. Voor 2016 is geen BBP bekend.

113

Stijgt de investeringsquote eerder als de reorganisatie sneller wordt uitgevoerd?

De investeringsquote zou sneller kunnen stijgen als de structurele opbrengsten van de reorganisatie eerder zouden worden gerealiseerd. Deze opbrengsten betreffen echter voor een groot deel personeelskosten. Defensie wil zich zoals een goed werkgever betaamt, inspannen om het boventallige personeel zoveel mogelijk van werk naar werk te begeleiden en daarvoor is tijd nodig. Intussen zijn met de centrales van overheidspersoneel afspraken gemaakt over een nieuw Sociaal Beleidskader.

114

Hoe wordt gewaarborgd dat de investeringsquote de komende jaren niet de sluitpost wordt op de begroting?

Binnen de begroting biedt het investeringsbudget de meeste flexibiliteit om verstoringen op korte termijn op te vangen. Een daling van het investeringspercentage is daarvan dan het gevolg. Door de structurele opbrengsten van maatregelen ten dele te laten terugvloeien naar het investeringsbudget wordt gewaarborgd dat de investeringsquote omstreeks het einde van de begrotingsperiode weer ongeveer 20 procent bedraagt.

115

Welke (personele) reducties worden bereikt door het vereenvoudigen van de rapportagesystemen?

De vereenvoudiging van de opzet, de beperking van de frequentie en de automatisering van de rapportages dragen bij tot een vermindering van administratieve lasten en bureaucratie. Dit is nodig om met een sterk verkleinde defensieorganisatie de noodzakelijke taken te kunnen blijven uitvoeren. Het is echter niet mogelijk te bepalen welk deel van de personele reducties is toe te schrijven aan de vereenvoudiging van de rapportagesystematiek.

116

In 2012 worden de benodigde besparingen gerealiseerd door het stilzetten van eenheden, een reductie van het vullingspercentage en een reorganisatie van het opleidingenveld. Het resterende bedrag wordt verkregen door de verlaging van de investeringsquote. Waarom wordt er in 2012 weinig tot niets bespaard in spoor 1 en 2, terwijl u juist hier de nadruk van de bezuinigingen wilt leggen?

Zie het antwoord op vraag 56.

117

Waarom zullen de toekomstige opbrengsten van overtollig materieel worden aangewend voor intensiveringen? Heeft dit te maken met de gebleken onzekerheid van de inschattingen rondom de opbrengsten? Waarom wordt hier de begrotingssystematiek losgelaten dat inkomsten niet ingezet mogen worden voor uitgaven? Schept dit een precedent voor andere (onderdelen van) begrotingen?

Zie het antwoord op vraag 64.

118

U geeft aan dat de dekking voor de moties naar aanleiding van het notaoverleg over de beleidsbrief van € 13,7 wordt gevonden in de resterende prijsbijstelling, terwijl u op pagina 15 spreekt van zowel de prijsbijstelling als de investeringen. Kunt u aangeven waar het geld precies wordt gevonden? Wordt er rekening gehouden met de dekking die daarvoor in de moties voor is gevonden?

Zie het antwoord op vraag 57.

119

Wordt er bezuinigd op de post HGIS?

Op de HGIS-voorziening voor crisisbeheersingsoperaties in beleidsartikel 20 wordt niet bezuinigd. Wel was de omvang van deze voorziening de afgelopen jaren hoger dan normaal wegens de Nederlandse inzet in Uruzgan. Nu deze inzet is voltooid, is de HGIS-voorziening terug op het eerdere niveau.

Op de HGIS-post attachés in beleidsartikel 26 wordt in 2014 € 2,29 miljoen bezuinigd, oplopend tot € 3,98 miljoen vanaf 2015. Deze bezuinigingen raken de attachés en het ondersteunend personeel. Deze bezuiniging maakt deel uit van een rijksbrede taakstelling en vloeit voort uit de herziening van het attachébestand.

120

Waar bestaat de dekking voor de aangenomen moties in 2012 à 13,7 miljoen euro precies uit?

Zie het antwoord op vraag 57.

121

Klopt het bedrag van 4,5 miljoen euro nog dat Defensie in 2012 van de Nederlandse reders zal ontvangen voor bescherming van koopvaardijschepen na de kabinetsreactie op het rapport van Adviescommissie gewapende particuliere beveiliging tegen piraterij van 7 oktober 2011? Zo nee, hoeveel zal Defensie ontvangen in 2012?

Nee, in de ontwerpbegroting 2012 is nog uitgegaan van een inzet van twintig Vessel Protection Detachments (VPD’s). Bij de inzet van vijftig VPD’s zal de bijdrage van de reders € 11,2 miljoen bedragen. De Kamer wordt hierover geïnformeerd in de nota van wijziging op de defensiebegroting 2012. Zie ook het antwoord op vraag 139.

122

Waarom wordt er met inzetbaarheidsdoelstellingen gewerkt tot 2015, nu u zelf aangeeft dat het uw doel is om de krijgsmacht in 2014 weer volledig op orde, gevuld en inzetbaar te laten zijn? Waarom wordt er vanaf 2014 niet weer gewerkt met een officieel ambitieniveau?

De inzetbaarheidsdoelstellingen gelden voor deze kabinetsperiode. Ze komen in de plaats van het ambitieniveau zoals dat is gehanteerd sinds het begin van de jaren negentig. De doelstellingen brengen tot uitdrukking wat de krijgsmacht, binnen de financiële kaders voor de komende jaren, moet kunnen en zij vormen daarmee een concreter uitgangspunt voor de operationele gereedstelling.

123, 124, 126, 154 en 155

Kunt u in een overzicht duidelijk maken dat alle begrotingsdoelstellingen in de programmering van de beleidsdoorlichtingen onderzocht worden?

Is de programmering van de beleidsdoorlichtingen getoetst door het Ministerie van Financiën en welke bevindingen zijn daarbij gedaan?

Wat zijn de criteria om tot keuzes te komen voor onderwerpen voor beleidsdoorlichting?

Kunt u toelichten welke beleidsdoorlichtingen betrekking hebben op de beleidsartikelen 22, 25 en 26?

Zijn in de planning van de beleidsdoorlichtingen de jaren 2012–2016 bedoeld als start van de beleidsdoorlichting of kan de Kamer in die jaren ook de desbetreffende publicatie verwachten?

De uitvoering van de algemene of operationele beleidsdoelstellingen wordt periodiek geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Het in de begroting opgenomen overzicht van voorgenomen beleidsdoorlichtingen is vastgesteld in overleg met het ministerie van Financiën. Bij de vaststelling van de beleidsdoorlichtingen wordt in eerste instantie gekeken naar de effecten van de uitvoering van nieuw beleid of wezenlijk gewijzigd beleid. Alle operationele beleidsdoelstellingen komen echter in aanmerking voor een beleidsdoorlichting.

Het is de bedoeling beleidsdoorlichtingen te voltooien in het jaar waarin ze worden uitgevoerd. Er zijn op dit moment geen beleidsdoorlichtingen voorzien voor de beleidsartikelen 22, 25 en 26.

125

Kunt u nader ingaan op de vraag waarom u de Kamer niet informeert met een beleidsdoorlichting voor het thema «Mobiel Toezicht Veiligheid»? Welke beleidsontwikkelingen zorgen ervoor dat dit terrein in 2012 minder relevant is?

De beleidsdoorlichting wordt niet uitgevoerd aangezien het juridische kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid onlangs is uitgebreid. Daarnaast wordt bezien hoe het Mobiel Toezicht Veiligheid kan bijdragen tot de in het regeer- en gedoogakkoord genoemde intensivering van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Hierover is nog nader overleg gaande met de beleidsverantwoordelijke ministers voor Immigratie en Asiel en van Veiligheid en Justitie. Deze ontwikkelingen maken een beleidsdoorlichting op dit moment minder zinvol.

126

Wat zijn de criteria om tot keuzes te komen voor onderwerpen voor beleidsdoorlichting?

Zie het antwoord op vraag 123.

127

Hoe verhoudt zich het feit dat de verplichtingen en de uitgaven voor de artikelen 20 tot en met 24 gelijk zijn, tot de budgetflexibiliteit die voor deze artikelen wordt vermeld?

De verplichtingen die bij de beleidsartikelen zijn opgenomen, betreffen het totale bedrag aan nieuwe verplichtingen die voor dat jaar worden verwacht. Voor de artikelen 20 tot en met 24 betreft het voornamelijk salarisuitgaven en verplichtingen die in het zelfde jaar tot betaling zullen komen. Dit heeft als gevolg dat de verplichtingen en de uitgaven bij deze artikelen gelijk zijn. De budgetflexibiliteit geeft weer voor welk deel van de begroting in het verleden al verplichtingen zijn aangegaan.

128 en 131

Kunt u toelichten waarom het in de begroting 2012 nog niet mogelijk is de apparaatsuitgaven op beleidsartikel 20 inzichtelijk te maken?

Waarom is er voor 2012 nog geen splitsing gemaakt van programma- en apparaatsuitgaven in artikel 20 inzet? Kunt u dit alsnog doen?

Volgens het rijksbrede traject «Verantwoord Begroten» dient uiterlijk bij de ontwerpbegroting 2013 een herschikking tussen programma- en apparaatsuitgaven te zijn uitgevoerd. Bij beleidsartikel 20 Inzet is dit in de ontwerpbegroting 2012 nog niet gebeurd vanwege de administratieve complexiteit die deze herdefiniëring kenmerkt. In de ontwerpbegroting 2013 zal in beleidsartikel 20 Inzet wel een herschikking tussen de programma- en apparaatsuitgaven zijn aangebracht.

129 en 132

Zijn op artikel 20 alleen budgetten intern verschoven of zijn er ook budgetten van elders binnen de defensiebegroting overgeheveld met ingang van 2012 naar artikel 20? Zo ja, welke en wat is hiervoor de reden?

Zijn op artikel 20 alleen budgetten intern verschoven of zijn er ook budgetten van elders binnen de Defensiebegroting overgeheveld met ingang van 2012 naar artikel 20? Zo ja welke, en wat is hiervoor de reden?

Met ingang van 2012 is alle exogeen gefinancierde inzet op het beleidsartikel 20 begroot. Dit zorgt ervoor dat deze inzet overzichtelijk in één beleidsartikel wordt gepresenteerd, in plaats van verspreid over de verschillende artikelen.

Het budget van de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) stond voorheen in de begroting op niet-beleidsartikel 80 Nominaal en Onvoorzien. Bij werkelijke inzet werden de hieraan verbonden kosten in het uitvoeringsjaar naar beleidsartikel 22 CLAS overgeboekt. Het budget voor FNIK is met ingang van 2012 naar artikel 20 Inzet verschoven.

130

Kunt u toelichten welke uitgaven zijn bestemd voor de inhuur van de externen?

Bij de beleidsartikelen zijn geen uitgaven geraamd voor de inhuur van externen. De externe inhuur wordt betaald uit de vrijval van formatiebudgetten die ontstaat door het niet vullen van openstaande vacatures.

