Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2010
Met de brief van 2 juli 20101 heb ik u geïnformeerd over de uitwerking van passend onderwijs. Als gevolg van de vertraging in de uitwerking, waarover
de Kamer in die brief is geïnformeerd, kan een aantal toezeggingen die zijn gedaan op het gebied van passend onderwijs nog
niet worden afgedaan. In deze brief wordt een toelichting gegeven op de stand van zaken van de toezeggingen en wordt aangegeven
wanneer deze naar verwachting kunnen worden afgedaan. Daarnaast wordt met deze brief een toezegging uit 2008 afgedaan.
Uitwerking passend onderwijs
Tijdens het algemeen overleg van 11 februari 2010 heeft toenmalig staatssecretaris mevrouw Dijksma toegezegd u voor 1 mei
2010 te informeren over het overleg met betrokken organisaties over de mogelijkheden om ICF (International Classification
of Functioning) te gebruiken bij de toewijzing van extra onderwijsondersteuning aan leerlingen. De toewijzing van onderwijsondersteuning
maakt onderdeel uit van het referentiekader passend onderwijs, dat door de sectororganisaties wordt ontwikkeld. De organisaties
hebben het verzoek van uw Kamer meegenomen bij de uitwerking. Inmiddels heeft u het werkdocument, de tussenrapportage van
het referentiekader, ontvangen van de sectororganisaties. De vraag of het ICF kan worden betrokken in de toewijzing van extra
onderwijszorg is hierin nog niet beantwoord. In de definitieve versie van het kader, die u naar verwachting van de organisaties
in het najaar 2010 ontvangt, zal deze vraag wel worden beantwoord.
In genoemd algemeen overleg is ook toegezegd dat u uiterlijk begin juni 2010 een tussenrapportage ontvangt waarin naast het
referentiekader ook aan de orde komen: de uitwerking van de zorgplicht, de bekostigingsregelingen en de positie van het (voortgezet)
speciaal onderwijs ((v)so) en de regionale expertisecentra (rec’s). Ook zou u in het late voorjaar 2010 een proeve van wetgeving
tegemoet kunnen zien. Voor zowel de tussenrapportage als de proeve van wetgeving geldt dat deze nog niet beschikbaar zijn.
Zoals in de van 2 juli jl. is aangegeven, gaat de uitwerking de komende maanden door. Over de resultaten wordt u dit najaar
geïnformeerd.
Evaluatie wijziging Besluit leerlinggebonden financiering
Tot slot staat er nog een toezegging open uit 2008. In het overleg met de Kamer op 14 mei in dat jaar over de wijzigingen
in het Besluit leerlinggebonden financiering heeft de toenmalige staatssecretaris, mevrouw Dijksma, toegezegd dat de effecten
van de wijzigingen geëvalueerd zouden worden. Belangrijkste wijzigingen betroffen een concretisering van het criterium «ontoereikende
zorg» en een aanscherping van de criteria om in aanmerking te komen voor een indicatie voor de onderwijssoort zeer moeilijk
lerend (zmlk). Leerlingen met een IQ tussen de 55 en 60 krijgen hierdoor niet langer direct een indicatie. Net als bij de
leerlingen met een IQ tussen de 60 en 70 moet vanaf 1 augustus 2008 ook bij een IQ van 55 tot 60 worden aangetoond dat sprake
is van bijkomende problematiek, zoals een leerachterstand en een lage sociale redzaamheid. Vooral over de wijzigingen in de
zmlk-criteria was destijds veel discussie. De angst was dat daardoor leerlingen tussen wal en schip zouden vallen omdat zij
geen indicatie meer zouden kunnen krijgen.
Naar aanleiding van de discussie over de wijziging in de criteria voor het zmlk, heeft de inspectie gekeken naar de indicatiebeschikkingen
die voor resp. na de wijzigingen zijn afgegeven. Hieruit blijkt dat sinds augustus 2008, 4 672 beschikkingen zijn afgegeven
voor leerlingen met een IQ tussen de 55 en 70. Hiervan kregen 222 leerlingen (4,75%) een negatieve beschikking. Daarnaast
kregen 1 630 leerlingen (34,9%) een positieve beschikking op basis van een zogenaamde beredeneerde afwijking. Dat is een positieve
beschikking voor leerlingen die niet (volledig) voldoen aan de criteria maar van wie is aangetoond dat de problematiek vergelijkbaar
is met die van leerlingen die wel aan de criteria voldoen. De overige 2 820 leerlingen (60,35%) kregen een positieve indicatie.
In het jaar voorafgaand aan de invoering, tussen 1 augustus 2007 en 1 augustus 2008, kregen veel meer leerlingen een negatieve
beschikking. Toen werden van de 1 357 aanvragen 101 negatieve beschikkingen (7,4%) afgegeven. Het aantal beredeneerde afwijkingen
lag echter met 27,8% lager. Het aantal positieve indicaties bedroeg 64,8%. Op grond van deze gegevens kan worden geconcludeerd
dat de wijziging er niet toe heeft geleid dat meer leerlingen voor wie een zmlk-indicatie wordt aangevraagd, een negatieve
beschikking krijgen. Naar aanleiding van deze analyse heb ik aan de inspectie gevraagd nader onderzoek te doen naar het gebruik
van de beredeneerde afwijking. De resultaten hiervan worden begin 2011 verwacht.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
A. Rouvoet