29 628 Politie

Nr. 903 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2019

Deze zomer waren er weer verschillende incidenten waarbij sprake was van geweld tegen politieambtenaren. In Rotterdam werd vrijdag een agent, die een bruidsstoet had aangehouden wegens asociaal gedrag, geslagen door een bruiloftsgast. Ook brak zaterdag een agent een arm bij een aanhouding; en liepen twee collega’s verwondingen op aan ledematen, nadat ze, in een ander geval, een man wilden arresteren op verdenking van oplichting.

Ik leef mee met iedereen die in de uitoefening van zijn of haar professie als hulpverlener te maken krijgt met geweld. Ik vind respectloos gedrag en in het bijzonder geweld tegen politiemedewerkers en andere functionarissen met een publieke taak volstrekt onacceptabel. De schadelijke gevolgen die politiemedewerkers hiervan ondervinden komen regelmatig naar voren in gesprekken die ik met hen voer.

Politiemedewerkers hebben een gezaghebbende rol in de samenleving en moeten ongehinderd hun werk kunnen doen. Ik vind het onacceptabel dat er jaarlijks sprake is van duizenden incidenten waarbij sprake is van geweld en agressie tegen politiemedewerkers. Deze trend moeten we tegengaan. Ik acht het daarom van groot belang dat tegen de geweldplegers hard, eenduidig, effectief en snel wordt opgetreden.

Dit gebeurt door deze zaken met prioriteit te behandelen, eenduidig te registreren, zoveel mogelijk lik op stuk toe te passen, hogere straffen te eisen conform de richtlijn van het Openbaar Ministerie (200%) en de schade zoveel mogelijk te verhalen op daders.1 Hierbij is het van belang dat aangifte wordt gedaan.2

In het wetsvoorstel Herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen heb ik een voorstel opgenomen om het hinderen van hulpverleners als zelfstandig delict strafbaar te stellen. Dit voorstel is door uw Kamer met algemene stemmen aangenomen en inmiddels aangeboden aan de Eerste Kamer3. Samen met de Minister voor Rechtsbescherming heb ik bij brief van 11 maart 20194 aangekondigd het taakstrafverbod uit te willen breiden zodat het geldt voor alle vormen van geweld tegen politieambtenaren en andere functionarissen met een publieke taak. Dit wetsvoorstel zal overeenkomstig mijn toezegging in het VAO van 13 juni 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 93, item 12) nog deze maand in consultatie worden gebracht.

Op afzienbare termijn zal ik in gesprek gaan met politiechefs en het Openbaar Ministerie om samen te bekijken welke maatregelen verder genomen kunnen worden.

Daarnaast acht ik het van groot belang dat politieagenten die te maken hebben gehad met werk gerelateerd geweld erop kunnen vertrouwen dat zij goed begeleid en opgevangen worden door het politiekorps. Hierover heb ik recentelijk nog met verschillende agenten gesproken die met geweld zijn geconfronteerd. Ik ben geraakt door de impact die dergelijke incidenten hebben, en tegelijkertijd diep onder de indruk van de professionaliteit van deze agenten die zich hierdoor niet uit het veld laten slaan, maar door blijven gaan voor onze veiligheid.

Medewerkers en hun thuisfront kunnen voor hulpvragen terecht bij de leidinggevende, de casemanager en voor (na)zorg bij mentale problemen 24/7 terecht bij het 24-uursloket. Politiemedewerkers die betrokken zijn geweest bij ernstige incidenten worden na afloop direct benaderd door collega’s uit het Team Collegiale Ondersteuning (TCO). Via een zorgloket in elke eenheid wordt deskundige zorg aangeboden aan de medewerker. Bij zwaardere problematiek wordt de medewerker gespecialiseerde ondersteuning en behandeling bij externe zorgverleners geboden.

Ten slotte, asociaal onacceptabel gedrag is iets waar we ook elkaar op moeten aanspreken. We horen onze naaste omgeving, familie en vrienden, bij te brengen dat hulpverleners ons respect en bijstand verdienen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

In 2010 hebben de politie en het OM opsporings- en vervolgingsafspraken gemaakt bij agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak, de zogenaamde Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA).

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1604.

X Noot
3

Kamerstuk 35 080, A

X Noot
4

Kamerstuk 28 684, nr. 551. De brief is een reactie op de motie van de leden Helder, van Oosten en Van Dam (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 24).

Naar boven