131

Waarom is er voor 2012 nog geen splitsing gemaakt van programma- en apparaatsuitgaven in artikel 20 inzet? Kunt u dit alsnog doen?

Zie het antwoord op vraag 128.

132

Zijn op artikel 20 alleen budgetten intern verschoven of zijn er ook budgetten van elders binnen de Defensiebegroting overgeheveld met ingang van 2012 naar artikel 20? Zo ja welke, en wat is hiervoor de reden?

Zie het antwoord op vraag 129.

133

Kunt u toelichten of de veronderstelling klopt dat de apparaatsuitgaven op de beleidsartikelen 20 tot en met 26 voor 100% juridisch verplicht zijn? Zo niet, kunt u uiteenzetten welke flexibiliteit daar is?

Zie het antwoord op vraag 26.

134

Waarom staan er vanaf 2014 geen uitgaven op de begroting van Defensie voor vrede en stabiliteit in Afrika?

De begrotingssystematiek voor beleidsartikel 20 schrijft voor dat alleen ramingen worden opgenomen voor de periode waarvoor tot inzet is besloten. Vooralsnog is geen besluit genomen over inzet in Afrika vanaf 2014.

135

Hoe verhoudt het bedrag van nul euro op de Defensiebegroting 2012 voor Unified Protector in Libië zich met het besluit deze missie te verlengen?

De begrotingssystematiek voor beleidsartikel 20 schrijft voor dat alleen ramingen worden opgenomen voor de periode waarvoor tot inzet is besloten. Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2012 was besloten de inzet voor deze Navo-operatie te verlengen tot eind september 2011 (eerste verlenging). Het besluit in september jl. de inzet opnieuw te verlengen tot eind december 2011, wat ook resulteert in uitgaven in 2012, is nog niet verwerkt. Dit zal gebeuren in de 1e suppletoire begroting voor 2012.

136

Kunt u specifiek uiteenzetten waarom er een verschil zit tussen de raming voor 2012 voor de geïntegreerde politietrainingsmissie, die nu is bijgesteld naar 116,3 miljoen en het bedrag dat in de Rijksbegroting Defensie 2012 staat in beleidsartikel 20, namelijk 97 miljoen voor de geïntegreerde politiemissie? Waar bestaat dit verschil uit?

In de raming voor de Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM) zijn alle Nederlandse bijdragen in Afghanistan opgenomen. Voor 2012 was de initiële raming € 109,3 miljoen. Op de defensiebegroting gaat het om de posten GPM (€ 97 miljoen) en de Nationale bijdrage aan ISAF-staven (€ 7,5 miljoen). Deze twee posten bedragen samen € 104,5 miljoen. In de raming was verder een post van € 4,8 miljoen opgenomen als extra kosten voor politie. Deze post is in het tweede kwartaal definitief overgeheveld naar de begroting van Veiligheid en Justitie. De raming is niet verhoogd. Het aangepaste bedrag van € 116,3 miljoen is ontstaan door het doorschuiven van verplichtingen uit 2011. Deze wijziging zal in de 1e suppletoire begroting voor 2012 worden verwerkt.

137 en 138

Is het waar dat de totale uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties juridisch verplicht zijn, maar dat de voorziening crisisbeheersingsoperaties niet juridisch verplicht is?

Is het waar dat alle uitgaven contributies per definitie juridisch verplicht zijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten hoeveel van de totale uitgaven aan contributies aan EU en NAVO juridisch verplicht zijn?

Voor artikel 20 is de budgetflexibiliteit niet gekoppeld aan de individuele juridische verplichtingen, maar aan de budgetten die zijn toegewezen aan een specifieke missie. De voorziening crisisbeheersingsoperaties is gereserveerd voor nieuwe missies en is daarom niet verplicht. Over de hoogte van contributies van EU en Navo worden internationale afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn als verplichting weergegeven.

139 en 140

Uit welk onderdeel van artikel 20 worden de extra inspanningen voor 2012 gefinancierd die u voorbereidt met als uitzicht de uitbreiding van de capaciteit naar 50 VPD’s, zoals gesteld in de kabinetsreactie op het rapport van Adviescommissie gewapende particuliere beveiliging tegen piraterij van 7 oktober 2011? Hoeveel budget zal er voor deze extra inspanningen nodig zijn?

Hoe verhouden zich de geraamde uitgaven en ontvangsten in het kader van VPD’s tot de bij brief van 7 oktober 2011 aangekondigde voorziene substantiële beleidsintensivering op het gebied van VPD’s?

In de nota van wijziging op de defensiebegroting 2012 die binnenkort aan uw Kamer zal worden verzonden, zijn de kosten voor de inzet van vijftig VPD’s in 2012 geraamd op € 23,4 miljoen. Hiervan wordt € 11,2 miljoen verrekend met de reders. Dit wordt verantwoord op beleidsartikel 20 Inzet. Het resterende deel komt ten laste van de defensiebegroting. Het gaat om € 8,9 miljoen uit de exploitatiebegroting van CLSK (beleidsartikel 23) voor de inzet van militair luchttransport en € 3,3 miljoen uit het investeringsbudget (beleidsartikel 25 DMO) voor de aanschaf van het benodigde materieel.

141

Wat zijn de totale ontvangsten voor HGIS in 2012?

Voor 2012 staat € 1,4 miljoen begroot voor ontvangsten HGIS. Dit betreft voornamelijk de vergoedingen van EU, Navo en VN-partners voor diensten die Nederland in missiegebieden heeft geleverd.

142

Is het bedrag van € 2,25 miljoen dat door het ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met de VNG in de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) vanaf 2012 jaarlijks beschikbaar is gesteld, voldoende om de geraamde kosten voor militaire bijstand of steunverlening door Defensie te dekken? Wie draait voor eventuele meerkosten op?

Het bedrag van € 2,25 miljoen per jaar is een vaste afkoopsom voor de additionele uitgaven voor militaire bijstand en militaire steunverlening. Eventuele tekorten of overschotten worden ten laste of ten gunste van de defensiebegroting geboekt. Het convenant dat ten grondslag ligt aan de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht wordt in 2012 geëvalueerd.

143, 152 en 163

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de mate van gereedheid» van de CZSK waar u verantwoordelijk voor bent, en met welke indicatoren kan deze mate van gereedheid gemeten worden?

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de mate van gereedheid» van het CLAS, waar u verantwoordelijk voor bent, en met welke indicatoren kan deze mate van gereedheid gemeten worden?

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de vereiste mate van gereedheid» van het CLSK? Wat is de vereiste mate van gereedheid en met welke indicatoren kan gemeten worden in hoeverre het CLSK hier aan voldoet?

In de opdrachten aan de operationele commandanten is onder meer sprake van de gereedstelling van organieke eenheden. De mate van gereedheid – en dus de mate waarin aan de doelstelling is voldaan – wordt beoordeeld aan de hand van een meetsystematiek. De beoordeling berust op een meting van kengetallen en een vergelijking daarvan met een vastgelegde norm. De kengetallen betreffen de personele gereedheid, de materiële gereedheid en de geoefendheid van desbetreffende eenheden. Over de gerealiseerde gereedheid wordt verslag gedaan in het jaarverslag.

144 en 153 en 164

Wat bedoelt u met «de omvang en samenstelling» van de CZSK en met welke indicatoren kan gemeten worden in hoeverre dit beleid functioneert?

Wat wordt bedoeld met «de omvang en samenstelling» van het CLAS en met welke indicatoren kan gemeten worden in hoeverre de omvang en samenstelling van CLAS zijn zoals beoogd?

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de omvang en de samenstelling» van het CLSK, waar u verantwoordelijk voor bent, en met welke indicatoren kan dit gemeten worden?

De omvang en samenstelling van een operationeel commando hebben betrekking op het totale personeelsbestand, het toegewezen materieel inclusief de wapensystemen, alsmede de organisatorische ophanging van organieke eenheden in het operationeel commando. Deze kunnen worden gevolgd via de personele, materiële en financiële informatiesystemen.

145

Kunt u per krijgsmachtdeel aangeven of de hoeveelheden reserveonderdelen op peil zijn en zo niet, op welke onderdelen zich tekortkomingen voordoen?

Bij alle operationele commando’s doen zich tekorten aan reservedelen voor. Zo zijn er bij het CLAS tekorten aan reservedelen van de Fennek, het Infanterie Gevechtsvoertuig CV-90, de pantserhouwitser, andere voertuigen en verbindingsmiddelen. Ook doen zich tekorten voor bij kleinkaliberwapens. Bij het CLSK doen de grootste tekorten zich voor bij de Apache, de Chinook en de F-16. Bij het CZSK zijn er voornamelijk tekorten bij de instandhouding van het Luchtverdedigings- en Commandofregat, vooral bij de APAR en SMART-L radars.

146

Kunt u verklaren waarom het budget van de Kustwacht in het Caribisch gebied vanaf 2012 flink stijgt?

Het budget «inzet defensiemiddelen» ten behoeve van de Kustwacht in het Caribisch gebied stijgt voor de periode 2013 en verder met ongeveer € 0,6 miljoen. Dit betreft een herfasering van middelen van de defensiebegroting, bestemd voor de luchtverkenningscapaciteit. Deze capaciteit is in 2013 voor het eerst volledig operationeel. Vanaf 2013 wordt de luchtverkenningscapaciteit voor € 15,7 miljoen gefinancierd vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties en voor € 0,6 miljoen vanuit de defensiebegroting.

147 en 157

Waarom staan de programma-uitgaven voor 2010 en 2011 niet vermeld in de tabel?

Waarom staan de programma-uitgaven voor 2010 en 2011 niet vermeld in de tabel?

In de tabellen «budgettaire gevolgen van beleid» staan de programma-uitgaven in 2010 en 2011 weergeven onder het kopje «Programma-uitgaven».

148 en 158

Waarom worden er geen uitgaven gedaan op de posten «operationele eenheden» en «opleidingen» in de jaren 2012 tot 2016?

Waarom zijn de programma-uitgaven niet gespecificeerd in «operationele eenheden» en «opleidingen» van 2012 tot 2016?

Op grond van de herdefiniëring van de programma- en apparaatsuitgaven in het kader van het rijksbrede traject «Verantwoord Begroten» vallen de uitgaven die voorheen werden begroot onder «operationele eenheden» en «opleidingen» vanaf 2012 onder apparaatsuitgaven. Deze zijn geraamd op de post «operationele eenheden» onder het kopje «apparaatsuitgaven».

149 en 172

Waarom zijn er in 2010 en 2011 geen apparaatsuitgaven voor «Operationele eenheden»?

Waarom zijn er in 2010 en 2011 geen apparaatsuitgaven voor de Operationele eenheden vermeld?

In 2010 en 2011 waren de uitgaven voor «operationele eenheden» bij alle defensieonderdelen als programma-uitgaven begroot. Vanwege de herdefiniëring van programma- en apparaatsuitgaven in het kader van het rijksbrede traject «Verantwoord Begroten» vallen de personele uitgaven voor de «operationele eenheden», inclusief de uitgaven voor opleidingen, met ingang van 2012 onder apparaatsuitgaven. Zie ook het antwoord op vraag 3.

150

Hoeveel van de 2 800 mariniers worden daadwerkelijk ingezet bij de inzet van de VPD’s? Welke rol spelen de ondersteunende mariniersbataljons in de strijd tegen piraterij?

Door de doelgerichte inzet van de beschikbare defensiecapaciteit kan in 2012 het aantal VPD’s worden uitgebreid tot 50. Militairen van het Korps Mariniers voeren aan boord van de te beveiligen schepen organieke beveiligingstaken uit. De overige taken van de marinierseenheden komen door de inzet van VPD’s niet in gevaar. Hoeveel mariniers in 2012 metterdaad zullen worden ingezet is afhankelijk van het aantal ingezette VPD’s en dat staat niet op voorhand vast.

151

Hoeveel kosten brengt de marinierscampagne op Aruba met zich mee in vergelijking met de CLAS compagnie in de West?

De kosten van beide compagnieën zijn niet rechtstreeks vergelijkbaar. De taakstelling en samenstelling van de compagnieën verschillen en ook de verblijfsduur van de betrokken militairen loopt uiteen. De CLAS-compagnie rouleert elke vier maanden, terwijl de militairen in de marinierscompagnie worden geplaatst voor een periode van drie jaar (met gezin) of voor een periode van negen tot twaalf maanden (zonder gezin). Aan de andere kant legt de roulatie in Curaçao beslag op meerdere eenheden van het CLAS.

152

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de mate van gereedheid» van het CLAS, waar u verantwoordelijk voor bent, en met welke indicatoren kan deze mate van gereedheid gemeten worden?

Zie het antwoord op vraag 143.

153

Wat wordt bedoeld met «de omvang en samenstelling» van het CLAS en met welke indicatoren kan gemeten worden in hoeverre de omvang en samenstelling van CLAS zijn zoals beoogd?

Zie het antwoord op vraag 144.

154

Kunt u toelichten welke beleidsdoorlichtingen betrekking hebben op de beleidsartikelen 22, 25 en 26?

Zie het antwoord op vraag 123.

155

Zijn in de planning van de beleidsdoorlichtingen de jaren 2012–2016 bedoeld als start van de beleidsdoorlichting of kan de Kamer in die jaren ook de desbetreffende publicatie verwachten?

Zie het antwoord op vraag 123.

156, 161, 165, 176, 185 en 195

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 117 miljoen bestaat?

Welke kosten vallen onder de post «overige exploitatie» en waardoor dalen de uitgaven aan deze post?

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 145 miljoen bestaat?

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 100 miljoen bestaat?

Welke kosten vallen onder de post «overige exploitatie» en waardoor dalen de uitgaven aan deze post?

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 156 miljoen bestaat?

De post «overige exploitatie» bestaat op de artikelen 21, 22, 23 , 25 en 26 uit opleidingen, kleding, dienstreizen, transport, werving en selectie, schadevergoedingen, voorlichting, betalingsverkeer en verschillende kleinere posten. De uitgaven dalen door de maatregelen uit de beleidsbrief.

157

Waarom staan de programma-uitgaven voor 2010 en 2011 niet vermeld in de tabel?

Zie het antwoord op vraag 147.

158

Waarom zijn de programma-uitgaven niet gespecificeerd in «operationele eenheden» en «opleidingen» van 2012 tot 2016?

Zie het antwoord op vraag 148.

159

Waardoor wordt de enorme daling in apparaatsuitgaven tussen 2011 en 2012 precies veroorzaakt?

Zoals blijkt uit de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» op pagina 38 stijgen de apparaatsuitgaven van het CLAS van bijna € 234 miljoen in 2011 tot € 1,1 miljard in 2012. De verandering hangt samen met de herdefiniëring van programma- en apparaatsuitgaven in het kader van het rijksbrede traject «Verantwoord Begroten». De stijging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat de personele uitgaven, zoals salarissen en opleidingen, vanaf 2012 worden aangemerkt als apparaatsuitgaven.

160

Waardoor dalen de apparaatsuitgaven voor operationele eenheden van 2012 tot 2016?

De daling in apparaatsuitgaven bij de operationele eenheden van het CLAS wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitvoering van de maatregelen uit het regeerakkoord. Dit betreft een reductie van 30 procent op bestuur. Daarnaast hebben ook de maatregelen op het gebied van ondersteuning en operationele capaciteit effecten op de apparaatsuitgaven van 2012 tot 2016.

161

Welke kosten vallen onder de post «overige exploitatie» en waardoor dalen de uitgaven aan deze post?

Zie het antwoord op vraag 156.

162

Waarom staat de doelstelling van cybercapaciteiten nog niet bij de doelstellingen van de operationele commando’s, zoals de Landmacht? Zal de cybercapaciteit nog niet worden geïntroduceerd in 2012?

De krijgsmacht beschikt nog niet over operationele cybercapaciteiten. De komende jaren zal Defensie haar digitale weerbaarheid versterken en het vermogen ontwikkelen om cyber operations uit te voeren. De cybercapaciteit zal onder verantwoordelijkheid van de CDS gefaseerd worden ingevoerd.

163

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de vereiste mate van gereedheid» van het CLSK? Wat is de vereiste mate van gereedheid en met welke indicatoren kan gemeten worden in hoeverre het CLSK hier aan voldoet?

Zie het antwoord op vraag 143.

164

Wat wordt bedoeld met de «vaststelling van de omvang en de samenstelling» van het CLSK, waar u verantwoordelijk voor bent, en met welke indicatoren kan dit gemeten worden?

Zie het antwoord op vraag 144.

165

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 145 miljoen bestaat?

Zie het antwoord op vraag 156.

166 en 179

Kunt u uitleggen waarom de begroting van de staf CLSK van 2011 naar 2012 met bijna 75% gekort wordt? In hoeverre zitten kosten van de staf CLSK verborgen in de begroting van de operationele eenheden?

Kan nader toegelicht worden waardoor de uitgaven aan de Staf DMO zo scherp dalen tussen 2011 (245 179 000) en 2012 (8 259 000)? Welke verschillende uitgaven worden niet gedaan?

De lagere uitgaven voor de verschillende staven van de defensieonderdelen in 2012 worden veroorzaakt door een herdefiniëring van het begrip «staf». In vorige begrotingen betekende het begrip «staf» bij ieder beleidsartikel iets anders. Dit zorgde ervoor dat er geen goede vergelijking mogelijk was tussen de verschillende staven. Vanaf 2012 betekent het begrip «staf» het personeel en materieel voor de ondersteuning van het hoofd van een defensieonderdeel. Dit zijn bijvoorbeeld de afdeling bestuursondersteuning, het kabinet, de afdeling communicatie, juridische zaken en de directie Planning en Control. Bij het CLSK is door de herdefiniëring bijvoorbeeld de directie Operaties als programma aangemerkt, bij de DMO zijn de defensiebrede energie-uitgaven van apparaat naar programma verschoven en bij het CDC zaten de uitgaven voor de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) in het apparaat.

167 en 168

In hoeverre zijn er financiële of operationele consequenties verbonden aan het feit dat het derde kwartaal van 2012 geen Lynx meer beschikbaar is als maritieme helikopter? Zal er externe inhuur noodzakelijk zijn of beschikt Defensie over eigen mogelijke middelen, zoals bijvoorbeeld de Cougar helikopter?

Wat zijn de consequenties indien de NH-90 niet beschikbaar komt in januari 2013; het project heeft tenslotte al vaker vertraging opgelopen? Is extra vertraging te verwachten bij dit project en zijn er verhoogde kosten te verwachten?

Bij de opstelling van de begroting 2012 was voorzien dat de Lynx-helikopter inzetbaar zou zijn tot het derde kwartaal van 2012. Inmiddels zijn maatregelen genomen waardoor thans is voorzien dat de Lynx-helikopter inzetbaar zal zijn tot het vierde kwartaal van 2012. Naar verwachting zal de NH-90 helikopter vanaf midden 2012 beginnen met de uitvoering van de Search and Rescue (SAR) taken bij nacht en zal het toestel vanaf januari 2013 de boordtaken uitvoeren. Tijdens de overgangsperiode van de Lynx-helikopter naar de NH-90 worden de wal- en de boordtaken uitgevoerd door een Alouette uit België, de Cougar-helikopter en de AB-412. Zoals bekend is de AB-412 niet volledig geschikt is voor de uitvoering van de SAR-taken bij nacht. Daarom zullen de SAR-taken bij nacht tijdelijk worden uitbesteed. Hierover bent u eerder geïnformeerd met de brief van 22 februari 2011 (Kamerstuk 25 928, nr. 47).

De kosten die aan de vertraging bij het helikopterproject NH-90 zijn verbonden zullen worden verrekend via het boetebeding. Momenteel worden deze kosten geraamd op € 11,5 miljoen, inclusief de kosten van de uitbesteding van de SAR-taken. Onlangs is gebleken dat de SAR-taken mogelijk langer moeten worden uitbesteed dan was voorzien. Defensie onderzoekt in verband hiermee op welke wijze kan worden voorzien in de benodigde extra capaciteit voor SAR-taken.

169

Waarom blijft de AB 412-helikopter behouden bij het CLSK? Waarom wordt deze helikopter niet per direct uitgefaseerd en wordt hiermee een compleet logistieke keten opgeheven met alle bijkomende financiële voordelen?

De AB-412 helikopter voert de SAR-taken uit en wordt ingezet voor patiëntenvervoer. Deze taken zullen door de NH-90 helikopter worden overgenomen. Door de latere levering van de NH-90 moet Defensie langer doorvliegen met de AB-412.

170 en 171

Kunt u een toelichting geven op het functioneren van de ministeriële verantwoordelijkheid van drie ministers met betrekking tot beleidsartikel 24, Commando Koninklijke Marechaussee? Hoe werkt dit in de praktijk ten aanzien van vragen rond operationele doelstelling, aansturing en beheer?

Waarom wordt in de begroting aangegeven dat de verantwoordelijkheid van het CKmar ligt bij drie ministers – DEF, VJ, IA? Is de minister van Defensie, zoals in eerdere begrotingen werd gesteld, niet meer uitsluitend verantwoordelijke minister? Waarom is hiervan afgeweken en wat betekent dit voor de aansturing en het beheer van de Kmar?

Bij de aansturing van de Kmar wordt een onderscheid gemaakt tussen gezag en beheer. De militaire taken en het beheer van de Kmar vallen volledig onder de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie. Een groot deel van de taken van de Kmar valt echter onder het gezag van de minister van Veiligheid en Justitie en voor Immigratie en Asiel. De beheers- en gezagsstructuur voor de aansturing van de Kmar is vastgelegd in het Instellingsbesluit Interdepartementale Beheer- en Gezagstructuur Koninklijke Marechaussee (gepubliceerd in de Staatscourant van 27 februari 2009). Hierin zijn ook de onderscheidenlijke verantwoordelijkheden beschreven. Conform dit besluit is er een Bestuursraad met daarin de secretarissen-generaal van Defensie, Veiligheid en Justitie, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alsmede de commandant van de Kmar. De Bestuursraad gaat over het proces van aansturing en bekostiging van de Kmar en adviseert gezag en beheer over doelstellingen, omvang en kwaliteit.

De herinrichting van de departementen als gevolg van het regeerakkoord, waarbij de Directie Migratie Beleid is ondergebracht bij de minister voor Immigratie en Asiel, is aanleiding geweest om de begrotingstekst te actualiseren en in het bijzonder de passage «Het CKmar voert haar taak uit in de ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag» te expliciteren.

172

Waarom zijn er in 2010 en 2011 geen apparaatsuitgaven voor de Operationele eenheden vermeld?

Zie het antwoord op vraag 149.

173

Kan de tabel «Verdeling gelden naar taakvelden CKmar» worden aangevuld met de gegevens uit 2011?

De onderstaande tabel bevat de verdeling van gelden naar taakvelden Ckmar, aangevuld met de gegevens uit 2011:

174

Wat zal de nieuwe ketenlogistiek gaan opleveren?

De wijziging van de ketenlogistiek zorgt voor een verbetering van de doelmatigheid en de doeltreffendheid. Het resultaat is een vermindering van de kosten van voorraden, transport- en personeel en tot een verhoging van de leverbetrouwbaarheid. Verder wordt de ketenbesturing over de functionele eenheden verbeterd. Het betreft de keten- en systeemlogistieke bedrijven en de vier operationele commando’s. Ook sluiten de (sub)processen zoals bevoorrading, transport, verwerving en onderhoud beter op elkaar aan en worden zij gestandaardiseerd. De financiële opbrengsten van de wijziging van de ketenlogistiek maken deel uit van de post materieellogistiek van spoor 2 zoals opgenomen in annex A van de beleidsbrief.

175

Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft de DMO op 1 oktober 2011? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft de DMO in 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Zie het antwoord op vraag 17.

176

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 100 miljoen bestaat?

Zie het antwoord op vraag 156.

177

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waarom de Investeringen Defensiebreed van € 166 miljoen in 2011, stijgt naar € 186 in 2012 tot € 368 miljoen in 2014 en wat deze post precies inhoudt? Waarom is hier sprake van een enorme stijging van investeringen?

De meeste investeringsprojecten voor groot materieel worden in beleidsartikel 25 DMO ingedeeld bij een van de vier operationele commando’s. Investeringen die betrekking hebben op meer defensieonderdelen worden opgenomen onder «Investeringen defensiebreed». Voor de jaren na 2012 is er een aantal grote defensiebrede projecten die leiden tot een stijging van deze post, zoals de projecten Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem en Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen.

178

Waarom dalen de uitgaven voor «Voorzien in nieuw materiaal» tussen 2011 (980 419 000) en 2012 (844 862 000)? Waarom stijgen deze uitgaven tussen 2013 (863 778 000) en 2014 (1 011 492 000)?

Op grond van de maatregelen in de beleidsbrief is in 2012 en 2013 minder budget beschikbaar voor het voorzien in nieuw materieel. Vanaf 2014 is hiervoor weer meer budget beschikbaar, waardoor meer ruimte is voor investeringen. Het betreft onder meer de projecten AH-64D Upgrade, Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen, Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem en een aantal projecten op het gebied van de F-16.

179

Kan nader worden toegelicht waardoor de uitgaven aan de Staf DMO zo scherp dalen tussen 2011 (245 179 000) en 2012 (8 259 000)? Welke verschillende uitgaven worden niet gedaan?

Zie het antwoord op vraag 166.

180

Hoe kan het dat er in deze tabel ontvangsten van verkoopopbrengsten staan vermeld terwijl eerder in de begroting aangegeven wordt dat er geen opbrengsten uit materieel worden verwacht in de jaren 2012 en 2013?

Zie het antwoord op vraag 65.

181

Is met de afstoting van de Leopard tanks ook het nut van het TACTIS project verdwenen, terwijl hier t/m 2012 € 84,1 miljoen in is geïnvesteerd? Is dit waar en wordt voorzien dat dit project (deels) wordt terugverdiend door verkoop of anderszins? Zo nee, waarom blijven de werkzaamheden en betalingen tot en met 2012 doorgaan?

TACTIS blijft van grote waarde voor Defensie. Met het systeem worden in een virtuele omgeving technische en tactische opleidingen en trainingen verzorgd tot en met compagniesniveau. TACTIS bestaat uit gekoppelde generieke en specifieke simulators en servers. Met de generieke simulators kan een reeks wapensystemen worden nagebootst, zoals de YPR en de Fennek. De simulator van de CV-90 wordt daar vanaf dit jaar aan toegevoegd. Door de afstoting van de Leopard tanks wordt slechts een deel van TACTIS overbodig. Het overbodige deel zal voor afstoting worden aangeboden. De laatste contractuele betalingen voor het project TACTIS worden gedaan in 2012.

182

Voor welke soort speciale operaties zullen de nieuwe Chinooks geschikt zijn, welke we momenteel nog niet kunnen uitvoeren met de huidige helikoptervloot? Is het niet wijs om, gezien de bestaande «capability gap», dit gat te vullen met meer «normale» helikopters in plaats van slechts enkele «speciale» helikopters?

Met de verwerving van de nieuwe Chinook-helikopters wordt de helikoptervloot van Defensie uitgebreid, mede met het oog op de capability gap. De nieuwe Chinooks kunnen worden ingezet in verschillende soorten operaties. Het betreft zowel expeditionaire als nationale inzet in het kader van derde hoofdtaak van Defensie. De toestellen zullen ook inzetbaar zijn voor speciale operaties. Er worden materieelpakketten verworven voor uiteenlopende omstandigheden, bijvoorbeeld slecht zicht of situaties waarinde toestellen niet kunnen landen. Alle toestellen zullen worden uitgerust met de voorzieningen (provisions for) om deze pakketten te kunnen inbouwen. Hierover zal de Kamer binnenkort worden geïnformeerd met de brief over de behoeftestellingfase van het project Chinook Midlife Update.

183

Aangegeven wordt dat het F-16 mode 5 IFF-systeem is vertraagd. Is het mogelijk dat dit systeem pas operationeel wordt wanneer de vervanger van de F-16 al ingefaseerd wordt in de krijgsmacht, en de F-16 dus uitgefaseerd wordt? Waarom wordt dit project dan alsnog uitgevoerd?

De overgang naar mode 5 IFF voor offensieve wapensystemen in Navo-verband is voorzien voor de periode 2012–2015. Ondanks de vertraging van dit project als gevolg van aanvullende Amerikaanse eisen zal de modificatie voor de Nederlandse F-16 vloot binnen deze periode wordt voltooid. Dit is ruim voor de introductie van de vervanger van de F-16 die niet voor 2019 bij Defensie zal instromen.

184

Welke investeringen zijn geraamd voor het project Vervanging F-16 en waar staan die op de begroting?

De verplichtingen in verband met het project Vervanging F-16 worden toegelicht met de tabellen op de pagina’s 59 en 63 van de begroting. Het betreft de verplichtingen voor de Nederlandse deelneming aan de System Development and Demonstration (SDD) fase van het F-35 programma, inclusief de Nederlandse projecten, en aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding, en verplichtingen in het kader van de Nederlandse deelneming aan de operationele testfase, waaronder verplichtingen voor twee testtoestellen en bijkomende middelen.

185

Welke kosten vallen onder de post «overige exploitatie» en waardoor dalen de uitgaven aan deze post?

Zie het antwoord op vraag 156.

186

Kunt u uiteenzetten wat de opbrengsten van de verkoop van het eerste testtoestel zijn wanneer rekening wordt gehouden met een prijsstijging van tien tot vijftien procent?

Om aan de operationele testfase te mogen deelnemen, moeten minimaal twee toestellen worden aangeschaft. In het regeerakkoord is vastgelegd dat een tweede testtoestel om die reden wordt aangeschaft. Indien Nederland geen twee testtoestellen verwerft, zou het daarmee tevens besluiten niet deel te nemen aan de operationele testfase. De verkoop van een testtoestel is dan ook niet aan de orde.

In de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 258) van 17 maart jl. is de mogelijke verkoopopbrengst van het eerste testtoestel geschat per december 2010. Deze opbrengst zal naar verwachting niet worden beïnvloed door de verwachte prijsstijging van 10 tot 15 procent, aangezien de opbrengsten vooral worden bepaald door de relatief lagere kostprijs van F-35 toestellen uit latere productieseries en door een afschrijving in verband met de periode dat het toestel in gebruik zal zijn geweest.

187

Kunt u voor de volgende projecten, «Cobat ID», «Nieuwe generatie identificatiesystemen», «vernieuwing Titaan», «Vervanging grondterminals MILSATCOM», «Vervanging licht indirect vurend systeem» en «verwerving HV-brillen» uit de tabel «Projecten in planning defensiebreed» aangeven wat de gevolgen van de vertraging zijn en welke extra kosten met deze vertraging gemoeid zijn?

Hieronder worden per project de gevolgen van de vertraging en de uitgaven die hiermee gemoeid zijn toegelicht.

Combat Identification.

De vertraging heeft tot gevolg dat de nieuwe operationele capaciteit een jaar later beschikbaar komt dan werd voorzien. Met de vertraging zijn geen extra kosten gemoeid.

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S, NGIS).

Als gevolg van het uitstel komen de identificatiesystemen een jaar later beschikbaar. Hierdoor zal Defensie langer werken met het IFF mode 4 identificatiesysteem. Met deze vertraging zijn geen extra kosten gemoeid.

Vernieuwing Titaan.

Het gevolg van de vertraging van een jaar is dat het huidige Titaan langer in stand moet worden gehouden. Het aanbod aan componenten met dezelfde technische staat als het Titaan dat Defensie momenteel gebruikt, neemt af. De komende jaren kan echter nog steeds in vervanging van deze componenten worden voorzien. Hiermee is van 2011 tot en met 2013 € 800 000 per jaar gemoeid. Deze kosten worden in mindering gebracht op het projectbudget.

Vervanging grondterminals MILSATCOM.

Zoals gemeld in het MPO 2011 wordt het einde van de levensduur momenteel onderzocht. Gebleken is dat de operationele gevolgen van de vertraging van twee jaar beperkt zijn doordat de levensduur van de huidige mobiele landterminals langer is dan aanvankelijk werd voorzien. Naarmate de levensduur vordert, neemt het risico van hogere kosten van de materiële exploitatie toe. Nader onderzoek zal de mogelijke financiële gevolgen in kaart brengen.

Vervanging licht indirect vurend systeem.

Het gevolg van de vertraging is dat de huidige 120mm mortieren twee jaar langer dan voorzien gebruikt zullen worden. Met deze vertraging zijn nauwelijks extra kosten gemoeid.

Verwerving HV-brillen.

Door slijtage neemt het aantal HV-brillen af. Dit heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de operationele inzet. Met de vertraging zijn geen extra kosten gemoeid.

188

Bent u bekend met Amerikaanse onbemande vliegtuigen die getroffen zijn door een computervirus? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Is het waar dat het computervirus alle handelingen van de bestuurders van de drones vastlegt? Welke invloed hebben deze problemen op toekomstige plannen? Is er een risico-inventarisatie gemaakt? Welke waarborgen zijn er?

Het is nog niet duidelijk hoe de besmetting van Amerikaanse drones in zijn werk is gegaan en wat precies de gevolgen van de besmetting zijn.

Bij de verwerving van de MALE UAV worden hoge eisen gesteld aan de veiligheid, de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van het systeem. Een risicoanalyse maakt deel uit van dit proces.

189

Door de grote reducties in de materieelbestanden moet er veel overtollig materieel worden afgevoerd. Wordt voor het verkoopgereed maken van het af te stoten materieel het bedrijfsleven maximaal ingezet?

Defensie betrekt het bedrijfsleven bij het verkoopgereed maken van het af te stoten materieel indien dat doelmatigheidswinst oplevert of indien specifieke kennis niet of onvoldoende bij de krijgsmacht aanwezig is.

190

In 2011 is er contact geweest met mogelijke kopers. Met welke landen is contact geweest? Is er een marktanalyse geweest? Wat was daarvan de uitkomst? Hoe zijn ramingen voor het afstoten van overtollig materiaal gemaakt? Welke kosten zijn verbonden aan het gereed maken van overtollig defensiematerieel voor de verkoop? Kunt u een overzicht geven van materieel dat overtollig is verklaard en daarbij de kosten voor zowel opslag, beheer, onderhoud en gereedmaken voor verkoop? Worden die kosten meegerekend in de prijs? Kunt u een overzicht geven van het overtollig verklaarde materieel en wat de waarde van het materieel op dit moment is?

Zie het antwoord op vraag 59.

191

Hebben zich al potentiële kopers gemeld voor de projecten in afstoting naar aanleiding van de beleidsbrief, zoals de Mijnenbestrijdingsvaartuigen, de Leopard 2A6 Gevechtstanks, de Pantserhouwitsers, de F-16 vliegtuigen, de Cougars en Lynxs en de DC-10? Zo ja, welke landen en wat is de voortgang van het afstotingsproces?

Zie het antwoord op vraag 59.

192

Hoort de Lynx helikopter op het strand bij Sirte (Libië) ook in het aantal van de 20 af te stoten Lynx helikopters?

Nee, de in Libië gestrande helikopter is financieel afgeschreven.

193

Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft het CDC op 1 oktober 2011? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel, externe inhuur) heeft het CDC in 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Zie het antwoord op vraag 17.

194

Op welke manier kan de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de dienstverlening van het CDC gemeten worden, waar u verantwoordelijk voor bent?

De doeltreffendheid kan worden gemeten door vooraf kaders vast te stellen voor de dienstverlening en door middel van reguliere (management)rapportages en eventueel klanttevredenheidsonderzoeken te bepalen of de dienstverlening binnen die kaders is uitgevoerd. De doelmatigheid van de dienstverlening kan worden gemeten met behulp van benchmarks, waarbij de prestaties van (delen van) de dienstverlening worden vergeleken met die van vergelijkbare dienstverleners in de markt of van andere defensieorganisaties. Daarnaast kan de doelmatigheid worden gemeten door de activiteiten in het kader van de sourcing agenda. Hierbij wordt voor delen van de dienstverlening bezien of andere partijen deze doelmatiger kunnen uitvoeren. Overigens is doelmatigheid daarbij niet de enige relevante factor.

195

Kunt u uitgebreid uiteenzetten waaruit de post «overige exploitatie» van bijna € 156 miljoen bestaat?

Zie het antwoord op vraag 156.

196

De post «investeringen informatievoorziening» stijgt van € 70 miljoen in 2012 naar ruim € 91 miljoen in 2014. Kunt u de stijging in deze post toelichten? Heeft de stijging van deze post te maken met investeringen die oorspronkelijk gepland waren voor project SPEER, maar die vanaf 2014 ten koste van de reguliere begroting vallen?

In 2012 en 2013 is de omvang van het budget voor IV-investeringen kleiner dan in de daaropvolgende jaren omdat de bezuinigingen in 2012 en 2013 mede zijn opgevangen door kortingen op dit budget. Er is geen relatie tussen de toename van het budget en uitgaven die oorspronkelijk waren gepland voor het programma SPEER. Ook de huidige uitgaven voor SPEER worden bekostigd uit het desbetreffende budget.

197

Waarom dalen de uitgaven aan «Investeringen infrastructuur» tussen 2013 (193 384 000) en 2014 (136 209 000) voor het CDC sterk? Welke investeringen worden uitgesteld of zullen niet meer worden gedaan?

Alle investeringsbudgetten, waaronder dat voor infrastructuur, zijn verminderd als gevolg van de bezuinigingen. Het overzicht van de infrastructuurprojecten die worden vertraagd is opgenomen in annex B van de beleidsbrief.

198

Waarom wordt er in 2011 137 459 000 euro uitgegeven aan de post «Exploitatie informatievoorziening» en van 2012 t/m 2016 niets?

In overeenstemming met de indeling van «Verantwoord Begroten» maken de uitgaven op de post «exploitatie informatievoorziening» in 2012 deel uit van de categorie apparaatsuitgaven ICT. Voor 2012 is voor ICT € 143 miljoen begroot.

199, 200 en 201

Waardoor wordt de stijging in uitgaven voor Staf CDC tussen 2010 (53 070 000) en 2011 (175 145 000) veroorzaakt?

Waardoor wordt de sterke stijging in totale ontvangsten tussen 2010 (68 915 000) en 2011 (164 535 000) veroorzaakt?

Waardoor wordt de daling in uitgaven voor Staf CDC tussen 2011 (175 145 000) en 2012 (20 858 000) veroorzaakt?

De stijging van de uitgaven voor de staf van het CDC tussen 2010 en 2011 wordt in het bijzonder veroorzaakt doordat in 2011 de uitgaven voor de Defensie Bewaking en Beveiligingorganisatie (DBBO) onder de staf van het CDC worden verantwoord. De stijging in de ontvangsten tussen 2010 en 2011 wordt vooral veroorzaakt door de hogere verkoopopbrengsten. Daarnaast wordt in 2011 het positieve resultaat van Ivent uit 2010 als ontvangst op de defensiebegroting verantwoord.

202

Vanaf 2012 gaat er jaarlijkse bijna € 1 miljard naar de begroting van het CDC, terwijl alle andere defensieonderdelen en de OPCO’s ook al een groot deel ondersteuning in hun budget hebben. Hoe kan het zijn dat u spreekt over de verbetering van de teeth-to-tail ratio, terwijl er zo’n nadruk wordt gelegd op ondersteunende diensten? Wat is de toegevoegde waarde van het CDC in vergelijking met hun budget?

De teeth-to-tail ratio verbetert doordat verhoudingsgewijs meer wordt bezuinigd op stafcapaciteit dan op operationele capaciteit. De toegevoegde waarde kan niet in financiële termen worden uitgedrukt en kan daarom niet worden vergeleken met het budget. Het is de bedoeling dat het CDC de diensten zo doelmatig mogelijk uitvoert.

203

Waarom overweegt u wel het sourcen van helikopteronderhoud (direct van invloed op de operaties), maar niet diensten die vrijelijk verkrijgbaar zijn buiten Defensie en nu worden geleverd door het CDC? Is de grootte van de Nederlandse krijgsmacht nu nog wel dermate dat er schaalvoordeel is wanneer Defensie dergelijke diensten zelf verzorgt?

Voor een aanzienlijk aantal diensten van het CDC voert Defensie reeds sourcing toetsen uit of zijn deze voorzien, onder andere op het gebied van ICT-diensten, catering en vastgoed. Tevens onderwerpt Defensie alle voorgenomen investeringen of voorgenomen dienstverleningscontracten met een omvang van meer dan € 25 miljoen aan een sourcing toets. Het doel hiervan is te bepalen of door samenwerking met andere partijen de kwaliteit van de dienstverlening kan verbeteren en de kosten kunnen dalen.

204

Waar wordt precies op bezuinigd ten aanzien van de Divisie Personeel en Gezondheid?

De bezuinigingen bij de divisie Personeel en Gezondheid bestaan onder meer uit een vermindering van het personeelsbestand door doelmatiger te werken.

205

Hoe komt het dat de Dienstgoed Vastgoed en Beveiliging als enige divisie van het CDC in 2013 stijgt in haar totale uitgaven?

Het investeringsbudget voor vastgoed is in 2013 hoger dan in 2012. De tijdelijke stijging is grotendeels het gevolg van een toename van het aantal vastgoedprojecten tussen de € 5 en € 25 miljoen. Voorbeelden hiervan zijn KKW-schermenschietbanen en Nieuwbouw EATC op Vliegbasis Eindhoven. Het overige deel betreft projecten kleiner dan € 5 miljoen.

206

Waarom wordt voor de prestatie-indicatoren voor de Divisie Informatievoorziening een norm van 80% gehanteerd? Welke tekortkomingen worden ingecalculeerd?

De prestatie-indicator van de Joint CIS Groep (JCG) is samengesteld uit verscheidene interne prestatie-indicatoren. De meting van de prestaties wordt gedaan aan de hand van wegingsfactoren. Zo tellen verstoringen tijdens inzet zwaarder dan verstoringen tijdens oefeningen. De norm van 80 procent is op dit moment een realistische, haalbare norm, waarbij de risico’s zijn afgewogen tegen de inspanningen en de kosten die nodig zouden zijn om aan een hogere norm te voldoen.

207

Wordt er bezuinigd op de Nederlandse Defensie Academie? Zo ja, waar wordt op bezuinigd? Zo nee, waarom niet?

De bezuinigingen in 2012 en volgende jaren hebben ook gevolgen voor de NLDA. Als gevolg van een daling van het beschikbare budget voor de NLDA is een aantal maatregelen voorzien. Het komende jaar wordt het opleidingsprogramma versoberd. Daarnaast wordt terughoudend omgegaan met de vulling van vacatures. Vanaf 2013 is een personeelsreductie voorzien van bijna 20 procent. Ook wordt dan het opleidingsaanbod beperkt, worden de onderzoeksbudgetten gereduceerd en ontstaan doelmatigheidsvoordelen door de concentratie van opleidingsinstituten in Breda.

208

Waarom is er bij het Hoger Onderhoud in Woensdrecht geen rekening gehouden met doorlopen van een integraal vergunningstraject? Welke extra kosten heeft dit tot gevolg gehad?

De herbelegging van het Logistiek Centrum Woensdrecht bestaat uit een aanzienlijk aantal projecten, waarvan de planning soms zeer uiteen loopt. Pas tijdens de uitvoering van de herbelegging is, met het oog op een verbetering van het inzicht in de milieubelasting, door het ministerie van Infrastructuur en Milieu besloten dat een integraal vergunningtraject moet worden doorlopen. Als gevolg daarvan is een aantal lopende projecten tijdelijk aangehouden. De extra kosten die hiermee gemoeid zijn bedragen € 262 000.

209

Welk bedrag verwacht u te besparen met de reductie van het energieverbruik bij Defensie voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015?

In de jaren 2012 tot en met 2015 wordt jaarlijks voor een bedrag van € 8,7 miljoen aan energiebesparende maatregelen in gebouwen uitgevoerd. De gemiddelde terugverdientijd van de maatregelen is zes jaar. De tot en met 2011 voorziene investeringen van € 11,4 miljoen leveren een jaarlijkse besparing op van € 1,9 miljoen. De voorziene investeringen van € 8,7 miljoen van 2012 tot en met 2015 leveren jaarlijkse besparingen op van € 1,45 miljoen. Daarmee worden de cumulatieve besparingen op de energiekosten als volgt: in 2012 € 1,9 miljoen; in 2013 € 3,35 miljoen, in 2014 € 4,8 miljoen en in 2015 € 6,25 miljoen. Deze opbrengsten kunnen als gevolg van de uitwerking van het Herbeleggingspan Vastgoed Defensie nog wijzigen.

210

In hoeverre heeft de sluiting van een groot aantal kazernes in Den Haag financiële gevolgen voor het project Plein/Kalvermarkt-complex? Zijn er extra uitgaven te verwachten? Of heeft het Plein/Kalvermarkt-complex voldoende ruimte om de sluiting van deze kazernes op te vangen? Zo ja, is het Plein/Kalvermarkt-complex dan te groot ingeschat en wellicht te duur?

De bestuursstaf kan als gevolg van de reductie van de staven met 30 procent en de invoering van «het nieuwe werken» met minder kantoorwerkplekken toe. Hierdoor is het mogelijk ook andere onderdelen in het Plein-Kalvermarkt Complex te huisvesten. Samen met de Frederikkazerne kan het Plein-Kalvermarkt Complex geheel voorzien in de behoefte aan kantoorruimte voor de regio Den Haag, zowel nu als in de voorzienbare toekomst. Er wordt nog bekeken hoe de verschillende onderdelen worden verdeeld over de twee locaties in Den Haag, waarbij aanpassingen aan het lopende renovatieproject zo veel mogelijk worden vermeden.

211

Kunt u nader toelichten wat de (financiële) gevolgen zijn van uitstel van het project District Landelijke en Buitenlandse Eenheden CKmar (DLBE) tot 2015?

De staf van het District Landelijke en Buitenlandse Eenheden CKmar (DLBE) is gevestigd op Kamp Nieuw Milligen en delen van het district op het complex Fort de Bilt. De voorziene nieuwbouw op Kamp Nieuw Milligen ten behoeve van de DLBE-staf is uitgesteld. Hierdoor moet de bestaande tijdelijke infrastructuur op Kamp Nieuw Milligen langer worden gehuurd voor € 350 000 per jaar. Op dit moment wordt onderzocht of deze kostenpost kan worden verminderd door aankoop van gehuurde prefabs. Voorts moet langer gebruik worden gemaakt van de huisvesting op het complex Fort de Bilt ten behoeve van delen van het district. De kosten van de instandhouding van deze infrastructuur bedragen ongeveer € 150 000 per jaar.

212

Hoeveel medewerkers kent het project SPEER per 1 oktober 2011 onderverdeeld naar burgerpersoneel, militair en externe inhuur? En hoeveel medewerkers zijn dit voor de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015?

Op dit moment zijn 469 mensen betrokken bij het programma SPEER, van wie 250 burgermedewerkers, 139 militairen en 80 externe medewerkers. De 80 externe medewerkers zijn personeel van dienstverleners die ondersteunen bij het uitvoeren van het SPEER-programma. Zij maken geen deel uit van de organieke bezetting zoals bedoeld in het antwoord op vraag 17. Het aantal medewerkers is afhankelijk van de voortgang van de verschillende projecten in het programma. Zodoende kan geen overzicht worden gegeven van de aantallen voor de komende jaren.

213

Wat zijn de verwachtingen van het nieuwe systeem @ MIGO-BORAS dat per 1 januari 2012 in gebruik wordt genomen?

Met de ingebruikneming van @MIGO-BORAS per 1 januari 2012 versterkt de Kmar de informatiepositie aan de binnengrenzen. Het systeem @MIGO-BORAS ondersteunt de uitvoering van het Mobiele Toezicht Veiligheid door de Kmar. Het wordt ingezet als selectiemiddel voor de uitvoering van de controletaak. Naar verwachting kunnen met dit systeem de mobiele controles in de grensregio doelmatiger en doeltreffender worden uitgevoerd. Deze mobiele controles beogen illegaal verblijf tegen te gaan. Zij dragen bij tot de opsporing van fraude met identiteitsdocumenten en de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel en grensoverschrijdende criminaliteit.

214

Is het waar dat het Amerikaanse ministerie van Defensie het gebruik van open source software aanmoedigt? Deelt u de mening dat om effectief gestelde doelen te behalen, het ministerie van Defensie zijn software sneller dan ooit moet ontwikkelen en updaten, om nieuwe dreigingen voor te zijn en om te beantwoorden aan de steeds veranderende eisen? Welke voordelen kan open source software hierin bieden?

Zie het antwoord op vraag 29.

215 en 218

Kunt u, zonder inhoudelijk in te gaan op de kosten, verklaren waarom de geheime uitgaven in 2012 worden verdubbeld?

Heeft de enorme (structurele) stijging van de geheime uitgaven enkel te maken met het versterken van de digitale weerbaarheid van Defensie?

Over de geheime uitgaven kan ik in het openbaar geen mededelingen doen. Desgevraagd ben ik te allen tijde bereid de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) nader te informeren.

216

Wat valt er onder de post «Nader te verdelen» in de tabel «Nominaal en onvoorzien»?

De belangrijkste posten zijn de reserveringen voor tegenvallers in de uitvoering van maatregelen in het kader van het regeerakkoord, de loonbijstelling en de ontvangsten voor de uitvoering van maatregelen in het kader van het regeerakkoord.

217

Waardoor wordt de sterke stijging veroorzaakt in de jaren 2011 (66 072 000), 2012 (175 292 000), 2013 (302 468 000), en 2014 (547 142 000) op de post «Uitgaven en Verplichtingen» in de tabel «Nominaal en onvoorzien»? Waarom dalen de uitgaven en verplichtingen tussen 2015 (524 735 000) en 2016 (358 433 000)?

Defensie moet de kosten van de reorganisatie zelf dragen. In nominaal en onvoorzien is een voorziening opgenomen voor deze uitgaven. Deze uitgaven lopen terug na 2015, omdat tegen die tijd SBK-aanspraken geleidelijk vervallen en steeds meer voormalige defensiemedewerkers een nieuwe baan zullen hebben gevonden.

218

Heeft de enorme (structurele) stijging van de geheime uitgaven enkel te maken met het versterken van de digitale weerbaarheid van Defensie?

Zie het antwoord op vraag 215.

219 en 222

Waar wordt precies op bezuinigd bij de daling van uitgaven aan wetenschappelijk onderzoek tussen 2011 (81 099 000) en 2012 (63 995 000)? Wat zijn de gevolgen van deze bezuinigingen?

Wat is de verklaring voor de piek in uitgaven in 2011 (32 099 000, 2010: 20 663 000 en 2012: 21 996 000) op het gebied van Contractonderzoek technologieontwikkeling?

De hogere uitgaven in 2011 ten opzichte van 2012 worden voor een deel verklaard door budgetoverhevelingen in het kader van het project STARS, de Maatschappelijke Innovatie Agenda (MIA) Veiligheid en de uitvoering van het amendement-Ten Broeke (Kamerstuk 32 500 X, nr. 74). Daarnaast speelt de daling van de doelfinanciering voor TNO een rol die met de begroting voor 2010 is verwerkt. Over deze bezuiniging bij TNO en de gevolgen daarvan is de Kamer op 28 januari 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 71) geïnformeerd.

220

Waardoor wordt de grote stijging in milieu-uitgaven in 2012 (5 481 00), 2013 (7 043 000) en 2014 (8 526 000) veroorzaakt?

Er is geen sprake van een stijging van het milieubudget. Als gevolg van de taakstellingen bij Defensie is het milieubudget in 2011 en 2012 ten opzichte van 2010 juist met € 3 miljoen gekort en in 2013 met € 1,5 miljoen. In 2014 komt het milieubudget weer op het niveau van 2010.

221, 224, 225, 226 en 231

Kunt u toelichten waarom er niet voor is gekozen om de uitgaven voor pensioenen en uitkeringen, de wachtgelden en inactiviteitwedden, de SBK gelden en de ziektekostenvoorziening op artikel 90 algemeen te plaatsen, zoals in de vorige begroting? Is naar uw mening op deze wijze een vergelijking mogelijk met de andere departementen ten aanzien van de uitgaven van het centraal apparaat?

Welke posten zijn er vanuit welke artikelen naar artikel 91 verplaatst?

Wat is het voordeel van het beleidsartikel 91 en welke kosten zijn er verbonden aan de instelling van dit artikel?

Waarom is er niet eerder voor gekozen om een beleidsartikel Centraal apparaat toe te voegen aan de defensiebegroting?

Kunt u toelichten waarom er voor is gekozen om naast personele en materiële uitgaven ook posten, zoals pensioen en SBK-gelden, op artikel 91 op te nemen welke samenhangen met de verschillende defensieonderdelen?

De toevoeging van een Centraal Apparaatsartikel maakt deel uit van het rijksbrede traject «Verantwoord Begroten» dat begin dit jaar is begonnen. Volgens de definitie van apparaatsuitgaven zoals vastgesteld door het ministerie van Financiën vallen alle personele uitgaven onder apparaatsuitgaven. Daarom zijn de uitgaven voor de MIVD, de pensioenen en uitkeringen, wachtgelden, inactiviteitswedden, SBK-gelden en de ziektekostenverzekering vanaf 2012 van het niet-beleidsartikel 90 Algemeen naar het niet-beleidsartikel 91 Centraal Apparaat verschoven. Het voordeel van dit artikel is dat overzichtelijk gepresenteerd wordt welke uitgaven Defensie doet voor het centrale apparaat. Op deze wijze is ook een vergelijking mogelijk tussen de verschillende departementen. Er zijn geen kosten verbonden aan de instelling van dit artikel, aangezien het de reguliere werkzaamheden van de Hoofddirectie Financiën en Control betreft.

222

Wat is de verklaring voor de piek in uitgaven in 2011 (32 099 000, 2010: 20 663 000 en 2012: 21 996 000) op het gebied van Contractonderzoek technologieontwikkeling?

Zie het antwoord op vraag 219.

223

Kunnen de bilaterale en multilaterale activiteiten van Defensie met een focus op Afrika niet beter worden gefinancierd door de begroting van Buitenlandse Zaken/OS?

Afhankelijk van de aard van de inzet wordt een passende financieringsbron aangewend. De inzet in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde wordt gefinancierd uit de HGIS-voorziening voor crisisbeheersingsoperaties binnen beleidsartikel 20. Internationale oefeningen worden gefinancierd uit het oefenbudget. Bij andersoortige inzet kunnen andere financieringsbronnen aan de orde zijn, zoals de begroting voor ontwikkelingssamenwerking en internationale financiering.

224

Welke posten zijn er vanuit welke artikelen naar artikel 91 verplaatst?

Zie het antwoord op vraag 221.

225

Wat is het voordeel van het beleidsartikel 91 en welke kosten zijn er verbonden aan de instelling van dit artikel?

Zie het antwoord op vraag 221.

226

Waarom is er niet eerder voor gekozen om een beleidsartikel Centraal apparaat toe te voegen aan de defensiebegroting?

Zie het antwoord op vraag 221.

227

Wat zijn de gevolgen van de grote daling in personeelsuitgaven bij de MIVD tussen 2012 (142 654 000) en 2013 (124 213 000)? Welke taken worden afgestoten en wat zijn hier de gevolgen van?

Het betreft hier de budgetten voor personeelsuitgaven in 2013 en 2014 voor zowel de MIVD als de Bestuurstaf. De daling tussen 2013 en 2014 is het gevolg van de verkleining van de Bestuursstaf als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief. De MIVD stoot geen taken af maar de verkleining van de staf heeft wel gevolgen voor zijn producten en diensten.

228

Kunnen de taakstellingen op het gebied van personeel en materieel in het centraal apparaat wél individueel geïdentificeerd worden? Zo nee, waarom niet?

De taakstellingen zijn integraal verwerkt in de budgettaire kaders per artikel. Dit geldt ook voor het personeel en het materieel zoals begroot op het niet-beleidsartikel 91 Centraal Apparaat. Daardoor zijn de taakstellingen op personeel en materieel niet meer apart te onderscheiden.

229

Wat betekenen de structurele stijgingen in pensioenen en uitkeringen voor de uitgaven van Defensie in zijn algemeen?

De structurele stijging in pensioenen en uitkeringen is al verwerkt in voorgaande begrotingen en heeft daarom geen effect op andere voorziene defensie-uitgaven.

230

Zijn de streefcijfers voor de Bestuursstaf al bekend naar aanleiding van de numerus fixus? Zo ja, kunnen deze naar de Kamer worden gestuurd?

Het functiebestand van de bestuursstaf (inclusief de MIVD) zal van 2 178 functies in april 2011 dalen naar 1 621 in 2016.

231

Kunt u toelichten waarom er voor is gekozen om naast personele en materiële uitgaven ook posten, zoals pensioen en SBK-gelden, op artikel 91 op te nemen welke samenhangen met de verschillende defensieonderdelen?

Zie het antwoord op vraag 221.

232

Waardoor wordt de enorme stijging in apparaatuitgaven voor de niet-beleidsartikelen tussen 2011 (128 653 000) en 2012 (1 475 982 000) veroorzaakt?

Zoals blijkt uit de totaaltabel Apparaatsuitgaven Defensie op pagina 86 stijgen tussen 2011 en 2012 de apparaatsuitgaven bij het centrale apparaat. Deze stijging wordt veroorzaakt door de herdefiniëring van programma- en apparaatsuitgaven in het kader van het rijksbrede traject «Verantwoord Begroten». De stijging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat de personele uitgaven, zoals salarissen, pensioenen en SBK-gelden, vanaf 2012 worden aangemerkt als apparaatsuitgaven. Zie ook het antwoord op vraag 221.

233

Is het huidige besturingsmodel met zoveel lagen (bestuursstaf, OPCO staf, onderdeelsstaf) nog wel toegesneden op de nieuwe flexibele krijgsmacht of is het slechts een «rubberen» tussenlaag uit oude tijden die de bedrijfsvoering slechts nodeloos vertraagt en dient deze laag te verdwijnen? Overweegt u de krijgsmacht in te richten naar effecten, gelijk zoals dit gebeurt tijdens de inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties?

Met het nieuwe besturingsmodel gaat Defensie anders werken in de besturing, de bedrijfsvoering en de controlefunctie. De werkwijze wordt eenvoudiger, duidelijker en meer op hoofdlijnen. Voorts wordt met 30 procent aanzienlijk gesneden in de staven. Alle uitvoeringsgerelateerde activiteiten worden ontvlochten uit de bestuursstaf. Door programmatisch samenwerken tussen beleidsafdelingen en de uitvoeringsonderdelen zal worden gewaarborgd dat innovaties en beleidsinitiatieven de operationele eenheden zo goed mogelijk ondersteunen.

De inzet van de krijgsmacht wordt beoordeeld op de behaalde resultaten. Op grond daarvan zal het beleid nader worden uitgewerkt. Deze werkwijze is ook voorzien voor de reguliere bedrijfsvoering. Wel stellen wet- en regelgeving meer eisen aan de reguliere bedrijfsvoering en staat daar doelmatigheid voorop, terwijl de operationele inzet vooral doeltreffend moet zijn.

234 en 235

Waarom zijn er geen «rentebaten» en «vrijval voorzieningen» voor de jaren 2011–2016 bij de Defensie Telematica Organisatie (DTO)?

Waarom zijn er geen «dotaties voorzieningen» en «buitengewone lasten» voor de jaren 2011–2016 bij de Defensie Telematica Organisatie (DTO)?

Rentebaten ontstaan door het plaatsen van overtollige liquiditeit op deposito bij het ministerie van Financiën. Dergelijk baten worden niet in een begroting opgenomen omdat op voorhand niet is te zeggen of overtollige liquiditeit zal ontstaan. Vanaf 2011 wordt geen voorziening meer getroffen voor wachtgelden. Deze kosten worden vanaf 2011 verantwoord door het moederdepartement. Buitengewone lasten worden niet geraamd want deze kunnen ontstaan gedurende het uitvoeringsjaar.

236

Waardoor is het saldo baten-lasten van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) in 2010 positief uitgevallen?

Het saldo van baten en lasten is in 2010 positief uitgevallen doordat de kosten gedaald zijn terwijl de dienstverlening gelijk is gebleven. De kosten zijn onder meer gedaald door reorganisaties die de overhead hebben teruggedrongen, het vrijwel geheel afbouwen van de geraamde inhuur en het uitstel van vervangingsinvesteringen in afwachting van nieuwe technologie.

237

Op welke manier moet «Vte’n totaal» van de doelmatigheidsindicatoren van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) en de hierna volgende cijfers worden geïnterpreteerd?

Dat aantal betreft de voltijds equivalenten (burgers en militairen) die naar verwachting de komende jaren werkzaam zullen zijn bij de baten-lastendienst DTO.

238

Kunt u toelichten welke kosten worden gerekend onder de post «kosten per werkplek»?

De «kostenprijs per werkplek» bestaat uit de kosten die worden gemaakt om binnen Defensie een werkplek aan medewerkers beschikbaar te stellen. Dit betreft kosten van de apparatuur en de standaard software maar ook van het account, het netwerk en de vaste telefonie. De kosten van beheer, beveiliging en onderhoud maken hier eveneens deel van uit.

239 en 243

Waarom zijn de posten «opbrengst overige departementen», «opbrengst derden», «mutatie onderhandelen werk», «vrijval voorzieningen» en «bijzondere baten» bij de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) leeg vanaf 2012?

Kunt u voor de jaren 2011–2016 inzichtelijk maken welke overige opbrengsten er zijn voor de post Defensie Vastgoed Organisatie?

De opbrengsten van overige departementen en derden zijn de komende jaren gering. Incidentele opbrengsten van overige departementen en derden komen in de realisatie tot uitdrukking. De «mutatie onderhanden werk» is naar verwachting nihil. De vrijval voorzieningen wordt niet meer geraamd omdat de wachtgeldvoorzieningen door het moederdepartement zijn overgenomen. Bijzondere baten en lasten zijn posten die in het algemeen betrekking hebben op een vorig boekjaar, zoals eindafrekeningen in de omzet en correctieboekingen. Naar verwachting blijven de baten en lasten in evenwicht.

240

Hoe is het percentage van het «saldo van baten en lasten» in de doelmatigheidsparagraaf Dienst Vastgoed Defensie tot stand gekomen?

Dit percentage in de tabel op pagina 97 is berekend op basis van de tabel «begroting van baten en lasten» op pagina 93. Het «saldo van baten en lasten» onderaan de tabel op pagina 93 is berekend als percentage van de daarboven vermelde «totale baten».

241

Waarom zijn er geen «kostprijzen per product Dienst Vastgoed Defensie» weergegeven voor de jaren 2012–2016?

De kostprijzen per product Dienst Vastgoed Defensie»voor 2012 tot en met 2016 zijn gelijk aan die van 2011.

242

Waardoor daalt de projecttevredenheid bij de Dienst Vastgoed Defensie en wat wordt er aan gedaan om deze daling te stoppen en te zorgen voor een toename van de projecttevredenheid?

De norm voor projecttevredenheid stijgt ten opzichte van de begroting voor 2011. Daarnaast scoort de DVD op dit moment met 97 procent ruim boven de norm voor projecttevredenheid. In de ontwerpbegroting 2012 is een lager percentage opgenomen voor de jaren 2012 en verder vanwege de verwachte invloed van de reorganisatie.

243

Kunt u voor de jaren 2011–2016 inzichtelijk maken welke overige opbrengsten er zijn voor de post Defensie Vastgoed Organisatie?

Zie het antwoord op vraag 239.

244

Waarom staan er vanaf 2012 geen rentelasten begroot voor Paresto?

Paresto verwacht geen leningen aan te gaan voor investeringen. Eventuele investeringen worden vanuit het eigen vermogen gefinancierd.

245

Waar in artikel 91 zijn de kosten voor de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) terug te vinden?

De kosten van de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht zijn te vinden in de begroting en het jaarverslag van de Stichting. Defensie draagt bij aan de kosten van de Stichting door middel van de werkgeversbijdrage in de ziektekostenpremie voor militairen. Deze werkgeversbijdrage maakt deel uit van de personele uitgaven van de defensieonderdelen en van de overige exploitatie op artikel 91 (VIVO-schade).

246 en 247

Waar in artikel 90 zijn de kosten en opbrengsten voor «zorg en nazorg» voor veteranen terug te vinden?

Waar in beleidsartikel 26 zijn de kosten voor «zorg en nazorg» voor veteranen terug te vinden?

De uitgaven en ontvangsten voor «zorg en nazorg» voor veteranen zoals vermeld op de pagina’s 104 tot en met 106 zijn niet terug te vinden op niet-beleidsartikel 90 zoals abusievelijk vermeld op pagina 104, maar in niet-beleidsartikel 91 Apparaatsuitgaven onder «Pensioenen en Uitkeringen». De «zorg en nazorg» voor veteranen op beleidsartikel 26 wordt begroot onder de overige exploitatie van «ondersteuning operationele eenheden» onder apparaatsuitgaven.

248

Waarom is de schadeloosstelling voor de zogenaamde groep «oude veteranen», naar aanleiding van de brief van de Nationale Ombudsman van juni 2010, nog steeds niet uitbetaald? Kunt u aangeven wanneer dit gaat gebeuren? Zo nee, waarom niet?

De Nationale Ombudsman heeft geen schadevergoedingsregeling voor «oude veteranen» voorgesteld, maar een kader voor het overleg met de centrales van overheidspersoneel over een dergelijke regeling. Dit overleg kan pas beginnen wanneer de benodigde financiële dekking is gevonden. De defensiebegroting biedt hier voor geen ruimte. Het bijeenbrengen van de benodigde financiële middelen is nog steeds onderwerp van aandacht.

249

Waarom is er voor gekozen in de begroting 2012 geen bijlage «overzichtsconstructie van de uitgaven voor de derde hoofdtaak van Defensie binnen de defensiebegroting» op te nemen, zoals wel het geval was in 2011?

Met de verandering van het oude artikel 20 Crisisbeheersingsoperaties naar een artikel 20 Inzet is in de ontwerpbegroting 2012 alle exogeen gefinancierde inzet verenigd in één artikel. Dit betreft ook de uitgaven in het kader van de derde hoofdtaak van Defensie.

250

Kan een overzicht worden gegeven van DIS technologiegebieden bij DMP projecten die in 2012 aan de orde komen?

In de DIS worden zes technologiegebieden geïdentificeerd. Het betreft C4I, sensorsystemen, geïntegreerd platformontwerp, ontwikkeling en fabricage, elektronica en mechatronica, geavanceerde materialen en simulatie, training en kunstmatige intelligentie. In 2012 komen de zes technologiegebieden in meer of mindere mate allemaal aan de orde bij de projecten waarover Defensie op grond van het Defensie Materieel Proces rapporteert.

251

Welke contracten zijn al gesloten in het kader van het uitbesteden van onderhoud aan de CV-90 en de Viking? Welke zijn in voorbereiding?

Voor de CV-90 bestaan een afroepcontract voor de herbevoorrading van reservedelen en een contract voor ondersteuning bij het hoger onderhoud, zoals schadeherstel en herstel van defecte componenten. Tevens is een contract in voorbereiding voor de uitbesteding van het onderhoud aan onderwijsleermiddelen voor de CV-90, en zijn plannen in ontwikkeling om een deel van het middenniveau onderhoud uit te besteden.

Een deel van het hoger onderhoud voor de Viking wordt uitgevoerd door de firma Hägglunds. Onlangs zijn niet-reguliere onderhoudswerkzaamheden uitbesteed. De werkzaamheden na de inzet in Afghanistan zijn grotendeels – in opdracht van Hägglunds – uitgevoerd door de firma Van Halteren. Daarbij is ondersteuning geleverd door personeel van het Instandhoudingsbedrijf Landsystemen (IBL). De werkzaamheden na de inzet in Tsjaad zijn uitgevoerd door het IBL, met ondersteuning van personeel van Hägglunds. Er zijn geen uitbestedingscontracten voor de Viking in voorbereiding.

252, 253, 254 en 255

Waarom zijn de uitgaven die in de bijlage Defensie Industrie Strategie (DIS) staan vermeld niet opgenomen in een (meerjaren) overzicht? Kan dit alsnog worden gedaan? Zo nee, waarom niet?

Kunt u een overzicht geven van de uitgaven die zijn gedaan ter bevordering van de mogelijkheden van de Defensie Gerelateerde Industrie (DGI) en het versterken van de DGI op kansrijke gebieden voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016? Zo nee, waarom niet?

Hebben de initiatieven die in 2011 moesten bijdragen tot de internationale positionering van de DGI de gewenste effecten gehad? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven? Zo nee, waarom niet?

Op welke wijze is de DIS verankerd in het verwervingsproces?

De Defensie Industrie Strategie (DIS) beschrijft de mogelijkheden voor de Nederlandse defensiegerelateerde industrie een positie te verwerven in nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. De defensiegerelateerde industrie is zelf verantwoordelijkheid voor de verwerving van deze positie. Defensie bevordert deze positie door de inzet van bestaande en nieuwe instrumenten, mogelijk in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het betreft vooral de inzet van bestaande instrumenten, zoals de koppeling van R&D-instrumenten aan de prioritaire technologiegebieden. De betrokken ministeries zullen nog onderzoeken hoe de kansen voor de Nederlandse industrie verder kunnen worden vergroot in het licht van de richtlijn over aanbesteding op het gebied van defensie en veiligheid (richtlijn nr. 2009/81/EG).

Veel van de uit de Defensie Industrie Strategie (DIS) voortvloeiende instrumenten zijn niet van financiële aard. Daarnaast is er geen overkoepelend budget voor instrumenten waar wel uitgaven aan zijn verbonden. Afhankelijk van de inzet van het instrument worden de uitgaven gefinancierd door de betrokken defensieonderdelen en ministeries. Dat levert dan ook een enigszins versnipperd beeld op van – soms kleinere – uitgavenposten.

De Defensie Industrie Strategie (DIS) wordt in 2012 door Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie geëvalueerd. Daarbij zal ook de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid worden betrokken. Uit de resultaten van de evaluatie zal blijken of de initiatieven die moeten bijdragen tot de internationale positionering van de DGI de gewenste resultaten hebben opgeleverd.

256

Wordt bij de prioritaire technologiegebieden van de DIS de aanbestedingsregels van art. 346 toegepast? Zo nee, waarom wordt een andere lijn gevolgd dan het Verenigd Koninkrijk?

Ja. In overeenstemming met de motie-Ten Broeke c.s. (9 december 2010, Kamerstuk 32 500 X, nr. 57) moet Nederland gebruik blijven maken van de mogelijkheden die artikel 346 van het Verdrag van de werking van de Europese Unie (VWEU) biedt om aan te besteden op grond van het principe «militair tenzij». Indien aan de vereisten wordt voldaan, zal Nederland een beroep doen op dit artikel. Dit geldt ook voor de verwerving van materieel op de prioritaire technologiegebieden.

257

Hoe wordt de positie van de Nederlandse industrie gewaarborgd binnen het JSF-project nu de oorspronkelijke planning niet wordt nagestreefd? Heeft dit gevolgen voor de verwachte orders voor productie en komt daarmee de business case in gevaar?

Zoals gemeld in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 448, nr. 258) zijn in 2006 afspraken gemaakt met Lockheed Martin over de potentiële productieomzet. Met de motorenproducenten zijn vergelijkbare afspraken gemaakt. In de afspraken is vastgelegd hoe de Nederlandse industrie op basis van best value kan worden ingeschakeld bij de productie voor het programma. De bijbehorende Industrial Participation Plans worden halfjaarlijks door Lockheed Martin in overleg met het ministerie van EL&I geactualiseerd. De aanpassing van de Nederlandse planning wordt in de eerstvolgende cyclus verwerkt waarna eventuele effecten in kaart kunnen worden gebracht. De verplaatsing van productie naar latere jaren heeft voor de Nederlandse industrie tot gevolg dat productieomzet later wordt behaald. Er is geen rechtstreeks verband tussen bestelreeksen van partnerlanden en de business case.

De afdracht van de Nederlandse industrie aan de Staat betreft de omzet niet alleen voor toestellen van partnerlanden, maar ook voor die van derde landen. Verder is begin 2010 met de industrie overeengekomen dat de business case niet meer zal worden herijkt. De brief van 17 januari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 253, antwoord op vraag 47) gaat hier nader op in.

258

Is het niet naleven van de oorspronkelijke planning in het JSF-project een bedreiging voor de positie van Nederland in de instandhoudingsfase? In hoeverre kan bij een kleine vertraging decennia aan werk en inkomsten voor Nederland in gevaar komen, zowel bij de productie als bij de instandhouding?

De Nederlandse ambities voor de instandhouding en de verwerkelijking daarvan zijn mede afhankelijk van besluitvorming van Europese landen over de F-35. Als andere landen eerder dan Nederland overgaan tot de aanschaf van productietoestellen en tevens investeren in instandhoudingscapaciteit kan dat van invloed zijn op de verwerkelijking van de Nederlandse ambities. Deze landen hebben echter met dezelfde vertragingen in de productie van de F-35 te maken als Nederland. De Europese markt voor de instandhouding van de F-35 is beperkt. Mede daarom zijn over de instandhouding van de F-35 in Europa tussen de Europese partnerlanden gezamenlijk afspraken gemaakt in het Production & Sustainment (P&S) MoU.

259

Waar zijn de uitgaven begroot voor het FES-project STARS?

Deze uitgaven worden verantwoord ten laste van niet-beleidsartikel 90. Zoals gesteld op pagina 81 van de defensiebegroting 2012 is voor dit project in de periode van 2011 tot en met 2015 ongeveer € 18 miljoen gereserveerd.

260

Waar zijn de uitgaven begroot die worden gedaan in het kader van het «Joint Investment Program» (JIP) van het Europese Defensie Agentschap (EDA)?

Defensie neemt deel aan drie Joint Investment Programs (JIP’s). Het bedrag dat is gemoeid met het JIP Force Protection komt ten laste van niet-beleidsartikel 91, Centraal Apparaat. De uitgaven aan de JIP’s voor Unmanned Maritime Systems en voor CBRN worden gefinancierd uit niet-beleidsartikel 90, Algemeen. Defensie is van plan deel te nemen aan de JIP’s voor Unmanned Aerial Systems en voor Cyber Security. De kosten van deze JIP’s zullen ook ten laste worden gebracht van niet-beleidsartikel 90, Algemeen.

261

Kan al voor de evaluatie van de DIS worden geconcludeerd dat deze is uitgevoerd of ligt het voor de hand eerst de resultaten van de evaluatie af te wachten?

Defensie wacht de resultaten van de evaluatie af.

262

Hoe is het negatieve verschil te verklaren tussen het «totaaloverzicht van uitgaven voor veteranen erkenning en waardering», respectievelijk het «totaaloverzicht van uitgaven voor zorg en nazorg van veteranen», in de begrotingen van 2011 en 2012? Wordt er bezuinigd op veteranenbeleid- en zorg?

Defensie bezuinigt niet op de uitvoering van het veteranenbeleid en de veteranenzorg. De uitgaven voor de ondersteuning van veteranenaangelegenheden stijgen in 2012. In 2011 worden ondermeer de projecten voor de instandhouding van het veteranenregistratiesysteem en de ondersteuning invoering defensiepas voltooid. Ook dalen de uitgaven voor onderzoek in 2012. De vermindering van de pensioenuitgaven wordt veroorzaakt door een daling van het aantal uitkeringsgerechtigden.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Miltenburg, A. van (VVD), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Brinkman, H. (PVV), Broeke, J.H. ten (VVD), Voordewind, J.S. (CU), Jacobi, L. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Monasch, J.S. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Grashoff, H.J. (GL), Holtackers, M.P.M. (CDA), Bosman, A. (VVD), Berndsen, M.A. (D66), Hachchi, W. (D66), Hernandez, M.M. (PVV) en Kortenoeven, W.R.F. (PVV).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Wolbert, A.G. (PvdA), Ferrier, K.G. (CDA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Caluwé, I.S.H. de (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Samsom, D.M. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Peters, M. (GL), Braakhuis, B.A.M. (GL), Haverkamp, M.C. (CDA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Schouw, A.G. (D66), Pechtold, A. (D66), Roon, R. de (PVV) en Bontes, L. (PVV).

X Noot
2

In het defensiebudget is geen rekening gehouden met eventueel uit te keren loon- en prijsbijstelling. In het BBP wordt wel rekening gehouden met loon- en prijsontwikkelingen.

Naar boven